Ontwikkeling dieraantallen tot Provinciaal gedifferentieerde scenario s

Vergelijkbare documenten
Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, David Verhoog, Hans Wijsman en Ida Terluin

Veehouderij structuur 2017

Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, Ida Terluin, David Verhoog, Hans Dagevos, Peter van Horne en Robert Hoste

Fosfaatoverschot in de melkveehouderij

Innovatie in de land- en tuinbouw 2013

Erratum Report LEI

Mestbeleid en mestmarkt. Een kwalitatieve analyse van de ex-ante Evaluatie Meststoffenwet 2016

Varianten binnen de wet Verantwoorde Groei Melkveehouderij

Vissen in de 12-mijlszone

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Palmolieverbruik in de Nederlandse diervoederindustrie Inventarisatie in opdracht van Nevedi. Robert Hoste

Forfaitaire waarden met betrekking tot de veestapel in relatie tot de KringloopWijzer

Analyse Megastallen en Megabedrijven 2005, 2010 en 2013

Effecten van derogatie op de kosten van mestafzet

Waarden van fosfaatrechten - achtergrondnotitie Natuur & Milieu 1 februari 2016

Aanpak hittestress Harderwijk BIJLAGEN

Groei megastallen

Duurzame stallen,

Inzicht in groei van megastallen

Scenario s voor grondgebondenheid

Ex ante evaluatie wetsvoorstel Verantwoorde groei melkveehouderij

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna

BIJLAGEN BIJ HET RAPPORT VERWACHTE EFFECTEN AANPASSEN VERORDENING NATUURBESCHERMING EN INVOEREN STALDERING OP OMVANG EN STRUCTUUR

Beleidsvarianten voor de toekenning van toeslagen in de kalversector,

Effectiviteit waterbad verdover bij pluimveeslachterij W. van der Meer en Zonen B.V.

Effect 5 e Nitraat Actie Programma op de bodembelasting. Berekening bodembelasting voor berekening van de waterkwaliteit

Transparantie in de varkensketen - Praktijkproef 'Transparantie' via QR-code voor herkomst van varkensvlees

BIJLAGE 7: EX ANTE EVALUATIE MESTBELEID 2013 UITBREIDING VAN MELKRUNDVEESTALLEN EN UITBREIDINGSRUIMTE VEEHOUDERIJ PER PROVINCIE

Watergebruik in de agrarische sector 2013 en 2014

Sojaverbruik in de Nederlandse diervoederindustrie Inventarisatie in opdracht van Stichting Ketentransitie verantwoorde soja.

Innovatie in de land- en tuinbouw. R.W. van der Meer en M.A. van Galen

Beweging der wateren boven, op, in en onder de aarde

Ex ante evaluatie wetsvoorstel Verantwoorde groei melkveehouderij

Merken Wageningen UR en richtlijnen voor gebruik

Lysimeters Castricum. Waarnemingen neutronensonde. Meer informatie: P.C.T. van der Hoeven

Lysimeters Castricum waterbalans lysimeter 1

Lysimeters Castricum. Meetproject en datafiles. Meer informatie: P.C.T. van der Hoeven

Watergebruik in de agrarische sector 2012

Ammoniakemissie door de land- en tuinbouw,

Monitoring grondgebondenheid melkveehouderij. Nulmeting. Huib Silvis, Harry Luesink en Martien Voskuilen

Petra Berkhout. Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF

Gevolgen afschaffing compartimentering meststoffenwet voor de Noord-Brabantse varkensstapel

Ontwikkelingen in de melkveehouderij Frits van der Schans Carin Rougoor 21 maart 2016

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad

Tanja de Koeijer, Harry Luesink en Gideon Kruseman (LEI Wageningen UR) November 2013

VVGB Wet natuurbeheer

Aanvullende beleidsuitgangspunten

Megabedrijven in de landbouw,

Toekomstperspectief van varkensbedrijven in Oost-Nederland - Quick scan

Innovatie in de land- en tuinbouw 2014

Hobbyboeren, 2013 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs

Ontsluitingskwaliteit openbaar vervoer voor woningen,

K.H.M. van Bommel J.J. van Dijk P.L.M. van Horne R. Hoste. Januari Projectnummer LEI, Den Haag

Provincies, natuurlijk doen! Aanvulling BBL-oud-grond

Brandstofbesparing 75%

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Melkveehouderij Lelystad. Frits van der Schans, Lien Terryn

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Gemeentelijke Duurzaamheidsindex GDI-2014 Data voor alle 12 provincies

Biologische landbouw: arealen en veestapels,

ONDERZOEK UITBREIDINGSRUIMTE VEEHOUDERIJ

Ontwikkelingen aantal landbouwbedrijven en dieren rondom 5 Vogel- en Habitatgebieden

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 april 2018

BESTUURLIJKE VERNIEUWING?

Bundeling wonen in nationale bundelingsgebieden,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Natuurherstel én economische ontwikkeling gelijktijdig mogelijk maken; dat is het doel van de

Analyse en nadere toelichting onderbouwing stoppersruimte

Bedrijfsvestigingen en werkzame personen naar locatietype,

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest,

Bundeling werken in nationale bundelingsgebieden,

Woningen en nieuwbouwwoningen per gemeente en provincie,

Mestbeleid in Nederland

MARKTFLITSEN SPECIAL: Leeftijd intermediaire bedrijven. Bedrijfsleeftijd is een goede indicatie voor financiële soliditeit en omvang

Rapportage. PR onderzoek - Press Affairs meewind.nl. Amsterdam, Standaard rapportage. Gesloten vragen

Kostprijsberekening biologische varkensbedrijven 2009

Aanvullend stikstofdepositieonderzoek Bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente Projectnr mei 2014, revisie 01

Openbaarvervoer-, auto- en multimodale ontsluiting werkgebieden,

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

Aanvulling BBL-oud-grond Provincies, natuurlijk doen! Onder embargo. 2

Raadsinformatiebrief

Sociaal jaarverslag 2015

SL WAGENINGEN. Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant. āīŕ

2. Is de 250 meter norm juridisch houdbaar, en kan hier praktisch invulling aan gegeven worden?

Onderzoeksrapport: Vrouwen in de gemeenteraden

2015: Kans(en) en/of bedreiging voor de melkveehouder?!

