Omgevingsdienst Midden-Holland. Regionaal Verkeersmodel (RVMH) 2.4. Technische rapportage

Vergelijkbare documenten
Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.5

Verkeerseffecten stedelijke vernieuwing Jan van Riebeeck

Omgevingsdienst Midden-Holland. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 3.1 Technische rapportage

Uitgangspunten Verkeersmodel N34

OMALA-gebied Lelystad: Verkeersmodelstudie. 2 Uitgangspunten verkeersmodel Lelystad

AUDIT VERKEERSMODEL RVMK HOLLAND RIJNLAND audit RVMK Holland Rijnland

1 Aanleiding. Randweg Klaaswaal. Provincie Zuid-Holland. Toelichting modelanalyse. 27 juni 2018 ZHA355/Mes/

Technische rapportage verkeersonderzoek SLP met statisch verkeersmodel

Oplegnotitie RVMK Holland Rijnland 3.0. Ter voorbereiding van het Ambtelijk Overleg 17 december 2013

N33 Assen - Zuidbroek

1 Inleiding. 2 Werkwijze modelsysteem. Technisch document projectmodel N279 Herijking Veghel. Provincie Noord-Brabant. Technische rapportage

1 Inleiding. Effecten openstelling Overdiemerweg. Gemeente Gooise Meren. 26 augustus 2016 Gim003/Sls 26 augustus 2016

MER Waterfront. Opdrachtgever. Documentatie Verkeersprognoses. Gemeente Harderwijk Postbus AC HARDERWIJK

Bijlage 11 Algemene beschrijving verkeersmodel

Verkeersafwikkeling nieuw restaurant McDonald s bij de knoop Leiden-West

Gemeente Leiderdorp. Bijdrage IKEA-vestiging aan het verkeersbeeld in Leiderdorp; doorrekening met de RVMK 2007

Bijlage B: Ontwerp-tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2

Voorstel 1. Het MRDH-verkeer- en vervoermodel 2.0. vast te stellen en het model vrij te geven voor gebruik aan de MRDH-gemeenten.

Klankbordgroep. Inhoud. Presentatie verkeersmodel huidige situatie Verkeersstudie Stationsontwikkeling Soest Zuid

1 Uitgangssituatie 2020 autonoom

1 Inleiding. Verkeersmodel metropoolregio (V-MRDH) 1.0. Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Handleiding toepassing modelsysteem

Verkeersgegevens Recreatieverdeelweg 3e fase: technische specificatie

Bestemmingsplan. Bedrijventerrein Vorstengrafdonk - Oss bijlage 11 bij toelichting. Onderzoek ontsluiting Vorstengrafdonk december 2008

Gemeente Gaasterlân-Sleat. Actualisatie verkeersmodel

Voorstel 1. Het MRDH-verkeer- en vervoermodel vast te stellen en het model voor gebruik beschikbaar stellen aan de MRDH-gemeenten.

Bijlage. 3 Verkeer. Verkeersmodel

Bijlage B: bij Toelichting Tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2

1 Inleiding. Effecten aansluiten Ter Borch op A7. Gemeente Tynaarlo. 15 februari 2018 TYN007/Ksg/

VERKEERSKUNDIGE TOETS NIEUW GEMEENTEHUIS LEIDERDORP VERKEERSGENERATIE, VERKEERSAFWIKKELING EN PARKEREN

STAQ in HAAGLANDEN. PLATOS 11 maart Beeld plaatsen ter grootte van dit kader. Bastiaan Possel

Larserknoop Lelystad Verkeerskundige analyse

Flevokust_verkeersmodel_Lelystad\ LLS Met de varianten Referentie 2011 Planjaar 2020 GE Planjaar 2020 RC Planjaar 2030 GE Planjaar 2030 RC

Onderbouwing gegevens verkeersmodel en wegeigenschappen door Provincie Zuid-Holland t.b.v. de Monitoringstool NSL 2015

Verkeersmodel. Van SRE 2.0 naar SRE 3.0. Juni Carlo Bernards

1 Verkeermodel. Bestemmingsplan Larserknoop (reparatie) Gemeente Lelystad. Uitgangspunten notitie modelberekeningen. 6 januari 2016 LLS120/Bqt/0877.

Verkeerseffecten brugverbinding Eendragtspolder

1 Inleiding. 2 Uitgangspunten. Ontwikkeling Spaklerweg. Leeswijzer. Kroonenberg Groep. 9 augustus 2012 KBG002/Bkd/0008

Verkeerseffect aanpassing bestemmingsplan 'De Driehoek', vier scenario s

1 Inleiding. Effecten aansluiten Ter Borch op A7. Gemeente Tynaarlo. 4 december 2015 TYN002/Ksg/

'foto bereikbaarheid 2016' hoe, wat en waarom

Informatieavond Verkeer 20 september 2012 De planstudie Ring Utrecht bevindt zich in de tweede fase van het onderzoeksproces. In de tweede fase wordt

Toelichting verkeersmodellen

1 Ontwikkeling hoofdwegennet

Gemeente Gaasterlân-Sleat. Actualisatie verkeersmodel

Notitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit

Verkeersmodel Regio Kempen 2013

Bestemmingsplan. Midden-Noord - Oss Ontwerp. Bijlagen 9 - aanvullend verkeersonderzoek maatregelen januari 2011 tuincentrum

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk 10 december Betreft Simulatie Herenweg Nollenweg

Inleiding: een nieuw verkeersmodel t.b.v. prognoses provinciale wegennet

Bestemmingsplan Makado. Onderdeel verkeer

Bijlage E: Uitgangspunten van de verkeersberekeningen

Verkeersmodel op maat: sneller en beter

1 Inleiding. 2 Uitgangspunten. Ontwikkeling Winthonlaan te Utrecht. 2.1 Toelichting programma. BJZ.nu bestemmingsplannen

Gemeente Geldrop-Mierlo. Modelberekeningen centrum Geldrop Verkeerskundige effecten van de centrumontwikkelingen volgens het Masterplan Centrum

: Mobiliteit, coördinatie MIRT / gebiedsontwikkeling Midden en Oost, Gulbergen (P.J.M.G. Blanksma) : Actualisatie SRE verkeersmodel

1 Aanleiding en vraagstelling

Zalmhaventoren. Technische. informatiebijeenkomst. verkeer en parkeren. Roel van Rijthoven Verkeersmodelspecialist Verkeer en Vervoer

1 Inleiding. 2 Interne wegenstructuur. Kerkdriel Noord. Gemeente Maasdriel. Verkeerseffecten woningen fase september 2015 MDL013/Fdf/0074.

Regio Twente. Opstellen multimodaal verkeersmodel

Big Data toegepast in verkeersmodel regio Rotterdam

StreamLine (Showcase Model Amsterdam)

Van Riezen & Partners Eindrapportage. Transformatie ING panden Haarlemmerweg Verkeerskundige onderbouwing bestemmingsplan

Klankbordgroep. Presentatie verkeersmodel effect alternatieven Verkeersstudie Stationsontwikkeling Soest Zuid

Verkeersonderzoek Rossum Noord - t.b.v. realisatie 24 woningen in Rossum Noord - Gemeente Dinkelland

Memo RVMK Holland Rijnland v3.1

Regionale afstemming en verkeersmodellen

1 Inleiding. Verkeersonderzoek Marickenzijde. 1.1 Aanleiding. Figuur 1.1: locatie nieuwbouwproject Marickenzijde. Gemeente De Ronde Venen

Herstelmodelberekeningen t.b.v. bestemmingsplan IJsseldelta

Acceptatieverslag. Verkeer en Vervoer. Datum: 30 oktober 2013 Project naam: Acceptatieverslag VRU 3.1u

Bogermanschool Houten

Toelichting op vragen over het MER

N35 Nijverdal - Wierden Uitgangspunten verkeersberekeningen

- effecten uitbreiding transferium -

Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda

Tauw BV. Verkeersonderzoek Groeve Boudewijn

memo Gemeente Oegstgeest Onderzoek verkeersafwikkeling MEOB terrein Datum: 18 februari 2016

