>> Deel 2 Voorontwerp & Disseminatie



Vergelijkbare documenten
>> Deel 2 Voorontwerp & Disseminatie

>> Deel 2 Voorontwerp & Disseminatie

>> Deel 2 Voorontwerp & Disseminatie

Haalbaarheidsonderzoek uitbreiding warmtenet Brugge. Peter Clauwaert Brugge - 17/06/2013

Nieuwe methodiek CO 2 -voetafdruk bedrijventerreinen POM West-Vlaanderen. Peter Clauwaert - Gent 29/09/11

Haalbaarheidsonderzoek warmtenet Oostende

TEO/WKO WARMTE EN KOUDE

TEO/WKO WARMTE EN KOUDE NIEUWVEENSE LANDEN

DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN

TEO/WKO WARMTE BESTAANDE WOONWIJK HEEG

Commissie Benchmarking Vlaanderen

TEO/WKO WARMTE RENOVATIEWIJK SNEEK

Haalbaarheidsonderzoek warmtenetten Brugge en Oostende. Peter Clauwaert Brugge - 18/04/2013

DE RENDABILITEIT VAN HERNIEUWBARE ENERGIE (HE 03)

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Meestal is er geen bouwvergunning nodig om een zonne-installatie op een dak te plaatsen. Informeer altijd eerst bij uw gemeentebestuur.

Welkom. StepUp. Wat zijn warmtenetten? StepUp_Warmtenetten 1

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

:: Investeringsanalyse

Rendabel deel aardgasuitbreiding

NIEUWBOUWWIJK NIJSTAD-OOST

Warmtenetten. Agenda. Wat is een warmtenet. Technologie. Projecten. Regulering. Rol Eandis. Visie van een netbeheerder Energik - 28/5/2015

Warmtekrachtkoppeling Wat, waarom en wanneer? Tine Stevens COGEN Vlaanderen Studiedag Slimme netten en WKK 29 februari 2012

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder

DE RYCK Klima. 1 kw primaire energie 2,25 kw warmte. ŋ verlies op motor 10% netto vermogen op WP 34% geeft warmte afvoer verwarmingscircuit

Ministerieel besluit houdende de organisatie van een call voor het indienen van steunaanvragen voor nuttigegroenewarmte-installaties

Tijdelijke duurzame energie

WARMTEKRACHTKOPPELING (WKK) INFOBROCHURE

buffer warmte CO 2 Aardgas / hout WK-installatie, gasketel of houtketel brandstof Elektriciteitslevering aan net

Dynamische Energie Atlas Limburg (DEA)

(Rest)warmtenetten in WVL

gemeente Brasschaat houtsnipperinstallatie op laanbomen netwerkevent oogstbare landschappen biomassa 26 april 2018

Impact van efficiënte openbare verlichting op de CO 2 uitstoot

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

Bijlage 1 haalbaarheidsstudie Warmtewisselaar

Gelijkwaardigheidsberekening warmtenet Delft

Praktijkervaringen met WKK Boris Fornoville, Stad Antwerpen

van 13 november 2007

HET POTENTIEEL VAN DIEPE GEOTHERMIE VOOR LOMMEL EN DE CRUCIALE ROL VAN WARMTENETTEN. LOC Ontbijtsessie - 05 oktober 2017

Mogelijkheden voor aardgasloze Benedenbuurt

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Rapport. Opdrachtgever: Gemeente Mill en St. Hubert Postbus CA Cuijk. Documentnummer: R04. Projectnaam:

Haalbaarheid van een collectieve energie + CO2 voorziening voor glastuinbouwbedrijven

KRITISCHE FACTOREN VOOR HET FINANCIEEL WELSLAGEN VAN EEN WARMTENET PROJECT. Dirk Dermaux

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies

Duurzaam ondernemen in Vlaanderen. Warmtenetten in Vlaanderen: welke business cases bieden potentieel?

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

GEBRUIKSAANWIJZING VAN COGENCALC.XLS

Duurzame energie Fryslân Quickscan 2020 & 2025

High Level Business Case Energiecoöperatie

COGEN Vlaanderen vzw. Doelstelling: actief meewerken aan de ontwikkeling van kwaliteitsvolle WKK Expertisecentrum Expertiseverstrekking naar leden

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

5 Opstellen businesscase

WKK in de glastuinbouw samen sterk. Mechelse Veiling 23 mei 2006

SYNERGIE TUSSEN STADSVERWARMING EN ENERGETISCHE VALORISATIE VAN AFVALSTOFFEN

Warmte tarieven. Warmtenet Antwerpen Nieuw-Zuid TARIEVENREGELING

Eindexamen m&o vwo I

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 22 juli 2008

WKK (warmte delen) een praktijkvoorbeeld met cijfers

Energierapport Blauwe Toren

van 11 december 2007

Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010

Ondersteuning voor warmtenetten. Caroline Vermeulen Vlaams Energieagentschap

nr. 455 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 3 april 2018 aan PHILIPPE MUYTERS Ecologiepremie+ - Aanvragen 2017

Studie Onthaalcapaciteit decentrale productie in Vlaanderen september 2012

Raadsmededeling. De volgende stukken zijn voor u bijgevoegd: Globale evaluatie van het project De Achterhoek Bespaart 2009

GROENE WARMTE DOOR VERBRANDING VAN HOUTSNIPPERS INFOBROCHURE

Potentieel warmtenetten in Wielsbeke/Oostrozebeke

Door Anna Gruber (FfE), Serafin von Roon (FfE) en Karin Wiesmeyer (FIW)

Warmtekrachtkoppeling. steunmaatregelen WKK in gebouwen

PVT-systeem Coöperatieve Vereniging Esonstad U.A.

Hernieuwbaar energie-aandeel in Vlaamse nieuwbouwprojecten Ontdek de zonnestroomoplossingen van SMA

ENERGIEZUINIGE BEDRIJVENTERREINEN. 18 april 2013

Individuele energievoorziening

Handleiding Rekentool

Warmtenetten in Vlaanderen ACE 22-11/2012. Van Overberghe Koen

Meer wooncomfort. en minder energieverbruik door een warmtepomp. voltalimburg.nl/warmtepomp

Online beschikbaar op energie

Warmte tarieven. Warmtenet Antwerpen Nieuw-Zuid. i.o.v.

Luc Maes, Schepen voor Energiebeleid, Beveren. Welkom

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

uitbreiding warmtenet Alkmaar Algemene Vergadering directie en raad van commissarissen Datum: 6 november 2015

Steunmaatregelen voor milieu- en energiebewust ondernemen

25/03/2013. Overzicht

Evaluatie van de rentabiliteit van een investering

Dirk Vanhoudt. Onderzoeker. VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek)

Energiebeleid lokaal bestuur. Joost Venken Schepen van Energie & Duurzaamheid Stad Hasselt

Tool Burgemeestersconvenant Actualisatie nulmeting 2011 & inventaris 2012

Impact maatschappelijke rol van Eandis op nettarieven

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Uitbreiding Multatulilaan Culemborg

In deze bijlage wordt de aangevraagde verandering uitgebreid beschreven. De verandering in deze aanvraag is:

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Situering Waaslandhaven Noord

Is uw gemeente mee met groene warmte? 9 februari 2018 KU Leuven Brugge. Ben Segers Francies Van Gijzeghem

Cohousing Waasland op zoek naar Circulair. Ervaringen in energietransitie in een cohousinggroep

BISEPS Business clusters Integrated Sustainable Energy PackageS NETWERKEVENT: ENERGIEBEWUST ONDERNEMEN

Warmte tarieven. Warmtenet Antwerpen Nieuw-Zuid TARIEVENREGELING

Financiële baten van windenergie

Stand van zaken Stadswarmte in Utrecht

Transcriptie:

>> Deel 2 Voorontwerp & Disseminatie HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE besteknr. 2012/5410-03 STUDIE IN OPDRACHT VAN DE POM WEST-VLAANDEREN IN HET KADER VAN HET INTERREG IVA- PROJECT ECO2PROFIT (Grensregio Vlaanderen Nederland) Met de financiële steun van: TRACTEBEL ENGINEERING N.V. DOSSIER NR.: P.4070 DISCIPLINE: OPSTELLER(S): energie & hvac STS DATUM: mei 2013 REVISIE: 2

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 2 52 INHOUDSTABEL 1. INLEIDING... 5 1.1 OPZET VAN DEZE STUDIE... 5 1.2 WAT VOORAF GING: DE INVENTARISATIE... 5 2. VOORONTWERP... 5 2.1 UITGANGSPUNTEN... 5 2.1.1 Normen... 5 2.1.2 Referentiegetallen... 6 2.1.3 Parameters vast... 6 2.1.4 Parameters variabel... 7 2.2 BEREKENINGSWIJZE... 8 2.3 INVESTERING... 10 2.3.1 Productie... 10 2.3.2 Distributie... 10 2.3.3 Individuele aansluiting... 11 2.4 KOSTEN/BATEN ANALYSE... 11 2.4.1 Jaarlijkse kosten... 11 2.4.2 Jaarlijkse baten... 11 2.4.3 Jaarlijkse opbrengst... 11 2.5 FINANCIËLE HAALBAARHEID... 11 2.5.1 Terugverdientijd van de investering voor productie en distributie van het net... 12 2.5.2 Terugverdientijd van de individuele aansluiting... 13 2.5.3 Internal Rate of Return... 14 2.6 MILIEU-IMPACT... 14 2.6.1 Restwarmte versus duurzame warmte... 14 2.6.2 CO 2 -kengetal restwarmte... 15 2.6.3 Wetgevend kader... 15 2.7 REKENMODEL... 15 2.7.1 Input... 16 2.7.2 Output... 17 3. SENSITIVITEITSANALYSE... 21 3.1 WAT IS EEN SENSITIVITEITSANALYSE?... 21 3.2 RESERVECAPACITEIT WARMTENET... 21 3.2.1 Definitie... 21 3.2.2 Sensitiviteitsanalyse... 21 3.3 GROOTTE BACK-UPINSTALLATIE... 22 3.3.1 Definitie... 22 3.3.2 Sensitiviteitsanalyse... 22 3.4 WARMTETARIEF... 22

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 3 52 3.4.1 Definitie... 22 3.4.2 Sensitiviteitsanalyse... 23 3.5 INTRESTEN FINANCIERING... 24 3.5.1 Definitie... 24 3.5.2 Sensitiviteitsanalyse... 24 3.6 INFLATIE... 25 3.6.1 Definitie... 25 3.6.2 Sensitiviteitsanalyse... 25 3.7 ACTUALISATIEVOET... 26 3.7.1 Definitie... 26 3.7.2 Sensitiviteitsanalyse... 27 3.8 ENERGIEPRIJSSTIJGING... 27 3.8.1 Definitie... 27 3.8.2 Sensitiviteitsanalyse... 27 3.9 TEMPERATUURSREGIME... 29 3.9.1 Definitie... 29 3.9.2 Sensitiviteitsanalyse... 29 3.10 MATERIAALKEUZE... 30 3.10.1 Mogelijkheden... 30 3.10.2 Sensitiviteitsanalyse... 30 3.11 INVESTERING BESTAAND NET IVBO... 31 3.11.1 Bestaande net... 31 3.11.2 Sensitiviteitsanalyse... 33 4. RESULTATEN... 34 4.1 VOORONTWERP ENKEL HET B-PARK AANGESLOTEN OP HET BESTAANDE NET... 34 4.1.1 Traject... 35 4.1.2 Resultaat... 36 4.2 VOORONTWERP MET ALLE WARMTEVRAGERS AANGESLOTEN... 37 4.2.1 Traject... 38 4.2.2 Vergelijking van de verschillende producenten... 39 4.3 OPTIMALISATIE VAN HET TRAJECT OP BASIS VAN PRODUCENT GELDOF... 41 4.3.1 Vergelijking van de verschillende trajecten op basis van TVT globale investering... 42 4.3.2 Meest rendabele trajecten... 43 4.3.3 Financiële haalbaarheid van de individuele aansluiting... 46 4.3.4 Meest rendabele trajecten met uitsluitend rendabele vragers... 48 4.3.5 Trajecten... 49 4.4 TECHNISCHE SPECIFICATIES VAN DE WEERHOUDEN ALTERNATIEVEN... 50 4.5 CONCLUSIE... 50 5. BIJLAGEN... 52 5.1 VOORONTWERPNOTA S WARMTEVRAGERS... 52 5.1.1 Decathlon... 52

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 4 52 5.1.2 Carrefour... 52 5.1.3 Van Der Vennet... 52 5.1.4 Gemeentehuis Sint-Andries... 52 5.1.5 Sportcomplex De Koude Keuken... 52 5.1.6 Sportcomplex Jan Breydelstadion... 52 5.1.7 Rusthuis Regina Coeli... 52 5.1.8 Provinciehuis Boeverbos Filiaal I... 52 5.1.9 Provinciehuis Boeverbos Filiaal II... 52 5.1.10 Provinciehuis Boeverbos Filiaal III... 52 5.1.11 Provinciehuis Boeverbos Bestuursgebouw & Administratie... 52 5.1.12 Provinciehuis Boeverbos Bestuursgebouw & Conciërge... 52 5.1.13 Provinciehuis Boeverbos Garage & Schrijnwerkerij... 52 5.1.14 Provinciaal Archief... 52 5.1.15 Provinciaal Zwembad Olympiabad... 52 5.1.16 Provinciale Uitleendienst/Sportdienst... 52 5.1.17 POM West-Vlaanderen... 52 5.1.18 Provinciehuis Abdijbeke... 52

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 5 52 1. INLEIDING 1.1 Opzet van deze studie Deze studie kadert in de uitvoering van het INTERREG IVA-programma Grensregio Vlaanderen-Nederland, met name het ECO2PROFIT-project. Het project wordt onder andere gefinancierd vanuit Europa (EFRO), de Provincie West-Vlaanderen en het havenbestuur Brugge-Zeebrugge (MBZ). Het project ECO2PROFIT speelt in op de klimaatproblematiek en wil de CO 2 -voetafdruk van bedrijventerreinen reduceren door verhoging van de energieefficiëntie en door het stimuleren van de productie van hernieuwbare energie op de bedrijventerreinen. Eén van de projectdoelstellingen is het nagaan van de haalbaarheid van restwarmtevalorisatie van bedrijven op bedrijventerreinen en deze studie naar de uitbreiding van het bestaande warmtenet in Brugge geeft daar verdere uitvoering aan. Binnen dit kader is het de bedoeling om te onderzoeken of hernieuwbare (groene) warmte en restwarmte, die vrijkomt bij de energieproductie en die toch verloren is, toch niet nuttig lokaal kan gebruikt worden via afstandsverwarming. Van belang hierbij is, te onderzoeken of en hoe productie en vraag op elkaar kunnen afgestemd worden. Met andere woorden, of er voldoende vraag in de omgeving bestaat, om die beschikbare restwarmte te gebruiken. Restwarmte kan in principe op verschillende manieren nuttige toepassing krijgen, bijvoorbeeld door deze warmte te leveren aan een nabijgelegen bedrijf of aan de bebouwde omgeving. Het antwoord op de vraag welke toepassing de beste is, hangt telkens af van de locatie en omstandigheden ter plaatse. Wel is het zo dat er per specifieke restwarmtetoepassing een aantal minimale basiscondities kunnen worden vastgesteld waaraan minstens voldaan moet zijn. Het eindproduct van deze studie zal een eerste indicatie zijn van een concreet en integraal project- en investeringsvoorstel, dat als bestuurlijk instrument gebruikt kan worden. Het document zal een eenduidige beleidsbeslissing mogelijk maken. 1.2 Wat vooraf ging: de inventarisatie Deze studie onderzoekt het technisch, economisch en ecologisch potentieel van een uitbreiding van het warmtenet in Brugge. De inventarisatie is het eerste deel van deze studie en is een zuivere weergave van een eerste inzameling van informatie. De inventarisatie bestaat op zijn beurt uit 3 delen. Enerzijds een overzichtelijk samenvatting van een literatuurstudie over de mogelijkheden en beperkingen van diverse soorten warmtenetten; vervolgens een inventarisatie van de bestaande nutsvoorzieningen in de ondergrond en de mogelijke hindernissen op het traject; tot slot een inventarisatie van de concrete potentiële partijen. Alle bevindingen hieromtrent kunnen geraadpleegd worden in deel 1 van deze studie en worden in dit document niet meer herhaald. 2. VOORONTWERP 2.1 Uitgangspunten 2.1.1 Normen ISSO-publicatie 7 Grondleidingen voor warmte- en koudetransport herzien in 2012 (1979) ISSO-publicatie 33 Kengetallen en Vuistregels 1996

