INFODOSSIER DRIE DECENNIA DEELTIJDS WERK

Vergelijkbare documenten
Vrouwenraadinfofiche 2016

INFODOSSIER DEELTIJDS WERK

Nederlandstalige Vrouwenraad Middaglijnstraat Brussel.

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

De Belgische arbeidsmarkt in 2012

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Halftijds brugpensioen

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

Evolutie sinds 1954 van de vergoede volledige werkloosheid in perspectief geplaatst

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1

Hoofdstuk 3. Wettelijk kader 8 Afdeling 1. Basiswetgeving 8 Afdeling 2. Afwijkingen op het niveau van de sector of de onderneming 9

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

Analyse van de uitkeringen voor volledige werkloosheid

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel)

Stijging van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen maar eerste daling bij de jongeren onder 25 jaar

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Werkloosheidsuitkeringen

Ontwikkeling van de werkloosheidsuitkering en 4 de kwartaal de kwartaal 2000

PERSBERICHT Brussel, 23 oktober 2013

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

Loonwijzer-rapport. Loopbaanonderbreking. Inleiding. Waarom de loopbaan onderbreken? Loopbaanonderbreking Een Loonwijzer-onderzoek

Infoblad - werknemers

DE GEHARMONISEERDE WERKLOOSHEID IN RUIME ZIN

Sectoranalyse Horeca 2014

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

HET SALARIS. Welke factoren bepalen je loon?

Meeruitgaven in 2005 t.o.v voor vrouwelijke 60-plussers als gevolg van de pensioenhervorming in 1996

Diversiteitsrapport horecasector. Vlaanderen 2014

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Vrouwen op de arbeidsmarkt

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Waarborgregeling - Stand van zaken

Diversiteit in de horecasector 2011

Nomenclatuur van de socio economische positie vanaf 2003 :

Publicatiedatum: 6 februari 2012

Aanvraag van onderbrekingsuitkeringen in het kader van het Vlaams zorgkrediet

Belg wil stoppen met werken op 62 jaar

Inhoudstafel. Inleiding 1. Deel I Tijdskrediet

Eindeloopbaan: je rechten

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

Monitor Economie 2018

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

De dienstenchequewerknemers sinds 2004

Studies. De werkloze vrijwillig deeltijdse werknemer: een profiel

1. Aangiften : FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Titel VII. Enkele statistische en financiële gegevens

BIJLAGEN. Deze lijst bevat de toelaatbaarheidsartikelen die zijn opgenomen in de zone AdmissibilityArticle.

Sectoranalyse Horeca 2012

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Tijdskrediet met motief 1

Paritair Comité voor het beheer van gebouwen, de vastgoedmakelaars en de dienstboden. Hoofdstuk I - Toepassingsgebied

Sectorrapport: Social Profit

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

Nr september 2015

De loopbaanonderbreking Actualisatie

Persbericht. Anti-crisismaatregelen: goedkeuring van een tweede pakket maatregelen van de minister van Werk om ontslagen te vermijden

expertise binnen handbereik Ouderschapsverlof Opname Voorwaarde in hoofde van het kind Anciënniteit

Infoblad - werknemers Waarop heeft een deeltijdse werknemer recht?

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR.77 TER

FOCUS De werknemers die een beroep doen op OCMW-steun

27 30 oktober 2011 KAV - Belgium. Wanted: Genderproof systems of Social Security and Protection!

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg

VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van de dames Margriet Hermans en Vera Van der Borght. betreffende een genderbewustmakingscampagne voor vrouwen

NIEUWSBRIEF JANUARI 2010

Eindejaarspremie (uitvoering VIA-akkoord) Vakbondspremie Vervoersonkosten Openbaar vervoer Privé-vervoer Vervoerstussenkomst voor dienstopdrachten

VERLOFSTELSELS Vrije universiteit Brussel. Maart 2017 Jo Coulier Tim Vandenberghe

expertise binnen handbereik Ouderschapsverlof Opname Voorwaarde in hoofde van het kind Anciënniteit Juridische dienst

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

ARBEIDSDUUR EN ARBEIDSWENS Hoofdstuk 6

Werkgroep Arbeidsmarkt Onderwijs

Wijziging van de reglementering van het tijdskrediet

Geen discriminatie van vrouwen en gepensioneerden!

7.1 Dagelijkse verschillen De gemiddelde werklast en jonge kinderen Huishoudelijke taken Tieners en tijd 7

Meer ouderen langer werkzaam

Evolutie en profiel van de uitkeringstrekkers ten laste van de RVA anno 2002

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Eindeloopbaan: je rechten

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014

67,3% van de jarigen aan het werk

Infoblad - werknemers U bent een werkloze van 50 jaar of ouder?

Transcriptie:

Figuur 1: logo Vrouwenraad INFODOSSIER DRIE DECENNIA DEELTIJDS WERK Cijfers en beleidsmaatregelen én de gendergevolgen

INHOUDSTAFEL INFODOSSIER DEELTIJDS WERK... 1 Inleiding... 3 Wat is deeltijdse arbeid vandaag?... 5 Arbeidsrecht... 5 Socialezekerheidsrecht... 6 Deeltijdse werknemers v/m in figuren en tabellen... 6 Tegen de werkloosheid verzekerden... 6 Werkloosheidsgraad... 7 Vergoede werklozen... 8 Evolutie deeltijdse arbeidsgraad werknemers v/m... 9 Evolutie deeltijdse werknemers v/m in absolute cijfers... 11 Evolutie deeltijds werk volgens NACE-sectie... 12 Evolutie motivatie om deeltijds te gaan werken... 14 Deeltijds werk en tijdsbesteding... 17 Evolutie werkzoekenden na een vrijwillig deeltijdse baan... 20 Evolutie onvrijwillig deeltijdse werknemers... 21 Evolutie onvrijwillig deeltijdse werknemers met behoud van rechten... 22 Evolutie deeltijdse werknemers met behoud van rechten... 22 Twee of meer banen... 24 Evolutie in de EU... 26 Evolutie maatregelen deeltijdse arbeid... 27 Voltijdse arbeid algemene arbeidsduurvermindering deeltijdse arbeid... 27 De impact op de werkloosheidsuitkering... 31 De impact op het wettelijk pensioen... 40 Wat heeft de vrouwenbeweging in de loop van de jaren ondernomen?... 47 Wat kunnen vrouwen en mannen zelf doen?... 50 2

Inleiding In 2015 werken 44,3% van de werkneemsters en 10,6 % van de werknemers deeltijds. Vrouwen maken 79,98% uit van de deeltijdse werknemers. Soms is deeltijds werken je eigen keuze omdat je gewoon niet voltijds wenst te werken 1 maar meestal is er geen andere keuze omdat er bijvoorbeeld geen voltijdse baan beschikbaar is in de sector waar je wil werken of omdat er geen match is om er een tweede deeltijdse baan bij te nemen of omdat je (tijdelijk) genoodzaakt bent om te zorgen voor een familielid, Zowel bij de lager- als de hoger opgeleiden zijn het voornamelijk vrouwen die deeltijds werken. Deeltijdse werknemers ontvangen uiteraard een lager loon dan voltijdse werknemers, gewoon omdat ze minder uren presteren maar het blijkt ook dat het uurloon van een deeltijdse werknemer (zelfde functie en anciënniteit) trager evolueert dan dat van een voltijdse werknemer. 2 De gemiddelde daguitkering van de deeltijds werkende mannen ligt hoger dan die van vrouwen, als gevolg van de gemiddeld lagere lonen van vrouwen en hun oververtegenwoordiging in de categorie samenwonende zonder gezinslast in de werkloosheidsuitkering, die in vergelijking met de andere categorieën (alleenstaande en samenwonende met gezinslast) doorheen de jaren de grootste degressiviteit kent in functie van de duur van de werkloosheid. Deeltijdse werkneemsters krijgen doorgaans ook minder betaald verlof, lagere uitkeringen bij ziekte, ongeval en werkloosheid en bouwen minder pensioenrechten op. Van extralegale voordelen kunnen ze in mindere mate genieten dan voltijdse werknemers. 1 Slechts een minderheid (bijna 9% in 2013) van de deeltijds werkende vrouwen en mannen kiest bewust voor een deeltijdse job omdat ze niet voltijds willen werken. 2 In De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België - Rapport 2014 lezen we bij de conclusies over deeltijdse arbeid: 18. Per uur verdient een deeltijds werkende vrouw in de industrie en marktdiensten gemiddeld 20% minder dan een voltijds werkende man, 15% minder dan een voltijds werkende vrouw en 7% minder dan een deeltijds werkende man. 19. Over de jaren wordt het verschil tussen deeltijds en voltijds werkende vrouwen geleidelijk aan groter, terwijl het verschil tussen deeltijds werkende vrouwen en mannen net afneemt. In 2011 tekent die evolutie zich duidelijker af. 20. Per maand verdient een deeltijds werkende loontrekkende vrouw in de industrie en marktdiensten 15% minder dan een deeltijds werkende loontrekkende man. 21. 45,9% van de vrouwelijke en 10,3% van de mannelijke werknemers werkt deeltijds. Dit betekent dat het deeltijds werken op een jaar tijd voor vrouwen is toegenomen met 1 procentpunt en voor mannen met 0,8 procentpunt. Dat lijken misschien kleine getallen, maar in feite gaat het om een aanzienlijke toename. 22. In vergelijking met 1999, is deeltijdarbeid bij vrouwen toegenomen met 15%. Bij mannen gaat het om een toename met 124%, dit is met andere woorden meer dan een verdubbeling. 23. Bepaalde jobs worden vaak enkel als deeltijdse baan aangeboden: 13% van de vrouwelijke deeltijders en 9% van de mannelijke bevindt zich in die situatie. 3

