Hiteq Kennis van nu, kennis voor later Denk 10 of 20 jaar verder. Hoe ziet de technische sector er dan uit in de context van onderwijs, arbeidsmarkt, technologie en maatschappij? Hiteq selecteert en ontsluit actuele kennis. Brengt adviezen uit en creëert toekomstscenario s die inzicht geven in te verwachten ontwikkelingen. Zo kunnen onder nemingen, onderwijsinstellingen en intermediairs in de techniek zich voorbereiden op wat komen gaat. En zor gen dat hun strategisch beleid voor beroepen en opleidingen een solide fundament heeft. Hiteq is een initiatief van Kenteq. Een overkoepelende publicatie van de onderzoeken onder leerlingen en ouders Opdrachtgever Hiteq, centrum van innovatie Projectteam Hiteq Drs. Metje Jantje Groeneveld Drs. Meta Benschop Drs. Dominique Olvers Domein Onderwijs November 2010 www.hiteq.org Onderzoekspartner Platform Bèta Techniek Hiteq is een initiatief van kenteq
Een overkoepelende publicatie van de onderzoeken onder leerlingen en ouders Opdrachtgever Hiteq, centrum van innovatie Projectteam Hiteq Drs. Metje Jantje Groeneveld Drs. Meta Benschop Drs. Dominique Olvers Onderzoekspartner Platform Bèta Techniek Domein Onderwijs November 2010 www.hiteq.org
Samenvatting en conclusies Een overkoepelende publicatie van de onderzoeken onder leerlingen en ouders Hiteq heeft in Nederland in de periode 2008-2010 drie grootschalige onderzoeken uitgevoerd onder leerlingen in het vmbo, het mbo en het havo/vwo en twee onderzoeken onder ouders 1 van mbo-leerlingen en havo/vwo-leerlingen. In totaal werden in de onderzoeken Kenmerkend vmbo, Kenmerkend mbo, Ouders@mbo, Kenmerkend havo en vwo en Ouders@havo/vwo 4975 leerlingen en 1513 ouders ondervraagd. In deze publicatie wordt een overkoepelend beeld gegeven van de resultaten uit de Hiteq-onderzoeken. Aan de orde komt een selectie van onderwerpen uit de eerdere publicaties, aangevuld met vergelijkingen tussen de verschillende groepen leerlingen (vmbo mbo havo/vwo) en met de beschrijving van de generatie Einstein. In deze samenvatting vindt u een overzicht van de belangrijkste conclusies. Als leerlingen zelf kunnen bepalen hoe zij willen leren, dan krijgen zij meer praktische en meer afwisselende opdrachten; proberen zij liever iets uit dan dat ze een instructie lezen; geeft de docent hun duidelijke instructies (de benodigde instructies verschillen per onderwijsniveau); wordt er meer gebruik gemaakt van beeldinformatie; werken zij vaker samen in groepen en krijgen zij meer vrijheid. Als leerlingen iets willen weten, dan gaan ze eerst Googelen. Met name havo/vwo-leerlingen gebruiken internet als kennisbron, maar zij zijn ook kritisch over de betrouwbaarheid van de informatie op internet; raadplegen ze daarna hun ouders, gevolgd door docenten en vrienden; gebruiken ze ook informatie van het tv-journaal en de krant. Havo/vwo-leerlingen doen dit meer en hebben ook meer vertrouwen in deze informatie dan mbo ers en vmbo ers. Leerlingen verschillen in de mate waarin zij de lesstof kunnen vertalen naar de praktijk (vmbo ers en mbo ers hebben hier minder moeite mee dan havo/vwo-leerlingen); 7
fragmentarische informatie in een groter geheel kunnen plaatsen (vwo ers kunnen dit beter dan de andere groepen leerlingen); moeite hebben met lezen (vwo ers hebben hier minder moeite mee dan havoleerlingen, mbo ers en vmbo ers, van wie 1 op de 5 problemen ervaart); information overload ervaren (4 op de 10 havo/vwo-leerlingen en 5 op de 10 mbo ers en vmbo ers ervaren information overload); kunnen multitasken (havo/vwo-leerlingen zeggen vaker dat zij kunnen chatten, tv-kijken en/of radio luisteren tijdens het huiswerk maken dan vmbo ers en mbo ers, maar vinden ook vaker dat zij hierdoor snel worden afgeleid of zich niet kunnen concentreren). Samenhang tussen het opleidingsniveau van de ouder en het opleidingsniveau van het kind waar /onwaar T Er is een duidelijk verband tussen het opleidingsniveau van de ouders en dat van het kind. Leerlingen van wie de ouders een technisch beroep hebben, kiezen vaker voor een technische opleiding. Contact met techniek en technische beroepen (bijv. de ouders) is geen factor van belang bij de keuze voor een technische opleiding. T Leerlingen vinden een docent een goede docent als hij/zij duidelijk uitlegt wat de bedoeling is; een prettig en toegankelijk persoon is, geïnteresseerd is in de leerling en zicht heeft op de persoonlijkheid van de leerling; over goede didactische vaardigheden beschikt; veel vak- en praktijkkennis heeft; zicht heeft op vervolgmogelijkheden na de opleiding; boeiend over de lesstof kan vertellen en leerlingen enthousiasmeert. Leerlingen vinden een praktijkopleider (de begeleider in het leerbedrijf) een goede praktijkopleider als hij/zij veel praktijkkennis heeft en deze kennis met hen deelt (zoals tips over hoe de leerling later in het werk het meeste kan bereiken); duidelijke opdrachten geeft. Leerlingen hebben voor hun huidige opleiding gekozen omdat zij plezier in de vakken hebben, talent voor de vakken hebben en brede vervolgmogelijkheden zien (havo/vwo-leerlingen); 8