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 6 52 2.1.2 Referentiegetallen Indien geen referentieverbruik beschikbaar is, werd met volgende waarden gerekend. Concreet werden referentiegetallen gebruikt voor volgende geplande warmtevragers, omdat ze nog geen gekend verbruik hebben. Bibliotheek Sint-Andries: kantoor als referentieverbruik Uitbreiding Regina Coeli, Maretak II & III: rusthuis Zwembad Olympiabad Provincie West-Vlaanderen: zwembad bestemming vermogen [W/m²] verbruik [kwh/m²] gas [ /kwh] elek [ /kwh] olie [ /kwh] eengezinswoning E70 108 1 85 1 0.075 2 0.200 2 0.084 3 appartement E70 67 1 80 1 0.075 2 0.200 2 0.084 3 kantoor E70 75 1 46 1 0.040 3 0.114 3 0.084 3 kantoor 70 4 131 5 0.040 3 0.114 3 0.084 3 industrie 80 4 99 5 0.030 3 0.114 3 0.084 3 winkel 110 4 93 6 0.040 3 0.114 3 0.084 3 hotel 70 4 411 5 0.040 3 0.114 3 0.084 3 restaurant/café 100 4 367 5 0.075 2 0.200 2 0.084 3 zwembad 300 5 230 7 0.030 3 0.114 3 0.084 3 sportinfrastructuur 150 5 147 8 0.040 3 0.114 3 0.084 3 onderwijs 105 4 150 5 0.050 3 0.114 3 0.084 3 kinderboerderij 58 9 367 9 0.075 2 0.200 2 0.084 3 rusthuis 80 7 165 7 0.035 3 0.114 3 0.084 3 ziekenhuis 80 10 165 10 0.034 3 0.114 3 0.084 3 serre 68 10 207 10 0.030 3 0.114 3 0.084 3 Tabel 1: Referentiekengetallen bij ontbrekende informatie 2.1.3 Parameters vast 2.1.3.1 Verbrandingswaarden - 1 Nm³ aardgas = 10.75 kwh Eandis Oostende: hoogcalorisch (Algerije/NZ/Rusl) - 1 l huisbrandolie = 11.53 kwh 2.1.3.2 Onderhoudskosten - Gasketel: 4,0%investering/jaar - Warmtepomp: 2,0%investering/jaar - Warmtewisselaars: 0,5%investering/jaar - Leidingnet: 10.000 /km/jaar IVBO, ervaringsgegevens 1 Richtwaarde afkomstig uit recente EPB-aangiftes TECHNUM. 2 Mijnenergie.be (dd 11/2012) 3 Richtwaarde uit het inventarisatiedossier (gemiddelde eenheidsprijs voor die bestemming) 4 ISSO-publicatie 33 Kengetallen en vuistregels (1996) 5 Senternovem Cijfers en Tabellen 2007 6 Energiekengetallen van de tertiaire sector in Vlaanderen 2003 bijlage van de energiebalans Vlaanderen 2003 7 Richtwaarde afkomstig van de beschikbare studie voor het nieuwe zwembad in Brugge. 8 Le Recknagel 9 Richtwaarde naar aanleiding van plaatsbezoek. 10 Richtwaarde afkomstig uit verzamelde informatie tijdens de inventarisatie (Henri Serruys ziekenhuis)

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 7 52 - Vervanging traditionele verwarmingsinstallatie (in huidig referentiescenario) na 15 jaar 2.1.3.3 Primaire energiebalans en CO 2 -uitstoot - Primaire energie elektriciteit 2,58 kwep/kwe kengetallen EPB-software - Primaire energie gas 1,00 kwep/kwe kengetallen EPB-software - Primaire energie biomassa 0,60 kwep/kwe kengetallen EPB-software - Primaire energie proces afhankelijk van procestype - Kengetal CO 2 elektriciteit 246 kg/mwh VITO (2010) - Kengetal CO 2 gas 201 kg/mwh LNE (Handleiding monitoringplan 2008-2010) - Kengetal CO 2 biomassa 0 kg/mwh kengetallen EPB-software - Kostprijs biomassa 0,035(res)/0,023(n-res) /kwh /kwh - CO 2 -kengetal van de warmte wordt op 0 kg/kwh genomen, voor verdere motivatie zie paragraaf 2.6.1 2.1.3.4 Thermische vermogenscontinuïteit Van de meeste vragers is het geïnstalleerd vermogen gekend, het maandelijks verbruik en het jaarverbruik ontvangen. Om de dag-, week- en jaarcontinuïteit van het totale thermische vermogen van het net in voorontwerp te kunnen inschatten, werd volgende aangenomen: per dag volgens grafische weergave Continuïteit per dag vermogensbelasting 100% 50% 0% 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 woningen kantoor winkel hotel restaurant/café sportinfrastructuur onderwijs per week volgens het specifiek gebruikerspatroon van de bestemming: residentieel, kantoor, winkel, industrie per jaar volgens de graaddagen voor de verwarming en volcontinue voor proceswarmte, tenzij anders aangegeven 2.1.4 Parameters variabel Hieronder de weergegeven parameters die in het rekenmodel variabel zijn ingegeven. In hoofdstuk 2.7.1 Sensitiviteitsanalyse wordt dieper ingegaan op de aangenomen waarde van deze parameters. 2.1.4.1 Technisch Regime warmtenetwerk Reservecapaciteit leidingennet Leidingtype staal/epoxy Back-upcapaciteit restwarmte

