Tweede evaluatie Pieken in de Delta

Vergelijkbare documenten
Statenmededeling aan Provinciale Staten

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland Inzet op innovatie en een koolstofarme economie

7. Samenwerking t.b.v. infrastructuur exameninstrumenten

Pieken in Oost-Nederland. Brochure voor subsidieaanvragers 2010

Wissenraet & Van Spaendonck. Vergelijking resultaatmeting AKK co-innovatie-programma s. Toegevoegde waarde varkensvleesketens

Aan de Statenleden van de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe. Groningen 30 juni 2015 Behandeld door bestuurszaken SNN Telefoonnummer

Conclusies rapporten organiserend vermogen en snel groeiende bedrijven in Gelderland

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aanvraagformulier Tijdelijke subsidieregeling Europees jaar van gelijke kansen voor iedereen

Programma uur Inloop

VOORSTEL INHOUD. Portefeuille: P. Gach Wethouder. No. B Dronten, 11 september 2012

Projectformat Agenda van Twente, jaarschijf 2010 Aanvrager: gemeente Almelo Project : Transitiestrategie Noordflank Bijlagen:

Evaluatie subsidieregeling Regionaal-Economische Actieprogramma s. Onderzoek naar een stimulerings- en samenwerkingsinstrument

Amsterdamse haven en innovatie

Pieken in de Delta Evaluatie subsidieregeling

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten, PS2008MME13-1 -

Proposal evaluatie van de economische programma s IAG en FPM. Groningen, februari 2016

SUBSIDIEREGELING THE HAGUE SECURITY DELTA (HSD) STIMULERINGSFONDS DEN HAAG 2014

Aanpak arbeidsmarkt Zuidoost-Nederland Illustratie regionaal arbeidsmarkt dashboard. Inleiding

Samenvatting. Verkenning Prioriteiten e Justitie

2 1 OKT. 20U /43/A.7, EZP Otten J.A. (050) n.v.t.

Datum 2 juli 2015 Betreft Evaluatierapport Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek en Kennisbasisprogramma

DORDRECHT. Aan. de gemeenteraad

Voorstel ontwikkeling duurzaamheidsparagraaf Zoetermeer. 1. Inleiding

Bijlage 1 Programma- en actielijnen Pieken

MIT2015 MKB Innovatiestimulering Topsectoren 2015

Vergunningverlening Plan van aanpak

Evaluatie. SECTORPLAN MEUBEL Duurzame inzetbaarheid op de kaart

Effect indicator Aantal activiteiten totaal

Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

Regionale subsidieregeling jongeren onderwijs-arbeidsmarkt 2019

*Z0912DEE9C2* Gemeenteraad van Goeree-Overflakkee Postbus AA MIDDELHARNIS. Geachte raad,

Innovatie Prestatie Contracten Informatie voor deelnemende ondernemers IPC-tender 4 (2013)

Evaluatie nota vrijwilligerswerkbeleid Oostzaan. Aan de Waterkant

Nameting Scan Mijn Bedrijf

Onderzoeksvoorstel Techniek het jaar rond! Onderzoek naar techniekbevorderende activiteiten in het basisonderwijs van Rivierenland

Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT; BESLUIT:

Krachten bundelen, kennis delen en allianties vormen

Zorgt de gemeente Den Haag ervoor dat de subsidies die ze verstrekt doeltreffend en doelmatig zijn?

Actieprogramma Toeristische Verblijfsaccommodaties Stadsregio Amsterdam. Februari 2007

* * ADVIESNOTA AAN B&W. Postregistratienummer. Onderwerp en inhoud. Maatschappelijke opgaven Pact van West Friesland 19.

EFRO Ed Meijerink

Samenvatting afstudeeronderzoek

Opties voor Internationale samenwerking Bijlage 2 bij advies internationale samenwerking

Synergie tussen MIRT projecten: synergie in de directe en indirecte effecten

SAMENVATTING EVALUATIE PROGRAMMA SCHAKEL!

Innovatie-instrumenten voor bedrijven in Nederland. Naar de top! Ino Ostendorf MT-lid directie Innovatie & Kennis

Subsidieprofiel vestigingsregeling. 1. Probleemanalyse. Welk probleem moet worden opgelost?