er een goede match is tussen persoonlijkheid en opleiding, het arbeidsmarktperspectief en omdat zij met de opleiding nog veel kanten uit kunnen (vmbo ers en mbo ers). Informatiebronnen bij de studiekeuze waar / onwaar T Docenten en decanen worden het meest door leerlingen geraad pleegd. De meest nuttige informatiebronnen zijn open dagen en de ouders/ verzorgers. Leerlingen zijn niet tevreden over de kwaliteit van de informatie over opleidingen op internet (niet goed en/of niet goed bruikbaar). Ouders zijn betrokken bij de studiekeuze van hun kind en achten zich voldoende in staat om advies te geven. Ouders spreken met mensen die zicht hebben op de kansen met die opleiding op de arbeidsmarkt. T Toekomstige baan en maatstaven voor succes Leerling: Mijn kansen op de arbeidsmarkt worden sterker beïnvloed door mijn persoonlijkheid dan door mijn kennis, maar ik moet nog wel veel leren. In een toekomstige baan vinden wij Iemand is succesvol als hij/zij In de persoonlijke ontwikkeling Ouder werkplezier, werkzekerheid en wel bevinden het belangrijkste voor ons kind. zichzelf blijft, eerlijk is en zelf kan bepalen wat hij/zij met zijn/haar leven doet. van mijn kind is het vooral belangrijk dat hij/zij gelukkig wordt, talenten optimaal kan benutten en een goede band met familie en vrienden houdt. Leerling veel geld verdienen (zekerheid), heel goed in mijn vak worden, veel uitdaging, mensen helpen en de top bereiken, belangrijk. zichzelf blijft, een mooie carrière heeft, eerlijk is, een goede band met familie heeft, een voorbeeld voor anderen is en zelf kan bepalen wat hij/zij met zijn/haar leven doet. van mijzelf vind ik het belangrijk om klaar te staan voor vrienden en familie, om mezelf te blijven, om eerlijk te zijn en om een betrouwbaar persoon te worden. Activiteiten op internet? Leerling: Ik ben regelmatig online, maar zeker niet altijd. Chatten doe ik minder dan 10 uur per week en dan met name met mensen die ik al ken of vrienden. Ik luister online naar muziek, zoek informatie, kijk naar televisieprogramma s, houdt contact met anderen via sociale media, game met anderen en zit vaak op YouTube, Google, Hyves en Wikipedia. 9
Maatschappelijke betrokkenheid De meerderheid van de havo/vwo-leerlingen is geïnteresseerd in het nieuws; dat is meer dan bij de vmbo ers en mbo ers. Deze interesse gaat niet hand in hand met engagement op regelmatige basis. Leerlingen zijn meer geïnteresseerd in de problemen in hun eigen buurt dan in de wereldproblematiek. Een vijfde van de mbo ers en havo/vwo-leerlingen doet vrijwilligerswerk; vmbo ers doen dit in veel mindere mate. Netwerken van leerlingen: horizontaal of verticaal? Havo/vwo-leerlingen hebben toegang tot meer netwerken dan vmbo ers en mbo ers. Leerlingen organiseren hun netwerken primair horizontaal en ze zijn samengesteld op basis van gemeenschappelijke sociodemografische kenmerken. Diversiteit in netwerken is wel zichtbaar maar een verticale netwerkorganisatie (nog) niet. Havo/vwo-leerlingen geven meer blijk van verticale netwerkvorming dan de vmbo ers, maar op onderdelen minder dan mbo ers. Vergelijking met de generatie Einstein De leerlingen wijken af van de beschrijving van de generatie Einstein wat betreft: de behoefte aan instructie bij het leren; de waarde die zij hechten aan de rol van de docent als kennisautoriteit; zij minder (goed kunnen) multitasken; zij minder (vaak) online actief zijn; het belang dat zij hechten aan een goed arbeidsmarktperspectief bij de studiekeuze en het belang dat zij hechten aan zekerheid bij toekomstig werk; de met name horizontale in plaats van verticale netwerken waarin zij zich begeven. De leerlingen vertonen overeenkomsten met de beschrijving van de generatie Einstein wat betreft: de behoefte aan beeldinformatie en afwisseling in de lessen; het grotere belang dat zij hechten aan persoonlijkheid boven kennis; de mate waarin zij het bij de studiekeuze belangrijk vinden om de opties open te houden; het belang dat zij hechten aan vrienden en familie; de waarde die zij toekennen aan eerlijkheid, betrouwbaarheid en authenticiteit. 10
Colofon Opdrachtgever Hiteq, centrum van innovatie Projectteam Hiteq Drs. Metje Jantje Groeneveld Drs. Meta Benschop Drs. Dominique Olvers Onderzoekspartner Platform Bèta Techniek edactie Bert Herben, Amsterdam Organisatie en productie Hiteq, Max Hoogenraad-Veeren Ontwerp Sjoukje Ziel grafisch ontwerp helder! ontwerpgroep, Amersfoort Illustraties cliffhanger visuals, otterdam Seger van Wijk Drukwerk Deltahage, Den Haag Uitgave 2010 Hiteq, Hilversum Bestelnummer H00030 Deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt na schriftelijke toestemming van de uitgever via info@hiteq.org. 64