De ene deeltijdse baan is de andere niet. Het minimum is een 1/3de deeltijdse tewerkstelling maar vaak zijn het halftijdse jobs (19u/week). Er zijn ook grote deeltijdbanen. Vrouwen werken dikwijls halftijds en mannen vier vijfde. Deeltijds werk is één van de oorzaken van de loonkloof/loopbaankloof tussen vrouwen en mannen. Hoewel mannen de afgelopen jaren meer deeltijds gaan werken, blijft dit in de eerste plaats een vrouwenzaak. In het Belgisch loonkloofrapport 2016 lezen we dat een deeltijds werkende vrouw in de industrie en marktdiensten per uur gemiddeld 21% minder verdient dan een voltijds werkende man, 17% minder dan een voltijds werkende vrouw en 6% minder dan een deeltijds werkende man. En over de jaren wordt het verschil tussen deeltijds en voltijds werkende vrouwen geleidelijk aan groter, terwijl het verschil tussen deeltijds werkende vrouwen en mannen net afneemt. In 2013 zet deze trend zich algemeen gesproken door. 3 Er zijn vandaag heel wat vormen van deeltijdwerk: het deeltijds werk gebaseerd op een deeltijdse arbeidsovereenkomst; de zogenaamde thematische verloven (voor ouderschap, palliatieve zorg en zorg voor zwaar zieke familieleden); het tijdskrediet en de loopbaanonderbreking (in de openbare diensten), de specifieke statuten waarbij (in belangrijke mate) deeltijds gewerkt wordt zoals PWA ers en dienstenchequewerknemers. In dit dossier leggen we de focus op deeltijds werk gebaseerd op een deeltijdse arbeidsovereenkomst. We schetsen de evolutie van de overheidsmaatregelen inzake deeltijds werk waarbij de rechten van en inkomsten voor vrouwen steeds verder afbrokkelen. Deze ingrepen hebben betrekking op de werkloosheidsuitkeringen voor deeltijdse werknemers (het statuut van de deeltijds werkloze - vrijwillig of onvrijwillig met behoud van rechten en met of zonder inkomensgarantie-uitkering - de bedragen die steeds verder dalen door de berekeningstechnieken, de degressiviteit, de gezinscategorie) en de pensioenen (gelijkgestelde periodes en samendrukking). Met de kritiek van de vrouwenbeweging is geen of nauwelijks rekening gehouden. Voor ons is het duidelijk dat deeltijdse arbeid moet beschouwd worden als een indirecte discriminatie ten aanzien van vrouwen 4 op het vlak van de arbeidsvoorwaarden en getoetst aan de richtlijnen 2006/54/EG 5 en 97/81/EG 6 en de overeenstemmende Belgische wetgeving. De deeltijdse werknemer moet volgens deze regelgeving dezelfde rechten en 3 Belgisch loonkloofrapport 2016, p. 58 4 Omwille van het feit dat veel meer vrouwen dan mannen deeltijds werken: respectievelijk 43 à 44% en 10%. De meeste enquêtes/onderzoeken tonen nochtans dat slechts 11% van de beroepsactieve vrouwen aangeeft niet voltijds te willen werken. 5 RICHTLIJN 2006/54/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) 6 Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid - Bijlage : Kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid 4

plichten hebben als de voltijdse werknemer, in verhouding tot de gepresteerde arbeidstijd. In dat opzicht is bijvoorbeeld de techniek van de samendrukking van deeltijdse arbeid tot voltijdse arbeid als bijkomende voorwaarde om bepaalde socialezekerheidsrechten te openen (vervroegd pensioen, brugpensioen/werkloosheid met bedrijfstoeslag, minimumpensioen, oudere werklozen, ) onwettelijk. Wat is deeltijdse arbeid vandaag? Arbeidsrecht In het arbeidsrecht is de deeltijdse werknemer degene wiens arbeidsduur, berekend op weekbasis of als gemiddelde over een referteperiode, minder bedraagt dan die van een voltijdse werknemer in een vergelijkbare situatie. Deeltijdse arbeid moet op een regelmatige basis uitgevoerd worden en iedere prestatie mag in principe niet minder dan drie uur duren. Op één dag kunnen ook twee shiften van drie uur gepresteerd worden, bijvoorbeeld s morgens en s avonds. De wekelijkse duur van de prestatie van de deeltijdse werknemer mag niet lager liggen dan een derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijdse werknemer die in de onderneming tot dezelfde categorie behoort. 7 Het beginsel van non-discriminatie vereist dat alle deeltijdse werknemers op dezelfde manier worden behandeld als hun voltijdse collega s. Hun rechten kunnen wel, wanneer dit passend is, worden vastgesteld in verhouding tot hun arbeidsduur. De deeltijdse werknemer moet voor een gelijk werk of voor een werk van gelijke waarde in verhouding hetzelfde loon ontvangen als de voltijdse werknemer. Maar het blijkt dat er bij deeltijdse arbeid, net zoals bij voltijdse arbeid, sprake is van een loonkloof v/m, omdat 60% van de vrouwen in sectoren (zorg en diensten) werkt waar de lonen lager liggen en omdat ze doorgaans in lager gekwalificeerde deeltijdse jobs werken dan mannen. Op 8 juni 2016 heeft de Belgische regering de akten van bekrachtiging neergelegd van het verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie nr. 175 over het deeltijds werk, 1994. Verdrag 175 staat borg voor de rechten van de voltijdse werknemers of proportionele rechten voor deeltijdse werknemers. België telt meer dan 1 miljoen deeltijdse werknemers, wat neerkomt op 27% van alle Belgische arbeidskrachten. Dit verdrag heeft tot doel de bescherming van de betrokken werknemers te waarborgen in het domein van het recht van organisatie en collectief overleg, discriminatie in de werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en sociale zekerheid. 8 Deeltijdse arbeid is een individuele vorm van arbeidsduurvermindering 9, net als loopbaanonderbreking, tijdskrediet en de thematische verloven. 7 CAO nr. 35 van 27 februari 1981 van de Nationale Arbeidsraad betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid, algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 21 september 1981. 8 http://presscenter.org/nl/pressrelease/20160609/belgie-ratificeert-twee-verdragen-en-neemt-de-6e-plaatsin-van-de-leden-van-de 9 Voor de voltijds werkenden die overstappen naar een deeltijdse baan. 5