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 8 52 Gelijktijdigheidfactor 69% 11 Pomprendement 80% Rendement back-upketel (hoge T) 88% Oppervlakte warmtestation 30 m²/mw 2.1.4.2 Financieel Intresten financiering Looptijd financiering 15 jaar Inflatie Energieprijsstijging elek (excl. inflatie) Energieprijsstijging gas (excl. inflatie) Energieprijsstijging biom (excl. inflatie) Energieprijsstijging restwarmte (excl. inflatie) Warmtetarief tov gastarief Subsidies Producent 1. 10 jaar 6 /MWh (Groene Warmte via Vlaams Gewest) 2. Eventuele strategische ecologiepremie (Vl. Overheid) = min 45% met een maximum van 1 Mio 12 Intercommunales of overheidsbedrijven komen hier niet voor in aanmerking, enkel in rekening te brengen voor warmtestation van bedrijven (geen intercommunales zoals IVOO of IVBO). De invloed ervan wordt enkel weergegeven in de conclusies, in de globale berekeningen wordt niet standaard uitgegaan van deze steun. 3. Eventuele verhoogde investeringsaftrek 15,5 % (referentie 2012 12 ) Intercommunales of overheidsbedrijven komen hier niet voor in aanmerking, enkel in rekening te brengen voor warmtestation van bedrijven (geen intercommunales zoals IVOO of IVBO). De invloed ervan wordt enkel weergegeven in de conclusies, in de globale berekeningen wordt niet standaard uitgegaan van deze steun. 4. Subsidie bedrijventerreinen: voor de aanleg van een warmtenet op bestaande bedrijven terreinen (brownfields), niet van toepassing voor haventerrein. = 30% van het investeringsbedrag voor de distributie, onafhankelijk van welke partij deze investering doet (private, publieke of privaat-publieke ontwikkelaars) Subsidies Warmtevrager 1. Verhoogde investeringsaftrek 15,5% (referentie 2012 13 ) 2. De ecologiepremie = 45 of 35% al naar gelang het een KMO of GO (grote onderneming is), daar de investering in groene warmte wordt gezien als een investering ten behoeve van energie uit hernieuwbare energiebronnen of hoogrenderende warmte-krachtkoppeling, ecoklasse A Beiden worden in rekening gebracht maar hun invloed ervan op de TVT wordt duidelijk weergegeven. Ze worden enkel in rekening gebracht voor bedrijven en niet voor intercommunales of overheidsbedrijven. 2.2 Berekeningswijze Vanuit het traject en de individuele piekvermogens van de verschillende vragers wordt een net ontworpen, waarbij in detail de diameters en de lengte wordt begroot. De bestaande diameters werden op de nieuwe vermogens gecheckt en in grote lijnen in het bestaande net voldoende gedimensioneerd voor de uitbreidingen die worden voorgesteld. Om de investering voor de infrastructuurwerken (distributie) zo correct mogelijk in te schatten, worden de verschillende wegtypes op basis van een inventariserend plaatsbezoek ingegeven. De investering voor het 11 Le Recknagel/ASHRAE 12 Na verschillende gesprekken met het agentschap ondernemen is het niet duidelijk welk subsidiepercentage van toepassing zal zijn, dit kan variëren tussen 45 en 70%. De bepaling van het uiteindelijke subsidiepercentage vereist een uitgekiende juridische en technische analyse van een concreet voorstel. Daarom is geopteerd op het minimale mogelijke scenario in acht te nemen (worstcase), dit is 45%. Bovendien is er een bovenlimiet van 1 Mio. 13 Voorlopig is er nog geen officieel percentage voor de verhoogde investeringsaftrek voor inkomstenjaar 2013 of volgende vastgelegd.

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 9 52 warmtestation (productie) bestaat uit een kostprijs voor de installatie van de warmtewisselaar met collectoren, pompen en back-upketels. De bouwkundige kost van een bijgebouw wordt enkel in rekening gebracht voor de bijkomende geleverde capaciteit bij de nieuwe producent. Verder kunnen in het bestaande bouwkundige warmtestation bij IVBO nog de pomp- en leidingvoorzieningen voorzien worden voor 1 extra lus op de collector. Dit betekent dat enkel nieuwe technieken moeten voorzien worden, maar er geen bouwkundige uitbreiding vereist is. Moeilijker in te schatten is de financiële impact van het bestaande net van IVBO op een eventuele uitbreiding van het net. Indien een bijkomende producent gebruik wil maken van het bestaande warmtenet zijn enkele verschillende scenario s mogelijk: 1. Het bestaande warmtenet blijft eigendom van IVBO en wordt voor een jaarlijkse kost beschikbaar gesteld aan de nieuwe producent. IVBO blijft dan wel instaan voor het volledige of gedeeltelijke onderhoud van het net. 2. Het bestaande net wordt integraal deel van het nieuwe net dat aangelegd wordt en eigendom wordt van een derde partij, hier staat dan al niet een som tegenover. Het onderhoud van het net wordt van dan af niet meer door IVBO uitgevoerd, maar door die derde partij. In het voorontwerp wordt van de tweede mogelijkheid uitgegaan, waarbij de onderhoudskost gewogen over de jaarlijkse verkoop per producent wordt verdeeld. Om de verkoop van twee verschillende warmteleveranciers juridisch en financieel te organiseren, lijkt de inschakeling van een derde partij bijna onontbeerlijk. In de sensitiviteitsanalyses werd de invloed van de overdrachtskostprijs meegenomen, om de invloed ervan op het eindresultaat te kunnen schatten. Afhankelijk van het type producent en het type vrager wordt rekening gehouden met een aantal subsidies - groene warmte, (strategische) ecologiepremie en subsidieregeling infrastructuur bedrijventerreinen - waarvoor het warmtenet in aanmerking komt. Daarna worden druk- en warmteverliezen van de leidingen en warmtewisselaars berekend, om de jaarlijkse verlieskosten en pompenergie zo correct mogelijk in te schatten. Ook de jaarlijkse onderhoudskost voor de leidingen en de centrale installatie wordt hierbij opgeteld. De kosten voor de warmteproductie worden berekend op basis van de producentafhankelijke productiekost. Alles samen worden dit dan de totale jaarlijkse kosten. De jaarlijkse baten worden berekend op basis van het warmtetarief. Omdat het gastarief voor elke individuele gebruiker verschillend is in functie van de schaal van zijn gebruik, wordt dit ingegeven als een vrij in te geven korting op het individuele gastarief van de verschillende gebruikers. Het verschil tussen de jaarlijkse baten en de jaarlijkse kosten, is de jaarlijkse opbrengst. Op basis daarvan kan de statische terugverdientijd voor de investering (productie + distributie) berekend worden. Indien dan bijkomend rekening gehouden wordt met de conjunctuur, energieprijsstijgingen en financieringskosten kan de dynamische terugverdientijd en de IRR berekend worden. Indien de terugverdientijd niet aan de verwachtingen beantwoordt, wordt de equivalente subsidiëring en/of bijkomende warmtevraag berekend om het geheel toch terugverdienbaar te maken. Om de primaire energie en CO 2 -uitstoot te evalueren, wordt steeds vergeleken ten opzichte van het referentiescenario vandaag (met allemaal individuele gasgestookte verwarming én de procesenergie om de restwarmte te produceren). Voor de individuele warmtevragers wordt in een prospectie van de volgende 15 jaar de bestaande situatie met die van een aansluiting op het warmtenet vergeleken, dit zowel naar investering, subsidies, jaarlijkse kosten en baten, CO 2 -uitstoot, terugverdientijd en IRR.

