Gemeente van Christus, gasten,

Transcriptie

1 Gemeente van Christus, gasten, [dia 1] Uw koninkrijk kome. Dat zijn maar een paar woorden. Simpel, zou je zeggen. Ook het antwoord van de catechismus is maar kort. Maar eigenlijk is er iets geks aan de hand. Kijk, de catechismus gaat al een paar vraag- en antwoorden over het gebed. Is het, om te beginnen, eigenlijk niet raar dat je les krijgt over hoe je moet bidden? [dia 2 - titel] Is bidden niet iets, dat gewoon spontaan moet opkomen? De leerlingen van Jezus vroegen: HEER, leer ons bidden. [dia 2.1] Ze hebben net Jezus zien bidden en blijkbaar doet Hij dat op zo n manier, dat iedereen begrijpt: dit heb ik niet. Dat gaat bij mij niet vanzelf. Dan leert Jezus hen het Onze Vader. Er is een soort vertrouwelijkheid in het bidden van Jezus. Voor Jezus is God: Vader. En, zegt Hij tegen zijn leerlingen, dat geldt ook voor jullie. Als je bij mij hoort, dan mag ook jij Vader tegen God. Beter nog: papa. Jezus leert de leerlingen ook om te bidden [dia 2.2] in het verborgene, niet voor de mensen, maar voor God. En om [dia 2.3] niet te veel (dure) woorden te gebruiken. Niet de kwantiteit maar de kwaliteit bepaalt of je gebed verhoord wordt. Niet hoeveel woorden je gebruikt, hoe lang je bidt of met welke woorden. Maar of je [dia 2.4] eerlijk bidt, of wat je bidt, ook klopt met wat je doet. En of je bidt [dia 2.5] uit bezorgdheid voor jezelf of dat je bidt voor Gods koninkrijk. Er is dus in de Bijbel best veel onderwijs over bidden. en dat is nodig. Bidden ging bij de leerlingen niet vanzelf. En bij ons ook vaak niet [voorbeelden]. Met het Onze Vader geeft Jezus ons een voorbeeldgebed [dia 3]. Jezus zegt:

2 als je bidt, doe het dan maar zo. Je kunt het Onze Vader dus gebruiken als voorbeeld. [dia 4 - titel] Vandaag de tweede bede. De eerste bede is: Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome is de tweede bede. Jezus leert ons te bidden voor Gods koninkrijk. Jezus leert ons, als je bidt, wees dan niet in de eerste plaats bezorgd om jezelf [dia 4.1] Kijk naar de vogels, de bloemen. Die kunnen zich geen zorgen maken en toch zorgt God voor hen. God weet wel, wat jij, wat wij nodig hebben. Als je gaat bidden mag je jezelf dus even opzij zetten. En dat is eigenlijk ook best prettig. Hoeveel tijd en hoeveel energie gaat er wel niet op in het zorgen voor jezelf? En dat, terwijl God allang weet, wat jij nodig hebt! Bid daarom maar om God koninkrijk. Trouwens, het is ook een eer. [dia 4.2] Je mag jezelf even opzij zetten, én je mag bidden om Gods koninkrijk. Je mag opgaan in een groter geheel. God schakelt je in. Ja, jou. Je zou kunnen denken: dat Jezus daar om bad kan ik me voorstellen. Hij is Gods Zoon. Hij heeft daar alles mee te maken. Gods rijk. Maar nee, Jezus leert jou óók te bidden voor de belangen van Gods rijk. Je hoeft niet in de eerste plaats voor jezelf te bidden. God weet wel wat je nodig hebt. Je bent belangrijk genoeg om te bidden voor Gods koninkrijk. Je bent een schakel in de komst van dat rijk. Je mag meewerken. Meebidden. Als een echte soldaat. Bidt een soldaat voor zijn eigen belangen? Om kleren, eten en drinken? Een echte soldaat bidt in de eerste plaats voor de overwinning. Voor de komst van Gods koninkrijk. Daarna komt de rest. [dia 5 leeg scherm] Maar dan moet je natuurlijk wel weten wat je bidt. Gods koninkrijk, wat is dat? Weten we nog wat dat is, een koninkrijk? Wij zijn burgers van het koninkrijk der Nederlanden.

