Leren & Leidinggeven:

Vergelijkbare documenten
Dit document hoort bij de training voor mentoren blok 4 coachingsinstrumenten, leerstijlen.

Leerstijlentest van David Kolb Davy Jacobs, GDD1B

Kolb Leerstijlen test

Leerstijlentest Kolb / Akkerman 30 januari 2003.

Mijn leerstijl. Met een leerstijlen-test kun je dat uitzoeken. Op het volgende blad staan 8 vragen. " Je wilt leren solderen. Wat doe je?

A c e! Z e l f t e s t L e e r s t i j l e n v a n K o l b

Ace! Business Training Leerstijlentest Kolb

LEERSTIJLENTEST PRAKTIJKVAKKEN

Leren en instrueren NHB DEURNE

Blok 4. Coachingsinstrumenten, 2 uur

Uit het resultaat van mijn test kwamen voornamelijk de doener en beslisser naar voren.

Leerstijlentest van Kolb Richard Van WP16.c

ILS-K 1 12/1/2016 INSTRUMENT LEER STIJL - K PERSOONLIJKE RAPPORTAGE VAN. Marc van Dongen

Leuke moeder of tijgermoeder?

Kolb als kapstok. 12 april Tonnie Prinsen & Uschi Koster.

Kolom 1 Kolom 2 Kolom 3 Kolom 4 Betrokken: je gaat meteen heel serieus in op de mening van de schrijver

Achtergrondinformatie Leerstijlen en Werkvormen

Zelftest leerstijlen van Kolb

Ieder mens heeft een favoriete leerstijl. Grofweg gezegd bestaan er 4 manieren van leren;

Train-the-trainer AUDOOR STEVEN

Uitdaging Workshop 3 Een keuze maken Kun jij goed kiezen?

Leerstijlentest Kolb

Test je eigen leerstijl volgens de leerstijlen van Kolb

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Verantwoordelijkheid ontwikkelen. Informatiekit om uw medewerkers te helpen bij het voorkomen van werkstress

Weet wat je kan. Je laten horen

Hieronder staan 80 uitspraken. Kruis aan of je het er mee eens bent of juist niet. Sla geen uitspraken over.

oeners: Doordat doeners een brede praktische interesse heeft en vooral leert door te doen lijkt mij de volgende opzet iets voor doeners.

ouderparticipatie LOB bovenbouw VMBO

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Inleiding Motivatie & Leerstijlen. Hoogste scores. Motivatie overzicht. Uw resultaten in een overzicht. Naam:

Kolom A Kolom B Kolom C Kolom D 1 Je wilt leren zeilen. Wat doe je? Ik stap direct in de boot en ik probeer te zeilen.

Luistertypen. Barker en Watson onderscheiden vier luistertypen:

HOUT EN BOUW. Activerende werkvormen? De leraar doet er toe.

EHBOnrust in. EHBOnrust in een (werk)relatie. EHBOnrust als leidinggevende. EHBOnrust in teams

Met hulp: vragen over de tekst bedenken en beantwoorden

Bezoek een bedrijf. Wat kun je en wat weet je na deze lesbrief?

De lamp. Copyright Vakcollege Groep B.V Alle rechten voorbehouden.

Benodigdheden: Filmpje brein uitleg: overtuigingen en het effect op leren Kaartjes helpende en remmende gedachten, zie bijlage 1

APQ-vragenlijst 28 maart Bea Voorbeeld

Mijn doelen voor dit jaar

Naam: Datum: Ik-Wijzer

Quiz Welk type verkoper ben jij?

LESMATERIAAL BOEKVERSLAG 2.0

Vragenlijst. 1. Op school of op het werk krijg ik mijn beste ideeën als ik A. mijn gedachten bespreek met anderen B. rustig zelf ga nadenken

Maak echt contact en bereik samen zoveel meer. Process Communication Model

leer-actief werkboek Naam: 1

LESBRIEF 5. Leerlingen

Feedback geven. Feedback kan positief en negatief zijn. Negatieve feedback geven is moeilijk

Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind?

Criteria. Ervaren op school

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Wiskunde C. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.

Kijkwijzer (voorheen observatie instrument) ICALT. verdieping voor coach en leerkracht. leerkracht

HOE LAAT IK MEDEWERKERS

APQ-vragenlijst 30 januari Daan Demo

Instructieboek Koken. Voor de Mpower-coach

Leren & loopbaan. Leren Loopbaan Pagina 1 van 11

Bijlage: Voorbeeldschema van mijlpalen in de verschillende ontwikkelingsgebieden

Werken als specialist in de mode

Pestprotocol Gaspard de Coligny

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Ik-Wijzer Naam: Sander Geleynse Datum: 27 januari 2016

Borgloschool, locatie Groenewold, Deventer, Leerlingen

Lesbrief: Beroepenmagazine Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Wiskunde B. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.