Er zijn ook collectieve vormen van arbeidsduurvermindering, met name de collectieve vierdagenweek 10 en de gecomprimeerde week 11. Bij deeltijdse arbeid is er sprake van: - kleine deeltijdse arbeid: zoals halftijds, 40%, een derde; - grote deeltijdse arbeid: de meest bekende vorm is (de overstap naar) de vier vijfde job. Socialezekerheidsrecht In het socialezekerheidsrecht is er geen specifieke definitie maar deeltijdse werknemers zijn net als voltijdse werknemers onderworpen aan de algemene regeling van de sociale zekerheid, behalve werknemers die aangeworven zijn met een arbeidsovereenkomst voor dienstboden en voor werknemers die occasionele arbeid verrichten. 12 In de werkloosheidsreglementering staat dat een arbeidsregeling deeltijds is wanneer deze minder arbeidsuren per week omvat dan de maximale arbeidsduur in de onderneming. 13 Bij het vaststellen van de rechten op werkloosheidsuitkeringen voor een deeltijdse werknemer wordt momenteel een onderscheid gemaakt tussen: - de deeltijdse werknemer gelijkgesteld met een voltijdse werknemer - de deeltijdse werknemer met behoud van rechten (met of zonder inkomensgarantie uitkering) - de vrijwillig deeltijdse werknemer Deeltijdse werknemers v/m in figuren en tabellen Tegen de werkloosheid verzekerden Tabel 1: Evolutie aantal tegen de werkloosheid verzekerden situatie op 30 juni 2000-2015 in België en in Vlaanderen m/v jaar mannen vrouwen België Vlaanderen België Vlaanderen 2000 1.779.093 1.053.087 1.454.371 850.091 2001 1.789.798 1.057.328 1.478.917 865.181 2002 1.865.836 1.106.896 1.499.640 882.560 2003 1.849.251 1.097.611 1.562.143 919.812 2004 1.893.965 1.119.592 1.617.922 950.037 10 Wanneer werknemers gemiddeld vier dagen per week werken en dit patroon systematisch op grotere entiteiten van de organisatie wordt toegepast. 11 Wanneer werknemers per dag langer werken dan gebruikelijk is maar gedurende minder dagen per week; de meest gekende vorm is de vierdagenweek waarin 9u gewerkt wordt. 12 = werk dat wordt uitgevoerd ten behoeve van de huishouding van de werkgever of van zijn gezin, voor zover dit werk niet meer bedraagt dan 8 uur per week bij één of meer werkgevers 13 KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en MB van 26 november houdende de toepassing van de werkloosheidsreglementering. 6

2005 1.923.727 1.130.767 1.671.795 980.776 2006 1.944.537 1.139.503 1.693.381 992.690 2007 1.965.786 1.144.746 1.728.119 1.010.372 2008 1.983.397 1.151.266 1.760.759 1.027.149 2009 1.981.882 1.151.720 1.783.046 1.039.468 2010 1.988.942 1.152.282 1.807.112 1.051.447 2011 2.007.060 1.160.797 1.825.774 1.061.242 2012 2.004.748 1.157.661 1.828.944 1.061.412 2013 2.002.532 1.159.188 1.831.038 1.065.451 2014 2.008.682 1.164.582 1.839.411 1.072.342 2015 Bron: RVA Statistieken De tegen de werkloosheid verzekerden omvatten o.a.: - werknemers die op 30 juni bijdragen betaald hebben voor de sociale zekerheid, sector werkloosheid - niet-werkende werkzoekende uitkeringsgerechtigde werklozen met bedrijfstoeslag en werkzoekende vrijwillig deeltijdse werknemers Werkloosheidsgraad Tabel 2: Evolutie werkloosheidsgraad situatie op 30 juni 2000-2015 m/v in België en in Vlaanderen jaar mannen vrouwen België Vlaanderen België Vlaanderen 2000 8,7 4,5 14,3 8,7 2001 8,3 4,3 13,2 7,6 2002 8,8 5,1 13,2 8,2 2003 10,2 6,2 14,0 8,9 2004 10,7 6,4 14,0 8,7 2005 11,1 6,9 14,9 9,6 2006 10,8 6,6 14,0 8,8 2007 10,1 5,9 12,8 7,6 2008 9,5 5,3 11,6 6,7 2009 11,0 7,0 11,7 7,1 2010 10,9 6,9 11,4 7,0 2011 10,2 6,2 10,8 6,5 2012 10,2 6,3 10,4 6,3 2013 11,0 7,0 10,6 6,5 2014 11,1 7,3 9,7 6,1 2015 10,1 6,9 8,4 5,6 Bron: RVA Statistieken 7

Figuur/tabel 1: Tegen werkloosheid verzekerden, werklozen en werkloosheidsgraden volgens geslacht en provincie op 30 juni 2014 en 2015 14 (1) de tegen werkloosheid verzekerden (2) niet-werkende werkzoekende UVW, werkzoekenden werklozen met bedrijfstoeslag en werkzoekende vrijwillig deeltijdse werknemers (3) werklozen/tegen werkloosheid verzekerden Vergoede werklozen Tabel 3: Evolutie groepen vergoede werklozen in België 2000-2015 jaar Vergoede werklozen groep 1 Werklozen ondersteund door RVA groep 2 Werknemers die hun arbeidstijd aanpassen RVA groep 3 mannen vrouwen mannen vrouwen mannen vrouwen 2000 343.147 306.700 115.537 85.165 15.908 82.478 2001 340.197 306.258 133.385 92.223 19.674 93.533 2002 361.846 320.459 151.139 11.356 27.331 104.563 2003 382.857 340.756 155.894 110.397 39.636 118.020 2004 388.318 350.757 145.246 112.557 48.357 128.980 2005 387.995 354.430 155.475 114.075 57.61 138.111 2006 380.256 346.406 150.180 118.997 64.173 147.570 2007 363.878 326.785 153.319 122.976 69.336 154.685 2008 351.160 307.430 165.889 130.203 74.534 161.762 2009 374.323 310.802 229.865 142.725 82.230 170.781 2010 375.228 310.964 208.863 146.242 86.729 179.471 2011 359.206 302.017 197.783 156.230 88.460 183.492 2012 352.375 293.415 208.052 151.109 88.401 184.304 2013 359.436 291.623 202.588 140.746 86.723 183.309 2015 323.791 247.111 165.962 127.794 94.508 193.803 Bron: RVA Statistieken 14 http://www.rva.be/nl/iii-tegen-werkloosheid-verzekerden-en-werkloosheidsgraden-1 8

Vergoede werklozen groep 1: - niet werkende werkzoekenden: na voltijdse arbeid; na studies; na vrijwillig deeltijdse arbeid; werkloosheid met bedrijfstoeslag; werkzoekend - niet werkende niet-werkzoekenden: sociale en familiale moeilijkheden; oudere werklozen; werkloosheid met bedrijfstoeslag, niet werkzoekend; na vrijwillig deeltijdse arbeid Werknemers ondersteund door de RVA groep 2: - tijdelijke werkloosheid en verwante uitkeringen: tijdelijk werklozen; onthaalouders; seniorvakantie; niet bezoldigde periode in het onderwijs; pleegzorg - deeltijdse werknemers met inkomensgarantie-uitkering: deeltijdse werknemers met behoud van rechten; vrijwillig deeltijdse werknemers - activeringsmaatregelen: volledig werklozen met vrijstelling PWA; gericht op werklozen die zich inzetten in het buitenland; gericht op jongere werklozen; gericht op oudere werklozen; gericht op opleiding van werklozen: studies; gericht op opleiding van werklozen: beroepsopleiding; uitkeringen als loonsubsidie al dan niet gericht op langdurig en/of laaggeschoolde werklozen; kinderopvangtoeslag; gericht op het aanmoedigen van werklozen om zich te vestigen als zelfstandige Werknemers die hun arbeidstijd aanpassen met de steun van de RVA groep 3: - halftijds brugpensioen - loopbaanonderbreking en thematische verloven: volledige onderbreking; vermindering van prestaties; ouderschapsverlof, medische bijstand, palliatieve zorgen - tijdskrediet: volledige onderbreking; vermindering van prestaties Evolutie deeltijdse arbeidsgraad werknemers v/m Figuur2: Evolutie deeltijdse arbeidsgraad loontrekkenden m/v 1986-2010 Bron: Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, Vrouwen en mannen in België: genderstatistieken en genderindicatoren, Brussel, 2011, p. 124. (Basis: ADSEL, Enquête naar de Arbeidskrachten, 2010) 9