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 10 52 2.3 Investering De investering beslaat 3 verschillende delen: 1. Productie 2. Distributie 3. Aansluiting Omdat deze opdracht zich niet uitspreekt over een financieel model voor het warmtenet werd de totale investering eenvoudigweg in 2 opgedeeld: 1. Investering warmtenet = productie + distributie (gedeelte leidingnet op openbaar domein) 2. Investering individuele aansluiting = kostprijs warmtewisselaar en gedeelte leidingnet op privaat terrein 2.3.1 Productie Deze investering is rechtstreeks gerelateerd aan het gevraagde piekvermogen, het vermogen beschikbare warmte, de temperatuur van deze beschikbare warmte en het aandeel back-upcapaciteit. 1. Groene warmte: ter waarde van 6 /MWh de volgende 10 jaar. Jaarlijks is hiervoor een budget van 4 Mio voorzien. Vandaag is deze subsidie aan te vragen voor installatie opgestart in 2012, 2013 en 2014. Er bestaat geen garantie dat deze subsidie ook in 2015ev aangevraagd zal kunnen worden. 2. Verhoogde investeringsaftrek: voor de verhoogde investeringsaftrek wordt rekening gehouden met een percentage van 15,5% (inkomstenjaar 2012). Toekomstige percentages zijn nog niet beschikbaar. Als belastingsvoet wordt de bovenste van 34% aangenomen. 3. Strategische ecologiepremie: ter waarde van 45%, met een bovenlimiet van 1Mio. Bij een detailanalyse van het project kan het zijn dat het uiteindelijk percentage van de subsidie hoger ligt, hier werd echter rekening gehouden met de minimale mogelijk subsidie om het effect ervan niet te overschatten. 2.3.2 Distributie Deze investering kan gedragen worden door de producent zelf (cfr. Electrabel in de vergelijking met elektriciteitsproductie) of door een eventuele derde partij. Die derde partij kan instaan voor enkel de ter beschikkingstelling van de infrastructuur voor de warmteverdeling (cfr Eandis of Infrax) of eventueel ook de handel van de warmte op zich. Deze investering is rechtstreeks gerelateerd aan het gevraagde piekvermogen, het aandeel back-upcapaciteit en de lengte van het netwerk. Het type leiding, het aantal hindernissen en het type wegdek bepalen mee de grootteorde van de prijs. Bij de bepaling van het wegdek is steeds uitgegaan van de worstcase. Als er bijvoorbeeld twijfel is of de distributieleidingen al dan niet in de groene berm naast een asfaltweg kunnen, wordt gekozen voor het worstcase scenario, namelijk het asfalt wegdek. Naar aanleiding van het investeringsbedrag worden volgende subsidies meegenomen: 1. Strategische ecologiepremie: ter waarde van 45%, met een bovenlimiet van 1Mio. Bij een detailanalyse van het project kan het zijn dat het uiteindelijk percentage van de subsidie hoger ligt, hier werd echter rekening gehouden met de minimale mogelijk subsidie om het effect ervan niet te overschatten. Deze subsidie kan enkel in rekening gebracht worden bij private investeringen, waar geen investering van intercommunales of andere overheidsbedrijven afkomstig is. Dit zijn uitsluitend scenario s met kleine uitwisselingsnetten (bijvoorbeeld tussen 2 bedrijven). 2. Subsidieregeling bedrijventerreinen, voor de stukken warmtenet op bestaande bedrijventerreinen (enkel openbaar terrein; enkel voor overheden/ openbare netbeheerder, )

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 11 52 2.3.3 Individuele aansluiting De investering wordt in het model gedragen door de warmtevrager zelf. Deze aansluitingskost houdt volgende kosten in: 1. leidingwerk op eigen terrein (ondergronds of in opbouw) 2. de warmtewisselaar 3. de eventuele vervanging van direct gasgestookte toestellen Deze kost wordt in het model bij aansluiting meteen aangerekend. Hierdoor ontstaan soms terugverdientijden van meer dan 10 jaar. Een andere mogelijkheid is deze aansluitkost te verrekenen als een jaarlijkse abonnementskost, hierdoor is de investering minder drastisch en sneller terugverdienbaar voor de eindklanten. Dit verhoogt uiteraard wel de initiële investering die moet gemaakt worden door de producent of een derde partij. In de individuele nota s staat de kostenflux per warmtevrager in beide formules (kapitaalinvestering versus abonnementsformule) weergegeven. Naar aanleiding van het investeringsbedrag worden volgende subsidies enkel voor de bedrijven - niet voor de overheidsinstanties(!) - meegenomen: 1. Verhoogde investeringsaftrek: voor de verhoogde investeringsaftrek wordt rekening gehouden met een percentage van 15,5% (inkomstenjaar 2012). Toekomstige percentages zijn nog niet beschikbaar. Als belastingsvoet wordt de bovenste van 34% aangenomen. 2. Geen Ecologiepremie, gezien de onzekerheid over de mogelijke beschikbaarheid voor deze investering. 2.4 Kosten/Baten analyse 2.4.1 Jaarlijkse kosten De jaarlijkse kosten bestaan uit vier verschillende onderdelen: 1. Warmteproductie door producent 2. Warmteproductie door back-up 3. Elektriciteitsverbruik voor de pompen 4. Onderhoudskosten Deze verschillende onderdelen worden verder in detail besproken in paragraaf 2.7.2.5 Parameters mbt de jaarlijkse kosten. 2.4.2 Jaarlijkse baten De jaarlijkse kosten bestaan uit twee verschillende onderdelen: 1. Warmteopbrengst 2. Subsidies groene warmte (enkel de eerste 10 jaar) Deze verschillende onderdelen worden verder in detail besproken in paragraaf 2.7.2.6 Parameters mbt de jaarlijkse winsten. 2.4.3 Jaarlijkse opbrengst Dit zijn de jaarlijkse baten verminderd met de jaarlijkse kosten. 2.5 Financiële haalbaarheid De terugverdientijd is de meest aangewezen parameter om de financiële haalbaarheid van een investering in te schatten of te vergelijken met een andere investering. Verder is ook de IRR of internal rate of return een veel gebruikte parameter om bedrijfsinvesteringen af te wegen.

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 12 52 2.5.1 Terugverdientijd van de investering voor productie en distributie van het net Er worden twee verschillende terugverdientijden berekend: 1. Statische terugverdientijd 2. Dynamische terugverdientijd De statische terugverdientijd is een rechtlijnige extrapolatie van de investering en de kosten zoals die vandaag voorkomt. De dynamische terugverdientijd houdt rekening met de energieprijsstijgingen, inflatie en de devaluatie van geld met toenemende tijd. Bovendien wordt er ook rekening gehouden met de financieringskosten en de rente. Verder toelichting over de invloedsfactoren op de dynamische terugverdientijd staat in paragraaf 3.5 tot 3.7. waarbij TVT stat I tot S i statische terugverdientijd TVT stat =(I tot -S i )/( W- K) Vergelijking 1: statische terugverdientijd totale investering voor het warmtenet (productie en distributie) eenmalige subsidies bij de investering W de totale som van alle baten = warmteopbrengst + subsidies groene warmte (rechtstreeks verbonden aan de jaarlijkse verkoop) K de totale som van alle kosten = warmteproductiekost producent + warmteproductiekost back-up + elektriciteitsverbruik pomp + onderhoudskosten (productie en distributie) TVT dyn = (I tot -S i ).r fin.t fin (W w.(1+r eg +i) t /(1+a) t +W sgw.(1+i) t /(1+a) t ) ((K wp +K p ).(1+r ee +i) t /(1+a) t +K wb.(1+r eg +i) t /(1+a) t +K o.(1+i) t /(1+a) t ) Vergelijking 2: dynamische terugverdientijd waarbij TVT dyn I tot S i r fin T fin t r eg r ee i a W w W sgw K wp K wb K p K o de statische terugverdientijd de totale investering voor het warmtenet (productie en distributie) de eenmalige subsidies bij de investering de rentevoet financiering de looptijd financiering aantal jaren energieprijsstijging gas energieprijsstijging elektriciteit inflatie actualisatievoet de baten van de warmteopbrengst de baten van de subsidies groene warmte (rechtstreeks verbonden aan de jaarlijkse verkoop) de warmteproductiekost producent de warmteproductiekost back-up de kosten elektriciteitsverbruik pomp de onderhoudskosten (productie en distributie) Indien de terugverdientijd onder de 25 jaar is, wordt het warmtenet als financieel haalbaar beschouwd. Indien de terugverdientijd boven de 25 jaar ligt, zullen de noodzakelijke bijkomende subsidies en de noodzakelijke bijkomende warmtevraag voor het net in voorontwerp berekend worden om de terugverdientijd terug te brengen tot 25 jaar.