Grondgebondenheid melkveehouderij op micro- en macroniveau

Oppervlak en concentratie bloembollenteelt en boomteelt,

Biologische landbouw: arealen en veestapels,

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 oktober 2018

RAADVAN STATE INGEKOMEN 1 5 DEC ir\ ~l'jf io ~,Q

Openbaar vervoer-, auto- en multimodale ontsluiting werkgebieden,

Graydon Kwartaal Monitor. Kwartaal

Inwoners en huishoudens per gemeente, provincie en in de Randstad,

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Huishoudens naar type in stad en ommeland,

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

Conclusies rapporten organiserend vermogen en snel groeiende bedrijven in Gelderland

Transcriptie:

Ontwikkeling dieraantallen tot 2020 Provinciaal gedifferentieerde scenario s Tanja de Koeijer, Jakob Jager, Pieter Willem Blokland, Nico Bondt, Peter van Horne en Robert Hoste

Ontwikkeling dieraantallen tot 2020 Provinciaal gedifferentieerde scenario s Tanja de Koeijer, Jakob Jager, Pieter Willem Blokland, Nico Bondt, Peter van Horne en Robert Hoste Dit onderzoek is uitgevoerd door LEI Wageningen UR in opdracht van provincie Friesland. LEI Wageningen UR Wageningen, november 2014 NOTA LEI 14-087

Koeijer, T.J. de, J.H. Jager, P.W. Blokland, N. Bondt, P.L.M. van Horne en R. Hoste, 2014. Ontwikkeling dieraantallen tot 2020; Provinciaal gedifferentieerde scenario s. Wageningen, LEI Wageningen UR (University & Research centre), LEI 14-087. 24 blz.; 5 fig.; 13 tab.; 3 ref. Trefwoorden: ontwikkeling aantal bedrijven; ontwikkeling dieraantallen 2020. Dit rapport is gratis te downloaden op www.wageningenur.nl/lei (onder LEI publicaties). 2014 LEI Wageningen UR Postbus 29703, 2502 LS Den Haag, T 070 335 83 30, E informatie.lei@wur.nl, www.wageningenur.nl/lei. LEI is onderdeel van Wageningen UR (University & Research centre). LEI hanteert voor haar rapporten een Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. LEI, onderdeel van Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, 2014 De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven en afgeleide werken maken. Materiaal van derden waarvan in het werk gebruik is gemaakt en waarop intellectuele eigendomsrechten berusten, mogen niet zonder voorafgaande toestemming van derden gebruikt worden. De gebruiker dient bij het werk de door de maker of de licentiegever aangegeven naam te vermelden, maar niet zodanig dat de indruk gewekt wordt dat zij daarmee instemmen met het werk van de gebruiker of het gebruik van het werk. De gebruiker mag het werk niet voor commerciële doeleinden gebruiken. Het LEI aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Het LEI is ISO 9001:2008 gecertificeerd. LEI 14-087 Project code 2282200065 Foto omslag: Shutterstock

Inhoud 1 Inleiding 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Doel 5 1.3 Leeswijzer 5 2 Aanpak 6 2.1 Algemeen 6 2.2 Opvolgingssituatie 6 2.3 Andere studies en dierrechten 7 3 Resultaten 8 3.1 Melkveehouderij 8 3.2 Leghennen 9 3.3 Vleeskuikens 10 3.4 Zeugen 11 3.5 Vleesvarkens 12 4 Effect verwachte dieraantallen 2020 13 Literatuur 16 Bijlage 1 Basisscenario melkveehouderij 17 Bijlage 2 Basisscenario Varkens- en Pluimveehouderij 18 Bijlage 3 Berekende ontwikkeling aantallen dieren per provincie. 20

1 Inleiding 1.1 Inleiding In het kader van de PAS wordt per provincie de depositieruimte en de behoefte aan ontwikkelingsruimte in 2020 en 2030 in kaart gebracht. Om de behoefte aan ontwikkelingsruimte te kunnen bepalen, is allereerst inzicht nodig in de te verwachten ontwikkeling van de veehouderij en de bijbehorende dieraantallen in 2020. Op basis van de verwachte dieraantallen wordt met het model AERIUS berekend wat de effecten op de ammoniakdepositie zijn. van de verwachte ontwikkeling in de veehouderij. Op basis hiervan wordt vervolgens de behoefte aan ontwikkelingsruimte en depositieruimte per provincie bepaald. Voor zowel de ontwikkeling van de melkvee- als de varkens- en de pluimveehouderij is door respectievelijk de provincie Friesland (bijlage 1) en de provincie Overijssel (bijlage 2) een scenario voor 2020 opgesteld. Echter, in deze scenario s is geen rekening gehouden met provinciale verschillen. Om de te verwachten depositie per provincie zo nauwkeurig mogelijk te kunnen berekenen, is het daarom van belang dat de scenario s met betrekking tot de verwachte ontwikkeling van de veehouderij per provincie worden verfijnd. De provincie Friesland heeft daarom, mede namens alle provincies, het LEI gevraagd om deze verfijning uit te voeren. De verfijning van de scenario s per provincie moet aansluiten bij de invoer die nodig is voor AERIUS zodat er in AERIUS mee gerekend kan worden. Voor de verfijning van het basisscenario per provincie heeft het LEI gebruik gemaakt van de bij het LEI beschikbare expertise van de verschillende veehouderijsectoren en van de beschikbare databestanden van landbouwbedrijven. 1.2 Doel Het doel is de door de provincies Friesland en Overijssel ontwikkelde scenario s met betrekking tot de ontwikkeling van de dieraantallen per provincie nader te onderbouwen en per provincie verder te verfijnen. Per provincie wordt per diercategorie voor verschillende categorieën van bedrijfsomvang aangegeven welk aandeel van de bedrijven: Stopt. Gelijk blijft. Groeit. Voor het aandeel bedrijven dat groeit, wordt ook aangegeven met welke factor de dieraantallen op deze bedrijven naar verwachting zullen groeien. Deze factor wordt gebruikt bij het berekenen van de depositieruimte en de behoefte aan ontwikkelingsruimte per provincie met het model AERIUS. Afbakening Het doorrekenen van de scenario s voor het effect op de ammoniakdepositie hoort niet tot deze opdracht. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de aanpak en uitgangspunten beschreven van het verfijnen van de scenario s. Hoofdstuk 3 beschrijft de resultaten die bestaan uit een overzicht van de factoren per provincie op basis waarvan de scenario s zijn vormgegeven. Tot slot wordt in hoofdstuk 4 het effect van de aangepaste scenario s op de verwachte dieraantallen weergegeven. LEI 14-087 5

