MEMO Aan/To: Van/From: Datum/Date: RAI Vereniging Chris van Dijk 18 september Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 Ieder jaar publiceert het RIVM een jaaroverzicht van de meetresultaten van luchtkwaliteit in Nederland. Begin september zijn de resultaten van 2012 gepubliceerd. De concentraties van de emissies stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en koolstofmonoxide (CO) zijn momenteel het meest relevant binnen de auto- en truckbranche. De gemeten jaargemiddelde concentraties voor de meeste luchtverontreinigende componenten zoals stikstofdioxide en fijnstof vertonen een langjarige gestage daling. Ten opzichte van deze daling waren de resultaten in 2012 nog lager doordat de weersomstandigheden gunstig waren voor de luchtkwaliteit. Als de langjarige daling in de stikstofdioxideconcentraties (NO2) in hetzelfde tempo aanhoudt, is het echter niet zeker dat in 2015 op alle meetlocaties aan de grenswaarde voor stikstofdioxide wordt voldaan. Daarvoor is een sterkere afname nodig. De uitstoot van fijnstof (PM10) is op, relevante locaties, niet overschreden. Evenmin zijn de normen voor koolstofmonoxide overschreden. Stikstofdioxide (NO2) Conform de Europese richtlijn moet vanaf 1 januari 2010 aan de grenswaarden voor NO2 en NOX worden voldaan. Nederland heeft echter gebruikgemaakt van de mogelijkheid om uitstel (derogatie) aan te vragen. Op basis van de plannen binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) heeft Nederland derogatie gekregen. De jaargemiddelde grenswaarde van 40 μg/m3 NO2 treedt nu per 1 januari 2015 in werking. Gedurende de derogatie geldt een tijdelijke verhoogde grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van 60 μg/m3. Uit metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM en van de GGD Amsterdam en de DCMR blijkt dat voor NO2 de jaargemiddelde concentraties in 2012 gemiddeld lager waren dan in de voorgaande jaren. Dit past in de langjarige dalende trend. Voor NO2 is de trend in concentraties op verkeersbelaste stations het meest relevant voor de mogelijke overschrijdingen van de jaargemiddelde norm van 40 μg/m3. Over de periode 1999-2012 is er een dalende trend van 0,5 μg/m3 per jaar. De jaargemiddelde NO2-concentratie van 2012 ligt net iets onder de norm en is lager dan volgens de lineair afnemende trend verwacht zou worden (zie figuur 1). Desalniettemin valt 2012 binnen de normale spreiding. Voor de Nederlandse meetlocaties bij verkeersbelaste stations is de gemiddelde concentratie ongeveer op de norm. In 2012 voldoet ongeveer de helft van de verkeersbelaste stations van het LML, de GGD Amsterdam en DCMR niet aan de norm van 40 μg/m3 NO2. De overschrijdingen van deze norm zijn met name gemeten in Amsterdam en Rotterdam. Zoals gezegd heeft Nederland uitstel van de Europese Commissie (tot 2015) om te voldoen. Echter, als de dalende trend met dezelfde snelheid aanhoudt, is het niet zeker dat in 2015 op alle meetlocaties aan de
stikstofdioxidegrenswaarde wordt voldaan. Daarvoor is een sterkere afname nodig. Er zijn geen overschrijdingen geconstateerd voor de tijdelijk, verhoogde grenswaarde van 60 μg/m3, die tijdens de derogatie geldt. Effecten NO2 wordt veelal gezien als goede indicator voor het totaal aan verkeersgerelateerde componenten. Studies van de World Health Organization (WHO) hebben aangetoond dat er inderdaad een negatieve invloed op het menselijk lichaam, met name op luchtwegen, longen en astmatische klachten. NO s hebben ook negatieve invloed op ecosystemen en dragen bij aan de vorming van ozon (O3) en fijnstof (PM2,5/PM10) in de lucht. Figuur 1 Fijnstof (PM2,5/PM10) De concentratieniveaus van fijn stof (PM) in Nederland zijn opgebouwd uit achtergrondconcentraties (o.a. zeezout) plus lokale bijdragen. Het grootste deel van de door mensen veroorzaakte PM-achtergrondconcentratie komt uit het buitenland. Hierbovenop komt de lokale bijdrage uit eigen land, vooral in dichtbevolkte gebieden, die leidt tot een verhoging van het concentratieniveau. Echter, de niet door de mens in de lucht gebrachte stoffen die bijdagen aan de luchtkwaliteit worden buiten beschouwing gelaten in de beoordeing van luchtkwaliteit. Uit metingen blijkt dat de concentraties PM10 in het 2012 beduidend lager waren dan ten opzichte van vorige jaren. Het verloop van PM10-concentraties laat sinds 1993 een langdurige statistische significante daling zien van gemiddelde 0,7 +/- 0,2 5 μg/m3 per jaar. Grote verschillen zijn met name te wijten aan verschillen in weersomstandigheden. Voor ultra fijnstof, aangeduid met PM2,5, gaan per 2015 Europese normen gelden, te weten de richtlijn 2008/50/EG. Voor PM10 gelden een tweetal normen. Ten eerste een norm voor de kortdurende blootstelling van de bevolking. Deze norm betreft een grenswaarde van 50 μg/m3 voor het daggemiddelde, die niet vaker dan 35 dagen per kalenderjaar mag worden overschreden. Ten tweede heeft PM10 ook een jaargemiddelde grenswaarde voor de langdurige blootstelling van de bevolking van 40 μg/m3. Sinds 1 januari 2005 moest aan deze grenswaarden worden voldaan, maar de mogelijkheid bestond om hiervoor vrijstelling te krijgen tot uiterlijk 11 juni 2011. Nederland heeft van deze mogelijkheid gebruikgemaakt. Het jaar 2012 is het eerste volledige kalenderjaar waarin de derogatie niet langer van kracht was.