Rapportage verkeerscijfers CO2-monitor

Voertuigverliesuren Verkeersbeeld provincie Utrecht

Gemeente Heusden. Aanvullend onderzoek aansluitingen Drunen Eindrapport

Voertuigverliesuren Verkeersbeeld provincie Utrecht

Verkeersmodel Regio Utrecht VRU3.3u

RAPPORT. Actualisatie verkeersmodel Beter Bereikbaar Wageningen. Technische rapportage. Provincie Gelderland

Ontwerp-Tracébesluit A27/A1

ITS en de mobiliteitsscan

Bijlage 1: Achtergrond, verantwoording en rekenresultaten

abcdefgh Aan Provincie Zuid-Holland t.a.v. de voorzitter van de adviescommissie IODS de heer M. Huls Postbus LP DEN HAAG Geachte heer Huls,

Verkeersintensiteiten, verkeersveiligheid en Oosterdalfsersteeg

Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning

BUREAUSTUDIE FASE 1, BEDRIJVENTERREIN STEPELERVELD VERKEER

Bijlage 15 bij toelichting Bestemmingsplan Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout

Wateringse Veld Noord. Verkeerskundig effect i.r.t. de A4

HOLLAND OUTLET MALL De verkeersstudies kritisch beschouwd 8 DECEMBER 2016

MEMO. Aan Robert in 't Veld (DVS) Van Paul van Lier (Advin B.V.) Datum 27 januari 2012 Projectnummer Status Definitief Versie 6

Gemeente Enschede. Verkeersafwikkelingsstudie Zuiderval Resultaten aanvullende simulaties

RAADSIN FORMATIE BRIE F 12R.00433

Verkeerseffecten aansluiting A9 Heiloo

Verkeersafwikkeling Oegstgeest a/d Rijn en Frederiksoord Zuid

Verkeersanalyse PHS Boxtel Samenvatting

Transcriptie:

Omgevingsdienst Midden-Holland Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 Technische rapportage

Omgevingsdienst Midden-Holland Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 Technische rapportage Datum 21 oktober 2015 Kenmerk IMH016/Sls/0112.01 Eerste versie www.goudappel.nl goudappel@goudappel.nl

Documentatiepagina Opdrachtgever(s) Omgevingsdienst Midden-Holland Titel rapport Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 Technische rapportage Kenmerk IMH016/Sls/0112.01 Datum publicatie 21 oktober 2015 Projectteam opdrachtgever(s) Anne-Marie Boere, Hans de Jong Projectteam Goudappel Coffeng Sander Schoorlemmer, Frans de Vries www.goudappel.nl Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.0 3

Inhoud Pagina 1 Inleiding 5 2 Achtergrond verkeersmodellering 6 2.1 De algemene werking van een verkeersmodel 6 2.2 Toepassingsmogelijkheden 8 2.3 Interpretatie resultaten 9 3 Opzet verkeersmodel Midden-Holland 10 3.1 Opzet actualiseringen 10 3.2 Dimensies 11 3.3 Studiegebied 12 3.4 Gebiedsindeling 13 3.5 Infrastructuur 14 3.6 Toedelingstechnieken 16 4 Basisjaar 2014 18 4.1 Input sociaal-economische gegevens 18 4.2 Matrixschatting 19 4.3 Toedelingsresultaten 25 5 Prognosejaar 2025 26 5.1 Infrastructuur 26 5.2 Sociaal-economische gegevens 27 5.3 Overige beleidsuitgangspunten 2025 30 5.4 Toedelingsresultaten 2025 31 Bijlagen 1 Ruimtelijke ontwikkelingen prognosejaar 2 Greenportcorrectie Boskoop 3 Belangrijkste aanpassingen in RVMH 2.4 Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 4

1 Inleiding De Omgevingsdienst Midden-Holland en het grootste deel van de wegbeheerders in de regio Midden-Holland maken voor ruimtelijk en milieukundig beleid gebruik van het Regionale Verkeers- en Milieumodel Midden-Holland (RVMH). Dit modelsysteem is gericht op het berekenen van verkeersintensiteiten en de milieueffecten daarvan en bestaat uit twee gekoppelde componenten: Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland. Regionaal Milieumodel Midden-Holland. Het verkeersmodel berekent wegvakintensiteiten voor een huidige en toekomstige situatie die vervolgens door het milieumodel worden vertaald naar effecten in lucht- en geluidsbelasting voor de directe omgeving. Het verkeersmodel wordt daarnaast veelvuldig ingezet voor allerlei mobiliteitsvraagstukken van operationeel tot strategisch niveau. In 2011 is een traject afgerond waarin het merendeel van de inliggende wegbeheerders hebben geparticipeerd om tot een nieuw regionaal gedragen modelsysteem 2.0 te komen. Deze versie 2.0 is destijds volledig opnieuw opgebouwd en van recente uitgangspunten voorzien. Om het modelsysteem ook actueel te houden, is besloten tot periodiek onderhoud van het model met de volgende actualiseringsmomenten: beperkte actualisering van alleen de uitgangspunten (jaarlijks); uitgebreide actualisering, inclusief het herijken van het gemodelleerde verplaatsingsgedrag (eens in de drie jaar). In 2012 en 2013 zijn twee beperkte actualiseringen uitgevoerd. In 2014 is een uitgebreide actualisering uitgevoerd naar versie 2.3, waarbij alle uitgangspunten en modelinstellingen opnieuw tegen het licht zijn gehouden. Voor 2015 en 2016 worden weer twee beperkte actualiseringen uitgevoerd. Deze rapportage beschrijft de actualisering in 2015 naar versie 2.4, waarbij naast de update van de netwerken en ruimtelijke ontwikkelingen van het bestaande studiegebied de gemeente Alphen aan den Rijn is toegevoegd. Leeswijzer In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt kort ingegaan op de achtergrond van verkeersmodellen en de toepassingsmogelijkheden. In hoofdstuk 3 worden de kenmerken van het model Midden-Holland besproken. In de hoofdstukken 4 en 5 worden vervolgens de totstandkomingen van het 2014 basisjaar en 2025 prognosejaar besproken. www.goudappel.nl Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.0 5

2 Achtergrond verkeersmodellering Een verkeersmodel is een instrument voor het ontwikkelen en toetsen van het verkeersen vervoersbeleid. Naast de rijksoverheid gebruiken vrijwel alle provincies, regio s en gemeenten een verkeersmodel. Dit hoofdstuk geeft een globaal overzicht van de algemene werking en toepasbaarheid van een verkeersmodel. Achtereenvolgens wordt beknopt de werking van het model, de toepassingsmogelijkheden en de interpretatie van de resultaten besproken. 2.1 De algemene werking van een verkeersmodel Verkeer ontstaat omdat mensen activiteiten verrichten op verschillende locaties, zoals wonen, werken, winkelen en recreëren. Hoe, wanneer en waar mensen zich naartoe verplaatsen, hangt van vele factoren af, zoals onder andere de geografische ligging van functies, persoonsgebonden kenmerken en de kwaliteit van de beschikbare infrastructuur. Een verkeersmodel probeert het proces dat ten grondslag ligt aan het ontstaan van verkeer op een analytische manier te simuleren en dit is dan ook een (sterk) vereenvoudigde weergave van de complexe werkelijkheid. Feitelijk is het gebaseerd op de verschillende keuzes van mensen (hoe vaak wordt een verplaatsing gemaakt, waar gaat men naartoe, welke route etc.). In een verkeersmodel vindt dan ook een afstemming tussen vraag en aanbod plaats. Het aanbod omvat de beschikbare infrastructuur, de vraag bestaat uit het verkeer dat gebruik zal maken van de infrastructurele voorzieningen. Vraag- en aanbodzijde Voor het opstellen van een verkeersmodel is in de eerste plaats een beschrijving van het wegennet nodig. Aan elk wegvak wordt een weerstand toegekend. In de meeste gevallen is dat de reistijd, een combinatie van afstand en snelheid. Afhankelijk van de fijnmazigheid van het model wordt besloten welke wegen beschouwd worden. De wegen van lagere orde worden meestal niet in een model opgenomen. Met algemene rekenregels die aan een model ten grondslag liggen, zijn dergelijke kleine verkeersstromen namelijk niet nauwkeurig in te schatten. In de tweede plaats is de hoeveelheid verkeer die van de infrastructuur gebruik maakt, benodigd. Dit wordt opgeslagen in zogenoemde www.goudappel.nl Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.0 6

