ONDERWIJSRAAD - 1 W Advies niet-srr.btelijke adviescommissiä. 0.R./176 w.v.o. 25 februari I98I; DI/AB Betreffende:

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderwijsraad. Aan de minister van onderwijs LZ Zoetermeer. Tel vy/eb d.d. 2k november 1988

»vi^.^4*/ OyCtM^+c **.. 21 oktober 1968

Aanvullingen overgangsregeling bevoegdheden leraren speciaal voortgezet onderwijs voor lom en mlk

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1 s-gravenhage, 18 januari 1972.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad

ONDERWIJSRAAD. - 6 FEB. i985 AAN WOB. Advies niet-arr.bteiijke adviescommissie

Adv-.es niet-ambteläke adviescommissie.

2016 no. 47 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regeling modellen diploma s v.w.o.- h.a.v.o. profiel

ONDERWIJSRAAD. Eerste Afdeling O.R. 162 H.O. s-gravenhage,zfjuli I960.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ONDERWIJSRAAD 17 DEC. 19W '$-GRAVENHAGE, o.rj/630 WO AAN. de minister van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 's-gravenhage.

ONDERWIJSRAAD. 2 6 FEB.i*885. A'dvïes niet-ambtelijke adviescomnissi« 's-gravenhage, 26 oktober 1984, DGVO 12943; ingekomen op 8 november 1984, AAN

Notitie Ontheffingen bevoegdheidsregels

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ONDE RWIJS RAAD. 7 december 1967 O.R. 12 W.V.O. Bericht op het schrijven dd. 25 oktober 1967, A.V.O

O N D E RWIJS RAAD. 29 maart I966. Tweede Afdeling. O.R. 206 Exp. Bericht op schrijven van 2 februari I966, V.H.M Aan

Citeertitel: Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. ==================================================================== HOOFDSTUK I

Advies niet-ambtelijke adviescommii-,.. WOB.

Onderwijsraad. 'SSlftiaftg: Wratollö/SA/T ^^ d.d. 31 maart 1993 vl/ak Onderwerp...,, Studierichting psychologie Rijksuniversiteit Limburg.

de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, Postbus 25OOO, 27OO LZ Zoetermeer. Formatiebesluit IS0VS0

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ONDERWIJSRAAD WC*,. GRAVE NHAGE. 26 SEP. 1986

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

07/05/2003 2e leerjaar van de 2e graad A.S.O.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

VO/BOB 1998/ juli 1998

STAATSCOURANT. Nr

ONDERWIJSRAAD. 3 0 JüL VGRAVENHAGE, O.R. VI/182, 183, 184, 185 en I86. AAN

ONDERWIJSRAAD <,. G RAVENHAGE, 2 2 OKT. 1986

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

CONCEPT Voorstel van wet. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ontwerp-Experimentenwet onderwijs. Zijne Excellentie de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 's-gravenhage.

De Raad van State gehoord (advies van 31 januari 2003, nr. W /III);

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Öt.% ONDERWIJSRAAD. 30 september Eerste Afdeling O.E. 229 H.O. Bericht op schrijven van 17 augustus 1966, D.G.W. I46776/I

1.Inleiding. 2.Profielen per 1 augustus 2007

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ONDERWIJSRAAD 2 J» JAN. TO. Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. 's-gravenhage, AAN

A 2016 N 74 PUBLICATIEBLAD

Protocol PDG en educatieve minor

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

ONDERWIJSRAAD. AcMés nïet-ambtelijke adviescommissie WOB. 3 GMAÂRT m. 's-gravenhage, Nassaulaan JS 's-gravenhage Tel.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING STUDIEFINANCIERING 2000

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. 's-gravenhage, Nassaulaan JS 's-gravenhage Tel

Nassaulaan 6 en wetenschappen, Tel mevrouw drs. N.J. Ginjaar-Maas, Europaweg 4, 2727 SK Zoetermeer.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De indeling van de sector Onderwijs

- 1 - III Vakken. Grieks, Latijn, oude geschiedenis 1 t/m 4. Spaanse taal. Engelse taal. economie. Nederlandse taal

Uw kenmerk BVE/BI d.d. 8 januari 1992

Advies nïet-ambt< :ommis Bijlage bij notulen » afa. 2B WOB. 's-gravenhage, 2 4 DEC, 198? 19

Bijlage I bij notulen Afd. 2B. Advies niet-ambteiijke adviescommissie. Nassaulaan JS 's-gravenhage Tel