Tabel 4: Evolutie deeltijdse arbeidsgraad v/m in procent v/m v m 1995 15,4 33,4 3,1 1996 15,9 34,0 3,2 1997 16,8 35,2 3,6 1998 17,8 36,8 4,0 1999 19,5 39,1 5,0 2000 20,0 39,3 5,4 2001 19,5 38,5 5,1 2002 20,3 39,5 5,6 2003 21,6 41,0 6,4 2004 22,6 42,4 6,9 2005 24,0 43,5 7,8 2006 24,4 44,2 7,8 2007 24,2 43,4 7,9 2008 24,7 43,6 8,3 2009 25,5 44,2 9,0 2010 26,0 44,8 9,2 2011 45,9 10,3 2012 46,2 10,1 2013 2014 2015 27,0 44,3 10,6 Bron: Aantal loontrekkenden met een deeltijdse betrekking in verhouding tot het totaal aantal loontrekkenden, FOD Economie NIS/FOD Economie, Enquête naar de arbeidskrachten Deze figuur en tabel tonen het aandeel deeltijds werkenden in verhouding tot het totaal aantal loontrekkenden v/m. Het aandeel deeltijds werk ten opzichte van voltijds werk neemt toe, zowel bij vrouwen als bij mannen. Tussen 1995 en 2010 neemt deeltijds werk bij mannen toe van 3,1% naar 9,2% en bij vrouwen van 33,4% naar 44,8%. Deeltijds werk blijft een vrouwenzaak, hoewel het aandeel mannen ten opzichte van vrouwen stijgt. In 2010 maakt deeltijdwerk 26% van de totale tewerkstelling uit. Bij vrouwen bedraagt de deeltijdse tewerkstelling 44,8% en bij mannen 9,2%. Tabel 5: Evolutie deeltijdse arbeidsgraad bij de werkenden (15-64 jaar) v/m in procent België Vlaanderen mannen vrouwen Mannen vrouwen 1973 0,4 8,2 1975 0,4 11,6 1979 0,8 16,0 1983 1,9 19,5 1,9 18,4 1984 1,3 20,2 1,2 18,5 1985 1,7 21,2 1,5 21,2 1986 1,9 22,5 1,8 23,2 1987 1,8 24,1 1,5 24,2 1988 1,9 23,3 1,5 23,5 1989 1,6 24,9 1,3 25,9 1990 2,0 25,8 1,4 26,1 1991 1,9 27,4 1,6 27,7 10

1992 2,0 28,2 1,5 27,4 1993 2,2 28,6 1,7 28,6 1994 2,5 28,4 1,9 29,1 1995 2,7 29,8 2,4 30,5 1996 2,8 30,5 2,6 31,7 1997 3,1 31,4 2,6 31,8 1998 3,5 33,3 2,9 34,6 1999 3,9 34,1 3,4 35,5 2000 4,3 34,9 3,8 36,4 2001 4,7 35,8 4,2 37,3 2002 5,1 36,4 4,6 38,0 2003 5,8 38,0 5,8 39,6 2004 6,3 39,3 5,9 41,3 2005 7,1 40,4 6,9 42,1 2006 7,0 41,0 6,8 43,1 2007 7,1 40,5 6,6 42,3 2008 7,5 40,8 7,1 42,7 2009 8,2 41,4 8,1 43,1 2010 8,4 42,1 8,2 43,5 2011 9,2 43,3 8,9 45,1 2012 9,0 43,5 8,7 45,2 2013 Bron 1973-1979: Vrouwen in cijfers. Zwart op wit. CVP Werkgroep Vrouw & Maatschappij, oktober 1984, VIII, 36: alleen personen die een hoofdberoep uitoefenen. Bron 1983-2012: Cijfers. Steunpunt WSE Evolutie deeltijdse werknemers v/m in absolute cijfers Volgens de Volkstellingen van: - 1961: 51.155 vrouwen werken deeltijds ( 5,6% van het totaal aantal werkende vrouwen); - 1971: 180.290 werknemers werken deeltijds (5,12% van de totale beroepsbevolking) en daarvan zijn er 136.949 vrouwen en 43.311 mannen (76% vrouwen en 24% mannen). Volgens Eurostat 1979: 216.000 werknemers werken deeltijds (6% van de totale beroepsbevolking) en daarvan zijn er 192.000 vrouwen en 24.000 mannen (89% vrouwen en 11% mannen). Van alle werkende vrouwen werkt er 16,5% deeltijds. Tabel 6: deeltijdse werknemers v/m 1983-1985 Jaar Totaal werkenden Mannen deeltijds Vrouwen deeltijds Totaal deeltijds % mannen deeltijds % vrouwen deeltijds % totaal deeltijds m v 1983 1.717.673 959.877 54.984 200.856 255.840 3,2 20,9 9,6 1984 1.704.841 978.428 62.137 235.559 297.696 3,6 24,1 11,1 1985 1.707.848 1.002.451 70.341 268.420 338.761 4,1 26,8 12,5 Bron: Planbureau, Statistische bundel. De deeltijdse arbeid van 1983 tot 1985, AD-VS/4023-515, september 1987, p. 9; gebaseerd op RSZ bijdragebonnen eerste en tweede trimester) 11

Evolutie halftijds en 4/5de De FOD Economie publiceerde op 7 maart 2016 nieuw cijfermateriaal. Vier op tien vrouwen die werken, doen dat deeltijds. Voor het eerst werken meer vrouwen vier vijfde dan halftijds. Het aantal 4/5de jobs steeg tussen 1983 en 2014 veel sterker dan het aantal halftijdse jobs, een fenomeen dat zowel optreedt bij mannen als bij vrouwen. 15 Figuur 3: Evolutie van het aantal halftijdse en 4/5de jobs bij loontrekkende vrouwen en mannen (1983-2014) Evolutie deeltijds werk volgens NACE-sectie Tabel 7: Evolutie Belgen met een deeltijdse betrekking (% van de totale werkgelegenheid volgens NACE-sectie 16 ) NACE -secties 2000 2005 2009 2011 2013 Huishoudelijke diensten 59,7 60,5 76,9 78,0 Gezondheidszorg en maatschappelijke 43,5 48,0 48,2 49,1 49,6 dienstverlening Hotels en restaurants 46,0 47,7 43,2 47,4 Verschaffen van accommodatie en maaltijden 51,5 Gemeenschappelijke voorzieningen, sociaalculturele 30,7 29,1 30,9 32,9 en persoonlijke diensten Groot- en kleinhandel; reparatie van voertuigen 29,1 31,8 30,3 30,3 29,4 Onderwijs 27,3 25,8 28,1 30,0 28,9 Onroerende goederen, verhuur en diensten aan 18,7 22,3 25,3 31,7 15 Economie, Statistics Belgium, In de kijker 7 maart 2016: Voor het eerst werken vrouwen meer vier vijfde dan halftijds 16 NACE: Europese activiteitennomenclatuur 12

bedrijven Exploitatie van en handel in onroerend goed 28,4 Financiële instellingen 14,5 21,6 21,5 23,1 Financiële activiteiten en verzekeringen 21,3 Openbaar bestuur 17,8 18,8 21,3 + defensie en verplichte sociale verzekeringen 23,1 21,6 Landbouw, jacht en bosbouw + visserij 25,6 25,1 18,3 23,0 24,5 Vervoer, opslag en communicatie (2011: vervoer en opslag; informatie en 9,0 13,5 15,5 16,1 12,0 14,6 13,4 communicatie) Verwerkende industrie 6,7 11,4 11,5 13,5 12,0 Winning van delfstoffen 4,3 7,4 10,7 12,3 Productie en distributie van elektriciteit, gas en water (2011: van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht; van water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering) 4,3 6,3 9,2 Bouwnijverheid 4,9 5,6 6,6 7,8 8,0 Extraterritoriale organisaties en lichamen 7,4 5,2 4,6 6,4 Sectoren waarin grotendeels vrouwen deeltijds werken. Bron: FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Kerncijfers, Statistisch overzicht van België; http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/werk/deeltijds/percentage/ Deeltijds werk verschilt sterk naargelang de sector van tewerkstelling. Vooral in sectoren waar veel vrouwen tewerkgesteld zijn, is deeltijds werk populair. Tussen 2000 en 2013 is er eerder een lichte stijging in deze sectoren maar wel een sterkere toename in de sector van de huishoudelijke diensten. In de loop van de jaren schakelen werkgevers steeds meer deeltijdwerk in. Er zijn sectoren waarin vooral vrouwen werken, die bijna uitsluitend deeltijds georganiseerd worden. Er zijn ook sectoren die deeltijds werk via hun personeelsbeleid promoten, vooral voor uitvoerende taken voor vrouwen. Sommige sectoren zien deeltijds werk als oplossing voor zwaar en vermoeiend werk, o.a. de gezondheids- en zorgsector, waar ook weer veel vrouwen werken. In bepaalde sectoren zijn de uren en zelfs de werkplaatsen zodanig gespreid dat werknemers hun deeltijdse baan zelfs niet met een andere deeltijdse baan kunnen combineren. Toch neemt het aantal werknemers dat twee of meer deeltijdse banen combineert toe (zie verder bij twee of meer deeltijdse banen). 7,1 9,7 6,3 7,7 13