herkomst-bestemmingsmatrices (HB-matrices). Deze matrices bevatten het aantal ritten tussen herkomst en bestemming. Om modeltechnische redenen is het niet mogelijk elke rit tussen afzonderlijke plaatsen van herkomst en bestemming te beschouwen. Daarom worden verzamelingen van adressen gecombineerd en ontstaan zogenoemde verkeersgebieden (zones). De zwaartepunten van deze zones worden vervolgens aangesloten op het wegennet. De matrices worden berekend op basis van de sociaal-economische data per zone (aantal inwoners, arbeidsplaatsen etc.) en de weerstand tussen de zones (kwaliteit infrastructuur). Nadat de HB-matrix is gegenereerd worden de ritten toegedeeld aan de infrastructuur. De routekeuze in combinatie met het aantal ritten resulteert in wegvakbelastingen. De initiële routekeuze is gebaseerd op de kortste reistijd, maar is bij toenemende wegvakbelastingen ook afhankelijk van de capaciteit van de infrastructuur. Modeljaren en toetsing Met een verkeersmodel zijn effecten op de verkeersintensiteiten door toekomstige veranderingen in de wegenstructuur of ruimtelijke functies in te schatten. Om de betrouwbaarheid van dergelijke studies zo goed mogelijk te maken, is het noodzakelijk om eerst de modelparameters te kalibreren. Dit vindt plaats door het opstellen van een model voor de huidige situatie. Dit is doorgaans een jaar in het recente verleden waarvoor meetgegevens beschikbaar zijn. Op deze wijze kunnen de parameters van het model zodanig ingesteld worden dat het model voor de huidige situatie een juiste beschrijving van de werkelijkheid geeft. Vervolgens wordt door de wijziging in invoergegevens (infrastructuur en ruimtelijke ordening) het model voor een prognosejaar geschat. De uitkomsten van het model voor de huidige situatie worden getoetst aan de huidige waarnemingen. Gegevens met betrekking tot de HB-matrices (het aantal ritten en de gemiddelde ritlengte van verschillende verplaatsingsmotieven) worden per verplaatsingsmotief vergeleken met het OVIN (Mobiliteitsonderzoek Nederland). De parameters die aan de hand van het aantal inwoners en arbeidsplaatsen het aantal ritten berekenen en de distributiefuncties die het verkeer tussen de zones en over afstandsklassen verdelen, worden door deze vergelijking ingesteld. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat het aantal ritten en het verplaatsingsgedrag van die ritten in het studiegebied overeenkomen met de waarden uit de steekproef van het OVIN. Als met de ingestelde parameters de HB-matrices zijn geschat en deze zijn toegedeeld aan de infrastructuur, worden de uiteindelijke wegvakintensiteiten per tijdsperiode voor de verschillende vervoerswijzen vergeleken met verkeerstellingen. Het model wordt vervolgens op de verkeerstellingen gekalibreerd. Waar nodig wordt de hoeveelheid verkeer op bepaalde relaties dan opgehoogd of verlaagd om de wegvakintensiteiten beter te benaderen. Het model voor de huidige situatie wordt doorvertaald naar de toekomst door de ingestelde parameters ongemoeid te laten, maar alleen veranderingen in het aantal inwoners en arbeidplaatsen, de toekomstige infrastructuur en de autonome mobiliteitsgroei door te voeren. De toekomstige situatie is meestal een referentievariant, waarin alleen de vastgestelde ruimtelijke en infrastructurele plannen zijn opgenomen. Op basis van die referentievariant kunnen verschillende maatregelen voor de toekomstige situatie in aparte varianten worden doorgerekend. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 7

2.2 Toepassingsmogelijkheden Bij het ontwikkelen van verkeers-, milieu- en ruimtelijkeordeningsbeleid is een verkeersmodel een belangrijk beleidsondersteunend instrument. Met een verkeersmodel kan bijvoorbeeld inzicht worden verkregen in de effecten van varianten voor de hoofdwegenstructuur. De daarbij behorende verkeersmaatregelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het instellen van eenrichtingsverkeer, het afsluiten van wegvakken, de aanleg van nieuwe wegen of het veranderen van de vormgeving van de weg (bijvoorbeeld 30 km/hgebieden), waardoor een verbeterde of juist een minder goede doorstroming van het autoverkeer ontstaat. Bovendien kan het verkeersmodel gebruikt worden voor het inzichtelijk maken van de effecten op verkeersintensiteiten als gevolg van de ontwikkeling van woningbouw- en bedrijvenlocaties wat voor bestemmingsplanprocedures vaak benodigd is. Door in een nieuwe variant het aantal woningen in een bepaald gebied te verhogen, zijn bijvoorbeeld de effecten hiervan op de verkeersintensiteiten inzichtelijk te maken. Het verkeersmodel wordt ook veel gebruikt als databron. Voor wegvakken waarvoor geen telinformatie beschikbaar is, kan op die manier een indicatie van de huidige verkeersintensiteiten worden geraadpleegd. Ook zaken als het percentage vrachtverkeer, de hoeveelheid doorgaand verkeer en kruispuntstromen kunnen vrij eenvoudig worden afgeleid. Een andere veel gebruikte toepassing van verkeersmodellen is de koppeling met een milieumodel. Hiermee is het mogelijk om verkregen intensiteiten uit het verkeersmodel ook op de effecten voor lucht en geluid door te rekenen. Zo kunnen kaarten met luchten geluidsbelastingen worden gegenereerd en kan bijvoorbeeld het aantal gehinderde panden als gevolg van wegverkeer in verschillende varianten bepaald worden. Het Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland is een statisch verkeersmodel en is voornamelijk geschikt voor het berekenen van de verkeersvraag. Vragen als Hoeveel verkeer maakt van een bepaalde weg gebruik? of Hoeveel verkeer genereert een nieuwe woonwijk? zijn typische vragen die een statisch verkeersmodel goed kan beantwoorden. Vragen over de verkeersafwikkeling zoals Hoe groot is de vertraging op een bepaalde verbinding of Hoe is de doorstroming van het verkeer na aanleg van een rondweg? zijn moeilijker concreet te beantwoorden. Deze vragen hebben meer betrekking op de aanbodzijde van het verkeerssysteem. Hiervoor is een dynamisch verkeersmodel vereist. Een dergelijk model is eigenlijk een andere toedelingstechniek, gebaseerd op de HB-matrices van een statisch verkeersmodel. Een dynamisch verkeersmodel kan gezien worden als een verdere detaillering van een statisch verkeersmodel. Het RVMH voorziet hier standaard niet in en in deze rapportage wordt daar verder ook niet op ingegaan. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 8

2.3 Interpretatie resultaten Een verkeersmodel is gebaseerd op een aantal ingestelde parameters. Deze parameters bepalen het uiteindelijke aantal vertrekken en aankomsten per zone, de verdeling van het in- en externe verkeer en de gemiddelde ritlengte per verplaatsingsmotief. De parameters zijn bepaald aan de hand van data afkomstig uit het OVIN. Deze data is verkregen door onderzoek onder een bepaalde steekproef, waarna deze data is opgehoogd naar de totale populatie. De data bevat daarom een bepaalde onzekerheid of marge die vooral in kleine verplaatsingsmotieven en het aantal korte ritten optreedt. Een verkeersmodel wordt daarnaast getoetst aan verkeerstellingen. Hoewel doorgaans veel tellingen in het model worden opgenomen, bevat ook de vergelijking aan telcijfers een zekere marge. De tellingen zijn immers vaak uitgevoerd op verschillende dagen of maanden in het jaar of onder verschillende omstandigheden (weer, wegwerkzaamheden etc.). Dit maakt de onderlinge vergelijkbaarheid van de beschikbare verkeerstellingen in sommige gevallen lastig. Bij de interpretaties van modelresultaten dient dan ook te worden beseft op welke basis de resultaten tot stand zijn gekomen. De intensiteiten van het basisjaarmodel geven een weerspiegeling van de gemiddelde werkdagintensiteiten die goed overeenkomen met de waargenomen verkeerstellingen op de weg en de data afkomstig uit het OVIN. Het prognosejaar is een doorvertaling van deze resultaten en geeft een indicatie van de toekomstige intensiteiten op wegvakniveau, waarbij rekening is gehouden met algemene mobiliteitsgroei, veranderingen in aantallen inwoners en arbeidsplaatsen, evenals de toekomstige infrastructuur. De uitkomsten kunnen echter niet als de absolute waarheid worden gezien, omdat de intensiteiten over een aantal jaren afhangen van vele complexe factoren. Dit neemt echter niet weg dat een verkeersmodel een prima instrument is om het verkeersbeeld in de regio voor een toekomstige situatie in te schatten en om bepaalde ontwikkelingsvarianten onderling te vergelijken. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 9