No.W /II 's-gravenhage, 5 november 2012

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

1. Het opschrift Kalenderjaar 2017 wordt vervangen door Kalenderjaren 2018 en Het opschrift Kalenderjaar 2018 komt te vervallen.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

EXAMENBESLUIT HAVO/VWO

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 33, lid 1b, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Advies niet-ambtelijke adviescommissie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Regeling bekostiging exploitatiekosten vo wordt als volgt gewijzigd:

D/W ONDERWIJSRAAD ZEVENDE AFDELING O.R. 53 W.V.O. 8 januari I970.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Uw kenmerk LO-8194/jg/Ra d.d. 27 oktober

Onderwijsraad. Nassaulaan JS 's-gravenhage Telefoon Telefax

TOETSINGSKADER INNOVATIEPLANNEN LERARENOPLEIDINGEN HB

/*^ of. Û"^ r^ Aan ONDE RWIJS RAAD. 31 januari O.R. 293 Exp. Bericht op schrijven d.d. 22 december 1967, A.V.O

ONDERWIJSRAAD. Zijne Excellentie de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, s - Gravenha 6 e. O.R. 55 W.V.O.

^ONDERWIJSRAAD...GRAVENHAGE. -2 JULI «81

Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs, enz. (invoering basisvorming in voortgez... De citeertitel is door de wetgever vastgesteld.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 april 2016, nr. W /I);

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 5.6, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000;

No.W /1 's-gravenhage, 29 september 2016

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies niet-ambtelijke adviesçomm^iç WOB.

U I T S P R A A K

Regeling vaststelling examenprogramma s v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. en v.b.o.

ONDERWIJSRAAD W0B VGRAVENHAGE. - 6 m m

Voorstel van wet. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wet op het primair onderwijs Geldend van t/m heden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

ONDERWIJSRAAD 0.R./176 w.v.o. Advies niet-srr.btelijke adviescommissiä \V03. 's-gravenhage, Nassaulaan 0 2514 JS 's-gravenhage - 1 W 1982 Bericht op het schrijven van 25 februari I98I; DI/AB 11+3.638 Betreffende: Herziene bijlage O.W.V.O. AAN de minister van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 's-gravenhage. B/CR Bij bovengenoemde brief deed uw ambtsvoorganger de Onderwijsraad om advies toekomen het concept van een herziene bijlage bij de Overgangswet W.V.O. Het heeft de Raad bevreemd, dat deze adviesaanvrage niet vergezeld ging van een duidelijke informatie omtrent strekking en achtergrond van de voorgenomen herziening, terwijl ook de uitgangspunten en toelichting op de herziene regeling geheel ontbraken. Eerst geruime tijd later ontving de Raad een afschrift van de brief (kenmerk DI/AB/G 8I-O52) aan de leden van de Bijzondere Commissie voor overleg in zaken betreffende de rechtspositie van het onderwijspersoneel, waarin een overzicht werd gegeven van de belangrijkste onderdelen van de herziening. Ten slotte ontving de Raad bij schrijven van 29 juli 1981 Dl/SC/CO/A-105-998 I het concept van de bijbehorende toelichtingscirculaire. Aangezien de "gesaneerde bijlage" zich richt op de regeling van onderwijsbevoegdheden binnen de gehele sector van het voortgezet onderwijs en alle lerarenopleidingen raakt, wordt dit advies gedragen door de Eerste, Tweede, Vierde, Vijfde en vooral de Zevende Afdeling van de Raad. Op grond van de besprekingen in genoemde Afdelingen bericht de Raad u als volgt. I. Inleiding. De Raad maakt uit de toelichtingscirculaire op, dat het voornemen van uw ambtsvoorganger om op grond van de artikelen 108 en 110 van de Overgangswet W.V.O. te komen tot een integrale herziening van de bijlage 0.W.V.O. verband houdt met het feit dat de verdeling van bevoegdheden in schoolsoorten, hoewel historisch verklaarbaar, niet meer aansluit bij een voortschrijdende ontwikkeling van het onderwijs naar harmonisatie en naar integratie van schoolsoorten in scholengemeens chappen. Blijkens die ontwerp-circulaire ziet u de voorgestelde herziening van bevoegdheden als 'overbrugging van de periode tot het moment dat een definitieve regeling tot stand komt waardoor akten van bekwaamheid en de daarbij behorende lerarenopleidingen worden verwerkelijkt niet gebaseerd op de Overgangswet W.V.O. maar op artikel 35 van de Wet op het voortgezet onderwijs". Men gelieve bij het antwoord dagtekening en nummer van dit schrijven te vermelden

