Preek zondag 13, v/a 34 Gemeente van Jezus Christus, gasten, luisteraars, Wij hebben thuis een poes. Lief beestje, beetje speels, en als je bij ons op bezoek bent en je laat je arm wat nonchalant naast de bank of stoel hangen dan kan het gebeuren dat-ie je grijpt. Of als je bij ons thuis s ochtends naar beneden komt dan zit-ie soms ergens achter of in een hoekje en voor je het weet hangt-ie in je broek. Hij is inmiddels gecastreerd en wat ouder. Dat scheelt natuurlijk. Maar, in ieder geval, we waren er in korte tijd aardig gehecht aan geraakt. Dat hadden we nooit gedacht, we zijn eigenlijk niet zulke dierenmensen. Maar 14 dagen geleden, we gingen twee dagen weg en we hadden de buren gevraagd om een beetje op te letten, verdween Tim. Weg. Niemand had m gezien. Volgens Hanna op poezenvakantie, maar stiekem wisten wij wel beter. Einde poes. Tot onze grote verbazing kwam hij 7 dagen later weer aanlopen alsof er niks gebeurd was. We zijn blij dat we m weer terug hebben, maar je vraagt je wel af waar heeft Tim gegeten? Waar was hij al die tijd. Natuurlijk heeft hij, dat kan eigenlijk niet anders, ergens een tweede adres. Anders zou hij wel thuis gekomen zijn om te eten. Sinds Tim weer terug is, is hij regelmatig wat langer weg dan voorheen. Even eten bij een van de buren, neem ik aan Ik moest aan dit voorbeeld denken bij de belijdenis Jezus is Heer. Heer, dat is iemand die het voor het zeggen heeft. Meester, eigenlijk. Van wie je bijvoorbeeld een slaaf eigendom bent. Dat kon vroeger letterlijk, maar nu ook nog: feitelijk. Bijvoorbeeld van de bank, of van je baas. Jezus is Heer is de kernbelijdenis van de vroege christelijke kerk, en nog steeds van iedereen die tot geloof komt.
Het is de belijdenis van de kerk en van iemand die zijn of haar eerste liefde gevonden heeft. Je vertrouwt je leven toe aan Jezus. En zegt daarmee in het openbaar: vanaf nu ben ik eigendom, niet van mezelf. Niet van andere machten. Maar van Jezus. Ik ben verliefd. Als je dat belijdt, dat Jezus Heer is, en dat is meteen de kern van de preek van vanmiddag, dan moet je voortaan het ook bij Hem zoeken. En bij Hem alleen. Eten uit de voerbak van je Meester. Luisteren naar zijn Woord, niet óók naar dat van anderen. Of van jezelf. Niemand kan twee heren dienen. Hij zal of de één toegewijd zijn en de ander minachten, of andersom. Ik weet niet of mijn poes mij minacht. Ik denk niet dat het een emotie is die bij een poes past. Hoewel. Maar die poes is van mij. En ik wil dat-ie bij mij eet. Dan weet ik wat hij binnenkrijgt, en ook gewoon, ja, het is mijn poes! Jezus is Heer. De kern hebben we al te pakken, maar laten we eens kijken wat de diepere betekenis is van deze mooie belijdenis. Eerst iets over de samenhang tussen de beide vraag en antwoorden uit zondag 13. Een opvallende samenhang, want eerst heb je de belijdenis dat Jezus echt God is. Daar stonden we eerder dit jaar bij stil. Jezus is Gods Zoon, dat betekent: zoals ook Israël en de engelen, door God in het leven geroepen. De belijdenis zegt: geboren, niet geschapen. En het betekent ook: helemaal gehoorzaan aan God. Zonder die belijdenis ben je beklagenswaardig, want juist omdat Hij echt God is, is er voor jou: redding. Je mag ook Gods kind worden, niet van nature, maar als Gods aangenomen kind.