Tabel 1 Aanbevelingen om de relatie met FoodValley te versterken. Overige betrokkenen ICT bedrijven, ICT Valley, BKV. situatie

sociale innovatie in de creatieve industrie onderzoek Beeld: Netwerk6

Subsidie voor innovatieve projecten. Informatie over het Innovatief Actieprogramma Groningen. provincie groningen

Statenvoorstel. Vaststellen Subsidieplafond 2019 Regionale Netwerken voor Innovatie Zuid-Holland

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

Antwoorden op vragen Economisch actieprogramma :

Het rapport wordt op 7 december a.s. besproken in de commissie Bestuur en Middelen.

Samenstelling bestuur

Samenwerkingsagenda Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de Provincie Gelderland

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

MIT2015 beknopte toelichting. Voorbehoud: dit betreft beknopte toelichting MIT2015 officiële tekst in De Staatscourant is leidend

In deze notitie zullen de uitkomsten van de enquête evaluatie BIM Loket 1 uiteen gezet worden.

Quick scan re-integratiebeleid. Een oriënterend onderzoek door de rekenkamercommissie

Second opinion op de beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel 18. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Maarten Kansen

Ondernemen voor Almere

Evaluatie O&O-fonds. Algemeen Bestuur. Datum 9 december 2015 RWB/AB/AR/

Precompetitieve. ITS domein. Monitoring en. Smart Mobility. Krachten bundelen voor de mobiliteit van de toekomst

PARTICIPATIE: ÓÓK IN OOST-GRONINGEN!

9700AP610. Provincie Groningen Postbus AP GRONINGEN

Provincie Noord-Holland

Collegebesluit. Onderwerp VBZ vervolgaanvraag ESF-subsidie (Europees Sociaal Fonds) Duurzame inzetbaarheid

Gezamenlijke aanpak BPV en het BPV-protocol van:

SAMENWERKINGSVERBAND NOORD-NEDERLAND JAARVERSLAG 2007 OP WEG NAAR PIEKEN

Collegevoorstel Gemeente Amersfoort

Toelichting Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid Holland

Notitie projecten impulsbudget Samenwerking

Regionaal Investeringsfonds mbo

Arbeidsmarktregio Zuid-Holland Centraal. Eindverantwoording Screening en matching vergunninghouders 2018

Plan van aanpak social return. Gemeente Gouda

Subsidiekansen.. SLIMME FINANCIERING VAN INNOVATIES. Wim Kan zei ooit: Subsidie is kunstmest. Maar hoeveel kunstmest is er nog?

Waar gaat LLL over? Regio. Onderwijs continuïteit. Arbeidsmarkt macro economie. Overheid vitaliteit, fiscaal beleid

DEMO Resultaten en bevindingen van project. Datum 2008 Status Definitief. Nuon Warmte in opdracht van Agentschap NL

Nextport International community Zwolle Region

Partners voor Water subsidieregeling 2 * circa 40 pax. Aantal deelnemers (inschatting)

Investeren in het waddengebied is de moeite meer dan waard!

Platformtaak volgens gemeente

Topsectoren. Hoe & Waarom

Quick scan: Economische rol van gemeenten. Rapportage VBG-onderzoek

Wie kan subsidie aanvragen? Iedere rechtspersoon of natuurlijke persoon kan LEF subsidie aanvragen, mits ingeschreven in de Kamer van Koophandel.

Subsidies in de regio

Nieuwsflits. Evaluatieonderzoek naar de Regeling palliatieve terminale zorg

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Innovatieplatform Twente S a m e n w e r k e n a a n i n n o v a t i e

De Cultuur Loper vier jaar in beweging Samenvatting eindevaluatie

RAPPORTAGE NAZORGONDERZOEK REÏNTEGRATIEBELEID GEMEENTE MOERDIJK.

Innovatiesubsidies & Begeleiding van aanvragers. Innovatiecentrum Kristine Debruyne & Kim Smets 13 juni 2017

GS brief aan Provinciale Staten

Overzicht (nieuwe) subsidiemogelijkheden Noordoost-Fryslân

Beleidsregels subsidiering activiteiten en projecten KH2018 gemeente Ferwerderadiel

Quickscan Bouw 2012 samenvatting

Vaststellen Subsidieregeling aanpak Jeugdwerkloosheid (3B, 2016, 160)

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Transcriptie:

Tweede evaluatie Pieken in de Delta Datum 30 augustus 2012 Status Definitief Pagina 1 van 1