OR/176 W.V.O. -2- De Raad heeft eveneens oog voor ontwikkelingen in het onderwijsveld en deze rechtvaardigen zijns inziens een aanpassing van de bestaande bevoegdhedenregeling. Hij kan zich voorstellen, dat het inzicht is gerijpt de huidige bevoegdhedenregeling in overeenstemming te brengen met het streven op flexibele wijze in te spelen op de zich veranderende vraag naar onderwijsvoorzieningen. Vanuit dat oogpunt bezien kan het zinvol zijn om door middel van deze herziene regeling, die naar de Raad meent veel weg heeft van een opgeschoonde interimregeling, enig "dood hout" weg te snijden en "wildgroei" elders binnen de perken te houden. De Raad gaat thans in op de algemene aspecten die aan de herziening van de lijst van bewijzen van bekwaamheid ten grondslag liggen. 2. Verdeling van bewijzen van bekwaamheid naar sector (eerste-, tweede- en derdegraads). Naar aanleiding van het voorstel aan de oude en nieuwe bewijzen van bekwaamheid in beginsel onderwijsbevoegdheid per sector te verbinden en hen in te delen in bewijzen van bekwaamheid van de eerste, de tweede en de derde graad stelt de Raad vast, dat met deze indeling wordt vooruitgelopen op een nog niet bestaande wettelijk geregelde situatie. Overigens wil de Raad op dit punt niet nalaten op te merken, dat de voorgestelde indeling van bewijzen van bekwaamheid naar graadssector veel overeenkomst heeft met het destijds ingediende en inmiddels weer ingetrokken voorontwerp van Wet houdende wijziging van de Overgangswet W.V.O. (herziene regeling onderwijsbevoegdheid) (14.501). De Raad heeft in zijn advies terzake van dit voorontwerp d.d. 1 december 1976, OR/118 W.V.O., er al op gewezen, dat de problemen met betrekking tot de bijlage vooral zijn toegenomen door het lange uitblijven van de uitvoeringsregelingen met betrekking tot de artikelen 33 e.v. van de Wet op het voortgezet onderwijs. De Raad maakt van de gelegenheid gebruik nog eens te wijzen op de urgentie van een totstandkoming van bedoelde uitvoeringsregelingen. Ook nu heeft de Raad er waardering voor, dat gepoogd wordt via deze herziening tot aanmerkelijke vereenvoudigingen te komen en ook in de chaotische en complexe materie meer duidelijke lijnen te trekken. Evenals in de concept-beschikking bij dat voorontwerp is kennelijk ook nu de richting gekozen van "het rechttrekken van (historisch gegroeide) situaties door het uitbreiden van bevoegdheden", in die zin dat vele bevoegdheden, welke tot nu toe slechts golden voor een beperkt aantal aangewezen scholen, zullen gelden voor de gehele desbetreffende graadssector. Zeker voor zover het hier gaat om bevoegdheden, welke zijn verkregen op basis van de voor de inwerking treding van de W.V.O. bestaande regelingen, levert dat echter het risico op van verruiming van bevoegdheden zonder dat voldoende garantie bestaat voor de vereiste bekwaamheid. De Raad geeft u in overweging daartoe via nascholing de nodige aandacht aan te schenken. Anders, dreigt dan het ook in het bovengenoemde advies gesignaleerde gevaar, dat in bepaalde omstandigheden zoals het teruglopen van het aantal leerlingen, fusie,