En dan die andere belijdenis die mensen die geloven leren zeggen: Jezus is Heer. Deze twee belijdenissen lijken op het eerste gezicht wel tegenstrijdig, eerst zeg je: ik ben Gods kind. En nu: ik ben Gods slaaf. Want een Meester is iemand die wat van Hem is kan claimen net als het recht van eigendom het meest volledige recht is dat je op iets kunt hebben. Jezus is niet alleen onze grote broer, maar ook onze Meester. Van gelovigen wordt in de Bijbel gezegd, dat zij Gods kinderen zijn maar ook: dat zij slaven zijn van de HEER Jezus (Fil. 1:1; Ef. 6:6). Tijd om de Bijbel open te doen wat die belijdenis, die aanspreektitel van Jezus HEER nu eigenlijk betekent. In de eerste plaats valt op dat het woordje HEER, in het Grieks Kurios, de vertaling is van het Hebreeuwse woord adonai, dat op zijn beurt de weergave van de Godsnaam Jahwe is. Met HEER laat God zich aanspreken. HEER is de weergave van het Hebreeuwse Jahwe: de Naam waarmee Hij zich voorstelde aan Mozes voordat hij naar Egypte ging om de Farao te vertellen dat Hij Gods volk moest laten gaan. En aan die geschiedenis kan je ook meteen goed zien en begrijpen wie God is. Hij is de God die zijn rechten laat gelden op zijn volk. Ook al dacht Farao dat hij het over hen te zeggen had. Mozes dacht ook bij zichzelf: ja, naar Farao gaan, dat is nogal wat. Wie moet ik zeggen dat mij gestuurd heeft? En dan maakt God zich bekend als HEER. Hij zegt: maakt Mij niks uit hoe jij denkt dat de verhoudingen liggen. Maakt mij niks uit hoe de Farao daarover denkt: IK BEN ER. En dat zal ik bewijzen in de geschiedenis die komt: dat volk dat is van Mij. Ik zal het bevrijden zodat ze Mij zullen dienen en geen ander.
En later, wanneer het volk zelf, uit eigen beweging kiest voor andere goden, zal God ook juist daarom zijn volk straffen, met de bedoeling hen weer opnieuw te bevrijden, want denk ook aan de inleiding op de wet: IK BEN DE HEER. Dat moest Israël dus leren. Een leven lang. Al die generaties moesten die les doorlopend leren. IK BEN DE HEER. Zoek je heil daarom niet langer bij anderen. Ook niet bij jezelf. Maar bij Mij. Bij Mij ben je veilig. De belijdenis GOD IS HEER en dus eigenlijk: GOD IS ER EN HIJ ZAL HET BEWIJZEN maakte voor Israël het verschil tussen een leven voor andere goden en een leven met God. Precies het verschil dat ook gemaakt wordt in ons leven. Op catechisatie hebben we deze tekst uit ons hoofd geleerd, toen we het hadden over het eerste gebod. Het geeft aan wat het verschil is tussen God en de afgoden. [dia 1] De tekst is 1 Samuel 12 vers 21: Dwaal niet af om achter iets aan te lopen dat niets oplevert en niet bevrijdt, omdat het niets is. Dat is een leven zonder God: het is dwalen, achter iets aanlopen dat niet bevrijd maar jou juist uitbuit, iets dat niets is. een leven met God is het tegenovergestelde: het is de rechte weg lopen achter de enige God, die mensen bevrijdt. Het vervolg van de tekst is ook veelzeggend, [dia 2] Hij zal jou nooit in de steek laten. Want: Ter wille van zijn grote naam zal de HEER zijn volk immers niet in de steek laten, want hij heeft zelf besloten om u tot zijn volk te maken. [even wachten dan dia 3 leeg scherm] God is HEER betekende in het Oude Testament dus: God legt een claim op zijn volk om voor Hem te leven. Nu snap je ook dat als je zegt Jezus is HEER dat dat een vergaande belijdenis is. De Godsnaam klinkt erin door. Je zegt ermee: Jezus heeft mij bevrijd en nu leef ik voor Hem. Tot eer van God in eeuwigheid.
Je zegt er ook mee tegen jezelf en tegen anderen: maakt me niks uit hoe de machtsverhoudingen liggen. Wie er de baas is. Voor mij is het Jezus Christus op de troon. En zo is het. In het Nieuwe Testament wordt Jezus HEER genoemd, in de volle betekenis van het woord, vooral na zijn opstanding. Er gaat een claim van uit. Mensen schrikken daarvan. Wanneer Petrus zegt in Handelingen 2 (in zijn Pinksterpreek): Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en Messias is aangesteld. Dan reageren mensen diep getroffen (beter: geschokt, verbijsterd). Ze vragen aan Petrus en de andere apostelen: Wat moeten we doen, broeders? De luisteraars van Petrus Pinksterpreek snappen meteen de claim die op hun leven wordt gelegd wanneer Petrus verklaart dat God Jezus tot HEER heeft aangesteld. Ze snappen dat bekering de enige optie is. Want de belijdenis dat Jezus HEER is kan niet blijven bij een belijdenis van woorden. Als je zegt dat Hij je leven beheerst, dan moet je ook doen wat Hij zegt. Er is voor gelovige mensen geen neutraal gebied. Je kunt je leven niet een beetje reserveren voor God, en voor jezelf. Als Jezus HEER is, dan moet en gaat Hij je hele leven beheersen. De andere kant van de medaille is, dat als Jezus HEER is, dat Hij er dan ook IS. Hij gaat met je mee. Hij is machtig genoeg om je te beschermen. Hij zal zichzelf ook bewijzen in jouw leven, als jij belijdt dat Hij HEER is. Net zoals God zichzelf bewezen heeft in het leven van Israël dat hij HEER is. Dat zie je misschien niet altijd. Misschien zie je het een hele poos niet. Misschien zie je het bijna je hele leven niet. Denk dan even terug aan het volk Israël dat meer dan 400 jaar in slavernij heeft geleefd. Ook toen was God HEER.