3 Binnen de landen van dat koninkrijk mogen wij ons vrij bewegen, we hebben geen visum nodig voor Aruba, of de Antillen. We mogen stemmen, we moeten we belasting betalen. Staatshoofd van het koninkrijk is koningin Beatrix. Gods koninkrijk, dat is de hele wereld. En de hemel. Want God is overal koning. [dia 6] Gods koninkrijk is vooral: Gods koningschap. Zijn regering. Dus niet in de eerste plaats een bepaalde plek, maar een bepaald bestuur. Je moet weten wat je bidt. Er is nog een belangrijke vraag, over dat koninkrijk van God. [dia 7 leeg scherm] Als God overal al koning is, waarom dan nog bidden? Moet het nog komen, of is het er al? Deze spanning zit, merkwaardig genoeg ook in het Onze Vader zelf. Jezus leert ons aan het begin van ons gebed te bidden om de komst van Gods koninkrijk. Maar Hij leert ons ook ons gebed af te sluiten met: van u is het koninkrijk [deze vraag kom ik op terug aan het einde van de preek]. Om meer te begrijpen (van Gods koninkrijk) moeten we een stapje terug doen, in het Oude Testament. [dia 8 titel] Want alles dat Jezus zegt, wat Hij doet en wij Hij is, heeft zijn wortels in het Oude Testament. Met andere woorden: je begrijpt niks van het Nieuwe Testament, ook niet van Jezus, als je niet ook het Oude Testament begrijpt. Het werkt trouwens ook andersom, je begrijpt niets van het Oude Testament als je niet ook de vervulling ervan in het Nieuwe Testament ziet. In het Oude Testament was het zo, dat elk volk, elk land zijn eigen god vereerde. [dia 8.1] Elke god had dus een land en elk land een god (denk aan Ruth). Een overwinning voor het leger van het ene land was dus eigenlijk ook machtsuitbreiding van de ene god ten koste van de andere. Je begrijpt, dat daarom bijv. de ballingschap ook zo n probleem was voor de joden. Was God niet machtig genoeg om het op te nemen tegen de goden van Babel?

4 Maar het aparte van Israël, tussen al die andere volken was dat Israël van zijn God, JHWH, zei dat Hij de God van hemel én aarde is [dia 8.2]. denk aan wat we hebben gelezen in psalm 96. Daarom zegt God in de Bijbel ook van de ballingschap dat het zijn werk is. De ballingschap, laten we dat weer even als voorbeeld nemen, is niet zomaar de overwinning van het ene volk (met zijn god) op het andere (met zijn god). De Bijbel zegt: de ballingschap is Gods werk. Het was zijn straf voor de zonden van het volk Israël. Babel is maar een instrument in zijn handen. Hij is de God van hemel en aarde. Aanbid Hem. Geef Hem de eer! Dat is de boodschap van het Oude Testament. Er is nog iets, dat we al uit het Oude Testament kunnen leren over Gods koninkrijk. Gods koninkrijk was ook toen al voor een groot deel een kwestie van geloof. [dia 8.3] God regeert. Maar dat was tijdens de ballingschap niet makkelijk te geloven. De mensen moesten het wel geloven. Tot zover over het Oude Testament. We gaan naar het Nieuwe [dia 9 - titel]. Op de grens van het Oude en het Nieuwe Testament ontmoeten we Johannes de doper [dia 9.1] Hij zegt iets opvallends over Gods koninkrijk. Hij zegt: kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij. In de loop van de tijd waren gelovige joden de boodschap over Gods koninkrijk zo gaan opvatten: straks komt er een messias. Die zal koning worden over Israël, de vijand verdrijven en dan komt Gods koninkrijk. ze waren eigenlijk Gods belang gaan verwarren met hun eigen belang. Maar dan komt Johannes. Hij zegt: Gods rijk komt eraan. kom tot inkeer! Hoezo, kom tot inkeer?