3 Opzet verkeersmodel Midden-Holland Het vorige hoofdstuk heeft een kort algemeen overzicht van de werkwijze en mogelijkheden van een verkeersmodel gegeven. Dit hoofdstuk gaat in op de specifieke kenmerken van het verkeersmodel RVMH2.4. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de dimensies (grootheden), het studiegebied en de gebruikte toedelingstechniek. 3.1 Opzet actualiseringen Zoals in het vorige hoofdstuk is aangegeven, bestaat een verkeersmodel uit een basisen prognosejaar. Een basisjaar wordt gebruikt om de modelparameters te stellen en de uitkomsten van het model te toetsen aan de werkelijkheid. Het prognosejaar wordt verkregen door de verwachte ontwikkelingen in de infrastructuur en ruimtelijke ordening in te voeren om zodoende inzicht in de toekomstige verkeers- en milieubelasting te krijgen. De berekende verkeersintensiteiten in een prognosejaar worden voor een belangrijk deel bepaald door de veronderstelde ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen in de komende jaren (de uitgangspunten). Om die reden is het belangrijk de uitgangspunten van een verkeersmodel periodiek te controleren en te wijzigen. In het RVMH2.0 was het basisjaar 2010 en het prognosejaar 2021. Bij de actualisering naar versie 2.1 zijn beide jaren geactualiseerd naar respectievelijk 2011 en 2022. In versie 2.2 is uitgegaan van de jaren 2012 en 2025. Tijdens de grootschalige actualisering van 2014 zijn de modeljaren naar 2013 en 2025 gebracht. Binnen de meest recente kleinschalige actualisering zijn de berekende modeljaren 2014 en 2025. Tabel 3.1 geeft een overzicht van de stamboom van de RVMH. model basisjaar prognosejaar jaar van oplevering softwareversie RVMH2.0 2010 2021 2011 OmniTRANS 5.1.34 RVMH2.1 2011 2022 2012 OmniTRANS 6.0.12 RVMH2.2 2012 2025 2013 OmniTRANS 6.0.22 RVMH2.3 2013 2025 2014 OmniTRANS 6.1.4 RVMH2.4 2014 2025 2015 OmniTRANS 6.1.14 Tabel 3.1: Stamboom van de RVMH www.goudappel.nl Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.0 10

3.2 Dimensies Het verkeersmodel RVMH2.4 is een statisch unimodaal verkeersmodel. Een unimodaal model is een beschrijvend verkeersmodel dat er volledig op gericht is een goede beschrijving van het auto- en vrachtverkeer te geven. In tabel 3.2 is een overzicht opgenomen van de modelaspecten voor het verkeersmodel. modelaspect modelopzet modeljaren studiegebied verfijnd invloedsgebied invloedsgebied buitengebied invulling unimodaal schattingsmodel voor personenauto- en vrachtverkeer 2014 en 2025 (trendscenario*) regio Midden-Holland bestaande uit de gemeenten Bodegraven- Reeuwijk, Alphen aan den Rijn**, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas delen van Nesselande & Capelle aan den IJssel schil rondom het studiegebied, grotendeels bestaande uit de rest van de provincie Zuid-Holland op NRM-niveau*** rest Nederland en buitenland op LMS-niveau**** gebiedsindeling studiegebied op meest fijnmazige niveau vervoerswijzen motieven verfijnd invloedsgebied conform het verkeersmodel Alphen aan den Rijn en aggregatie Verkeersmodel Rotterdam invloedsgebied op basis van NRM buitengebied op basis van LMS personenauto, middelzwaar vrachtverkeer, zwaar vrachtverkeer woon-werk, zakelijk, winkel en overig. tijdsperioden ochtendspits (07.00-09.00 uur) avondspits (16.00-18.00 uur) restdag (09.00-16.00 uur, 18.00-07.00 uur) etmaal (sommatie van ochtendspits, avondspits en restdag) toedeling vrachtverkeer alles-of-niets (AON) voor alle dagdelen personenautoverkeer volume averaging (VA) inclusief kruispuntmodellering en initiële vrachttoedeling voor alle dagdelen * Er is in de versie 2.4 van de RVMH niet uitgegaan van een directe koppeling met het GE-scenario van het CPB, maar van een lager gematigder scenario. Zie verder paragraaf 5.3. ** De voormalige gemeenten Boskoop en Rijnwoude maken inmiddels deel uit van de fusiegemeente Alphen aan den Rijn. *** Het NRM (Nationaal Regionaal Model) is het door de Rijksoverheid gebruikte verkeersmodelsysteem voor regionale planstudies voor de Nederlandse hoofdwegenstructuur. Er zijn vier modellen voor de landsdelen Noord, Oost, Zuid en West. De NRM s zijn onlangs uitvoerig geactualiseerd naar een nieuw basisjaar 2010 en gelden als leidend voor verkeersprognoses. **** Het LMS (Landelijke Modelsysteem) is een verkeersmodel van de rijksoverheid dat overkoepelend boven de NRM s functioneert. Met het LMS worden voornamelijk ruimtelijkeeconomische trends doorgerekend die als input voor de regionale NRM s worden gebruikt. Tabel 3.2: Dimensies verkeersmodel RVMH2.4 Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 11

3.3 Studiegebied Het studiegebied van het verkeersmodel is de regio Midden-Holland. De actualisering van het model heeft zich dan ook vooral op de uitgangspunten ten aanzien van netwerk en gebiedsindeling in die regio gericht. De indeling in verkeersgebieden en het wegennet van het verkeersmodel Midden-Holland zijn het meest fijnmazig in het studiegebied. Verder naar buiten worden zowel netwerk als gebiedsindeling grover. In figuur 3.1 is een afbeelding van de gebiedsindeling in de categorieën studie-, invloeds- en buitengebied opgenomen. Nieuw in versie 2.4 is de toevoeging van de kernen Alphen aan den Rijn en Rijnwoude aan het studiegebied. De gebiedsindelingen en netwerken in het invloeds- en buitengebied zijn door Goudappel Coffeng samengesteld. Voor een ruime schil rondom het studiegebied, bestaande uit de rest van de provincie Zuid-Holland exclusief Goeree-Overflakkee, maar inclusief Utrecht en Amsterdam, is zowel het netwerk als de gebiedsindeling afkomstig uit het NRM West (Nationaal Regionaal Model). Dit noemen we het invloedsgebied van het model. In de versie 2.3 is dat een verfijnd invloedsgebied dat is opgenomen aan de noord- en zuidwestzijde. Voor deze gebieden is uit studies gebleken dat het model Midden-Holland geen goede routekeuze kon berekenen, wat gevolgen heeft voor de toepasbaarheid in Boskoop en Zuidplas. Door een fijnmaziger gebiedsindeling en netwerk op te nemen, is de beschrijvende kwaliteit in die gebieden toegenomen. Voor het gebied daarbuiten, de rest van Nederland en het buitenland, wordt een kleinere relatie met het studiegebied verondersteld. Voor dit zogenaamde buitengebied zijn zowel de netwerken als de gebiedsindelingen van het LMS (Landelijk Modelsysteem) overgenomen. Het wordt dus vrij grof gemodelleerd, maar blijft wel in de modelsystematiek aanwezig om zodoende de hoeveelheid verkeer van en naar deze gebieden in te schatten. Figuur 3.1 : Gebiedsindeling Verkeersmodel Midden-Holland Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 12