Figuur/tabel 4: voltijds en deeltijds werkende loontrekkenden volgens NACE BEL 2008 in 2015 m/v 17 Evolutie motivatie om deeltijds te gaan werken Tabel 8: Evolutie motivatie om deeltijds te gaan werken in België Motivatie % deeltijds werkenden 1999 2005 2010 2013 2014 2015 (Brug)pensioen (a) 1,3 1,9 1,6 1,3 1,7 Vindt geen voltijds werk 24,6 15,9 11,0 9,1 9,9 10,1 Van voltijds naar deeltijds werk omwille van 1,1 0,8 0,8 0,7 0,7 economische situatie bedrijf Andere deeltijdse betrekking vult de hoofdactiviteit 2,7 2,8 3,7 3,8 3,9 3,9 Werkt in kader van deeltijds werken/deeltijds leren 1,9 2,8 3,0 2,7 3,2 3,0 Kan niet voltijds werken omwille van 2,6 3,0 4,5 5,2 6,0 6,4 arbeidsongeschiktheid Beroepsredenen (werksfeer, ) 0,7 0,8 0,7 0,6 0,8 Neemt de zorg voor kinderen op zich 25,8 19,5* Neemt de zorg voor eigen kinderen of andere afhankelijke personen op zich omwille van: Gebrek of zich niet kunnen veroorloven van gepast - 6,0 6,8 3,1 3,1 17 http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/werk/deeltijds/perrcentage/ 14

kinderopvang of/en opvang voor andere afhankelijke personen Wil zelf de opvang van de kinderen of andere - - - 13,1 15,0 afhankelijke personen op zich nemen (c) Andere redenen - 9,8 9,3 2,1 1,6 Heeft andere persoonlijke of familiale redenen 22,4 33,0 31,6 28,1 25,8 25,4 Wenst geen voltijds werk 10,5 8,6 11,0 8,8 7,9 7,6 De gewenste job wordt enkel deeltijds aangeboden 0 0 10,0 15,4 15,6 15,9 (b) Andere redenen 9,3 15,0 5,6 5,5 5,4 5,0 (a) Bijkomende antwoordmogelijkheid vanaf 2001 (b) Bijkomende antwoordmogelijkheid vanaf 2009 (c) Bijkomende antwoordmogelijkheid vanaf 2012 *en andere afhankelijke personen Zie: http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/werk/deeltijds/motivatie/ Figuur/tabel 5: Motivatie van loontrekkenden om deeltijds te werken m/v in België in 2015 18 Vrouwen en mannen werken niet om dezelfde redenen deeltijds. Bij vrouwen zijn de belangrijkste redenen om deeltijds te werken in 2015 de persoonlijke of familiale redenen (26,9%), gevolgd door de zorg voor kinderen en afhankelijke personen (23,0%). Bij mannen zijn de belangrijkste redenen de persoonlijke en familiale redenen en de gewenste job die maar deeltijds wordt aangeboden (13,8%). 7,7% van de vrouwen die deeltijds werken en 6,9% van de mannen willen geen voltijdse baan. Er zijn meer mannen dan vrouwen die deeltijds werken om een opleiding te kunnen volgen (6,7% % van de mannen tegenover 2,0 % van de vrouwen). Maar onderstaande tabel maakt duidelijk voor 2013 dat: - De drie belangrijkste redenen voor vrouwen om deeltijds te werken de volgende zijn: 18 http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/werk/deeltijds/motivatie/ 15

o Andere persoonlijke of familiale redenen: 29,39% o Gebrek of het zich niet kunnen veroorloven van gepaste kinderopvang of/en opvang voor andere afhankelijke personen: 21,33% o De gewenste job wordt enkel deeltijds aangeboden: 15,57% - De drie belangrijkste redenen voor mannen om deeltijds te werken de volgende zijn: o Andere persoonlijke of familiale redenen: 22,50% o De gewenste job wordt enkel deeltijds aangeboden: 14,56% o Geen voltijds werk gevonden: 13,28% Tabel 9: Loontrekkenden (PWA en gelegenheidswerk uitgezonderd): reden voor deeltijds werk m/v en per leeftijdsgroep in 2013 Reden voor deeltijds werk m/v 15-24 jaar 25-49 jaar 50+ totaal (Brug)pensioen en mag enkel deeltijds werken Geen voltijds werk gevonden Omwille van bedrijfseconomische redenen Een andere deeltijds betrekking vult de hoofdbetrekking aan Mannen 39 110 7.602 7.750 Vrouwen 124 1.418 7.384 8.926 Totaal 163 1.528 14.985 16.676 Mannen 4.514 17.942 2.882 25.338 Vrouwen 12.055 42.544 12.098 66.697 Totaal 16.569 60.486 14.980 92.035 Mannen 182 1.243 1.753 3.178 Vrouwen 485 2.262 1.968 4.715 Totaal 667 3.505 3.721 7.893 Mannen 489 9.414 3.028 12.931 Vrouwen 1.072 19.863 4.611 25.547 Totaal 1.561 29.277 7.639 38.478 Combinatie opleiding-werk Mannen 8.882 2.137 No 11.019 respondent Vrouwen 10.546 5.734 335 16.615 Totaal 19.428 7.871 335 27.634 Arbeidsongeschikt Mannen 271 4.755 10.417 15.444 Beroepsredenen (werksfeer of - omstandigheden, stress, pesterijen) Gebrek of het zich niet kunnen veroorloven van gepaste kinderopvang of/en opvang voor andere afhankelijke personen Andere persoonlijke of familiale redenen Vrouwen 193 18.138 18.853 37.184 Totaal 465 22.893 29.271 52.628 Mannen No 404 1.248 1.652 respondent Vrouwen No 2.541 2.530 5.071 respondent Totaal No respondent 2.945 3.778 6.723 Mannen 81 7.458 2.985 10.524 Vrouwen 1.934 153.003 20.485 175.421 Totaal 2.014 160.461 23.469 185.945 Mannen 471 16.571 25.881 42.924 Vrouwen 2.670 143.966 95.094 241.730 Totaal 3.142 160.537 120.975 284.654 16