Definitief Tweede evaluatie Pieken in de Delta 30 augustus 2012 Colofon Contactpersoon Maarten van Leeuwen Aantal bijlagen 0 Auteurs Geert Boode, Gea van Oortmarssen, Maarten van Leeuwen, Lambert Smeets, Wim Vergeer Dit rapport is tot stand gekomen in samenwerking met: Contactpersonen van projecten die subsidie hebben ontvangen vanuit het programma Pieken in de delta. Hoewel dit rapport met de grootst mogelijke zorg is samengesteld kan Agentschap NL geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Pagina 2 van 13

Definitief Tweede evaluatie Pieken in de Delta 30 augustus 2012 Inhoud Colofon 2 Inleiding 4 1 Onderzoeksvragen 7 2 Aanpak 8 3 Resultaten 9 4 Conclusies 12 Pagina 3 van 13

Definitief Tweede evaluatie Pieken in de Delta 30 augustus 2012 Inleiding De nota Pieken in de Delta (PID) van het ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft in 2006 een omwenteling teweeggebracht in het regionaal economisch beleid. Voor die tijd richtte het gebiedsgerichte economische beleid van het ministerie zich vooral op het wegwerken van economische achterstanden. PID concentreert zich juist op de economisch sterke clusters in de regio, de zogenaamde Pieken in de Nederlandse Delta, en brengt daarmee tegelijk focus aan. Het uitgangspunt is het stimuleren van gebiedsspecifieke economische ontwikkelingen die van nationaal belang zijn, door kansen te benutten en knelpunten weg te nemen. Het gaat om het uitbouwen en versterken van economische clusters die van groot belang zijn voor de economische draagkracht en de internationale concurrentiepositie van Nederland. Voor PID is Nederland opgedeeld in zes programmagebieden. Het ministerie van EZ heeft gezamenlijk met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, kennisinstellingen en decentrale overheden per programmagebied de pieken benoemd en een agenda opgesteld. Er zijn verschillende instrumenten ingezet om de doelstellingen van PID te behalen. Eén ervan is de PID-subsidieregeling (van 2006 tot en met 2008, Subsidieregeling pieken in de delta, vanaf 2009 Sterktes in de regio, hoofdstuk pieken in de delta). Deze subsidieregeling stelt (samenwerkingsverbanden van) bedrijven, organisaties en onderzoeksinstellingen in staat subsidies aan te vragen voor projecten die de benoemde pieken in de programmagebieden versterken. In 2011 zijn de laatste projecten gehonoreerd. Het ministerie van Economische Zaken heeft in 2010 een evaluatie van de Subsidieregeling pieken in de delta uit laten voren door Berenschot 1. Deze evaluatie ging vooral in op de effectiviteit en efficiency van de subsidieregeling en bouwde voort op de nulmeting uit september 2008 2. Een constatering uit het Berenschot rapport is, dat de subsidieregeling PID een brede doelstelling kent. De doelstellingen en de keuze van de pieken is sinds het in werking treden van de subsidieregeling vastgehouden. 1. Berenschot (Monique Geerdink e.a.), Pieken in de Delta, Evaluatie Subsidieregeling, juli 2011 2. Pieken in beeld, nulmeting Pieken in de Delta monitor, Bureau Louter, september 2008. Pagina 4 van 13