2 Aanpak 2.1 Algemeen De basisscenario s voor de melkvee-, varkens- en pluimveehouderij zoals deze door de provincies Friesland (bijlage 1) en Overijssel (bijlage 2) zijn ontwikkeld voor heel Nederland, zijn in een aantal stappen verfijnd om te komen tot een scenario per provincie. Per provincie en per veehouderijsector worden voor de verschillende grootteklassen de factoren met betrekking tot de verdeling in stoppende, gelijkblijvende en groeiende bedrijven weergegeven en wordt aangeven met hoeveel de groeiende bedrijven zullen groeien. Indeling bedrijven in grootteklassen In de scenario s zijn per sector een aantal categorieën betreffende de omvang van de bedrijven onderscheiden. Bij de uitwerking van de scenario s per provincie zijn dezelfde categorieën gehanteerd. Voor de melkveesector zijn twee categorieën onderscheiden op basis van meer of minder dan 750 kg ammoniakemissie. Hierbij was niet zoals bij de scenario s voor de intensieve veehouderij (bijlage 2) aangegeven bij welk aantal dieren deze grens ligt. In de analyse zijn we er van uitgegaan dat 750 kg ammoniakemissie overeenkomt met 61 melkkoeien. Er is dus voor het melkveehouderijscenario van uit gegaan dat de grens tussen kleine en grote melkveebedrijven bij 61 melkkoeien ligt. Basisjaar Het scenario gaat als startpunt uit van de situatie in het jaar 2013. Aanpak Gestart is met het berekenen van de verwachte dieraantallen per provincie voor het basisscenario. Dit is gedaan aan de hand van de dieraantallen in de Landbouwtelling 2013 en gebruik makend van de uitgangspunten zoals beschreven in bijlage 1 en 2. De volgende stap was het berekenen van de dieraantallen waarbij rekening werd gehouden met: 1. De opvolgingssituatie per grootteklasse. 2. Andere studies met betrekking to de ontwikkeling van de veehouderij in 2020 en dierrechten. Met de zo verkregen dieraantallen voor 2020 per diercategorie en per grootteklasse van bedrijven is vervolgens teruggerekend hoe de factoren in het basisscenario per provincie moeten worden aangepast om op deze dieraantallen uit te komen. Op basis daarvan zijn per provincie de afzonderlijke factoren verkregen die door AERIUS gebruikt kunnen worden voor het berekenen van de toekomstige ammoniakdepositie per provincie. 2.2 Opvolgingssituatie De dieraantallen voor het scenario zijn berekend op basis van Landbouwtelling 2013 maar daar bij is tevens gebruik gemaakt van de opvolgingssituatie. Aangezien de data over de opvolgingssituatie niet beschikbaar was voor 2013 is daarvoor de Landbouwtelling van 2012 gebruikt. Vervolgens zijn de dieraantallen van 2012 per grootteklasse gecorrigeerd met de dieraantallen van 2013. Bij de analyse is ervan uitgegaan dat per groottecategorie van bedrijven allereerst de bedrijven zonder opvolger zullen stoppen. Onderscheid is gemaakt in ondernemers: Ouder dan 65 jaar zonder opvolger. 60-65 jaar zonder opvolger. 55-60 jaar zonder opvolger. 51-55 jaar zonder opvolger. 45-51 jaar opvolger onbekend. 6 LEI 14-087

Ouder dan 51 jaar met opvolger. Jonger dan 45 jaar. De toedeling van stoppende bedrijven is gedaan op basis van bovenstaande volgorde tot dat het in de bijlage genoemde percentage van het aantal stoppers in de betreffende categorie was gerealiseerd. Vervolgens is doorgerekend met hoeveel de overgebleven bedrijven zouden groeien conform de uitgangspunten van het basisscenario (bijlage 1 en 2). Dit leverde een totaal beeld op qua ontwikkeling van de dieraantallen. 2.3 Andere studies en dierrechten Varkens- en pluimveehouderij De berekende dieraantallen zoals beschreven in paragraaf 2.2 voor de varkens- en pluimveehouderij zijn getoetst aan de verwachte ontwikkeling van de dieraantallen opgesteld voor de ex ante evaluatie mestbeleid 2013 (Willems et al., 2013). Ook zijn ze getoetst aan de dierrechten. Doordat het aantal dierrechten niet kan toenemen, zal de totale ontwikkeling van de dieraantallen in de varkens- en pluimveehouderij op landelijk niveau niet toenemen. Wel zijn er verschuivingen binnen de diverse diercategorieën mogelijk. Ook is er een verschuiving mogelijk van het aantal dierrechten van de concentratiegebieden Zuid en Oost naar Overig Nederland. Andersom is niet mogelijk. Dit betekent dat voor de provincies Noord-Brabant en Limburg enerzijds, en voor de provincies Gelderland en Overijssel anderzijds het totaal aantal berekende varkens en pluimvee niet kan toenemen ten opzichte van 2013. De dierrechten waren in 2013 namelijk vrijwel volledig benut. Een mogelijke verschuiving binnen de concentratiegebieden door verschillend provinciaal beleid is denkbaar, bijvoorbeeld een lichte groei in aantal varkens in Limburg, ten koste van de aantallen in Noord-Brabant. Dit effect is naar verwachting beperkt en nauwelijks kwantitatief in te schatten en is daarom verwaarloosd. Omdat in de berekeningen voor vleesvarkens een lichte krimp wordt voorzien, is er, vanuit de productierechten bezien, ontwikkelruimte voor het aantal zeugen. Eén vleesvarken staat gelijk aan één dierrecht, één zeug is gelijk aan 2,74 dierrechten. De ontwikkelruimte voor zeugen is dan gelijk aan het aantal afgenomen vleesvarkens gedeeld door 2,74. Dit getal is opgeteld bij het aantal zeugen van 2013 en als bovengrens aangehouden voor het aantal zeugen in 2020. Vervolgens is gecheckt of dat voor de andere provincies en voor Nederland als geheel overeenkomt met de vrijgekomen rechten ten behoeve van het aantal zeugen. Hieruit kwam naar voren dat nog veel dierrechten onbenut zouden blijven. Omdat dit niet waarschijnlijk is, is vervolgens het groeipercentage van de bedrijven met zowel vleesvarkens als die met zeugen als volgt bijgesteld: Categorie II (zie bijlage 2) 30% van de bedrijven stopt, 50% van de bedrijven standstill 20% van de bedrijven groeit met 100% (was 75%) Categorie III (zie bijlage 2) 50% van de bedrijven standstill (was 60%) 50% van de bedrijven (was 40%) groeit met 100% (was 50%) Melkveehouderij Voor de melkveehouderij zijn de berekende dieraantallen in het LEI scenario allereerst getoetst aan de aantallen melkkoeien per provincie die voor 2015-2020 zijn berekend met het regionaal landbouwsector model DRAM (De Koeijer et al., 2014). Op basis hiervan is de ontwikkeling van het aantal koeien in de provincies Gelderland, Limburg en Noord-Brabant met 10% naar beneden bijgesteld. Vervolgens is het totaal aantal melkkoeien getoetst aan Willems et al., 2013. Het uitgangspunt daarbij is dat de melkproductie naar verwachting in 2020 met circa 20% zal zijn gestegen ten opzichte van 2009. Het aantal verwachte melkkoeien in 2020 bedraagt circa 1,6 mln. Omdat op basis van de uitgangspunten in het basis-scenario (bijlage 1) het berekende aantal melkkoeien in totaal boven de 1,6 mln. uitkwam, is het groeipercentage van 30% van de grote bedrijven op 50% gezet (dit was 75%). LEI 14-087 7