God had het Abraham al gezegd voordat het ging gebeuren (Gen 15:13). God heeft zo zijn redenen voor hoe de dingen gaan. In ieder geval: ze gaan niet buiten Hem om, want Hij is HEER. Als je gelooft geldt dat ook voor jou: het is niet belangrijk wie er aanspraak maakt in jouw leven op de titel HEER, of wie er HEER lijkt, maar wie HEER is. En dat is één: Jezus Christus, tot eer van God in eeuwigheid. En als Jezus HEER is, dan is voor andere heren simpelweg geen plaats meer. Het volk Israël moest dat leren. Dat ging niet vanzelf. Ik moet dat leren. Als je net belijdenis hebt gedaan moet je dat leren. Jezus heeft jouw bevrijd, in de vrijheid gezet. Waarom? Zodat je een leven zou leiden, toegewijd aan Hem. Een leven in zijn dienst. Er bestaat geen neutraal gebied. Dat is denk ik een les die belangrijk is voor veel mensen in deze tijd. Het is voor of tegen. Het is óf beheerst worden door de Geest van Jezus Christus óf door andere geesten. Veel mensen zijn in deze tijd niet zozeer tegen God, maar ook niet voor. Maar het is net als met de bevrijding na een oorlog: het is of leven in dienst van de bezetter of in dienst van de bevrijder. Er bestaat geen blanco leven. Een leven waarin geen machten of krachten zijn. In het leven van Tim is het óf eten uit onze bak óf uit die van een ander, of eventueel allebei maar dat wil ik niet. Maar er bestaat geen leven waarin je niet hoeft te eten. Het gaat er maar om bij wie. Voor de eerste christenen was de belijdenis dat Jezus HEER was heel concreet. Het betekende, om te beginnen dat ze uitgespuugd werden door hun eigen volk. Of later, door de Romeinen. Polycarpus is een bekende martelaar van wie bekend is dat Hij gestorven is in de arena. Toen ze hem vroegen zijn geloof af te zweren en Christus te vervloeken, antwoordde hij: "Zesentachtig jaar heb ik Hem gediend en ik heb nog nooit ook maar een enkele reden tot klagen gehad. En trouwens, hoe zou ik mijn koning en verlosser kunnen vervloeken?"
Wat heb jij over voor jouw Heer? Wat ga jij doen als je jou voor gek verklaren? Als ze je links laten liggen? Mag jouw Heer ook dan nog Heer zijn, als het moeilijk wordt? Misschien niet in de arena, maar misschien wel op je werk of als je verliefd wordt op iemand die niet gelooft, of noem maar op zeg je dan: Sorry, ik heb al Iemand? In voor- en tegenspoed, in rijkdom en in armoede, in ziekte en in gezondheid? Ik hoorde van de week iemand aan de telefoon die zo verliefd was dat het eigenlijk geen gesprek was. De persoon aan de andere kant van de lijn kon alleen nog maar praten over degene op wie ze verliefd was. Zo is het ook met mensen die net tot geloof zijn gekomen. Soms lijken die een beetje blind voor de werkelijkheid. Ik heb nog nooit een man ontmoet die zo lief is, hij heeft de hele tijd alleen nog maar aandacht voor mij. Hij denkt nooit aan zichzelf Jaja. Een man die nooit aan zichzelf denkt Mensen vallen tegen. Maar God niet. Jezus zegt in de Openbaring aan Johannes tegen de gelovigen aan Efeze: dit heb ik tegen u: u hebt de liefde van weleer opgegeven. Bedenk van welke hoogte u gevallen bent. Breek met het leven dat u nu leidt en doe weer als vroeger. Want Jezus is HEER. Vergeet de eerste liefde niet! [amen]