Ten aanzien van de eerste norm ligt het gemiddelde binnen de norm. Het betreft het aantal dagen met overschrijdingen van de maximale daggemiddelde PM10-concentratie in de zones en agglomeraties, op basis van modelberekeningen van de jaargemiddelde concentraties die zijn gekalibreerd met de meetgegevens van 2012 (GCN), waarvan het gemiddeld in alle zones en agglomeraties onder de norm van 35 dagen ligt (zie figuur 2). Echter, op een beperkt aantal locaties (IJmond, Maasvlakte en tevens i.v.m. veehouderijen in de provincie Noord-Brabant) vinden er op basis van modelberekeningen wel overschrijdingen van de norm van 35 dagen boven de 50 μg/m³ plaats. Overigens komt niet elke locatie waarop een overschrijding is geconstateerd in aanmerking voor toetsing van de grenswaarde. Naar alle waarschijnlijkheid betreft het hier niet-publiek toegankelijke locaties voor toetsing aan de grenswaarde, zoals Tata-steel en de Maasvlakten (zie figuur 3). Figuur 2 Figuur 3 De tweede norm voor PM10, de jaargemiddelde grenswaarde van 40 μg/m3, is niet overschreden (zie figuur 4). Echter, op basis van modelberekeningen die zijn gekalibreerd met de meetgegevens van 2012, is het jaargemiddelde op een beperkt aantal locaties overschreden. Figuur 4
Effecten Het inademen van fijnstof heeft nadelig effect op de gezondheidheid, met name bij personen met een zwakke gezondheid, als hartenvaatziekten en longaandoeningen. Klachten aan de luchtwegen kan bij de gehele bevolking optreden. Naar schatting wordt de gemiddelde levensverwachting met één jaar verkort voor de gehele bevolking bij blootstelling van de huidige PM10-niveaus. Jaarlijks overlijden er naar schatting 1.700 tot 3.000 personen vroegtijdig ten gevolge van blootstellign aan fijnstof. Koolstofmonoxide (CO) CO-emissies op de verkeersbelaste stations daalde dit jaar met ongeveer 30 procent tov 2011 en bleven ver onder de Europese grenswaarde. CO wordt voornamelijk gevormd door onvolledige verbranding van koolstofhoudende materialen, zoals brandstof. Het is dan ook niet vreemd dat verkeer het grootste aandeel heeft in de Nederlandse CO-emissies. Hoge CO-waarden kunnen o.a. negatieve gevolgen hebben het voor het cardiovasculaire deel van het menselijk lichaam. Meetmethodiek betrouwbaar Eerder berichtte wij u over de betrouwbaarheid van de meetmethodiek van luchtkwaliteit en dat deze voldoet aan de Europese normen. Conclusie Overschrijdingen van fijnstofconcentraties lijken niet meer voor te komen. Er zijn echter nog wel overschrijdingen van de toegestane NO2 concentraties, ook in 2015. Extra maatregelen zijn nodig om deze knelpunten op te lossen RAI Vereniging ziet in de uitkomsten van het RIVM onderzoek naar de luchtkwaliteit in Nederland een bevestiging van de lijn die zij ook volgt: effectief Europees bronbeleid, aangevuld met nationale of lokale maatregels levert de beste resultaten. De instroom van nieuwe, schone voertuigen is daarbij één deel van het verhaal. Voor het verbeteren van binnenstedelijke luchtkwaliteit is het noodzakelijk om oude voertuigen versneld te vervangen. Andere oplossingen hiervoor zijn bijvoorbeeld een sloopregeling, het oldtimerakkoord en het instellen van milieuzones. De voorstellen van de gemeente Amsterdam, Den Haag en Utrecht passen in dit kader, mits deze kosteneffectief zijn. De volledige rapportage Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2012 van het RIVM staat hier.
Voor verder informatie of vragen kunt u contact opnemen met Chris van Dijk vanaf 7 oktober.