3 Resultaten 3.1 Melkveehouderij Op basis van de berekende dieraantallen zoals beschreven in hoofdstuk 2 zijn de ontwikkelingsfactoren, zoals ontleend aan het basisscenario aangepast. De factoren voor de bedrijven uit categorie I (< 61 melkkoeien) zijn omgerekend op basis van de opvolgingssituatie. De factoren voor de bedrijven uit categorie II (> 61 melkkoeien) zijn per provincie gelijk gehouden behalve voor de provincies Gelderland, Noord-Brabant en Overijssel. In deze provincies zijn er naar verwachting meer bedrijven die groeien, maar die beperktere uitbreidingsmogelijkheden hebben, zodat de totale groei van de melkveestapel zal achterblijven bij de andere provincies. Deze inschatting is gemaakt op basis van de relatief hogere extra kosten voor grond en/of de afzet van mest bij uitbreiding van deze bedrijven. Tabel 3.1 kan als volgt worden gelezen: Voor de provincie Drenthe bijvoorbeeld, is de verwachting dat 29% van de bedrijven met minder dan 61 melkkoeien (categorie I) zal stoppen de komende 6 jaar. Eenenzeventig procent van de bedrijven uit deze categorie zal niet stoppen, maar heeft een standstill en zal dus niet groeien. Van de bedrijven met meer dan 61 melkkoeien (categorie II) zullen geen bedrijven stoppen (0%), zal 70% een standstill vertonen en zal 30% groeien. Deze bedrijven zullen met 50% groeien. Tabel 3.1 Factoren voor het melkveehouderijscenario bestaande uit de procentuele verdeling in stoppers, standstill en groeiers en het groeipercentage van de groeiers per provincie en totaal Nederland in 2020 conform basisscenario (bijlage 1) (2013 = 100). categorie I (aantal melkkoeien < 61) Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL stoppers (%) 29 22 33 26 36 21 26 29 26 28 20 35 28 standstill (%) 71 78 67 74 64 79 74 71 74 72 80 65 72 groeiers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 groeipercentage 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 categorie II (61 < aantal melkkoeien) stoppers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 standstill (%) 70 70 70 60 70 70 65 70 60 70 70 70 68 groeiers (%) 30 30 30 40 30 30 35 30 40 30 30 30 32 groeipercentage 50 50 50 11 50 50 13 50 11 50 50 50 32 8 LEI 14-087

3.2 Leghennen Op basis van de berekende dieraantallen zoals beschreven in hoofdstuk 2 zijn de ontwikkelingsfactoren zoals ontleend aan het basisscenario (bijlage 2) aangepast. De factoren voor de bedrijven uit categorie I en II zijn omgerekend op basis van de opvolgingssituatie. De factoren voor de bedrijven uit categorie III zijn per provincie gelijk gehouden behalve voor de provincies Limburg, Noord-Brabant en Overijssel. In deze provincies is de groei minder groot door beperkingen vanuit de dierrechten. Tabel 3.2 kan als volgt worden gelezen: Voor de provincie Drenthe bijvoorbeeld, verwachten we dat 56% van de bedrijven uit categorie 1 zal stoppen de komende 6 jaar. Negenendertig procent van de bedrijven uit deze categorie zal niet stoppen maar heeft een standstill en zal dus niet groeien en 4% van de bedrijven zal in omvang verdubbelen (100% groei). Van de bedrijven uit categorie I zal 29% van de bedrijven stoppen, zal 51% een standstill vertonen en zal 20% groeien. Deze bedrijven zullen met 65% groeien. Van de bedrijven uit categorie III zal 0% stoppen, zal 60% een standstill vertonen en zal 40% groeien met 50%. Tabel 3.2 Factoren voor het scenario voor leghennen bestaande uit de procentuele verdeling in stoppers, standstill en groeiers en het groeipercentage van de groeiers per provincie en totaal Nederland in 2020 conform basisscenario (bijlage 2) (2013 = 100). categorie I (< 26.000 aantal leghennen) Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL stoppers (%) 56 41 60 51 44 52 58 48 52 39 40 50 50 standstill (%) 39 53 36 44 51 43 38 47 43 55 54 45 45 groeiers (%) 4 6 4 5 6 5 4 5 5 6 6 5 5,0 groeipercentage 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 categorie II (26.000 < aantal leghennen < 58.000) stoppers (%) 29 29 29 29 40 32 31 50 24 26 32 21 30 standstill (%) 51 51 51 51 43 48 49 36 54 53 48 57 50 groeiers (%) 20 20 20 20 17 19 20 14 22 21 19 23 20 groeipercentage 65 65 65 65 65 65 65 65 65 65 65 65 65 categorie III (58.000 < aantalleghennen) stoppers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 standstill (%) 60 60 60 60 60 90 80 60 65 60 60 60 75 groeiers (%) 40 40 40 40 40 10 20 40 35 40 40 40 25 groeipercentage 50 50 50 50 50 45 50 50 50 50 50 50 50 LEI 14-087 9