De doelstellingen zijn per programmagebied uitgewerkt in programma- en actielijnen. Deze gebiedsgerichte uitwerking biedt ruimte voor maatwerk per programmagebied, waardoor ook veel verschillen ontstaan. Berenschot stelt in haar rapport de plausibiliteit vast van de versterking van de regionale economische structuur, maar rapporteert niet over de effecten per piek. Dit laatste omdat er destijds nog te beperkt zicht was op de effecten en vanwege het grote aantal en diversiteit aan pieken, programma- en actielijnen. Berenschot constateert echter dat het waarschijnlijk is dat PID projecten hebben bijgedragen aan: het organiserend vermogen per programmagebied; het versterken van de samenwerking tussen bedrijven in een piek. de valorisatie van kennis en de ontwikkeling van kansrijke product-marktcombinaties; Uit de antwoorden van de respondenten concludeert Berenschot dat het effect op de werkgelegenheid moeilijk is vast te stellen. Berenschot merkt daarbij op dat door investeringen in kwaliteit en meer efficiëntie vooral de concurrentiepositie van het bedrijfsleven wordt versterkt, maar er geen extra arbeidsplaatsen gecreëerd worden. Echter, daar waar nieuwe bedrijvigheid wordt aangetrokken, mag de creatie van arbeidsplaatsen wel verwacht worden. In het algemeen is Berenschot positief over de effectiviteit van de Subsidieregeling pieken in de delta. De door Berenschot geïnterviewde projectleiders geven gemiddeld een 7,5 voor de PID regeling. Om een actueler beeld te krijgen van de effecten van de PID regeling, heeft de directe Regio en Ruimtelijke Economie (RRE) van het ministerie van EL&I aan AgNL gevraagd een evaluatie uit te voeren, naar de lange termijn effecten van de via Pieken in de Delta gefaciliteerde projecten. In overleg is besloten om de effecten van de financiële ondersteuning bij 25 projecten na te gaan. In totaal zijn er via de PID subsidieregeling meer dan 300 projecten financieel ondersteund. In de door AgNL uitvoerde evaluatie is, gezien de korte doorlooptijd, geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het overheidsbeleid. Hierover is door Berenschot geconcludeerd dat het merendeel van de respondenten (94%) aangeeft dat zonder PID subsidie het project niet van de grond zou zijn gekomen of met veel minder ambitie. Redenen hiervoor zijn het ontbreken van voldoende financiële middelen bij de participerende organisaties maar ook het ontbreken van een neutrale partij die geen belang heeft. Doordat de regeling partijen dwingt tot een goede organisatie van de samenwerking durven organisaties de samenwerking eerder aan. Verder concludeert Berenschot dat de regeling leidt tot: 5

verbeterde samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijven; versterking van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt; vestiging van nieuwe bedrijven; ontwikkeling van concurrerende producten; versterking van lokaal economisch beleid. In het onderzoek van Berenschot is naast bovenstaande ook gevraagd naar twee soorten hefboomeffecten (In hoeverre is het beleid van decentrale overheid meer gericht op het sterker maken wat sterk is en in hoeverre heeft PID als hefboom gewerkt om overige financiële middelen te richten op de pieken). De vragen naar de hefboomwerking zijn buiten deze tweede evaluatie gehouden. 6

1 Onderzoeksvragen De vraag die het MT RRE aan AgNL gesteld heeft is: Welke witte vlekken in het Berenschot rapport op het gebied van de effecten van de projecten zoals uitgevoerd binnen de regeling kunnen nader ingevuld worden? In overleg zijn de onderzoeksvragen als volgt geformuleerd: 1. In hoeverre zijn de samenwerkingsrelaties bestendigd? 2. Zijn er producten / extra omzet of winsten uit de (innovatie)projecten voortgekomen? 3. In hoeverre hebben de projecten nieuwe werkgelegenheid opgeleverd? 4. In hoeverre hebben de projecten extra bedrijvigheid (vestigingen van buiten de regio) en/of starters opgeleverd? 5. Welke andere relevante zaken zijn er ten aanzien van het effect van de subsidieregeling, de totstandkoming en/of de uitvoering van de projecten? 7

2 Aanpak Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen is voortgebouwd op de evaluatie van Berenschot. We hebben ons gericht op de 25 subsidieprojecten die in de evaluatie door Berenschot zijn onderzocht en destijds al waren afgerond. Vanaf begin augustus zijn de contactpersonen van deze projecten benaderd om medewerking te verlenen aan een telefonisch interview. Door de vakantieperiode is het niet gelukt om bij alle projecten een interview af te nemen. Uiteindelijk is met 19 projectleiders een interview afgenomen. 8