3.4 Gebiedsindeling Een gebiedsindeling wordt gebruikt, omdat het niet mogelijk is om elke afzonderlijke herkomst en bestemming te beschouwen. Elke gemeente wordt daarom ingedeeld in meerdere kleine gebieden die de zones in het model vertegenwoordigen. Door de digitale gebiedsindeling te matchen met een kaart met postcodegebieden, is een koppeling tussen de modelzones en postcode 6-gebieden (vier cijfers en twee letters) gemaakt. Deze koppeling is gebruikt voor het verzamelen van de sociaal-economische gegevens, waarvan de informatie vaak op postcode beschikbaar is. Per zone wordt uiteindelijk aan de hand van de sociaal-economische gegevens de ritproductie in het verkeersmodel bepaald. Tijdens de beperkte actualiseringen van de voorgaande jaren is de gebiedsindeling ongewijzigd gebleven. Bij de grootschalige actualisering dit jaar hebben vrijwel alle gemeenten beperkte veranderingen in de gebiedsindeling doorgevoerd. In figuur 3.2 is een afbeelding opgenomen met de nieuwste gebiedsindeling voor het studiegebied. Figuur 3.2: Gebiedsindeling studiegebied RVMH 2.4 (kleuren geven gemeenten aan) Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 13

Van het in modelversie 2.3 verfijnde invloedsgebied zijn de gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude in modelversie 2.4 aangemerkt als studiegebied. De aan de zuidoostzijde verfijnde gemeenten Nesselande en Capelle aan den IJssel zijn onaangepast. Figuur 3.3 geeft een overzicht van de eerdere gebiedsindeling (links) en de nieuwe gebiedsindeling (rechts). In lichtblauw zijn de verfijnde delen van het invloedsgebied weergegeven. Figuur 3.3: Gebiedsindeling 2.3 (links) en RVMH 2.4 (rechts) - groen = studiegebied 3.5 Infrastructuur Voor de infrastructuur geldt dat ook elk jaar tijdens de actualisering wordt voortgebouwd op de netwerken van de vorige versie van het RVMH. Figuur 3.4 is een weergave van de opgenomen wegen per gemeente in het basisjaar. Aan ieder wegvak is een wegtype gekoppeld variërend van een autosnelweg tot aan een erftoegangsweg. Per wegvak zijn maximumsnelheden, capaciteiten en modelsnelheden toegevoegd. De modelsnelheden dienen om de routekeuze in het verkeersmodel te optimaliseren, en komen voor het grootste gedeelte overeen met de maximumsnelheden. Aan het netwerk zijn ook op de meeste wegen kruispuntvormen toegevoegd. Ten opzichte van de voorgaande versies is nu net als bij de gebiedsindeling ook het netwerk in de verfijnde invloedsgebieden gedetailleerd, om zodoende de routekeuze te verbeteren. Dit is het beste zichtbaar aan de dichtheid van de opgenomen kruispunten. Figuur 3.5 geeft de opgenomen kruispunten aan in de modelversie RVMH 2.3 (links) en RVMH 2.4 (rechts). Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 14

Figuur 3.4: Netwerk basisjaar 2014 (kleuren geven gemeenten aan) Figuur 3.5: Opgenomen kruispunten basisjaar (in RVMH 2.3 (links) en RVMH 2.4 (rechts) Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 15

3.6 Toedelingstechnieken De toedeling van de HB-matrices aan de infrastructuur is van grote invloed op de uiteindelijke wegvakbelastingen. De toedelingstechnieken zijn feitelijk wiskundige processen die de wijze beschrijven waarop verkeer de beschikbare infrastructuur gebruikt. Alles-of-niets voor congestievrije situaties De routekeuze komt in de praktijk vooral tot stand op basis van vergelijking van reistijden. In congestievrije situaties nemen automobilisten met eenzelfde herkomst en bestemming voor een groot deel ook dezelfde (snelste) route. De alles-of-niets-toedelingstechniek (AON) gaat uit van dit principe en deelt alle ritten tussen een herkomst en bestemming toe aan één snelste route. Deze toedelingstechniek is snel en eenduidig, maar heeft als nadeel dat slechts een beperkte mate van spreiding over de infrastructuur wordt bewerkstelligd. In het verkeersmodel wordt deze techniek om die reden alleen voor vrachtverkeer gebruikt. De veronderstelling is dat vrachtverkeer (ook in de spitsen) geen uitwijkgedrag vertoont naar onderliggende wegen. De routekeuze van het personenautoverkeer is echter wel afhankelijk van de optredende congestie. Capaciteitsafhankelijk toedelen Een beperkte capaciteit op een bepaald deel in het netwerk heeft als gevolg dat automobilisten andere (op dat moment snellere) routes gaan zoeken. Om dit effect te beschrijven, wordt het personenautoverkeer toegedeeld met een capaciteitsafhankelijke techniek (Volume Averaging - VA) in combinatie met kruispuntmodellering. De VA-methode deelt het autoverkeer toe in een iteratief proces. Het algoritme houdt rekening met congestie op wegvakken en past op basis van de intensiteit/capaciteitsverhouding (I/C-verhouding) in vorige iteraties de reistijden aan van individuele wegvakken. Op basis van deze nieuwe reistijden worden vervolgens nieuwe routes gezocht en wordt opnieuw toegedeeld in een volgende iteratie tot een evenwicht ontstaat en niemand meer een snellere route kan vinden. In deze methode wordt het verkeer afhankelijk van de congestie, dus (en in tegenstelling tot de AON-techniek) over verschillende routes toegedeeld. Ook in de restdagperiode wordt gebruik gemaakt van de VA-techniek met als doel ook in de dalperiode enige spreiding van het verkeer over meerdere routes te krijgen. In het verkeersmodel worden wegvakcapaciteiten per 2 uur gehanteerd, terwijl de HB-matrix voor de restdagperiode het aantal ritten voor de 20-uursdalperiode bevat. Er is dus een correctie op de capaciteiten nodig. Omdat de intensiteiten ook in de dalperiode een bepaald piekverloop vertonen, kunnen de 2-uurscapaciteiten niet zomaar met een factor 10.0 naar 20-uurswaarden worden geschaald, maar is een lagere waarde vereist. In het RVMH is een restdagfactor van 6.0 gebruikt. Deze factor is deels afgeleid van het NRM en getoetst op plausibele effecten in het RVMH. Omwille van de rekentijden was het aantal iteraties voor de vorige modelversies binnen de restdagperiode beperkt tot 10. Hierdoor werd niet altijd een volledig evenwicht in de toedeling bereikt. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 16

Er is binnen de huidige actualisering naar RVMH 2.4 opnieuw gekeken of het aantal iteraties opgeschroefd kon worden zonder dat de rekentijden van het toedelen hierdoor te hoog opliepen. Mede door het gebruik van een nieuwere versie van OmniTRANS bleek dit het geval. Voor de restdagperiode is daarom het aantal iteraties binnen RVMH 2.4 aangepast naar 25 ten opzichte van 10 binnen RVMH 2.3. In de spitsperioden is dit 25 ten opzichte van 20. Kruispuntmodellering Een nadere verfijning van de capaciteitsafhankelijke toedeling is kruispuntmodellering. Op het moment dat de intensiteit op een wegvak de capaciteit nadert, zal alternatieve routevorming in het netwerk gaan ontstaan. In stedelijke netwerken is naast de wegcapaciteit ook de capaciteit van kruispunten belangrijk. Om dit in een verkeersmiddel te kunnen modelleren, is het noodzakelijk dat bij de routevorming rekening wordt gehouden met de zogenaamde kruispuntweerstanden. De kruispuntweerstand is afhankelijk van de hoeveelheid verkeer dat gebruik maakt van het kruispunt en is mede afhankelijk van de vormgeving van het kruispunt (zie figuur 3.6). Figuur 3.6: Vormgeving van kruispunten Voor de vormgeving is het noodzakelijk om een aantal basisgegevens van de kruispunten in te voeren wat betreft de voorrangsregeling, de lay-out (rotonde, VRI inclusief opstelstroken) en de aanwezigheid van langzaam verkeer. Theoretisch gezien geeft kruispuntmodellering in belaste netwerken een duidelijke verbetering van het routekeuzeproces. De vertragingen op het onderliggende wegennet ontstaan immers ook op de kruispunten en niet alleen op de wegvakken. Naast een meer nauwkeurige routekeuze leidt kruispuntmodellering ook tot betere reistijden. In het uiteindelijke toedelingsresultaat zijn bovendien voor elk kruispunt de intensiteiten per afslagbeweging beschikbaar. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 17