3.3 Vleeskuikens Op basis van de berekende dieraantallen zoals beschreven in hoofdstuk 2 zijn de ontwikkelingsfactoren zoals ontleend aan het basisscenario (bijlage 2) aangepast. De factoren voor de bedrijven uit categorie I en II zijn omgerekend op basis van de opvolgingssituatie. De factoren voor de bedrijven uit categorie III zijn per provincie gelijk gehouden behalve voor de provincies Limburg, Noord-Brabant en Overijssel. In deze provincies is de groei minder groot door beperkingen vanuit de dierrechten. Tabel 3.3 kan conform de beschrijving van tabel 3.2 in paragraaf 3.3 gelezen worden. Tabel 3.3 Factoren voor het scenario voor vleeskuikens bestaande uit de procentuele verdeling in stoppers, standstill en groeiers en het groeipercentage van de groeiers per provincie en totaal Nederland in 2020 conform basisscenario (bijlage 2) (2013 = 100). categorie I (aantal vleeskuikens < 52.000) Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL stoppers (%) 50 52 47 51 56 47 55 66 40 54 38 36 50 standstill (%) 45 43 48 44 39 48 40 30 54 42 56 58 45 groeiers (%) 5 5 5 5 4 5 4 3 6 5 6 6 5 groeipercentage 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 categorie II (52.000 < aantal vleeskuikens < 112.000) stoppers (%) 20 35 14 67 22 16 31 50 30 20 30 32 30 standstill (%) 57 46 61 24 56 60 49 36 50 57 50 49 50 groeiers (%) 23 19 24 10 22 24 20 14 20 23 20 19 20 groeipercentage 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 categorie III (112.000 < aantal vleeskuikens) stoppers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 standstill (%) 60 60 60 60 60 85 70 60 60 60 60 60 65 groeiers (%) 40 40 40 40 40 15 30 40 40 40 40 40 35 groeipercentage 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 10 LEI 14-087

3.4 Zeugen Tabel 3.4 is aangepast zoals beschreven bij tabel 3.2 (paragraaf 3.2). De factoren voor de bedrijven uit categorie III zijn per provincie gelijk gehouden behalve voor de provincies Limburg, Noord-Brabant en Overijssel. In deze provincies is de groei minder groot door beperkingen vanuit de dierrechten. Tabel 3.4 kan conform de beschrijving van tabel 3.2 (paragraaf 3.2) gelezen worden. Tabel 3.4 Factoren voor het scenario voor zeugen bestaande uit de procentuele verdeling in stoppers, standstill en groeiers en het groeipercentage van de groeiers per provincie en totaal Nederland in 2020 conform basisscenario (bijlage 2) (2013 = 100). Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL categorie I (aantal zeugen < 270) stoppers (%) 42 42 59 50 64 51 51 47 42 41 61 44 50 standstill (%) 52 52 36 45 33 44 44 48 52 53 35 50 45 groeiers (%) 6 6 4 5 4 5 5 5 6 6 4 6 5 groeipercentage 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 categorie II (270 < aantal zeugen < 570) stoppers (%) 32 61 54 31 37 28 29 47 27 45 21 45 30 standstill (%) 48 28 33 49 45 52 50 38 52 39 56 39 50 groeiers (%) 19 11 13 20 18 21 20 15 21 16 23 16 20 groeipercentage 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 categorie III (570 < aantal zeugen) stoppers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 standstill (%) 50 50 50 50 50 80 77,5 50 80 50 50 50 72 groeiers (%) 50 50 50 50 50 20 22,5 50 20 50 50 50 28 groeipercentage 100 100 100 100 100 46,5 51 100 57,7 100 100 100 63 LEI 14-087 11

3.5 Vleesvarkens Tabel 3.5 is aangepast zoals beschreven bij tabel 3.2 (paragraaf 3.2). De factoren voor de bedrijven uit categorie 3 zijn per provincie gelijk gehouden behalve voor de provincies Limburg, Noord-Brabant en Overijssel. In deze provincies is de groei minder groot door beperkingen vanuit de dierrechten. Tabel 3.5 kan conform de beschrijving van tabel 3.2 (paragraaf 3.2) gelezen worden. Tabel 3.5 Factoren voor het scenario voor vleesvarkens bestaande uit de procentuele verdeling in stoppers, standstill en groeiers en het groeipercentage van de groeiers per provincie en totaal Nederland in 2020 conform basisscenario (bijlage 2) (2013 = 100). Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL categorie I (aantal vleesvarkens < 1.600) stoppers (%) 52 49 59 53 53 47 48 48 46 45 40 45 50 standstill (%) 43 46 37 42 42 48 46 47 49 49 54 50 45 groeiers (%) 5 5 4 5 5 5 5 5 5 5 6 6 5 Groeipercentage 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 categorie II (1.600 < aantal vleesvarkens < 3.400) stoppers (%) 21 13 67 28 43 28 29 31 48 22 22 30 standstill (%) 56 62 24 51 41 52 51 49 37 56 56 50 groeiers (%) 22 25 10 20 16 21 20 20 15 22 22 20 Groeipercentage 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 categorie III (3.400 < aantal vleesvarkens) stoppers (%) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 standstill (%) 50 50 50 50 50 75 70 50 60 50 50 50 66 groeiers (%) 50 50 50 50 50 25 30 50 40 50 50 50 34 groeipercentage 100 100 100 100 100 45 51 100 99,5 100 100 100 66 12 LEI 14-087

4 Effect verwachte dieraantallen 2020 Om aan te geven wat het effect is van de verfijning van de basisscenario s (bijlage 1 en 2) op de verwachte dieraantallen in 2020 zijn de berekende dieraantallen op basis van het basisscenario en die op basis van de factoren zoals opgenomen in hoofdstuk 3 weergegeven. Meer gedetailleerde informatie van de verwachte dieraantallen in 2020 per grootte categorie zijn opgenomen in bijlage 3. In de figuren 4.1 tot en met 4.5 is de procentuele ontwikkeling van de dieraantallen opgenomen voor het basisscenario en voor het provinciaal verfijnde scenario. Het overall beeld dat uit de figuren naar voren komt, is dat door de aanpassing van de basisscenario s de verwachte dieraantallen naar beneden zijn bijgesteld. 115% 110% 105% 100% 95% 90% Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL basisscenario provinciaal verfijnd scenario Figuur 4.1 De procentuele ontwikkeling van het aantal melkkoeien in 2020 volgens het basisscenario en volgens het provinciaal verfijnd scenario. LEI 14-087 13