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 13 52 In paragraaf 2.7.2.8 Parameters mbt de TVT (terugverdientijd) staat meer uitleg over de definitie en de berekening van de verschillende bovenstaande parameters. 2.5.2 Terugverdientijd van de individuele aansluiting Voor de investering van de consument, de warmtewisselaar en leidingwerk op eigen terrein werd er, zoals bovenstaand beschreven, vanuit gegaan dat die investering rechtstreeks door de klant dient te gebeuren. Om de haalbaarheid van een dergelijke investering te controleren wordt ook hiervoor de statische terugverdientijd en de IRR berekend. Verschillende bedrijven hebben hun maximale IRR of TVT meegegeven bij inventarisatie. In de eerste fase van het voorontwerp worden alle vragers aangesloten. Bij verdere optimalisaties worden alle vragers uitgesloten die niet terugverdienbaar zijn binnen de vooropgestelde termijn, of indien geen TVT is meegegeven binnen de 15 jaar. Deze terugverdientijd wordt zowel statische als dynamisch berekend. waarbij TVT ind I ind S i TVT stat =(I ind -S i )/( W- K) Vergelijking 3: statische terugverdientijd statische terugverdientijd voor de individuele aansluiting totale investering voor de individuele aansluiting (leidingwerk, warmtewisselaar en eventuele aanpassing van bestaande direct gasgestookte installatie) eenmalige subsidies bij de investering, verhoogde investering en/of ecologiepremie W de totale som van alle besparingen = gereduceerde kost aardgasverbuik + onderhoudskost bestaande installatie + eventuele herinvestering voor vernieuwing van de installatie (levensduur wordt op 15jaar geschat) K de totale som van alle nieuwe kosten = totale kost warmteverbruik (nu op 80% van aardgasverbruik) + onderhoudskost warmtewisselaarinstallatie TVT dyn = (I tot -S i ) (W g.(1+r eg +i) t /(1+a) t +W ko.(1+i) t /(1+a) t ) (K w.(1+r ew +i) t /(1+a) t +K o.(1+i) t /(1+a) t ) Vergelijking 4: dynamische terugverdientijd waarbij TVT dyn I tot S i t r eg r ew i a W g W ko K w K o de statische terugverdientijd de totale investering voor het warmtenet (productie en distributie) de eenmalige subsidies bij de investering aantal jaren energieprijsstijging gas energieprijsstijging warmte, in deze studie gelijk genomen aan deze van gas inflatie actualisatievoet de vermeden kosten voor de individuele opwekkingsverwarming de vermeden onderhoudskosten aan de bestaande individuele installatie de kosten voor de aankoop van de warmte via het stadsverwarmingsnet de onderhoudskosten aan de aansluitingsinstallatie aan het warmtenet

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 14 52 2.5.3 Internal Rate of Return Aan de hand van de IRR (Internal Rate of Return) of de interne opbrengstvoet, kan de netto-opbrengst van verschillende maatregelen in een economische context geëvalueerd worden. Concreet is de IRR de opbrengstvoet waarbij een evenwicht tussen kosten en baten ontstaat. Dus hoe hoger de IRR, hoe rendabeler de voorgestelde maatregel zal zijn, dus hoe interessanter de investering wordt. De numerieke berekening van de IRR volgt uit de definitie van de netto contante waarde of NPV (Net Present Value). De NPV is de som van de actuele waarde van huidige én toekomstige baten en kosten. Daarbij worden de kosten negatief en de winsten positief in rekening gebracht. Een maatregel is dus winstgevend als de NPV groter dan nul is. NPV=-(I tot-s i).r fin.t fin+(w w.(1+r eg+i) t /(1+a) t +W sgw.(1+i) t /(1+a) t )-((K wp+k p).(1+r ee+i) t /(1+a) t +K wb.(1+r eg+i) t /(1+a) t +K o.(1+i) t /(1+a) t ) Vergelijking 5: Netto Contante Waarde waarbij NPV de netto contante waarde I tot S i r fin T fin t r eg r ee i a de totale investering voor het warmtenet (productie en distributie) de eenmalige subsidies bij de investering de rentevoet financiering de looptijd financiering aantal jaren energieprijsstijging gas energieprijsstijging elektriciteit inflatie actualisatievoet i irr de opbrengstvoet (=IRR wanneer NPV gelijk is aan 0) W w W sgw K wp K wb K p K o de baten van de warmteopbrengst de baten van de subsidies groene warmte (rechtstreeks verbonden aan de jaarlijkse verkoop) de warmteproductiekost producent de warmteproductiekost back-up de kosten elektriciteitsverbruik pomp de onderhoudskosten (productie en distributie) 2.6 Milieu-impact 2.6.1 Restwarmte versus duurzame warmte De warmte, die vrijkomt bij elektriciteitscentrales, afvalverbrandingsinstallaties en industriële activiteiten wordt vaak als restwarmte bestempeld. Benutting van deze warmte in plaats van lozing naar de omgeving (water of lucht) bespaart energie en daarmee wordt de uitstoot van CO 2 gereduceerd. Toch wordt met duurzame warmte iets anders bedoeld dan restwarmte. Bij duurzame warmte gaat het om gebruik van hernieuwbare energiebronnen zoals zon, wind, water, hout, biogas, aardwarmte Restwarmte komt veelal niet uit hernieuwbare bronnen, maar is tegenwoordig vooral het gevolg van het gebruik van aardgas, olie, steenkool, niet-biologisch afbreekbaar afval 14 Dat neemt niet weg dat het hergebruik heel belangrijk is. De energiebesparing en CO 2 -reductie zijn bij restwarmte niet altijd gelijk. Het aftappen van warmte bij elektriciteitsopwekking met een stoomturbine gaat voor een beperkt deel ten koste van de elektriciteitsproductie. Hoe hoger de temperatuur van de afgetapte warmte, hoe groter het elektriciteitsverlies. 14 Huishoudelijk afval is voor 47,78% van biologische aard. 47,78% van de hierbij ontstane restwarmte (IVOO, IVBO, Electrawinds) is dus wel uit hernieuwbare energiebron.

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 15 52 Maar in totaal wordt er wel degelijk energie bespaard. Moderne warmtenetten werken met lage temperatuur, waardoor de vermindering van de elektriciteitsproductie minimaal is. Een elektrische warmtepomp verbruikt ruwweg vier keer zoveel elektriciteit per Gigajoule warmte, als de aftap van warmte uit een centrale aan vermindering van elektriciteitsproductie kost. 2.6.2 CO 2 -kengetal restwarmte Om de het CO 2 -kengetal van de restwarmte te bepalen zijn er 3 mogelijke pistes: 1. de warmte beschouwen als pure restwarmte, omdat de CO2 sowieso uitgestoten wordt, of je de restwarmte nu benut of niet 2. naar analogie met de bepaling van het CO 2 -kengetal van elektriciteit een onderscheid maken in groene en grijze elektriciteit (gedeelte van de bron dat hernieuwbaar is = groen, gedeelte van de bron dat niethernieuwbaar is = grijs) 15 3. indien er een deel van de elektriciteitsproductie behouden blijft, kan er voor geopteerd worden om de vrijgekomen CO 2 in eerste instantie op de elektriciteit en pas nadien op de warmte af te schrijven. Zo worden beiden CO 2 -kengetallen weer nul, omdat beide producenten enkel restwarmte op het net steken die parallel met elektriciteit werd geproduceerd. Het volledige CO 2 -gehalte van de verbranding wordt dan afgeschreven op de elektriciteit en niet op de warmte. Voor de verschillende producenten levert dit in de drie scenario s dan volgende getallen op: producent GELDOF Genencor puur rest 0 0 idem elek 3 192 elek>warm 0 0 Tabel 2: mogelijkheden CO 2 -kengetal productie Omdat de meeste warmtenetten uit commercieel oogpunt de restwarmte benaderen als pure restwarmte, en de CO 2 in principe al afgeschreven wordt door de producent van de restwarmte, is de restwarmte hier als 100% CO 2 -neutraal (CO 2 -kengetal 0 kg/mwh) ondersteld. Deze keuze is echter voor interpretatie en discussie vatbaar. 2.6.3 Wetgevend kader Om een keuze te maken in voorliggende scenario s ontbreekt het momenteel aan een eenduidig wetgevend kader. Hiermee zou niet alleen een eenduidige communicatie en vergelijking van de verschillende warmtenetten kunnen ontstaan, maar zou ook met een correct geïnventariseerde CO 2 -uitstoot in de EPB-software kunnen gewerkt worden. Vandaag wordt de aansluiting op een warmtenet immers veelal negatiever gequoteerd in het E-peil als een condenserende gasketel. 2.7 Rekenmodel Om de haalbaarheidsstudie uit te voeren werd een rekenmodel in Microsoft Excel opgesteld, waarin de inventarisatiegegevens ingegeven kunnen worden en waarin verschillende parameters eenvoudig beïnvloed kunnen worden. Het model bestaat uit een aantal grote luiken die hieronder kort worden toegelicht. 15 De herkomst en individuele berekening van deze CO 2-kengetallen is terug te vinden in de inventarisatienota s.