OR/176 W.V.O. -3- volmaken van een volledige betrekking enz., een schoolbestuur wel eens genoodzaakt zou kunnen zijn lessen op te dragen aan leraren die daarvoor op grond van de nieuwe regeling wel bevoegd zijn, maar wezenlijke bekwaamheid om in dat vak les te geven ontberen. In verband met het voorgaande heeft het uiteraard wel de instemming van de Raad, dat in de herziene bijlage een aantal verouderde diploma's zijn vervallen waarbij wel de vraag rijst of er voldoende garantie blijft voor in het onderwijs functionerende leraren die tot nu toe op grond van deze diploma's bevoegd zijn. Een heel ander probleem wordt gevormd door de bevoegdheden van de experimentele lerarenopleidingen. De Raad acht het vanzelfsprekend, dat de afgestudeerden van deze lerarenopleidingen nu al dezelfde bevoegdheden krijgen welke aan de abituriënten van de definitieve opleidingen zijn toegedacht. Het ligt dan ook voor de hand, dat in het kader van een definitieve regeling de akten van bekwaamheid van de nlo's zonder meer gelijk worden gesteld aan de definitieve bewijzen van bekwaamheid van de eerste, de tweede en de derde graad. In afwachting daarvan zullen die akten van bekwaamheid nog in de (herziene) bijlage moeten blijven opgenomen. Uit de toelichtingscirculaire blijkt (paragraaf III, punt 1), dat de toepassing van het beginsel bevoegdheid per sector m.a.w. het verlenen van onderwijsbevoegdheid voor de gehele desbetreffende sector (en dus niet voor een beperkt aantal schoolsoorten uit die sector) voor een aantal bewijzen van bekwaamheid heeft geleid tot een "versmalling" van de bevoegdheid en voor een aantal andere tot een "verbreding". De Raad geeft toe, dat artikel 108 0.W.V.O. in principe de mogelijkheid biedt tot die versmalling en verbreding. De vraag blijft echter of het in overeenstemming is met het karakter van deze overgangsregeling de vergaande verruiming tot de graadssector zo algemeen in te voeren. De Raad wijst hier met name op de bevoegdheden, speciaal gericht op bepaalde schoolsoorten in het beroepsonderwijs. Zowel het lager technisch.onderwijs (l.t.o.) als het daarmee verwante beroepsbegeleidend onderwijs (b.b.o.) kent een diversiteit aan leerplannen, die de bedoeling hebben leerlingen voor te bereiden op een groot aantal beroepen. Het komt de Raad voor, dat de herziene bijlage een te brede onderwijsbevoegdheid geeft voor de verschillende soorten van onderwijs, waardoor tekort wordt gedaan aan het specifieke karakter van de verschillende leerplannen in het beroepsbegeleidend onderwijs. De Raad had het juister gevonden als met de herziening van de bevoegdhedenregeling met betrekking tot het l.t.o. en het b.b.o., was gewacht totdat de commissie leerstofgebieden opleidingen leraren technische vakken voor het beroepsbegeleidend onderwijs, in de wandeling SCCLT II genoemd, haar advies ter zake van de aan de bewijzen van bekwaamheid voor lager beroepsonderwijs te verbinden onderwijsbevoegdheden had uitgebracht.

De gebruikte vakbenamingen. Naar het oordeel van de Raad maakt de toelichtingscirculaire (zie paragraaf IV punt 7; blz. 15) niet voldoende het verschil tussen de vakbenamingen duidelijk. In welke mate onderscheidt bijvoorbeeld het vak bouwkunde zich van het vak bouwtechniek? Verder kan de Raad zich met moeite een beeld vormen omtrent de praktische vakken in het leerstofgebied bouwkunde. De Raad heeft zich naar aanleiding hiervan afgevraagd of het de bedoeling is, dat een school in bepaalde leerjaren onderdelen van een vak opvoert onder een andere koepelbenaming. Verdwenen en verschenen bewijzen van bekwaamheid. De Raad mist node in de herziene bijlage 0.W.V.O. de tweedegraads part-time opleidingen van het Nederlandse Genootschap tot Opleiding van leraren voor het Beroepsonderwijs (NGOLB). Het is de Raad opgevallen, dat een groot aantal oude bewijzen van bekwaamheid uit de herziene bijlage 0.W.V.O. is weggelaten (zie paragraaf III, punt 3; blz. 6). De Raad kan op grond van onderwijskundige overwegingen deze handelwijze accepteren. Hij neemt aan, dat ter voorkoming van onbillijkheden hieraan een onderzoek is voorafgegaan naar de nog bestaande behoefte aan die bevoegdheidstoekenning, mede in het licht van de mogelijkheid een beroep te doen op artikel 108, tweede lid, tweede volzin, van de 0.W.V.O. alsmede van de mogelijkheid om een bevoegdheidsverkrijgende applicatiecursus te volgen. Afgeleide bevoegdheden. Voor wat betreft de "afgeleide bevoegdheden" merkt de Raad op, dat hij in voorgaande adviezen (zie o.a. OR/93665 OVO; d.d. 5 juni 1980) heeft gewaarschuwd tegen het toekennen van dergelijke bevoegdheden. Hij zou dan ook graag zien dat deze "afgeleide bevoegdheden" successievelijk worden opgeheven. De Raad stelt derhalve met voldoening vast dat een eerste stap in die richting is gezet door het niet meer opnemen van de bevoegdheden behorende bij de officiersopleidingen. Intussen heeft de Raad kennisgenomen van uw correspondentie ter zake met de minister van Defensie welke u bij schrijven van 9 december 19&I, kenmerk Dl/AB 14U.U00, heeft overgelegd. De Raad acht het in dit verband niet juist, dat een andere noodvoorziening gehandhaafd blijft, namelijk de afgeleide onderwijsbevoegdheden die aan een aantal H.T.S.-diploma's zijn verbonden. Door de vorming van een samenhangend stelsel van lerarenopleidingen voor alle technische vakken in het tweede- en derdegraadsgebied is het naar het oordeel van de Raad enerzijds niet meer gerechtvaardigd om toekomstige bezitters van HTS-diploma's afgeleide onderwijsbevoegdheden te verlenen. Anderzijds is het wenselijk, dat tegelijk met het beëindigen van dergelijke bevoegdheden de bezitters van de desbetreffende H.T.S.-diploma's een soepele instroom krijgen in de corresponderende lerarenopleidingen, voor zover blijkt dat in bepaalde beroepsopleidingen behoefte bestaat aan praktijkmensen.