120% 110% 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL Basisscenario provinciaal verfijnd scenario Figuur 4.2 De procentuele ontwikkeling van het aantal leghennen in 2020 volgens het basisscenario en volgens het provinciaal verfijnd scenario. 110% 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL Basisscenario provinciaal verfijnd scenario Figuur 4.3 De procentuele ontwikkeling van het aantal vleeskuikens in 2020 volgens het basisscenario en volgens het provinciaal verfijnd scenario. 14 LEI 14-087

130% 120% 110% 100% 90% 80% 70% 60% Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL Basisscenario provinciaal verfijnd scenario Figuur 4.4 De procentuele ontwikkeling van het aantal zeugen in 2020 volgens het basisscenario en volgens het provinciaal verfijnd scenario. 120% 110% 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL Basisscenario provinciaal verfijnd scenario Figuur 4.5 De procentuele ontwikkeling van het aantal vleesvarkens in 2020 volgens het basisscenario en volgens het provinciaal verfijnd scenario. LEI 14-087 15

Literatuur Koeijer, T.J. de, P.W. Blokland, H.W.M. Helming en H.H. Luesink (2014) Ex ante evaluatie wetsvoorstel Verantwoorde groei melkveehouderij. Wageningen, LEI Wageningen UR, rapport 2014-019 (in voorbereiding). Schoumans, O.F. ; Schröder, J.J. ; Groenendijk, P. ; Koeijer, T.J. de; Renaud, L.V. ; Luesink, M. ; Kruseman, G. 2013. Beknopte milieueffectrapportage op planniveau: in het kader van het Vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Wageningen. Alterra Wageningen UR, rapport 2461. Willems, J.; Grinsven, H. van., Schröder, J.J.; Baltussen, W.H.M. ; Koeijer, T.J. de; Leenstra, F.R. ; Velthof, G.L. ; Verdoes, N. 2013. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013: gevolgen van de invoering van verplichte mestverwerking en het afschaffen van productierechten in de veehouderij. Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving, publicatie 1176. 16 LEI 14-087

Bijlage 1 Basisscenario melkveehouderij Aannames groei melkveehouderij (Fries scenario) t.b.v. verdiepingsslag PAS/AERIUS Scenario A 1. rekengrens moet zodanig zijn dat invloed op Friese gebieden vanuit grotere bronnen uit geheel Nederland kunnen worden meegenomen (vorige berekening was op basis van 6 km, echter daardoor werden de effecten van deze grotere bronnen gemist); 2. veehouderijen met > 750 kg emissie zijn economisch levensvatbaar en zullen willen groeien; 3. Van deze bedrijven zal 30% de eerste 6 jaar groeien met een verwachte verdeling: 1 e 3 jaar: 2/3 e deel (20%), 2 de 3 jaar 1/3 e deel (10%). 4. Deze bedrijven realiseren een groei (dieraantallen) van 75% per bedrijf; 5. 72% van de bedrijven < 750 kg emissie zullen niet groeien, maar stoppen ook niet (standstill); 6. 28% van de veehouderijen < 750 kg emissie zullen op enig moment gedurende die 6 jaar stoppen (op basis v. CBS-cijfers uit 2011) en worden op 0 kg emissie gezet; 7. bedrijven met totale depositie < 1mol/ha/jr op gebied weglaten, want geen effect ad. 3. Geconstateerd is dat veehouderijbedrijven gemiddeld 1 x per 20 jaar een groei(investerings)moment hebben. Dat betekent dus 5% van het aantal bedrijven. In 6 jaar: 30%. De eerste paar jaar zullen er relatief meer bedrijven (2/3 van 30%) een vergunningaanvraag indienen en wel om twee redenen: de opheffing van het melkquotum in 2015 en vanwege het feit dat bedrijven hun uitbreiding hebben uitgesteld door onzekerheid rond de stikstofproblematiek. ad. 4. Onze raming is dat de bedrijven die uitbreiden minimaal een toename van 50% van het aantal beesten na streeft en maximaal 100%. Voorzichtigheidshalve: 75%. (mondelinge communicatie Groningen en Drenthe; uitbreidingen van 100% zijn eerder regel dan uitzondering). Ad. 5 en 6: Bedrijven met een emissie < 750 kg. emissie zijn poteniele stoppers. Het aantal stoppers bedraagt in de provincie Fryslân ca. 2,3% van het totaal aantal veehouderijbedrijven per jaar. De stoppende bedrijven zijn m.n. de bedrijven < 750 kg N emissie. Maar voor deze bedrijven bedraagt het percentage stoppers per jaar 4,75%. In 6 jaar is dit 28%. 72% van deze categorie gaat dus gedurende de eerste beheerplanperiode door. Op basis van onze databank betekent dit dat er in deze categorie 28% bedrijven stoppen. Indien bovenstaand scenario een te krappe ontwikkelingsruimte aangeeft, dan is het goed om het scenario van 20% groeiende bedrijven door te rekenen. Bij voldoende ruimte kan de doorrekening van 40% ook een beeld geven wanneer de ontwikkelingsruimte onvoldoende wordt. Polittieke besluitvorming is gebaat bij deze inzichten. Gevoeligheidsanalyse: Scenario B: i.p.v. 30% groeiende bedrijven, nu rekenen met 20% (andere factoren blijven gelijk) Scenario C: i.p.v. 30% groeiende bedrijven, nu rekenen met 40% (andere factoren blijven gelijk) LEI 14-087 17