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 16 52 2.7.1 Input 2.7.1.1 Input warmteproducent Volgende parameters dienen per producent in rekening gebracht te worden in het rekenmodel. Deze komen rechtstreeks uit de inventarisatiefase (deel 1). - Volgnummer - Naam - Beschikbaar thermisch vermogen [MW th ] + nuttig gebruikt aandeel voor stadsnetwerk [%] - Beschikbaar elektrisch vermogen [MW e ] - Afstand aansluiting op eigen terrein [m] - Type materiaaloppervlak op eigen terrein - Energiebron warmte - Productiekost warmte [ /kwh] - Kengetal CO 2 -warmte [kg/kwh] - Continuïteit per dag, week, jaar [%] - Aantal draaiuren per jaar [h/jaar] - Maximale terugverdientijd / Minimale IRR 2.7.1.2 Input warmtevrager Volgende parameters dienen per warmtevrager in rekening gebracht te worden in het rekenmodel. Deze komen rechtstreeks uit de inventarisatiefase (deel 1). - Volgnummer - Naam - Bestemming - Te verwarmen/conditioneren oppervlakte [m²] - Aantal - Piekvermogen [MWth] - Vereist temperatuursregime [ C/ C] voor regime boven de temperatuur van het net (in productieprocessen), wordt het vermogen en het verbruik afgevlakt naar de maximaal leverbare temperatuur => de rest zal eigen bijstook zijn - Referentiewarmtebehoefte (2010) [MWh] indien niet gekend wordt dit op basis van kengetallen (zie paragraaf 2.1.2) en de totale oppervlakte begroot - Afstand aansluiting op eigen terrein [m] - Type materiaaloppervlak op eigen terrein - Referentie energiebron - Referentie energieprijs [ /kwh] - Referentierendement installatie [%] indien verschillende ketels => gewogen gemiddelde op basis van vermogen - Fabricagedatum installatie indien verschillende ketels => gewogen gemiddelde op basis van vermogen - Referentie warmteverbruik (2010) op jaar- en maandbasis [MWh] - Maximale terugverdientijd / Minimale IRR - Huidige verwarming al dan niet direct gasgestookt (dus te vervangen) 2.7.1.3 Traject Hierin wordt het traject in detail ingegeven met het exacte aantal kilometers en hindernissen tussen de verschillende aansluitpunten. Ook het type wegdek wordt in het traject opgegeven, net als de aard en de omvang van de hindernis.

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 17 52 2.7.2 Output Onderstaand worden de verschillende parameters gedefinieerd, die aangereikt worden in de vergelijkende resultaten verder. 2.7.2.1 Parameters mbt de producent - Maximum capaciteit producent [MW] het maximale vermogen dat de producent naar keuze momentaan kan leveren - Maximum aanbod producent [GWh] het maximale warmteaanbod dat de producent naar keuze jaarlijks kan leveren - Aantal draaiuren [h] totaal aantal uur per jaar dat de installatie van de producent naar keuze zal draaien - Productiekost restwarmte [ /kwh] de vergoeding die de producent naar keuze wil ontvangen per geleverde hoeveelheid warmte, om zijn (bijkomende) productiekosten te vergoeden, bijvoorbeeld de vermeden elektriciteitskost bij verlies van elektriciteitsproductie - CO 2 -kengetal productie [kg/kwh] de door de producent naar keuze uitgestoten hoeveelheid CO 2 in kg om één kwh warmte op te wekken deze CO 2 wordt niet meegenomen in de berekening van het CO 2 -kengetal van de warmte! (zie 2.6.1) 2.7.2.2 Parameters mbt de vragers - Totale piek warmtevraag [MW] het maximale vermogen dat de momentaan door de producent zal moeten kunnen geleverd worden - Dekkingsgraad [%] de verhouding van de totale piek warmtevraag op de maximale capaciteit producent, als deze kleiner is dan 100% dan wil dit zeggen dat de producent in principe niet toereikend is voor het net in het voorontwerp, als deze hoger is dan 100% dan is verschil van 100 de dekkingsgraad het capaciteitsoverschot die de producent nog beschikbaar heeft - Noodzakelijke back-upcapaciteit [MW] de installatiecapaciteit van de gasgestookte ketels die geïnstalleerd moeten worden om dienst te doen bij uitval of productietekort van de producent, deze wordt begroot op basis van een ingegeven percentage (zie 3.3) - Totale energievraag (verkoop) [GWh th ] de totale hoeveelheid warmte die de producent naar keuze jaarlijks moet kunnen verkopen aan de vragers - Verliezen/behoefte [%] de verhouding van de distributie verliezen langs de leidingen en aan de platenwisselaars op de totaal gevraagde behoefte, gemiddeld bedragen de leidingverliezen circa 5% (of 0,25% per kilometer) en de verliezen aan de platenwisselaars circa 2% (indien de verliezen de 10% overschrijden is het warmtenet in voorontwerp te uitgestrekt in functie van de totale energievraag) - Totale energievraag (incl. distributieverlies) [GWh th ] de totale hoeveelheid warmte die de producent naar keuze jaarlijks moet kunnen produceren, dit is de som van de verkochte hoeveelheid warmte + de verliezen onderweg (die niet verkoopbaar zijn)