Geen voltijds werk gewenst Mannen 909 4.100 10.706 15.715 Vrouwen 2.212 34.077 37.070 73.359 Totaal 3.120 38.177 47.776 89.073 Andere redenen Mannen 1.239 3.603 11.613 16.454 De gewenste job wordt enkel deeltijds aangeboden Vrouwen 3.644 16.151 19.185 38.980 Totaal 4.882 19.754 30.798 55.434 Mannen 5.453 18.331 4.000 27.783 Vrouwen 19.116 78.662 30.286 128.063 Totaal 24.569 96.992 34.285 155.846 Totaal Mannen 22.530 86.068 82.114 190.712 Bron: Enquête naar de arbeidskrachten Deeltijds werk en tijdsbesteding Vrouwen 54.051 518.358 249.899 822.308 Totaal 76.581 604.426 332.013 1.013.020 In 2009 liet het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen een eerste keer de tijdsbesteding van vrouwen en mannen in België onderzoeken. In 2016 lijkt er nauwelijks een wezenlijke verandering te zijn in de genderstereotiepe tijdsbesteding van vrouwen en mannen. 19 De tijd die mannen en vrouwen aan activiteiten die genderstereotypen in de hand werken besteden (betaald werk, huishoudelijk werk, kinderzorg en opvoeding) is het grootst tussen 24 en 45 jaar. In die tijdspanne is er een heus conflict wat betreft beroepsloopbaan/carrière en een huishouden met kinderen om tijd. De levenssferen of dagdagelijkse activiteiten nemen een vaste plek in tijdens de dag: slaaptijden, werktijden, maaltijden, vrije tijd, zorgtijd en ze hebben hun eigen temporele grenzen. Er moet dus niet elke dag opnieuw onderhandeld worden. Ook de structurele tijdstructuren, zoals werktijden, openingstijden, schooltijden, volgen eenzelfde collectief dagritme. Wanneer je je als ouder en werknemer moet confirmeren aan die tijden die hetzelfde ritme volgen, ontstaat er een tijdsconflict. Het blijkt duidelijk uit het rapport Gender en Tijdsbesteding 2016 dat vrouwen opdraaien voor het tijdsconflict en toegevingen doen door bijvoorbeeld deeltijds te gaan werken. Dat blijkt onder meer uit de analyse van de werklast. Werklast Binnen koppels waarin zowel de vrouw (voltijds of deeltijds) als de man werkt, is de totale werklast op een gemiddelde werkdag niet verschillend maar wel de samenstelling ervan. Vrouwen besteden structureel meer tijd aan huishoudelijk werk en aan kinderzorg en opvoeding, mannen besteden structureel meer tijd aan betaalde arbeid. Deeltijds werkende vrouwen met een voltijds werkende partner blijken een iets hogere werklast te hebben dan voltijds werkende vrouwen met een voltijds werkende partner. 19 Zie: http://igvm-iefh.belgium.be/nl/publicaties/gender_en_tijdsbesteding_0 17

Ervaren tijdsdruk Vrouwen ervaren gemiddeld meer tijdsdruk dan mannen, voornamelijk in de leeftijdsfase 25-54 jaar. Voltijds en deeltijds werkende vrouwen, vrouwen met jonge kinderen en vrouwen uit een tweeverdienersgezin ervaren de meeste tijdsdruk die (veel) hoger ligt dan bij mannen. Deeltijds werkende vrouwen met een voltijds werkende partner en met jonge kinderen ervaren een tijdsdruk die bijna 10 punten hoger ligt dan die van mannen (voor voltijds werkende vrouwen in dezelfde situatie is dat bijna 5,5 punten hoger. Deze groep bestaat uit: - Werknemers die enkel deeltijds willen werken en die zich bij het verlies van hun job niet inschrijven als werkzoekende voor een voltijdse job; - Een groot aantal deeltijdse werknemers die niet gelijkgesteld kunnen worden met een voltijdse werknemer of met een deeltijdse werknemer met behoud van rechten. Doorgaans zijn het vrouwen die jarenlang deeltijds werken zonder beschikbaar te zijn voor een voltijdse baan omwille van de opvoeding van de kinderen. Er zijn ook veel vrouwen bij die lange tijd niet beroepsactief zijn en op latere leeftijd deeltijds herintreden op de arbeidsmarkt. Tabel 10: Subjectieve tijdsdruk van Belgische vrouwen en mannen van 18 jaar en ouder naar sociaal-demografische kenmerken in 2013 20 Vrouwen Mannen Gemiddelde 43,5 41,1 Leeftijd 18-24 25-39 40-54 55-64 65-75 76+ 42,5 48,9 46,8 40,6 38,0 32,2 41,1 45,2 43,5 38,2 35,3 34,4 Opleiding Laag Midden hoog Arbeidsstatuut Studerend, schoolgaand Deeltijds werkend Voltijds werkend Niet-werkend Gepensioneerd 41,6 43,5 45,5 44,6 46,8 48,3 41,7 36,9 38,0 42,5 42,6 41,7 40,8 44,5 39,2 35,0 Vrouwen ervaren met 43,5 punten (op 100) meer tijdsdruk dan mannen (41,1). De tijdsdruk van vrouwen en mannen is het hoogst in de leeftijdsfase 25 tot 54 jaar, wanneer er gewerkt wordt en wanneer er (jonge) kinderen zijn en wanneer men samenwoont met een werkende partner. Bij deeltijds werkende vrouwen is de tijdsdruk 46,8 ten opzichte van 48,3 bij voltijds 20 Bron: Onderzoeksgroep TOR VUB, Gender en tijdsbesteding. De (on)wankelbaarheid van genderstereotypen 1999, 2005, 2013, Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, Brussel, 2016, deel van tabel op p. 84. 18

werkende vrouwen en bij deeltijds werkende mannen bedragen die punten respectievelijk 40,8 en 44,5. Tabel 11: Subjectieve tijdsdruk voor Belgische vrouwen en mannen van 18 jaar en ouder in koppels naar arbeidssituatie van beide partners voor 2013 21 Vrouw en man voltijds Geen kind/kind>25j Jongste kind <7j 7 jongste 25j Vrouw deeltijds en man voltijds Geen kind/kind>25j Jongste kind <7j 7 jongste 25j Vrouw niet werkend en man voltijds Geen kind/kind>25j Jongste kind <7j 7 jongste 25j Vrouw werkend en man niet werkend Vrouwen Mannen Verschil 45,8 53,3 52,9 42,2 56,6 45,6 41,6 48,2 42,2 43,0 49,0 47,5 40,3 47,2 42,4 39,6 54,5 46,7 39,0 36,3 2,7 Vrouw en man niet werkend 46,4 37,9 8,5 Negatieve score=score van vrouwen ligt lager dan die van mannen De komst van kinderen doet de tijdsdruk van vrouwen en mannen toenemen. De toename van de tijdsdruk is dan wel groter bij vrouwen. Deeltijds werkende vrouwen met een voltijds werkende partner hebben de hoogste tijdsdruk en het verschil met hun partner 9,4 op de tijdsdrukschaal is heel groot. In het rapport wordt de vraag gesteld waarom vrouwen voor de tijdsconflicten opdraaien en mannen er grotendeels aan ontsnappen. Het gaat niet louter om eigen voorkeuren van vrouwen en mannen. De manier waarop ze hun tijd besteden wordt voor een groot deel bepaald door waarden en normen dit voortkomen uit de samenleving waarin ze functioneren. Het rapport onderscheidt daarbij volgende benaderingen: - De economische benadering: die uitgaat van een sanctionering op basis van geld en macht. Op basis van comparatieve voordelen verdelen mannen en vrouwen betaalde arbeid en gezinsarbeid en als die eenmaal verdeeld is, zullen mannen en vrouwen zich hier verder in 2,8 4,3 5,4 1,9 9,4 3,4 2,0-6,3-4,5 21 Idem, p. 87 19

specialiseren. De efficiëntie en de winst voor het gezin worden op die manier groter. Deze benadering veronderstelt een vergelijkbare waarde van betaald werk en onbetaalde gezinsarbeid maar dat klopt niet. Wanneer het gezin bijvoorbeeld door echtscheiding uiteenvalt is het betaald werk veel meer waard. Mannen blijken bijna altijd meer tijd aan betaald werk te besteden. Het wegwerken van de loonkloof tussen mannen en vrouwen zal ook niet noodzakelijk leiden tot een gelijkheid in de tijdsbesteding. Daarom moet een verklaring ook gezocht worden in de - Socio-culturele benaderingen: o De socialisatiebenadering: vrouwen en mannen besteden hun tijd zoals hen dat geleerd is te doen. De genderideologie die hier aan de basis ligt, wordt gedomineerd door de traditionele rolverdeling (mannelijk kostwinnersmodel). De redenering is dat de normatieve genderrol ons opgelegd wordt en dat de keuzevrijheid van een individu sterk beknot wordt. De resultaten van dit rapport tonen aan die dit voor een stuk klopt. Bij meisjes en jongens is er wel degelijk sprake van een genderstereotype tijdsindeling, net zoals bij vrouwen en mannen. Evolutie vrijwillig deeltijdse werknemers; o De genderbenadering stelt dat een van de mogelijke gevolgen van een gelijke tijdsbesteding van mannen en vrouwen is dat de identiteit van het vrouw-zijn en man-zijn dreigt verloren te gaan. Vanuit deze optiek doen we de dingen niet omdat ons anders gedragen afgekeurd wordt of schuldgevoelens opwekt maar omdat we het graag doen en ons bevestigt in wie we zijn. De sanctie is positief omdat we een gevoel van beloning ervaren doordat we aan de norm conformeren. Huishoudelijk werk doen bijvoorbeeld, kan zo laten zien dat je een competent lid bent van een geslachtscategorie. Vandaar... de verklaring waarom vrouwen mannen niet laten strijken want zij kunnen dat niet zoals vrouwen. Deze benadering is een manier om aan te geven wel beeld je wil dat anderen zich van je vormen. Dus wil je een goede moeder zijn, dan zal je veel tijd aan de kinderen besteden, wil je carrière maken dan zal je meer tijd aan betaald werk besteden en minder aan huishoudelijk werk. Deze benadering kan een verklaringsmodel bieden voor de reden waarom zoveel vrouwen deeltijds werken terwijl keer op keer blijkt dat deze vrouwen de hoogste werklast hebben, de minste vrije tijd hebben, de meest ongelijke verdeling van de gezinsarbeid en de hoogste tijdsdruk ervaren. Evolutie werkzoekenden na een vrijwillig deeltijdse baan Tabel 12: Evolutie aantal werkloze vrijwillig deeltijdse werknemers in België jaar vrouwen mannen totaal 1992 15.977 1.317 17.294 1993 19.000 1994 22.037 1995 23.937 1996 26.306 1997 25.164 2.711 27.875 1998 26.932 1999/2000 24.163 2.541 26.704 20