Naar aanleiding van de in verband met de verbreding van de vakrichtingen in het l.t.o. georganiseerde bijscholingscursussen merkt de Raad op, dat hij zich kan verenigen met het uitgangspunt dat het gevolgd hebben van een bij scholingscursus in beginsel niet leidt tot een zelfstandige nieuwe bevoegdheid voor een bepaald leerstofgebied. De Raad acht het daarentegen zinvol, dat aan een verklaring van een bijscholingscursus een verbreding van de bestaande bevoegdheid wordt verbonden. Teneinde te garanderen dat in dat geval alleen sprake is van een verbreding en niet van een nieuwe bevoegdheid geeft de Raad u in overweging in de lijst per bijscholingscursus aan te geven welke onderwijsbevoegdheden het uitgangspunt van de verbreding zijn. De Raad denkt hierbij aan de verklaring van de bijscholingscursus consumptieve techniek (C. 67) die alleen een (verbrede) bevoegdheid geeft als de betrokkene tevens in het bezit is van de akte NXXII of de akte NXXIII (C. 65 en C. 66). 6. Het bewijs van voldoende pedagogische en didactische voorbereiding (artikel 111, tweede lid 0.W.V.O. en artikel 215 Academisch Statuut). Op bladzijde 9 van de toelichtingscirculaire wordt gesteld, dat het bewijs van voldoende pedagogische en didactische. voorbereiding niet wordt vereist voor bezitters van doctoraalgetuigschriften psychologie, pedagogiek of opvoedkunde en andragogiek, en de nieuw opgenomen diploma's van apotheker en van dierenarts. De Raad begrijpt, dat deze uitzonderingen verband houden met het feit dat krachtens het Academisch Statuut voor deze vakken nog geen pedagogisch-didactische verklaring wordt verlangd. De Raad neemt aan, dat indien straks de universitaire tweede fase opleidingen voor de eerstegraads leraren ook voor deze vakken tot stand zijn gekomen, de bijlage dienovereenkomstig zal worden herzien. 7. Bevoegdheid voor bijvakken. Voor wat betreft de voorgestelde wijziging ten aanzien van het verlenen van onderwijsbevoegdheden voor bijvakken stelt de Raad vast, dat de herziene bijlage voorziet in een nieuwe regeling zoals aangegeven in de toelichtingscirculaire (blz. 8 onderaan). Volgens deze regeling wordt de verantwoordelijkheid voor het verlenen van een "tweede" bevoegdheid gelegd bij "de faculteit, subfaculteit, interfaculteit, afdeling, onderafdeling of tussenafdeling die belast is met de verzorging van het onderwijs in de studierichting waarvan een hoofdrichting is gelegen op het vakgebied dat op het vak betrekking heeft". De Raad vraagt zich af of deze wijziging zich verdraagt met de vigerende wettelijke regelingen met betrekking tot het wetenschappelijk onderwijs, welke de verantwoordelijkheid, ook voor de bijvakken, geheel leggen bij de faculteit, subfaculteit etc. van het "hoofdvak". Ten slotte wenst de Raad de volgende kanttekeningen te plaatsen bij de herziene bijlage 0.W.V.O.