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 18 52 2.7.2.3 Parameters mbt het leidingnet - Totale lengte enkel [km] de totale trajectlengte van het net in voorontwerp, de totale leidinglengte is het tweevoud van de trajectlengte omdat er steeds een depart- en een retourleiding is - Vermogen/lengte (enkel) [MW/km] een kengetal dat de verhouding van de totale piekwarmtevraag op de totale trajectlengte weergeeft, bij de referentienetten in België en in de wereld ligt deze waarde meestal rond of boven de 2 MW/km 16 Hoe hoger deze waarde is, hoe rendabeler het net in voorontwerp zal zijn. Het huidige net van IVBO heeft een kengetal van 1,7 MW/km, in vakantiepark Molenheide is een net gekoppeld aan een biovergistingsinstallatie terug te vinden met een verhouding van 0,5 MW/km. - Behoefte/lengte (enkel) [GWh/km] een kengetal dat de verhouding van de totale energievraag op de totale trajectlengte weergeeft, bij de referentienetten in België en in de wereld ligt deze waarde meestal rond of boven de 2 GWh/km Hoe hoger deze waarde is, hoe rendabeler het net in voorontwerp zal zijn. Bij een realistisch net zal dit kengetal nooit meer dan een vijfvoud van het voorgaande kengetal vermogen/lengte zijn 2.7.2.4 Parameters mbt de investering - Kostprijs investering [M ] de totale investeringsprijs voor de productie en distributie van het net in voorontwerp, de individuele aansluitingen (warmtewisselaar + verdeling op privaat terrein) zijn niet inbegrepen in deze kostprijs - Kostprijs subsidies [M ] de totale som subsidies die beschikbaar wordt gesteld door verschillende overheden samen en werd meegenomen in de berekeningen - Kostprijs incl subsidies [M ] de kostprijs investering verminderd met de kostprijs subsidies, met andere woorden de werkelijke kost voor de aanleg van het net in voorontwerp 2.7.2.5 Parameters mbt de jaarlijkse kosten - Kostprijs warmteproductie [ ] de totale jaarlijkse kost voor de productie en beschikbaarstelling van de restwarmte van de producent naar keuze, deze kost is rechtstreeks gerelateerd aan de eerder vernoemde productiekost restwarmte - Kostprijs warmteproductie back-up [ ] de totale jaarlijkse kost voor de productie en beschikbaarstelling van de warmte opgewekt met de gasgestookte back-upketels op de momenten dat er geen restwarmte (voldoende) beschikbaar is, deze kost is rechtstreeks gerelateerd aan de eerder vernoemde aantal draaiuren, dekkingsgraad en de kostprijs van gas - Kostprijs elektriciteitsverbruik pomp [ ] 16 In paragraaf 2.5.1 van de inventarisatienota, vinden we gemiddelde waarden van netten terug die schommelen tussen de 1,0 en 9,8 MW/km, voor respectievelijk het geothermische net in Saint-Ghislain en de WKK-installatie in Louvain-la-Neuve. In paragraaf 2.5.3 van de inventarisatienota (tabel 5), vinden we landgemiddelde waarden van netten terug die schommelen tussen de 1 en 30 MW/km, voor respectievelijk Denemarken en New York.

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 19 52 de totale jaarlijkse kost van het elektriciteitsverbruik om de warmte rond te pompen in het net, deze kost is rechtstreeks gerelateerd aan de totale lengte, totale energievraag, het materiaal van de leidingen (epoxy heeft een andere wandruwheid als staal) en de kostprijs van elektriciteit - Kostprijs onderhoud [ ] de totale jaarlijkse kost voor onderhoud van de productie-installatie en het leidingnet voor de installaties wordt deze onderhoudskost op 4% van de investering geraamd, voor het leidingnet op 10.000 /km (bron: IVBO) 2.7.2.6 Parameters mbt de jaarlijkse winsten - Totaal jaarlijkse warmteopbrengst [ ] de totale jaarlijkse opbrengsten door verkoop van de totale energievraag warmte aan de vragers, deze opbrengst is rechtstreeks gerelateerd aan de totale energievraag (excl. verlies) en het vooropgestelde warmtetarief - Subsidies productie [ ] de totale jaarlijkse opbrengsten voor de subsidies groene warmte, deze is rechtstreeks gerelateerd aan de totale energievraag (excl. verlies), het subsidiebedrag (6 /MWh) en de looptijd van de subsidie (10 jaar). 2.7.2.7 Parameters mbt de jaarlijkse opbrengst - Totaal mogelijke opbrengst [ ] de totale jaarlijkse warmteopbrengst verminderd met de som van alle jaarlijkse kosten (kostprijs warmteproductie, kostprijs warmteproductie back-up, kostprijs elektriciteitsverbruik pomp, kostprijs onderhoud) 2.7.2.8 Parameters mbt de TVT (terugverdientijd) - IRR [%] de opbrengstvoet waarbij een evenwicht tussen kosten en baten ontstaat, bekeken op 25 jaar - Statische terugverdientijd [jaar] de tijd die verloopt tussen het moment van investeren en het moment waarop de door deze investering veroorzaakte kasstromen gelijk zijn aan de investering, deze kasstromen worden op een statische manier berekend (dwz dat de energieprijzen stabiel blijven en er geen rekening gehouden wordt met financieringskosten of conjunctuur) - Dynamische terugverdientijd [jaar] de tijd die verloopt tussen het moment van investeren en het moment waarop de door deze investering veroorzaakte kasstromen gelijk zijn aan de investering, deze kasstromen worden op een dynamische manier berekend (dwz dat er wel rekening gehouden wordt met energieprijsstijgingen, financieringskosten en conjunctuur) - Nodige subsidies TVT 25jaar [%] het totaal percentage van de kostprijs investering dat nog bijkomend gesubsidieerd moet worden om een terugverdientijd van 25 jaar te bekomen S extra = (I 0 -S i ) - 25.( W- K) Vergelijking 6: nodige subsidies TVT 25jaar waarbij S extra de nodige subsidies om de TVT onder de 25 jaar te brengen

POM WEST-VLAANDEREN HAALBAARHEIDSSTUDIE WARMTENET BRUGGE DEEL 1 INVENTARISATIE] 20 52 I 0 S i totale investering voor de individuele aansluiting (leidingwerk, warmtewisselaar en eventuele aanpassing van bestaande direct gasgestookte installatie) eenmalige subsidies bij de investering, verhoogde investering en/of ecologiepremie W de totale som van alle besparingen = gereduceerde kost aardgasverbruik + onderhoudskost bestaande installatie + eventuele herinvestering voor vernieuwing van de installatie (levensduur wordt op 15jaar geschat) K de totale som van alle nieuwe kosten = totale kost warmteverbruik (nu op 80% van aardgasverbruik) + onderhoudskost warmtewisselaarinstallatie - Nodige warmtevraag TVT 25jaar [MWh/jaar] de benodigde hoeveelheid bijkomende warmtevraag waarmee de totale energievraag moet vermeerderd worden om dit net om een terugverdientijd van 25 jaar te bekomen waarbij W extra I 0 S i W extra = (I 0 -S i ) - 25.( W- K) t w.25 Vergelijking 7: nodige subsidies TVT 25jaar de nodige warmtevraag om de TVT binnen de 25jaar te brengen totale investering voor de individuele aansluiting (leidingwerk, warmtewisselaar en eventuele aanpassing van bestaande direct gasgestookte installatie) eenmalige subsidies bij de investering, verhoogde investering en/of ecologiepremie W de totale som van alle besparingen = gereduceerde kost aardgasverbruik + onderhoudskost bestaande installatie + eventuele herinvestering voor vernieuwing van de installatie (levensduur wordt op 15jaar geschat) K t w de totale som van alle nieuwe kosten = totale kost warmteverbruik (nu op 80% van aardgasverbruik) + onderhoudskost warmtewisselaarinstallatie het warmtetarief 2.7.2.9 Parameters mbt primaire energie - Totaal uitgespaarde primaire energie [MWh ep ] de totale jaarlijkse primaire energie die niet langer verstookt wordt door de aangesloten warmtevragers om te verwarmen, verminderd met de pompenergie (elektriciteit) om de warmte te transporteren, de energie (aardgas) die de back-up verbruikt om warmte te produceren en de eventueel vermeden elektriciteitsproductie (ten koste van de gebruikte restwarmte-energie) - Totaal uitgespaarde CO 2 -uitstoot [ton] het totaal aantal ton CO 2 uitgestoten die minder uitgestoten wordt voor de warmteopwekking van alle aangesloten vragers (hierbij wordt de CO 2 afkomstig van de pompenergie om de warmte te transporteren én de energie die de back-up verbruikt om warmte te produceren in rekening gebracht) - Kengetal CO 2 [kg/mwh th ] het aantal kg CO 2 dat uitgestoten moeten worden per MWh thermische warmte op de site voor beide scenario's