Bijeenkomst Rekenen. 21 juni uur. Ceciel Borghouts. Borghouts Rekenadvies

Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk) Naam: Wouter van Straten Adviseur: Floor Meijer Datum: 15 maart 2014

Module 9 Kennis delen en coachen

De informatie uit deze stappenwijzer is in heel veel situaties te gebruiken. Bijvoorbeeld:

Medewerker interne dienst. Persoonlijke effectiviteit: 2. Accuratesse

Voorbespreken en voorbereiden van een nieuw blok uit de rekenmethode

Stappenplan: maken van een beloningskaart Je kind stimuleren door aanmoediging

eflectietool Reflectietool Reflectietool Reflectietool Test jezelf op professioneel ondersteunen

Fase Ontdek en onderzoek

OPDRACHTEN BIJ THEMA 11 BELEID

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Handleiding Werkvormen Vragen stellen

Lesbrief: Sporten met een doelgroep Thema: Waar ga ik heen?

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

STAGEBOEKJE 2016 / 2017

euzedossier ouderparticipatie keuzedossier vmbo loopbaanoriëntatie

NIEUWE GEWOONTE in DRIE WEKEN

Zonder dieet lekkerder in je vel!

Nederlands Luisteren Voor 1F Deel 2 van 2

Tijdschrift Kindermishandeling April 2013 Onderwijsspecial deel 2. 8 tips voor een goed gesprek met je leerling

Introductie... 3 Persoonlijk ontwikkelingsplan (pop)... 3 Competenties... 8 Uitleg basiscompetenties Uitleg keuzecompetenties...

Inhoud. 1. Inleving en verbeelding. 2. Blind zijn en toch alles kunnen. 3. Blind en slechtziend. 4. Hulpmiddelen. 5. Niet kunnen zien, hoe is dat?

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Tekst lezen en vragen stellen

Prototypische profielen Creatief Vermogen

RESULTATEN. Rapportage OBS De Kaap, Amsterdam

Ben jij Vindingrijk? Kolom

Stap 3 Leeractiviteiten begeleiden

CONCEPT TOOL ONTWERPEN IN BEELD VOOR EIGEN GEBRUIK

Rondvraag. Persoonlijke rapportage van M. Gulden

DEEL 1. BOUWSTEEN 5 Theorie Eigen Keuze Monique van Dam DEEL 1: YOU

Transcriptie:

Leren & Leidinggeven:

Leerstijl inventarisatie: algemeen Mensen verschillen nogal in de manier waarop ze leren. Nuttig is het om te weten wat jouw meest efficiënte manier van leren is. Als je dat weet kun je dus je leertraject bewust positief beïnvloeden. Maar ook het leertraject van anderen kun je dan positief beïnvloeden omdat jouw manier van kennis overdragen voortkomt uit je leerstijl. Onthoud dat jouw manier van leren niet beter of slechter is dan die van een ander. Het is niet meer dan de manier die bij jóu past. de start Hoe ga je te werk. Hieronder volgen 9 vragen. Vraag 1 is: "Je wilt leren zeilen. Wat doe je?" Je kunt kiezen uit vier antwoorden. Het antwoord dat het beste bij jou past geef je 4 punten. Het antwoord dat daarna het beste bij jou past geef je 3 punten. Het antwoord daarna 2 punten en daarna 1 punt. Schrijf de punten in het grijze hokje voor het antwoord. Zorg ervoor dat je altijd aan alle antwoorden punten geeft. Misschien vind je alle antwoorden wel goed. Geef dan toch de beste 4 punten, de andere antwoorden krijgen dan 3, 2 en 1 punt. Beantwoord nu de 9 vragen op de volgende bladzijde. 2