-6- a. De Raad mist in de opsomming van HTS-afdelingen onder andere de afdelingen Bedrijfskunde en Hoger Informatica onderwijs. Het lijkt de Raad noodzakelijk, dat overeenkomstig de overige HTS-afdelingen de onderwijsbevoegdheid voor de betreffende afdelingen in de bijlage wordt geregeld. Hij geeft u voorts in overweging punt k., kolom III op blz, 68 van de bijlage te wijzigen in: "Hogere technische school, afdeling chemische techniek, procestechniek of chemische technologie + p.d.v.". b. De Raad stelt met instemming vast, dat op blz. 32 onder B. 13 de bevoegdheden voor de beroepsgerichte vakken op grond van de verklaring van het NGOLB zijn opgenomen. c. Naar aanleiding van het op blz. 40 onder f. vermelde bewijs van bekwaamheid bouwtechniek, specialisaties houtbewerking en steenbewerking geeft de Raad voor wat betreft de aanduiding van de vakken waarvoor men bevoegd is de voorkeur aan de omschrijving "theoretisch-technische en praktisch-technische vakken". Eenzelfde omschrijving ziet hij graag bij de vakken genoemd in kolom III op blz. kl onder k. d. Ter zake van de omschrijving "praktische en theoretisch-technische vakken" op het gebied van de installatietechniek (kolom III, blz. kl onder m.) acht de Raad het juister de theoretische component voorop te stellen. e. Op blz. 1+2 onder p. ziet de Raad de omschrijving van de vakken (kolom III) gaarne gewijzigd in "theoretisch-technische en praktisch-technische vakken" op het gebied van de weg- en waterbouwkunde en de bouwtechniek. Verder ontbreken op deze bladzijde de tweedegraads bevoegdheden voor de technische vakken, volgens de opleidingen uitgaande van het N.G.O.L.B, en de N.L.O.-Eindhoven (b.v. mechanische techniek I en II; werktuigbouwkunde I en II). f. De Raad voorziet, dat de aanduiding van de vakken in kolom III bij de nummers 82/C. 28 en 83/C. 29 op blz. k9 tot gevolg zal hebben, dat de betrokken docenten een deel van hun huidige bevoegdheid zullen verliezen. Aangenomen wordt, dat de bevoegdheid van de "zittende" leraar gegarandeerd wordt. g. Ten aanzien van de nummers 86/C32, 88/C.35, 89/C.36, 90/C37, 91/C.38 op de blz. 50 en 51 suggereert de Raad in kolom III gebruik te maken van de omschrijving "technisch-theoretische en praktisch-technische vakken op het gebied van...". Een opmerking van dezelfde strekking plaatst de Raad bij de vakken behorende bij de nummers 102/C.41+ en 103/C.U5. h. De Raad stelt vervolgens voor het bewijs van bekwaamheid vermeld onder nummer 258/C.70 (blz. 57) onder nummer 268/C.72 te plaatsen. Bij kolom III onder nummer 259/C.71 (blz. 57 e.v.) zou de Raad een duidelijker omschrijving op prijs stellen. Ook hiervoor geldt,