5 Volgens Johannes is het nodig dat de mensen van Gods volk zich eerst bekeren. Want de vijand komt niet van buiten, maar is aan het werk aan de binnenkant. Gods koninkrijk omvat de hemel en de aarde. Hij wil dat dit ook te zien is in het leven van de mensen die bij Hem horen. God wil dat zijn volk Hem echt, helemaal is toegewijd. Hij wil overal God zijn. Niet alleen op zondag. Bidden om Gods koninkrijk is: bidden om je te laten leiden door God. om zelf geregeerd te worden. In de catechismus staat: regeer ons door uw Woord en Geest, dat is: God zelf. En wat is de bedoeling van die regering? Dat wij ons onderwerpen aan God. Want daar begint Gods koninkrijk. waar mensen zich onderwerpen aan God. Waar mensen vergeving vragen. Hun eigen belang opzij zetten. Daarom vervolgt de catechismus ook met: bewaar en vermeerder uw kerk. [dia 9.2] De kerk, daar begint Gods koninkrijk. Het is niet hetzelfde. Gods koninkrijk zal uiteindelijk pas helemaal af zijn op de nieuwe aarde. Maar in de kerk, daar beginnen mensen zich te onderwerpen aan God. Daar is te zien, dat mensen rekening houden met Gods bestuur. Daar gehoorzamen mensen zijn wetten. Daar leven mensen niet in de eerste plaats voor zichzelf, en bidden ze daar dus ook niet in de eerste plaats voor. Daar beginnen mensen voor elkaar te leven. En samen voor God. Waar zijn we gebleven? [dia 10 titel] We hebben het gehad over dat je, als je bidt, mag beginnen met het gebed om de komst van Gods koninkrijk. Dat is een eer. Dat je ingeschakeld wordt. [dia 10.1] Het is ook een opluchting. Je hoeft niet bij jezelf te beginnen. Je hoeft niet bezorgd te zijn.

6 [dia 10.2] Ik heb uitgelegd dat een belangrijke boodschap van het Oude Testament is, dat God regeert, overal. [dia 10.3] Maar dat dat ook een kwestie was en is van geloof. Er is geloof nodig om Gods koninkrijk te zien. Maar als je het gelooft, dan zie je het ook. Steeds meer. Ik kom, tot slot terug op een vraag uit het begin van de preek. [dia 11 titel] Gods koninkrijk, is het er al, of moet het nog komen. God is koning. Tegelijk is Hij bezig met de komst van zijn koninkrijk. In het Nieuwe Testament kondigt Jezus zichzelf aan als de koning waarop de eeuwen hebben gewacht en die nu eindelijk is gekomen. Zijn koningschap wordt in de kerk erkent. Uitgeroepen. En zijn wetten worden in de kerk geleerd. Door de Geest van Jezus in mensenharten geschreven. Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. zo begint Gods koninkrijk in de kerk waar te worden. [dia 11.1] In de kerk bidden we: Help ons om ons nu al te onderwerpen aan uw bestuur. Bekeer ons. Help ons om uw wil te doen. Help ons te geloven. Maak ons trouw. Maak van dat komende koninkrijk al iets zichtbaar in mijn leven, en in dat van de kerk. Help ons in de strijd tegen de duivel die er alles aan doet om dat te verhinderen. [dia 11.2] Jezus Christus regeert als koning. Hij vraagt geloof. Want dat is nodig totdat Hij terugkomt en Gods koninkrijk echt, helemaal werkelijkheid zal worden in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde. Het is er dus. En het moet nog komen. Die twee dingen tegelijk. [dia 12 leeg scherm] Ik sluit af met een stukje onderwijs van Jezus over het koninkrijk, waar wij dagelijks om bidden. Het gaat over die spanning: dat het koninkrijk er is, maar ook nog moet komen. Dat het nu nog aankomt op geloof.

7 En het is bedoeld als bemoediging voor iedereen die gelooft. Houd vol! Wordt niet moe goed te doen. Het is met het koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide. Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer. Toen het jonge gewas opschoot en vrucht begon te dragen, kwam ook het onkruid te voorschijn. De knechten kwamen de heer des huizes vragen: Heer, hebt u soms geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan? Hij antwoordde: Dat is het werk van een vijand. De knechten zeiden tegen hem: Wilt u dat wij er het onkruid tussenuit wieden? Hij antwoordde: Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan lostrekken. Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: Wied eerst het onkruid, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur. Hij die het goede zaad zaait is de Mensenzoon, de akker is de wereld, het goede zaad dat zijn de kinderen van het koninkrijk; het onkruid dat zijn de kinderen van het kwaad, de vijand die het zaait is de duivel, de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld en de maaiers zijn de engelen. Zoals het onkruid bijeengebonden wordt en in het vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld: de Mensenzoon zal zijn engelen erop uitsturen, en ze zullen uit zijn koninkrijk allen die anderen ten val hebben gebracht en de wetten hebben verkracht bijeen brengen en hen in de vuuroven werpen; daar zullen ze jammeren en knarsetanden. Dan zullen de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader stralen als de zon. Laat wie oren heeft goed luisteren! [amen]