2003 30.110 2006 26.891 3.687 30.579 Bron: RVA Studies, De werkloze vrijwillig deeltijdse werknemer: een profiel, november 2007 Het aantal betalingen/uitkeringen na een vrijwillig deeltijdse baan neemt toe met 61% (van 17.294 tot 27.875) tussen 1992 en 2006. Het aandeel mannen stijgt in die periode van 8% naar 12%. Vrouwen blijven de grootste groep (88% in 2006). Het grootste deel van de werkloze vrijwillig deeltijdse werknemers behoort tot de categorie samenwonende zonder gezinslast (voornamelijk vrouwen) maar hun aandeel daalt van 73% in 1996 tot 67% in 2006. Het aandeel samenwonenden met gezinslast neemt toe van 15% tot 16% en van de alleenstaanden van 11% tot 14%. In deze periode is er sterke toename van het aantal 50-plussers (o.a. herintreedsters). 22 Tabel 13: Aantal niet werkende werkzoekenden na vrijwillig deeltijdse arbeid en aantal niet werkenden niet-werkzoekenden na vrijwillig deeltijdse arbeid Jaar Niet werkende werkzoekenden Niet werkende niet-werkzoekenden mannen vrouwen totaal mannen vrouwen totaal 2000 2.018 14.601 16.618 523 9.562 10.086 2001 1.987 13.933 15.920 571 10.466 11.036 2002 2.248 14.304 16.552 639 11.009 11.648 2003 2.603 16.090 18.693 637 10.781 11.418 2004 2.839 17.324 20.163 625 10.265 10.889 2005 3.016 18.225 21.241 605 9.205 9.810 2006 3.087 18.006 21.093 600 8.885 9.485 2007 3.054 16.802 19.856 600 8.796 9.396 2008 2.811 15.505 18.316 628 8.512 9.141 2009 3.101 15.766 18.867 621 8.447 9.068 2010 3.292 16.179 19.471 608 8.311 8.920 2011 3.336 16.229 19.566 632 7.916 8.549 2012 3.561 16.362 19.923 649 7.592 8.241 2013 3.883 16.980 20.863 652 7.237 7.889 Evolutie onvrijwillig deeltijdse werknemers Tabel 14: Evolutie van volledig en onvrijwillig deeltijds uitkeringsgerechtigde werklozen v/m 1982-1993 in België Jaren Totaal UVW s UVW vrouwen UVW mannen Totaal ODT s ODTvrouwen ODTmannen 1982 456.577 249.813 206.764 23.613 20.146 3.467 1983 504.962 270.007 234.955 40.311 33.238 7.073 1984 512.400 276.217 236.183 65.391 52.781 12.610 1985 509.045 278.358 230.688 97.896 77.764 20.132 22 RVA Studies, De werkloze vrijwillig deeltijdse werknemer: een profiel, november 2007, p. 14, 17. 21

1986 500.916 278.330 222.586 128.304 100.925 27.379 1987 500.670 277.904 222.766 151.849 120.216 31.633 1988 468.756 262.603 206.153 174.242 139.796 34.446 1989 436.813 245.699 191.114 197.452 160.441 37.011 1990 420.363 235.143 185.220 204.068 169.112 34.956 1991 442.643 242.309 200.333 195.964 166.157 29.807 1992 484.819 264.49 220.329 196.499 167.121 29.378 1993 550.162 298.175 251.987 165.316 140.944 24.372 Bron: Bloed, zweet en tranen. 10 jaar sancties in de werkloosheid. Een uitgave van vzw De Brug i.s.m. ABVV Werklozenwerking, december 1994 januari 1995 Het aandeel vrouwelijke uitkeringsgerechtigde volledig werklozen bedraagt 54,71 % in 1982 en 54,19% in 1993, dus nagenoeg ongewijzigd en slechts iets hoger dan het aandeel mannen. Ook bij de onvrijwillig deeltijds werkenden blijft het aandeel vrouwen stabiel: 85,53% in 1982 en 85,52% en in 1993, maar wel aanzienlijk hoger dan bij mannen. Het absolute aantal vrouwelijke onvrijwillig deeltijds uitkeringsgerechtigde werklozen neemt wel sterk toe: van 20.146 in 1982 naar 140.944 in 1993. Evolutie onvrijwillig deeltijdse werknemers met behoud van rechten Tabel 15: Evolutie onvrijwillig deeltijdse werknemers met behoud van rechten 1992-1998 in België jaar vrouwen mannen totaal 1992 158.260 1993 120.125 1994 85.422 1995 59.753 1996 28.123 1997 28.821 1998 31.053 Bron: De statuten deeltijdse arbeid in de werkloosheidsverzekering. RVA Studie deeltijdse arbeid Evolutie deeltijdse werknemers met behoud van rechten Tabel 16: Evolutie aantal werknemers v/m ondersteund door de RVA - deeltijdse werknemers met behoud van rechten en met inkomensgarantie-uitkering in België in absolute cijfers en uitgekeerde bedragen in miljoen euro 2000-2014 Aantal mannen Bedragen in miljoen euro Aantal vrouwen Bedragen in miljoen euro 2000 8.700 38,3 27.403 58,4 2001 8.959 41,5 29.112 66,2 2002 9.082 44,1 30.952 73,2 2003 9.668 46,4 32.469 78,9 3004 10.042 48,6 34.054 75,5 2005 10.493 51,9 37.431 76,8 2006 10.204 47,7 37.748 72,3 2007 9.837 44,8 37.643 68,6 2008 9.733 47,9 38.268 82,7 2009 10.385 52,9 40.387 153,5 2010 11.026 56,3 41.580 127,3 22

2011 11.026 57,2 41.489 115,7 2012 10.929 57,8 40.787 123,5 2013 11.148 + 9* 60,6 40.536 + 71* 119,4 + 0,2* 2014 11.178 + 58 39.524 + 364 Bron: RVA Statistieken *Vanaf 1 juli 2013 kan ook de vrijwillig deeltijdse werknemer die het werk deeltijds hervat, een inkomensgarantie-uitkering krijgen mits aan een aantal voorwaarden te voldoen. Tabel 17: Evolutie werknemers die door de RVA worden ondersteund/deeltijdse werknemers met IGU (inkomensgarantie-uitkering) in België 23 Vrijwillig deeltijdse werknemers met IGU Deeltijdse werknemers met behoud van rechten en IGU aantal % aantal % 2013 80 0,0 51.685 15,1 2014 422 0,1 50.702 16,3 2015 392 0,1% 44.323 15,1 Tabel 18: Evolutie deeltijdse werknemers met behoud van rechten en zonder inkomensgarantie-uitkering naar geslacht 2000 2001 2002 2003 3004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 m v De statistieken van de RVA vermelden enkel de deeltijdse werknemers met inkomensgarantieuitkering. Besluit: Het is niet eenvoudig om een lijn te krijgen in de cijfers over deeltijdse arbeid v/m doorheen de jaren. Er zijn verschillende bronnen (administratieve cijfers en enquêtes) die verschillende cijfers en percentages geven en ook verschillende registratiemethodes toepassen. 23 RVA, kerncijfers per land 23