4 Basisjaar 2014 In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de afzonderlijke elementen bij de totstandkoming van het basisjaar voor het RVMH 2.4. Omdat in de meeste analyses ook een vergelijking wordt gemaakt met eerdere versies van het RVMH is ervoor gekozen om voor de uitsplitsing per gemeente uit te gaan van de oude gemeentelijke indeling. 4.1 Input sociaal-economische gegevens Voor het studiegebied zijn de sociaal-economische gegevens (SEG s) opnieuw gekoppeld aan de modelzones op basis van postcodepunten. De SEG s met betrekking tot aantallen woningen en inwoners zijn afkomstig uit CBS-databestanden voor het jaar 2014. De aantallen arbeidsplaatsen zijn aangeleverd door de provincie Zuid-Holland. De SEG s van het invloeds- en buitengebied zijn ontleend aan het NRM2014. Met betrekking tot de arbeidsplaatsen is onderscheid gemaakt tussen de hiernavolgende categorieën: detail/food; detail/non-food; brandstofverkooppunten; warenhuizen; horeca; kantoren; industrie; onderwijs; groothandel; diensten; overig. In tabel 4.1 zijn de gebruikte aantallen inwoners en arbeidsplaatsen per gemeente weergegeven in het basisjaar 2014. Tevens is hierin een vergelijking opgenomen met de gebruikte aantallen in het vorige basisjaar 2013. Voor de binnen deze update toegevoegde gemeente Alphen aan den Rijn zijn de verschillen groter dan voor de overige www.goudappel.nl Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.0 18

gemeenten. De SEG s voor Alphen aan den Rijn zijn in de vorige modelversies namelijk ontleend aan het NRM. gemeente inwoners 2013 inwoners 2014 arbeidsplaatsen 2013 arbeidsplaatsen 2014 verschil inwoners verschil arbeidsplaatsen Gouda 70.788 70.828 32.404 32.529 40 125 Zuidplas 40.589 40.699 12.806 12.806 110 0 Waddinxveen 25.188 25.469 10.638 10.638 281 0 Boskoop 15.138 15.136 3.562 3.562-2 0 Bodegraven-Reeuwijk 32.796 32.887 13.318 13.318 91 0 Schoonhoven 11.946 11.985 3.412 3.412 39 0 Nederlek 14.128 14.072 3.885 3.885-56 0 Ouderkerk 8.156 8.219 2.022 2.022 63 0 Bergambacht 9.948 9.985 3.669 3.669 37 0 Vlist 9.638 9.597 2.841 2.841-41 0 Alphen aan den Rijn 91.156 91.492 36.635 31.792 336-4.843 totaal 329.471 330.369 125.192 120.474 898-4.718 Tabel 4.1: Inwoners en arbeidsplaatsen per gemeente in 2013 (RVMH 2.3) en 2014 (RVMH2.4) 4.2 Matrixschatting Aan de hand van het aantal inwoners en arbeidsplaatsen per zone is de zogenoemde riteindberekening uitgevoerd, waarbij met behulp van parameters per verplaatsingsmotief het aantal vertrekken en aankomsten op etmaalbasis wordt bepaald. De berekende ritten zijn vergeleken met de aantallen verplaatsingen in het Mobiliteitsonderzoek Nederland. Na het berekenen van het aantal vertrekken en aankomsten per zone bestaat de volgende stap uit het bepalen van de hoeveelheid verplaatsingen tussen de zones onderling. Dit patroon wordt gepresenteerd in een matrix, de herkomst-bestemmingsmatrix (HB-matrix). De HB-matrix beschrijft voor elke modelzone hoeveel verplaatsingen naar een andere zone worden gemaakt in de gemodelleerde periode. Er zijn matrices voor zowel het auto- als vrachtverkeer in de etmaalperiode geschat. Vervolgens zijn via spitsfactoren per motief de matrices voor de beide spitsperioden afgeleid. Bij het bepalen van de HB-matrix wordt gebruik gemaakt van het zwaartekrachtprincipe: hoe verder twee punten van elkaar vandaan liggen, des te kleiner is de aantrekkingskracht tussen de zones oftewel hoe kleiner is de kans dat een verplaatsing tussen deze punten zal plaatsvinden. Daarbij zijn zowel de grootte van de verkeersgebieden als de weerstand ertussen van belang. Om een juiste schatting van het totale personenverkeer te doen, worden HB-matrices per verplaatsingsmotief geschat. De onderscheiden verplaatsingsmotieven woon-werk, winkel, zakelijk en overig vertonen namelijk een duidelijk ander verplaatsingspatroon. De distributiefuncties zijn dan ook verschillend per Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 19

motief. Zo is de gemiddelde ritlengte van een woon-werkverplaatsing bijvoorbeeld groter dan een woon-winkelverplaatsing. Uiteindelijk worden de motieven opgeteld tot het totale personenautoverkeer en toegedeeld aan het netwerk. 4.2.1 Toetsing matrices De meest voor de hand liggende check in een verkeersmodel is de vergelijking tussen de verkeersintensiteiten en wegvaktellingen. De structuur van de HB-matrices is echter in belangrijke mate van invloed op de intensiteiten. Is er bijvoorbeeld veel uit- of ingaande pendel? De kwaliteit van de geschatte matrices is getoetst aan het OvIN 1. Er is gekeken naar het absolute mobiliteitsniveau en de ritlengte van de verplaatsingen. Absoluut mobiliteitsniveau In de eerste plaats is het van belang dat op basis van de ingevoerde SEG s een hoeveelheid verplaatsingen wordt berekend die overeenkomt met de werkelijke situatie. Het aantal ritten wordt geschat door ritproductiefactoren per motief te vermenigvuldigen met het aantal inwoners en arbeidsplaatsen. Het absolute mobiliteitsniveau is gemeten aan de hand van het aantal vertrekken vanuit en aankomsten in het studiegebied. Figuur 4.1 geeft een overzicht van het aantal studiegebied gerelateerde ritten, inclusief Alphen aan den Rijn (herkomst en/of bestemming in het studiegebied) per motief in de etmaalperiode. 400.000 350.000 300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 Ritten per motief 0 Werk Zakelijk Detail Overig Figuur 4.1: Mobiliteitsniveau per motief (etmaal) in het studiegebied 1 Onderzoek Verplaatsingen in Nederland. Statisch onderzoek van de Nederlandse overheid om mobiliteitspatronen inzichtelijk te maken. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 20

Het aantal ritten in het model is hoger dan het OViN. Vooral voor het motief Overig is dit het geval. Omdat uit ervaring blijkt dat het mobiliteitsniveau in het OVIN meestal tot een onderschatting op wegvakniveau leidt, is hier bewust voor gekozen. De onderschatting in het motief Overig is veel voorkomend in het OVIN. De reden is dat de waarnemingen in het OVIN door enquêtes geschieden, waarbij aan mensen wordt gevraagd om gedurende een week hun verplaatsingen bij te houden. Korte niet-dagelijkse verplaatsingen worden daarbij vaak vergeten en daar moet voor worden gecorrigeerd. Ritlengteverdelingen Naast de hoeveelheid ritten is in de tweede plaats de lengte van de ritten van belang. Dit heeft een grote invloed in het model. Een model met gemiddeld langere ritten leidt tot hogere wegvakintensiteiten, omdat de verplaatsingen meer wegvakken passeren. In tabel 4.2 zijn de gemiddelde ritlengten vergeleken met het OvIN (voor auto) en het NRM (voor vracht). verkeersmodel OVIN/NRM werk 22,4 23,5 zakelijk 30,3 36,3 winkel 6,0 6,5 overig 11,2 15,4 vracht 33,8 34,9 Tabel 4.2: Gemiddelde ritlengte per motief in kilometers Het is belangrijk dat het distributiepatroon door het verkeersmodel correct wordt beschreven. Indien de modelparameters juist zijn ingesteld, zal de toevoeging van bijvoorbeeld een winkelcentrum in het verkeersmodel dan ook vooral verkeer uit de directe omgeving trekken (aangezien het motief winkel uit relatief veel korte ritten bestaat). De ritlengteverdelingen die uit het model volgen, zijn een uitkomst van de modelberekening, waarin met de distributiefuncties gestuurd kan worden. Voor verreweg de meeste motieven is te zien dat het distributiepatroon van het verkeersmodel goed overeenkomt met de gemeten waarden uit het OVIN. De motieven Zakelijk en Overig vertonen een gemiddeld wat kortere ritlengte. Hier is bewust voor gekozen om het model ook vooral de interne verplaatsingen binnen de gemeente goed te laten beschrijven. Teveel sturen op de gemiddelde ritlengte zou voor deze motieven een te grote onderschatting van de korte verplaatsingen laten zien. Gemiddeld voldoen de geschatte matrices voor het basisjaar dan ook goed aan de ritlengteverdeling in de regio. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 21