3 Resultaten In dit hoofdstuk beschrijven we de resultaten van de afgenomen interviews. 1. In hoeverre zijn de samenwerkingsrelaties bestendigd? Berenschot concludeert dat een korte termijn effect van PID is dat de samenwerking tussen partijen tot stand komt en wordt geïntensiveerd. Nu we een aantal jaren verder zijn blijkt dat de samenwerkingsrelaties die zijn ontstaan in de meeste gevallen (16 van de 19 projecten) na afloop van het project blijven bestaan, veelal in de vorm van vervolgprojecten of spin offs. De verbetering van het organiserend vermogen in de programmagebieden door PID lijkt daarmee bestendigd; De samenwerkingsrelaties zijn in meerdere gevallen geïntensiveerd en/of verbreed naar andere partijen, ook na afloop van PID; In twee gevallen is de samenwerking niet verder voortgezet. Eén daarvan omdat er geen financiële ondersteuning meer beschikbaar was voor een vervolg. In het andere project omdat het vervolgproject niet tot het gewenste resultaat leidde; In een aantal gevallen is de subsidie onmisbaar gebleken voor het opstarten van de samenwerking. Dat betekent dat de samenwerking niet van de grond zou zijn gekomen als de aanvragers niet gedwongen waren die te formaliseren vanwege het indienen van de subsidieaanvraag en/of dat het project zonder subsidie financieel gezien niet te realiseren geweest zou zijn. Dit is in lijn met de bevindingen van Berenschot. 2. In hoeverre zijn er producten/diensten, extra omzet en/of winsten uit de (innovatie)projecten voortgekomen? In 15 van de 19 projecten zijn, al dan niet als resultaat van vervolgprojecten, producten of diensten ontwikkeld. In sommige van de oorspronkelijke projecten is geen concreet product of dienst ontwikkeld maar is wel kennis gegenereerd, zoals ook Berenschot constateert. Berenschot constateert ook dat de meeste projecten zich nog bevonden in de fase van kennisontwikkeling of verspreiding. Inmiddels blijkt dat de gegenereerde kennis in veel gevallen via vervolgprojecten tot concrete producten of diensten heeft geleid en dat valorisatie heeft plaatsgevonden; De producten en diensten die ontwikkeld zijn, zijn zeer uiteenlopend, wat past bij het diverse karakter van de Pieken in de verschillende regio s. Bij de gebiedsgerichte projecten gaat het veelal om het creëren van randvoorwaarden (een kenniscentrum of opleidingstraject) en bij de innovatieprojecten om concrete nieuwe producten of diensten; 9

Bij alle 15 projecten die uiteindelijk hebben geleid tot concrete producten of diensten is sprake van een toename van de omzet/winst. In een aantal projecten is concreet aangegeven wat de extra omzet en winst is; Bij twee projecten is niet bekend of er een product of dienst is ontwikkeld. Het gaat om projecten waar de contactpersoon niet voldoende op de hoogte is van de resultaten of de follow up; Bij één project kan er mogelijk nog extra omzet/winst worden gegenereerd, indien er een partner wordt gevonden om spin off producten te ontwikkelen; In één project is het beoogde resultaat niet gerealiseerd. 3. In hoeverre hebben de projecten nieuwe werkgelegenheid opgeleverd? Berenschot constateert dat de werkgelegenheidseffecten van PID op langere termijn moeilijk zijn te voorspellen. De reden is dat het in veel gevallen om indirecte effecten gaat. Niettemin blijkt uit ons onderzoek dat bij 14 projecten sprake is van de creatie van extra arbeidsplaatsen, als gevolg van het oorspronkelijke project of vervolgprojecten. Bij acht van deze 14 zijn ook concrete aantallen arbeidsplaatsen genoemd. Bij deze projecten of de vervolgprojecten zijn gezamenlijk ruim 90 extra arbeidsplaatsen gecreëerd. Het betreft hoofdzakelijk hoogwaardige arbeidsplaatsen op HBO+ niveau; Bij vier projecten zijn geen extra arbeidsplaatsen gecreëerd of is niet bekend of dit het geval is; Bij één project kunnen er mogelijk nog arbeidsplaatsen worden gecreëerd, indien er een partner wordt gevonden om spin off producten te ontwikkelen. 4. In hoeverre hebben de projecten extra bedrijvigheid opgeleverd (vestigingen uit andere regio s en/of starters)? Met uitzondering van twee projecten was het aantrekken van vestigingen van bedrijven uit andere regio s of het creëren van start ups geen doel op zich van de projecten. Niettemin geven elf respondenten aan dat zich nieuwe bedrijven in de regio hebben gevestigd of dat er start ups zijn ontstaan, als spin off van de projecten of van de vervolgprojecten. De verwachtingen die er hieromtrent waren ten tijde van het Berenschot onderzoek zijn daarmee gerealiseerd; Vijf respondenten geven aan dat er geen nieuwe vestigingen of start ups uit het project zijn voortgevloeid. In 2 gevallen is hierover geen informatie beschikbaar. 10