OR/176 W.V.O. -7- dat door de omschrijving "praktische vakken op het gebied van..." een deel van de onderwijsbevoegdheid wegvalt.. i. Voorts merkt de Raad op, dat de formulering "theoretisch-technische vakken op het gebied van de bouwtechniek' (kolom III, nummer 207/C.75 onder a.) consequenties heeft in de bevoegdhedensfeer voor H.T.S.-ers die thans werkzaam zijn bij het m.t.o. Dit geldt ook voor de daaropvolgende nummers 207/C.75. "b, c. enz. j. Het komt de Raad, gelet ook op de ruimere bevoegdheden die aan de oude akten NXXII en NXXIII zijn verbonden, onlogisch voor, dat aan het bezit van een bewijs van bekwaamheid consumptieve techniek de bevoegdheid tot het geven van onderwijs in de horecaen slagersvakken is uitgezonderd (zie nummer 281/B 39, onder o, blz. 1+1). Hij kan zich niet aan de indruk onttrekken, dat in dit geval de professioneel opgeleide docenten hierdoor qua bevoegdheid in een minder gunstige positie worden gebracht in vergelijking met collega-docenten die via een individuele verklaring ex artikel 11U van de 0.W.V.O. voor deze vakken wel bevoegd zijn. Overigens acht de Raad het in het kader van de verruiming van bevoegdheden ten aanzien van het l.b.o. gewenst, dat de betrokken docenten worden bijgeschoold in de vakken waarin zij niet zijn opgeleid. k. Het is de Raad verder opgevallen, dat de nummers 132 en 133 overeenkomend met de akten 77 A en 77 B niet in de herziene bijlage zijn opgenomen. De Raad constateert, dat onder nummer 99/B.26 (blz. 35) melding wordt gemaakt van de akte NS die, voorzien van een pedagogisch-didactische verklaring, onderwijsbevoegdheid geeft voor het vak textiele werkvormen op het tweedeen derdegraadsniveau. Uit de circulaire van 18 april 1978, V0/0V/A0S 78-O2 blijkt evenwel, dat aan het bezit van dit bewijs van bekwaamheid een eerstegraadsbevoegdheid is verbonden. Dit zou betekenen, dat de herziene bijlage niet voorziet in een eerstegraadsbevoegdheid voor dit vak. Of moet de Raad aannemen dat de nieuw te starten lerarenopleidingen voor de expressievakken mede bedoeld zijn studenten op te leiden voor een eerstegraadsbevoegdheid? 1. In verband met het gestelde in kolom III bij nummer 233/A 166 (blz. 27) vraagt de Raad zich af, waarom niet is afgestapt van deze beperkende omschrijving. Naar het inzicht van de Raad vallen veel vormen van sociaal-pedagogisch onderwijs buiten het leerplan van de sociale academies. Hierdoor dreigt het gevaar, dat de studenten die voor het bedoelde getuigschrift worden opgeleid, niet de verlangde onderwijsbevoegdheid krijgen en gebruik moeten maken van de uitwijkmogelijkheid die artikel IIU van de 0.W.V.O. hen biedt. m. Vervolgens kan de Raad zich niet aan de indruk onttrekken dat aan het onder nummer 128/C.63 vermelde bewijs van bekwaamheid (akte NXX + p.d.v.), mede gelet op de omschrijving van de vakken in kolom III, onderwijsbevoegdheid wordt ontnomen.

.OR/176 W.V.O. -8-? Het is de Raad bekend, dat het vak kinderverzorging- en opvoeding in samenhang met diverse onderdelen als spelleiding en jeugdlectuur in het HBO (studierichting jeugdwelzijnswerk) wordt gedoceerd. De vraag rijst of er een bewijs van bekwaamheid bestaat dat onderwijsbevoegdheid voor dat vakgebied op HBO-niveau verschaft. n. Blijkens de toelichtende circulaire wordt de bevoegdheid voor het vak kennis der natuur begrepen in die voor biologie. Gelet op het handhaven van dit vak als eindexamenvak bij het l.b.o. en gezien de interpretatie van de natuurwetenschappelijke vakken (biologie, natuurkunde en scheikunde) : klemt voor de Raad des te meer de reeds in het advies van 27 maart 1981 (OR/173 WVO) gememoreerde noodzaak het vak kennis der natuur op lerarenopleidingen en in applicatiecursussen als afzonderlijk leerstofgebied aan te bieden. /H-* o. Als nieuwe vakbenaming is opgevoerd "algemene economie". De toelichtende circulaire stelt, dat deze benaming kan worden beschouwd als "synoniem met de - in de leerplannen voorkomende benamingen economische wetenschappen en recht I (v.w.o.)". Afgezien van het feit, dat in het Eindexamenbesluit dagscholen v.w.o. - h.a.v.o. - m.a.v.o. (artikel k) niet sprake is van "economische wetenschappen en recht I", maar van "economische wetenschappen I en recht", moge de Raad verwijzen naar het advies van de Tweede Afdeling van 29 januari 1982, OR II/96O AVO (naar aanleiding van uw brief van 30 september 1981, VO/AV 748.818), waarin met redenen omkleed wordt geadviseerd niet tot een wijziging in de benaming over te gaan. De Raad meent met deze bijdrage te mogen volstaan, waarbij hij aantekent aan te nemen, dat op grond van de vele overige nog te ontvangen adviezen bijstelling van de herziene bijlage op onderdelen nog zal plaatsvinden. Namens de Raad voornoemd, I.A. Diepenhorst, voorzitter), LA v (mr. H.-fJrop, secretaris)