4.2.2 Greenportcorrectie Na afloop van de matrixschatting worden de matrices toegedeeld aan de infrastructuur (zie paragraaf 4.2.3). Over het geheel genomen dienen de intensiteiten dan goed overeen te komen met de tellingen. Op details kan de routekeuze voorafgaand aan de kalibratie vervolgens worden aangepast om een verbeterslag te maken. Specifiek voor Boskoop was zichtbaar dat op basis van de standaard matrixschatting een grote onderschatting ten opzichte van de verkeerstellingen optrad, met name voor vrachtverkeer. Omdat dit gebied het centrumpunt vormt van de MER naar de N207-zuid was het van belang hieraan extra aandacht te geven. Daarom is reeds in RVMH 2.3 een Greenportcorrectie uitgevoerd, die in RVMH 2.4 onveranderd wordt toegepast. De gehanteerde werkwijze en een toelichting hierop zijn nogmaals uiteengezet in bijlage 2. 4.2.3 Toetsing wegvakintensiteiten Nadat de matrices zijn getoetst aan gegevens uit het OVIN, worden deze toegedeeld aan de infrastructuur, waarbij de feitelijke wegvakbelastingen zichtbaar worden. Hier vindt een volgende toetsing plaats, aangezien het naast de toetsing van matrices ook van belang is dat de berekende intensiteiten op wegvakniveau overeenkomen met de gemeten c.q. waargenomen intensiteiten. Voor de toetsing van het model Midden- Holland zijn 1.166 verkeerstellingen gebruikt van Rijkswaterstaat, de provincie Zuid- Holland, de gemeenten in het studiegebied en het hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard. De database met verkeerstellingen is opgebouwd uit meerdere jaren. Op de hogere orde wegen zijn zo veel mogelijk alleen recente verkeerstellingen van 2014 en 2013 opgenomen. Op gemeentelijk niveau is voor zover niet recenter beschikbaar teruggevallen tot verkeerstellingen van 2012 of 2011. Ook zijn er in enkele gemeenten verkeerstellingen van 2010, 2009 en 2008 gebruikt. Deze zijn alleen op de laagste orde wegen (binnen woonwijken) toegepast. Vergelijking op enkele punten met beschikbare recente gegevens tonen aan dat de automobiliteit in bestaande woonwijken nauwelijks is toegenomen. Het weglaten van deze tellingen zou in de kalibratie een te grote afwijking ten opzichte van het voorgaande model betekenen. Update telset RVMH 2.4 Binnen deze actualisering is de gehele provinciale telset van 2011 vervangen door een uitgebreidere en meer recente set uit 2014. Deze recente set bevat 228 tellingen die alle binnen of net buiten het studiegebied vallen. Vooraf zijn de tellingen binnen deze set getoetst op betrouwbaarheid en vergeleken met de tellingen uit 2011. Zo kon reeds vooraf worden beoordeeld waar de intensiteiten ten opzichte van het vorige basisjaar 2013 zouden gaan afwijken. Verder zijn voor de gemeente Alphen aan den Rijn 309 nieuwe tellingen ingevoerd (zie figuur 4.2). Hierdoor ligt het totale aantal tellingen hoger (1.169 ten opzichte van 900) dan in model 2.3. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 22

Figuur 4.2: Tellingen kern Alphen aan den Rijn Een eerste stap in het toetsen van de verkregen wegvakbelasting is een visuele controle aan de telpunten. Waar nodig worden de snelheden op de wegvakken in het verkeersmodel aangepast om de routekeuze van het verkeer aan te passen, indien blijkt dat deze in het model op bepaalde punten afwijkt van het beeld dat is af te leiden uit de verkeerstellingen. Om de afwijking tussen de model- en telwaarden zo klein mogelijk te krijgen, zijn de matrices gekalibreerd aan de hand van de tellingen. De kalibratieprocedure gaat per dagdeel, per vervoerswijze en per telpunt na hoeveel ritten een wegvak passeren, waarvoor een telpunt beschikbaar is. Vervolgens is getracht om per telpunt het totale aantal passerende ritten te verhogen dan wel te verlagen om de telwaarde zo dicht mogelijk te benaderen. Vanwege het grote aantal tellingen in het model is een aanpassing van de modelintensiteit bij een telpunt vrijwel altijd van invloed op de modelintensiteiten bij andere telpunten. Het is daarom rekenkundig niet mogelijk om elke telling exact te benaderen. Na afloop van de kalibratieprocedure is getoetst hoe het model scoort op alle tellingen. Omdat de betrouwbaarheid van telgegevens sterk wisselend is en omdat vooral in de spitsmodellen relatief lage waarden met elkaar worden vergeleken, is het niet juist alleen het relatieve verschil tussen de tel- en modelwaarde te beschouwen. Door het bepalen van een zogenaamde T-waarde kan rekening worden gehouden met zowel een absolute als relatieve afwijking. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 23

In deze methodiek is vastgelegd dat bij een lage telwaarde een relatief hoge afwijking wordt toegestaan en tevens dat bij een hoge telwaarde een relatieve lage afwijking is toegestaan. Deze waarden zijn al veelvuldig gehanteerd in NRM s en gemeentelijke modellen. De T-waarde wordt als volgt bepaald: X T ln b X X waarin: T = afwijking; Xw = het waargenomen aantal; Xb = het berekende aantal. w w 2 Een statistische T-waarde kleiner dan 3,5 geeft aan dat er geen significante afwijking is tussen het model en de telling. Een T-waarde tussen de 3,5 en 4,5 is een grensgebied, boven de 4,5 is sprake van een significante afwijking. Als criterium is gesteld dat minimaal 80% geen significante afwijking mag vertonen en dat maximaal 5% een significante afwijking mag vertonen. In tabel 4.3 is te zien dat voor alle vervoerswijzen zowel de ochtend- als avondspits ruimschoots aan deze normering voldoet. Voor de etmaalperiode is het doorgaans eenvoudiger om aan de voorwaarden te voldoen, aangezien het verkeer over de gehele etmaalperiode een meer symmetrisch beeld vertoont. norm mvt auto vracht ochtend totaal aantal tellingen 1.160 872 848 geen afwijking > 80% 92,2% 92,9% 97,2% grensgebied 5,6% 4,9% 1,9% significante afwijking < 5% 2,2% 2,2% 0,9% avond totaal aantal tellingen 1.158 872 848 geen afwijking > 80% 89,9% 90,5% 97,2% grensgebied 7,9% 7,2% 1,9% significante afwijking < 5% 22% 2,3% 0,9% etmaal totaal aantal tellingen 1.169 881 878 geen afwijking > 80% 98,3% 98,9% 98,4% grensgebied 1,5% 0,9% 0,9% significante afwijking < 5% 0,3% 0,2% 0,7% Tabel 4.3: T-waarden na kalibratie basisjaar 2014 Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 24

4.3 Toedelingsresultaten Het verkeersmodel voor het basisjaar 2014 voldoet zowel aan de toetsingscriteria voor de matrices als de wegvaktellingen. Het uiteindelijke toedelingsresultaat is aan de werkgroep (de Milieudienst en de gemeente Alphen aan den Rijn) voorgelegd. De Milieudienst heeft de resultaten vervolgens door de gemeenten laten controleren. De SEG s, de absolute wegvakintensiteiten, de routering van het verkeer, de vergelijking met tellingen en de verkeerskundige knelpunten op wegvak- en kruispuntniveau zijn daarbij aan bod gekomen. Na een optimalisatieronde in september hebben de Milieudienst en de gemeente Alphen aan den Rijn vertrouwen uitgesproken in het basisjaar 2014 en is het in oktober geaccordeerd. Digitaal zijn de toedelingsresultaten van het verkeersmodel voor elke gemeente afzonderlijk te bekijken. Ze zijn niet als bijlage bij deze rapportage gevoegd. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 25