Bijlage 2 Basisscenario Varkens- en Pluimveehouderij Scenario Varkenssector Overijssel voor eerste PAS periode van zes jaar. Inschatting op basis van cijfers over bedrijfsontwikkeling in een aantal rapporten: Landbouw in Overijssel (LEI 2011) Landbouwontwikkelingsgebieden in Overijssel. Uitwerking kwalitatieve evaluatie Reconstructiebeleid (Arcadis 2012) Onderstaand scenario is gebaseerd op expert judgement en gegevens ontwikkeling veehouderij uit bovengenoemde rapporten. Belangrijk uitgangspunt dat we hebben gehanteerd is dat het totaal aantal dieren gelijk blijft. Met dit scenario brengen we vooral de ruimtelijk verschuiving in beeld, wat een realistischer inschatting geeft van de ontwikkelingsbehoefte dan een gelijkmatig gemodelleerde groei Categorie I Categorie II Categorie III Zeugen aantal dieren < 270 (kg emissie < 780) 270 <aantal dieren<570 780 <(kg emissie) <1.650 570 < aantal dieren 1.650 <kg emissie Vleesvarkens aantal dieren < 1.600 kg emissie < 2.720 Scenario 50% bedrijven stopt 45% bedrijven standstill 5% bedrijven groeit het aantal dieren met 100% (circa 200 zeugen of 1.200 vleesvarkens) 1.600< aantal dieren < 3.400 2.720 < kg emissie < 5.780 30% bedrijven stopt 50% bedrijven standstill 20% bedrijven groeit het aantal dieren met 75% (circa 250 zeugen of 1.500 vleesvarkens) 3.400 < aantal dieren 5.780 < kg emissie 60% bedrijven standstill 40% bedrijven groeit het aantaal dieren ongeveer met 50% (circa 400 zeugen of 2.500 vleesvarkens) Gevoeligheidsanalyse: Een gevoeligheidsanalyses vergelijkbaar met het melkveescenario is zinvol. I 10% groeiende bedrijven, 45% standstill, 40% stoppers II 30% groei, 50% standstill, 20% stoppers III 50% groei, 50% standstill Extra groei Minder groei Extra groei 60% stopt, 40% standstill 40% stopt, 50% standstill, 10% groei 70% standstill, 30% groei I 10% groeiende bedrijven, 45% standstill, 40% stoppers II 30% groei, 50% standstill, 20% stoppers III 50% groei, 50% standstill 18 LEI 14-087

Scenario Pluimveesector Overijssel voor eerste PAS periode van zes jaar. leghennen aantal dieren < 26.000 (kg emissie < 1770) Categorie I Categorie II Categorie III 26.000 <aantal dieren<58.000 1.770 <(kg emissie) < 3.940 58.000 < aantal dieren 3.940 <kg emissie Vleeskuikens aantal dieren < 52.000 kg emissie < 1924 Scenario leghennen Scenario vleeskuikens 50% bedrijven stopt 45% bedrijven standstill 5% bedrijven groeit het aantal dieren met 100% (circa 20.000 leghennen) 50% bedrijven stopt 45% bedrijven standstill 5% bedrijven groeit het aantal dieren met 100% (circa 40.000 vleeskuikens) 52.000< aantal dieren < 112.000 1924 < kg emissie < 4140 30% bedrijven stopt 50% bedrijven standstill 20% bedrijven groeit het aantal dieren met 65% (circa 25.000 leghennen 30% bedrijven stopt 50% bedrijven standstill 20% bedrijven groeit het aantal dieren met 75% (circa 60.000 vleeskuikens 112.000 < aantal dieren 4.140 < kg emissie 60% bedrijven standstill 40% bedrijven groeit het aantaal dieren ongeveer met 50% (circa 40.000 leghennen) 60% bedrijven standstill 40% bedrijven groeit het aantaal dieren ongeveer met 50% (circa 80.000 leghennen) LEI 14-087 19

20 LEI 14-087 Bijlage 3 Melkveehouderij Berekende ontwikkeling aantallen dieren per provincie. Tabel aantallen dieren in 2013 en 2020 per grootteklassen 2013 Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL categorie I 11.772 2.049 26.156 48.007 8.887 6.649 28.038 16.659 44.560 21.392 2.647 21.271 238.087 categorie II 91.239 30.687 251.949 186.208 89.278 43.503 195.705 63.892 205.917 62.500 17.386 76.568 1.314.832 totaal 103.011 32.736 278.105 234.215 98.165 50.152 223.743 80.551 250.477 83.892 20.033 97.839 1.552.919 2020 categorie I 9.077 1.660 18.783 38.150 6.221 5.488 22.021 12.881 35.253 16.447 2.266 15.419 183.669 categorie II 104.925 35.290 289.741 194.672 102.670 50.028 204.601 73.476 215.277 71.875 19.994 88.053 1.450.602 totaal 114.002 36.950 308.524 232.822 108.891 55.516 226.622 86.357 250.530 88.322 22.260 103.473 1.634.270 totale groei (index 2013 = 100) 111 113 111 99 111 111 101 107 100 105 111 106 105 Leghennen Tabel aantallen dieren in 2013 en 2020 per grootteklassen 2013 Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL categorie I 259.272 98.207 109.616 2.168.976 158.892 416.109 616.894 32.539 528.739 637.365 138.816 73.424 5.238.849 categorie II 785.583 443.053 288.144 3.157.976 551.042 1.489.546 1.892.995 68.287 1.191.804 578.329 277.947 90.756 10.815.462 categorie III 776.663 907.713 756.461 7.359.724 390.882 9.618.228 5.926.449 89.822 1.644.845 790.898 499.846 0 28.761.531 totaal 1.821.518 1.448.973 1.154.221 12.686.676 1.100.816 11.523.883 8.436.338 190.648 3.365.388 2.006.592 916.609 164.180 44.815.842 2020 categorie I 124.880 79.419 63.194 1.233.476 86.437 228.975 323.063 12.159 317.597 479.514 114.341 39.400 3.102.454 categorie II 657.332 371.088 253.080 2.644.979 401.346 1.186.273 1.590.330 33.439 1.106.542 511.695 225.660 85.443 9.067.208 categorie III 931.996 1.089.256 907.753 8.808.221 469.058 10.108.636 6.522.945 0 1.941.248 949.078 599.815 0 32.328.007 totaal 1.714.207 1.539.763 1.224.027 12.686.676 956.842 11.523.883 8.436.338 45.598 3.365.388 1.940.287 939.816 124.843 44.497.669 totale groei (index 2013 = 100) 94 106 106 100 87 100 100 24 100 97 103 76 99