5. Welke andere relevante zaken zijn er ten aanzien van het effect van de subsidieregeling, de totstandkoming en/of de uitvoering van de projecten? Pieken in de Delta is in veel projecten belangrijk geweest voor het op gang brengen van het proces van samenwerking, in het bijzonder voor het MKB; Door de aard van het Pieken in de Delta programma wordt samenwerking tussen bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid gestimuleerd (triple helix). De respondenten geven aan deze aanpak te waarderen omdat het bijgedragen heeft aan het succes van hun projecten; Uit de projecten blijkt dat bedrijven hun netwerk niet alleen binnen de eigen sector verbreed hebben maar ook daarbuiten. Samenwerking van bedrijven uit verschillende sectoren leidt vaak tot innovaties (cross over). In een aantal projecten is de PID regeling als een administratieve belasting ervaren. Het gaat dan vooral om de slechte afstemming van de eisen van de rijksoverheid en de co-financiers. 11

4 Conclusies In het algemeen is Berenschot positief over de effectiviteit van de subsidieregeling Pieken in de Delta. Men constateert dat er korte termijn effecten zichtbaar zijn op: verbeterde en sterkere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt; een verbeterde samenwerking en kennisdeling tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijven; het ontstaan van nieuwe producten en diensten. Daarnaast is Berenschot hoopvol over de langere termijn effecten als beter opgeleid en gekwalificeerd personeel; de vestiging van nieuwe bedrijven; het realiseren van kwalitatief goede en concurrerende producten en diensten. In dit onderzoek is voortgebouwd op deze conclusies en zijn 19 interviews afgenomen. Met de analyse van de interviews is een nadere indicatie verkregen van de effecten op langere termijn. 1. In hoeverre zijn de samenwerkingsrelaties bestendigd? De resultaten van de interviews onderbouwen de door Berenschot geconstateerde plausibiliteit van langere termijn effecten. Uit de interviews blijkt dat in bijna alle gevallen de projecten geleid hebben tot het versterken en intensiveren van de samenwerking tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen en overheden in de programmagebieden. Zoals ook uit het Berenschot onderzoek naar voren kwam, zouden veel samenwerkingsverbanden niet zijn ontstaan zonder PID subsidie. Bovendien is niet alleen samenwerking gecreëerd maar in veel gevallen ook gecontinueerd en/of verbreed. De verbetering van het organiserend vermogen in de programmagebieden door PID lijkt daarmee bestendigd. 2. Zijn er producten / extra omzet of winsten uit de (innovatie)projecten voortgekomen? Ten tijde van het Berenschot onderzoek bevonden veel projecten zich nog in de fase van kennisontwikkeling of verspreiding. Inmiddels hebben veel projecten of vervolgprojecten geleid tot concrete producten of diensten. Daarmee sprake is van 12

valorisatie van kennis, de ontwikkeling van kansrijke product-markt combinaties en een verbetering van omzet/winst. 3. In hoeverre hebben de projecten nieuwe werkgelegenheid opgeleverd? Gebleken is dat de (vervolg)projecten tot extra, hoogwaardige werkgelegenheid hebben geleid, hoewel Berenschot dit in 2010 minder waarschijnlijk achtte. Hierbij moet wel worden aangetekend dat niet is onderzocht of deze arbeidsplaatsen gesubsidieerd zijn of waren. 4. In hoeverre hebben de projecten extra bedrijvigheid (vestigingen van buiten de regio) en/of starters opgeleverd? Meer dan de helft van de respondenten meldt de vestiging van nieuwe bedrijven in de regio of de ontwikkeling van start ups, als spin off van de PID projecten of het vervolg daarvan. De verwachtingen die er hieromtrent waren ten tijde van het Berenschot onderzoek zijn daarmee ook daadwerkelijk gerealiseerd. 5. Welke andere relevante zaken zijn er ten aanzien van het effect van de subsidieregeling, de totstandkoming en/of de uitvoering van de projecten? Door PID is niet alleen de samenwerking binnen de eigen Piek verbeterd. Het blijkt dat veel partijen hun netwerk ook buiten de eigen sector hebben vergroot. Dergelijke cross sectorale samenwerkingsrelaties zijn belangrijk voor het ontstaan van innovaties. De administratieve belasting van de PID regeling is soms als hoog ervaren. Dit komt voor een belangrijk deel door de slechte afstemming van de eisen van de rijksoverheid en de co-financiers. Overigens moet hierbij in ogenschouw worden genomen dat het onderzoek betrekking heeft op projecten uit de eerste jaren van de regeling. Vanaf 2009 zijn de administratieve lasten die uit de regeling voortvloeien aanzienlijk verlaagd met de introductie van het Kaderbesluit EZ subsidies. Hierin is onder meer geregeld dat projecten automatisch worden bevoorschot. 13