5 Prognosejaar 2025 Naast een model voor de huidige situatie is het belangrijkste product van een verkeersmodel het prognosemodel. Met het prognosejaar worden doorgaans de feitelijke variantberekeningen en verkeerskundige studies uitgevoerd. Het toekomstige gebruik van de infrastructuur in de regio is afhankelijk van: de aanwezige infrastructuur; de sociaal-economische invulling; de mobiliteitsgroei tussen 2014-2025. De toekomstige wegenstructuur bepaalt de toekomstige routevorming van het verkeer, terwijl de gewijzigde sociaal-economische gegevens (SEG s) en de mobiliteitsgroei het toekomstige aantal ritten tussen de onderscheiden verkeersgebieden (de HB-matrix) bepalen. Per onderdeel zal in de hiernavolgende paragrafen de totstandkoming van het model voor de referentiesituatie 2025 worden toegelicht. 5.1 Infrastructuur Als basis voor het wegennet van de referentiesituatie 2025 in het studiegebied geldt het netwerk van het prognosejaar 2025 versie 2.3. De afgelopen jaren is het prognosenetwerk elk jaar geactualiseerd aan de dan geldende inzichten. Ook dit jaar heeft de Milieudienst Midden-Holland als projectcoördinator bij alle betrokken partijen de geplande infrastructurele wijzigingen geïnventariseerd die vervolgens in het verkeersmodel voor de prognosesituatie verwerkt zijn. Daarbij is geconcentreerd op projecten die vastgesteld beleid zijn en/of waarvan met grote zekerheid kan worden gesteld dat ze in 2025 zijn uitgevoerd. Eventuele wijzigingen in kruispuntvormen zijn ook meegenomen in de prognose. Voor het netwerk in het invloeds- en buitengebied zijn de netwerken uit het NRM Randstad West met planjaar 2020 overgenomen. Op deze wijze zijn alle infrastructurele wijzigingen buiten de regio (zoals A4DS en A13/A16) ook in het model opgenomen. www.goudappel.nl Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.0 26

De belangrijkste infrastructurele wijzigingen in het studiegebied tussen 2014 en 2025 zijn: verbreding A12 - Gouda - Woerden; parallelstructuur A12 Gouda; oostelijke randweg Boskoop; Bentwoudlaan Waddinxveen; verlengde Beethovenlaan Waddinxveen; Vredenburghlaan Waddinxveen; Moordrechtboog Zuidplas; randweg Reeuwijk. Verder is een belangrijke wijziging doorgevoerd ten opzichte van 2025 RVMH 2.3: de rijbaanscheiding in knooppunt Gouwe is niet opgenomen. In de meeste gemeenten zijn daarnaast lokale infrastructuurprojecten opgenomen, vaak om nieuwe woonwijken te ontsluiten. De grote infrastructuurprojecten concentreren zich aan het noordelijk deel van de regio bij Gouda, Waddinxveen en Zuidplas. Figuur 5.1 laat met rode kleuren de aangepaste wegvakken tussen 2014 en 2025 zien. Figuur 5.1: Infrastructurele wijzigingen tussen 2014 en 2025 (rood is uitbreiding) 5.2 Sociaal-economische gegevens Om het gebruik van het wegennet voor de situatie 2025 te bepalen, is gelijk aan het model voor de huidige situatie een HB-matrix geschat. Een bepalende factor voor deze matrix is de toekomstige sociaal-economische inhoud (inwoners en arbeidsplaatsen) van de verkeersgebieden. De veranderingen die ten opzichte van de huidige situatie ontstaan, betreffen nieuwe woon- en werkgebieden en uitbreiding van bestaande woon- en werkgebieden. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 27

De Milieudienst Midden-Holland heeft als projectcoördinator voor het studiegebied de ruimtelijke ontwikkelingen geïnventariseerd. Ook hierbij is vooral geconcentreerd op vastgestelde bestemmingsplannen en/of plannen waarvan met grote zekerheid kan worden gesteld dat ze in 2025 zijn uitgevoerd. Omdat het model een bepaalde fijnmazigheid heeft, zijn kleine ontwikkelingen die geen significante bijdrage leveren aan de verkeersproductie, niet meegenomen. Voor aantallen woningen is een grens van minimaal tien woningen per project aangehouden. Voor bedrijvigheid/voorzieningen is een soortgelijke vuistregel gehanteerd en beoordeeld op de aard en omvang van de arbeidslocatie of voorziening. De ontwikkelingen zijn door Goudappel Coffeng vertaald naar de modelinvoer in aantallen inwoners en arbeidsplaatsen. Daarbij zijn standaardfactoren gehanteerd. Tabel 5.1 geeft een overzicht van de belangrijkste gehanteerde factoren. inwoners industrie diensten kantoor detailhandel woningen 2,2 appartementen 2,0 per m 2 bvo 0,008 0,015 0,025 0,020 Tabel 5.1: Omrekenfactoren aantallen woningen en vierkante meters werklocaties naar inwoners en arbeidsplaatsen Bij vorenstaande richtwaarden dient te worden opgemerkt dat er grote verschillen kunnen zijn voor met name de invulling voor industrie, groothandel, diensten en detailhandel. Zeker voor grote of specifieke ontwikkelingen kan niet altijd van standaardfactoren worden uitgegaan en is in specifieke gevallen gebruik gemaakt van aanvullende ritproductie-informatie. Voor de uitleg van grote bedrijventerreinen (zoals Glasparel+) is gekeken naar de verdeling van arbeidsplaatsen over de verschillende categorieën. Op basis van de aangeleverde ontwikkelingen en vorenstaande factoren is het totale ruimtelijke programma vastgesteld. Een overzicht is opgenomen in tabel 5.2. In tabel 5.3 is een vergelijking met de SEG s van de prognosejaren in eerdere versies van de RVMH gemaakt. Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 28

inwoners 2014 2025 verschil inwoners inwoners arbeidsplaatsen arbeidsplaatsen arbeidsplaatsen Gouda 70.828 32.529 77.368 32.592 6.540 63 Zuidplas 40.699 12.806 47.823 15.773 7.124 2.967 Waddinxveen 25.469 10.638 31.578 15.027 6.109 4.389 Boskoop 15.136 3.562 17.048 3.562 1.912 0 Bodegraven-Reeuwijk 32.887 13.318 35.260 14.407 2.373 1.089 Schoonhoven 11.985 3.412 13.459 4.539 1.474 1.127 Nederlek 14.072 3.885 14.605 3.885 533 0 Ouderkerk 8.219 2.022 8.500 2.022 281 0 Bergambacht 9.985 3.669 10.490 4.777 505 1.108 Vlist 9.597 2.841 9.969 2.753 372-88 Alphen aan den Rijn 91.492 31.792 101.049 35.301 9.557 3.509 totaal 330.369 120.474 367.149 134.638 36.780 14.164 Tabel 5.2: Inwoners en arbeidsplaatsen in 2014 en 2025 De grootste verschillen tussen basis- en prognosejaar vinden plaats in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Zuidplas, Waddinxveen en Gouda. In die gebieden zijn de grote ontwikkellocaties binnen de regio opgenomen. Ook in Boskoop, Bodegraven en Schoonhoven zijn enkele grote ontwikkellocaties in het model opgenomen. In elke gemeente zijn ook kleine ruimtelijke ontwikkelingen zoals inbreidingen opgenomen. inwoners arbeidplaatsen 2025 v2.3 2025 v2.4 index 2025 v2.3 2025 v2.4 index Gouda 77.709 77.368 100 32.781 32.592 99 Zuidplas 47.766 47.823 100 15.433 15.773 102 Waddinxveen 31.081 31.578 102 15.027 15.027 100 Boskoop 16.743 17.048 102 3.679 3.562 97 Bodegraven - Reeuwijk 35.273 35.260 100 14.407 14.407 100 Schoonhoven 13.420 13.459 100 4.539 4.539 100 Nederlek 14.661 14.605 100 3.885 3.885 100 Ouderkerk 8.410 8.500 101 2.022 2.022 100 Bergambacht 10.453 10.490 100 4.777 4.777 100 Vlist 10.063 9.969 99 2.753 2.753 100 Alphen aan den Rijn 94.411 101.049 107 43.022 35.301 82 totaal 359.989 367.149 102 142.324 134.638 95 Tabel 5.3: vergelijking SEG prognosejaren met eerdere versie RVMH Regionaal Verkeersmodel Midden-Holland (RVMH) 2.4 29