Vleeskuikens Tabel aantallen dieren in 2013 en 2020 per grootteklassen 2013 Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL categorie I 785.353 345.924 557.859 527.285 1.049.733 403.451 1.681.243 303.307 785.980 33.102 320.100 200.420 6.993.757 categorie II 1.314.750 268.000 1.865.061 812.073 1.633.532 771.562 4.244.688 230.261 1.578.359 148.000 253.250 356.163 13.475.699 categorie III 2.170.181 0 3.613.128 1.870.109 1.987.900 1.644.349 9.547.599 467.158 2.292.164 0 180.000 0 23.772.588 totaal 4.270.284 613.924 6.036.048 3.209.467 4.671.165 2.819.362 15.473.530 1.000.726 4.656.503 181.102 753.350 556.583 44.242.044 2020 categorie I 460.292 191.618 307.563 317.870 505.521 242.012 888.685 102.353 497.979 3.961 213.494 138.934 3.870.282 categorie II 1.321.314 208.867 1.881.583 363.598 1.525.074 774.525 3.444.927 136.392 1.348.951 138.739 213.494 266.203 11.623.667 categorie III 2.604.217 0 4.335.754 2.244.131 2.385.480 1.802.825 11.139.918 560.590 2.750.597 0 216.000 0 28.039.511 totaal 4.385.822 400.485 6.524.900 2.925.599 4.416.075 2.819.362 15.473.530 799.334 4.597.527 142.701 642.989 405.136 43.533.460 totale groei (index 103 65 108 91 95 100 100 80 99 79 85 73 98 2013 = 100) Zeugen Tabel aantallen dieren in 2013 en 2020 per grootteklassen 2013 Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL categorie I 3.597 572 1.089 30.006 2.405 14.690 47.162 756 16.518 3.356 1.381 2.843 124.375 categorie II 7.500 1.135 3.135 55.032 4.755 41.480 130.892 943 43.320 6.659 1.034 1.623 297.508 categorie III 14.335 2.028 4.593 57.680 2.226 91.133 269.654 659 66.918 9.063 965 3.861 523.115 totaal 25.432 3.735 8.817 142.718 9.386 147.303 447.708 2.358 126.756 19.078 3.380 8.327 944.998 2020 categorie I 2.210 395 714 15.780 1.198 8.468 27.041 523 10.597 1.991 507 1.477 70.901 categorie II 6.669 574 2.039 48.838 3.631 39.250 120.536 613 41.410 4.539 1.050 1.260 270.411 categorie III 21.503 3.042 6.890 86.520 3.339 99.585 300.131 989 80.970 13.595 1.448 5.792 623.800 totaal 30.382 4.011 9.642 151.138 8.169 147.303 447.708 2.125 132.978 20.125 3.004 8.528 965.113 totale groei (index 2013 = 100) 119 107 109 106 87 100 100 90 105 105 89 102 102 LEI 14-087 21

22 LEI 14-087 Vleesvarkens Tabel aantallen dieren in 2013 en 2020 per grootteklassen 2013 Dr Fl Fr Gld Gr Li Nb Nh Ov Ut Ze Zh NL categorie I 34.937 15.044 19.948 453.826 21.231 161.939 598.430 6.676 290.320 79.249 13.151 34.239 1.728.990 categorie II 51.117 16.479 11.288 300.984 21.242 293.903 744.913 0 241.634 36.203 2.330 11.176 1.731.269 categorie III 23.705 4.410 8.750 244.284 53.061 385.115 1.262.063 5.023 248.404 18.850 19.167 20.961 2.293.793 totaal 109.759 35.933 39.986 999.094 95.534 840.957 2.605.406 11.699 780.358 134.302 34.648 66.376 5.754.052 2020 categorie I 20.770 8.438 8.836 244.043 12.270 96.614 351.819 3.421 174.830 49.697 8.987 20.232 999.957 categorie II 51.665 18.383 5.737 277.744 15.588 276.498 682.499 0 215.875 23.747 2.340 11.222 1.581.298 categorie III 35.558 6.615 13.125 366.426 79.592 467.845 1.571.088 0 372.606 28.275 28.751 31.442 3.001.321 totaal 107.992 33.436 27.698 888.213 107.449 840.957 2.605.406 3.421 763.311 101.719 40.077 62.896 5.582.577 totale groei (index 98 93 69 89 112 100 100 29 98 76 116 95 97 2013 = 100)

LEI Wageningen UR Postbus 29703 2502 LS Den Haag T 070 335 83 30 E publicatie.lei@wur.nl www.wageningenur.nl/lei NOTA LEI 14-087 LEI Wageningen UR is een onafhankelijk, internationaal toonaangevend, sociaaleconomisch onderzoeksinstituut. De unieke data, modellen en kennis van het LEI bieden opdrachtgevers op vernieuwende wijze inzichten en integrale adviezen bij beleid en besluitvorming, en dragen uiteindelijk bij aan een duurzamere wereld. Het LEI maakt deel uit van Wageningen UR (University & Research centre). Daarbinnen vormt het samen met het Departement Maatschappijwetenschappen van Wageningen University en het Wageningen UR Centre for Development Innovation de Social Sciences Group. De missie van Wageningen UR (University & Research centre) is To explore the potential of nature to improve the quality of life. Binnen Wageningen UR bundelen 9 gespecialiseerde onderzoeksinstituten van stichting DLO en Wageningen University hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 30 vestigingen, 6.500 medewerkers en 10.000 studenten behoort Wageningen UR wereldwijd tot de aansprekende kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen verschillende disciplines vormen het hart van de unieke Wageningen aanpak.

LEI Wageningen UR Postbus 29703 2502 LS Den Haag E publicatie.lei@wur.nl www.wageningenur.nl/lei NOTA LEI 14-087 LEI Wageningen UR is een onafhankelijk, internationaal toonaangevend, sociaaleconomisch onderzoeksinstituut. De unieke data, modellen en kennis van het LEI bieden opdrachtgevers op vernieuwende wijze inzichten en integrale adviezen bij beleid en besluitvorming, en dragen uiteindelijk bij aan een duurzamere wereld. Het LEI maakt deel uit van Wageningen UR (University & Research centre). Daarbinnen vormt het samen met het Departement Maatschappijwetenschappen van Wageningen University en het Wageningen UR Centre for Development Innovation van de Social Sciences Group. De missie van Wageningen UR (University & Research centre) is To explore the potential of nature to improve the quality of life. Binnen Wageningen UR bundelen 9 gespecialiseerde onderzoeksinstituten van stichting DLO en Wageningen University hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 30 vestigingen, 6.500 medewerkers en 10.000 studenten behoort Wageningen UR wereldwijd tot de aansprekende kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen verschillende disciplines vormen het hart van de unieke Wageningen aanpak.