We kunnen wel vaststellen dat deeltijds werk bij vrouwen en bij mannen is toegenomen in de loop van de jaren maar dat er steeds veel meer vrouwen deeltijds gewerkt hebben en nog werken dan mannen. Wanneer we naar de leeftijdsverdeling van deeltijds werk kijken, dan zien we dat de deeltijdse arbeidsgraad bij vrouwen toeneemt volgens de leeftijd, terwijl deze bij mannen het hoogst is in de jongste en de oudste categorie en lager ligt voor de 25- tot 49-jarigen. In 2012 hebben deeltijds werkende vrouwen eerder een halftijdse job, hun mannelijke collega s eerder een vier vijfde job. Bij niet-voltijds werkende loontrekkenden zijn vooral de halftijdse en vier vijfde jobs in trek. Ze zijn samen goed voor 60% van de deeltijds loontrekkenden. 13,7% van de deeltijds werkende loontrekkenden werkt minder dan halftijds en 13,4% werkt tussen de 51% en 74% van een vergelijkbare voltijdse job. Drie vierde jobs zijn goed voor een kleine 10 % van de deeltijdse loontrekkenden en 3,2% is meer dan 80% van een voltijdse betrekking aan de slag. Deeltijds werkende vrouwen vinden we vaker terug in een halftijdse job (33,5%) dan in een vier vijfde job (26,4%). Bij mannen noteren we het omgekeerde: 34,2% van de deeltijds werkende mannen heeft een vier vijfde job en 26,7% een halftijdse job. 24 Twee of meer banen Figuur/tabel 6: Evolutie van het aantal mensen met een tweede job ten opzichte van het totaal aantal werkenden (2004-2015) 25 24 http://statbel.fgov.be/nl/binaries/analyse_nl_tcm325-238812.pdf 25 http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/werk/tweede_job/ 24

Figuur/tabel 7: Profiel van mensen met een tweede job, in % van het totaal aantal werkende personen in 2015 Uit de cijfers van de FOD Economie blijkt dat 92.120 vrouwen in 2015 meer dan één job hebben en dat is een stijging met 14% ten opzichte van 2014. Het aantal mannen met twee of meer jobs blijft stabiel op ongeveer 104.000. Bij hoger opgeleiden komen twee of meer jobs dubbel zo vaak voor dan bij lager opgeleiden. Mogelijke verklaringen zijn: 26 - Werkgevers die optimaliseren door meer deeltijdse jobs aan te bieden; - Ofwel willen werkgevers hun kernpersoneel niet uitbreiden en verzelfstandigen ze kleine opdrachten; - Er is een sterke toename van het aantal mensen die in een zelfstandig bijberoep werken; - Er zijn meer soepele regimes, zoals bijvoorbeeld de horeca met het statuut van de flexijobs; - Werknemers zijn ook vragende partij; ze hebben een vaste deeltijdse job en afhankelijk van de mogelijkheden nemen ze er één of meer bij. o Vermits 45% van de vrouwen deeltijds werkt (ruim vier maal meer als mannen) is de kans groter bij vrouwen dat ze er een deeltijdse baan bijnemen o In de gezondheidszorg, het onderwijs en de dienstenchequesector worden vaker jobs gecombineerd en dat zijn sectoren waarin grotendeels vrouwen werken. 26 Aldus prof Luc Sels KU Leuven en de VDAB; Van één voltijdse job zou ik ongelukkig worden, in De Standaard, 7 oktober 2016, p. 8. 25

Figuur/tabel 8: Economische sector tweede job in 2015 Evolutie in de EU 27 Cijfers van de laatste tien jaar tonen een gestage toename van deeltijds werk in de lidstaten en een afname van voltijdse banen. Het aandeel deeltijds werk steeg van 16,8% in 2007 naar 18,9% in 2015. In 2015 werkte gemiddeld 8,9% van de mannen deeltijds en 32,1% van de vrouwen. De genderkloof wordt langzaam kleiner. In Oost- en Centraal Europa blijft deeltijds werk een beperkt fenomeen (zelfs bij vrouwen), in tegenstelling tot West-Europa. 27 http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langid=en&catid=1196&newsid=2535&furthernews=yes 26

Figuur 9: Aandeel deeltijds werk in 2007 en 2015 m/v in de EU 28 De onvrijwillige deeltijdse arbeid stijgt. In 2007 werkte 23,1% van de deeltijders onvrijwillig en in 2015 29,9%. Bij mannen(42,4%) is dit aandeel hoger dan bij vrouwen (26,2%). Dit aandeel is vooral hoger in de Zuid-Europese landen. Figuur 10: Aandeel onvrijwillig deeltijds werk in 2007 en 2015 m/v in de EU 28 Evolutie maatregelen deeltijdse arbeid Voltijdse arbeid algemene arbeidsduurvermindering deeltijdse arbeid In 1960 wordt de 45-urenweek toegepast in alle sectoren. De overgang naar de 40-urenweek verloopt via het sociaal overleg en in 1974 wordt de 40-urenweek voor de meeste sectoren ingevoerd. De wettelijke bekrachtiging komt er in 1978. 27

Enquêtes van vakbonden bij hun deeltijdse werknemers tonen in de jaren 1970 aan dat ze vrijwel geen keuze hadden wat betreft het arbeidsstelsel. De jobs die werden voorbehouden aan de deeltijdse werknemers waren volgens deze werknemers bovendien zeer lastig en zwaar, beperkt tot enkele taken en tot de piekmomenten van de bedrijven. Vanaf 1975 schuiven de vakbonden de 36-urenweek zonder verlies van loon naar voor om meer banen te creëren als oplossing voor de hoge werkloosheid als gevolg van de oliecrisis. In die periode is er een afbouw van voltijdse banen door herstructureringen in de industrie. Binnen de Nationale Arbeidsraad (NAR) zeggen de werkgevers in 1977 neen tegen het voorstel van arbeidsduurvermindering tot 36u per week omdat dit de loonkosten zou doen toenemen. De Commissie Vrouwenarbeid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid formuleert in 1976 een advies 28 als antwoord op de houding van diverse instanties die voor meer deeltijdse arbeid beginnen te lobbyen. De Commissie vindt o.a. dat niemand mag verplicht worden om deeltijdse arbeid te aanvaarden, dat deeltijdse arbeid geen middel is tegen werkloosheid omdat de omvang van tewerkstelling er niet door toeneemt en dat er andere oplossingen moeten gezocht worden om mannen en vrouwen in staat te stellen zowel in het gezinsleven als op het werk hun verantwoordelijkheden op te nemen. De Commissie vraagt om het begrip deeltijdse arbeid duidelijk te omschrijven en om maatregelen te nemen inzake arbeidsreglementering, sociale zekerheid (werkloosheid) en arbeidsbescherming. De vertegenwoordigers van de werknemers pleiten voor een algemene arbeidsduurverkorting. Het regeerakkoord van juni 1977 is voor een arbeidsherverdeling door het aanpassen van de arbeidstijd en het bevorderen van de deeltijdse arbeid. Het VBO verzet zich in een nota tegen een vermindering van de wekelijkse arbeidstijd en stelt de deeltijdse arbeid voor als oplossing. De werkgevers (VBO) pleiten in 1978 voor de verdere uitbreiding van de deeltijdse arbeid tot de verwerkende industrie. Tot dan toe was er al deeltijdse tewerkstelling in de dienstensector en de distributie. Deze herverdeling van de beschikbare arbeid zou volgens het VBO tot nieuwe banen leiden, zonder een toename van de lasten voor de werkgevers. In 1979 stelt de regering de 36-urenweek voor met een verplichting voor de ondernemingen om 3% aanwervingen te doen. De sociale partners bereiken geen akkoord. De piste van de arbeidsduurvermindering als doel op zich wordt voorlopig verlaten en vanaf dan gaan de sociale partners op zoek naar diverse oplossingen, zoals de uitbouw van de deeltijdse arbeid 29, loopbaanonderbreking, 28 Commissie Vrouwenarbeid, Advies Nr. 8 van 2 september 1976 : betreffende de deeltijdse arbeid van vrouwen 29 Er was al wetgeving over deeltijdse arbeid: bijvoorbeeld de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten. 28