Kolom A Kolom B Kolom C kolom D 1 Je wilt leren zeilen. Hoe pak je het aan? Ik stap direct in de boot en probeer hoe je moet zeilen. Ik blijf eerst op de kant staan en kijk hoe een ander het doet. Ik kijk eerst in een boek hoe je moet zeilen. 2 Je krijgt een nieuwe computer. Je wilt hem meteen gebruiken. Hoe ga je te werk? Ik denk er eerst over na wat je er allemaal mee zou kunnen doen. Je vraagt eerst precies na wat er allemaal op zit en wat je ermee kunt doen. 3 Je moet een werkstuk maken bij techniek. Wat doe je? Ik denk er eerst over na wat de bedoeling is en hoe je het aan moet pakken. Ik lees eerst de opdracht helemaal door en bekijk de tekening eerst goed. Ik lees eerst de gebruiksaanwijzing goed door. Ik kijk eerst waar ik het werkstuk voor kan gebruiken. 4 Je hoort op de radio een spannend verhaal. Je wilt het straks navertellen. Wat doe je? Ik doe net of het verhaal nu gebeurt en dat ik er bij ben. Ik vind wat ik hoor geweldig en wil het meteen zelf ook doen. Ik wil eerst weten of het verhaal wel klopt. 5 Je gaat op vakantie. Je mag kiezen uit twee landen. Wat doe je? Ik probeer me voor te stellen wat je allemaal in die landen kunt doen. Ik vind het moeilijk om te kiezen. Ik denk er niet zo lang over na. Je moet er gewoon het beste van maken. 6 Je gaat een nieuwe fiets uitzoeken. Hoe ga je te werk? Ik denk na waar ik allemaal met die fiets naartoe zou kunnen gaan en hoeveel plezier ik er van zal hebben. Ik wil precies weten wat er allemaal op die fiets zit, wat de beste is en hoe duur hij is. Ik probeer zoveel mogelijk over dien landen te weten te komen. Daarna kies ik een land. Ik wil direct proberen hoe hij rijdt. 7 Je krijgt een toets over motormanagement. Hoe bereid je je voor? Ik leer alles wat ik voor die toets moet weten. Ik probeer alles rond motormanagement te begrijpen. Ik schrijf de belangrijkste dingen even op. 8 Je staat op het punt een totaal nieuwe baan aan te nemen. Hoe beslis je? Ik probeer me voor te stellen hoe het voor me zal zijn om dat werk te doen. Ik wil eerst precies weten hoe hard ik moet werken en hoeveel ik verdien. Ik wil precies weten wat iemand in dat bedrijf moet doen en hoe het bedrijf werkt. 9 Je mag kiezen hoe je les krijgt in een vreemde taal. Hoe wil je het? Ik wil graag dat de leraar verhalen vertelt. Ik wil graag werkstukken maken. Ik wil graag duidelijke opdrachten hebben. Ik vraag iemand om het mij voor te doen en doe het na. Ik probeer direct alles uit. Ik begin meteen te werken. Ik vertel het verhaal gewoon na. Ik kijk waar ik het meeste aan heb. Ik kan snel kiezen. Ik kijk welke fiets het beste voor mij geschikt is. Ik leer, omdat het nou eenmaal moet. Ik ga werken en merk vanzelf wel of het mij bevalt. Ik wil graag weten waar de opdrachten voor nodig zijn. 3

en dan Je hebt nu voor de antwoorden 4, 3, 2 of 1 punt gezet. Tel nu de punten die in kolom A staan op; dus van boven naar beneden. Let op! Niet alle vragen doen mee! Kolom Vul de punten in Totaal Kolom A Vraag (2).. + (3).. + (4).. + (5).. + (7).. + (8).. =.. punten = CE Kolom B Vraag (1).. + (3).. + (6).. + (7).. + (8).. + (9).. =.. punten = RO Kolom C Vraag (2).. + (3).. + (4).. + (5).. + (8).. + (9).. =.. punten = AC Kolom D Vraag (1).. + (3).. + (6).. + (7).. + (8).. + (9).. =.. punten = AE Vul de schietschijf (figuur 1) in Op de lijn van de CE-score zet je het aantal punten. Op de lijn van de RO-score zet je het aantal punten, enzovoort. Trek een lijn van het CE punt naar het RO-punt enzovoort. Je ziet nu hoeveel je van elke leerstijl gebruikt. figuur 1 Doener CE Concrete Ervaring 20 18 17 16 15 14 13 Dromer AE Actief Experimenteren 20 19 19 12 11 10 9 Overdenkende Observatie RO Beslisser Denker Abstracte Begripsvorming 4

Welke leerstijl heb je? Vul figuur 2 in. Kijk hoeveel punten je hebt bij de CE score, de RO score, de AC score en de AE score. Vul die punten in en maak de berekening. Uit de berekening kan ook een min score komen, bijvoorbeeld - 5, dat mag. AC score.. - CE score.. =.. AE score.. - RO score.. =.. Kruis het bovenste getal aan op de verticale as (AC-CE) Kruis het onderste getal aan op de horizontale as (AE-RO) Trek een lijn tussen de getallen die je aangekruist hebt. Je ziet nu welke leerstijl bij je past. figuur 2 doener dromer beslisser denker 5

Leertips per type A - de dromer De dromer kijkt aandachtig hoe anderen een probleem aanpakken. Eerst goed kijken, dan pas zelf aan de slag gaan. De dromer kan zich goed inleven in verschillende situaties en kan een probleem vanuit vele standpunten bekijken. Daardoor ziet hij vaak vele oplossingen. Een dromer leert het beste als hij de tijd krijgt om na te denken: eerst nadenken, dan pas doen. Sommige dromers twijfelen vaak en komen soms langzaam tot een besluit. Ze zijn voorzichtig en nemen weinig risico's. Door zijn fantasie en inleving legt de dromer snel verbanden tussen verschillende situaties. Dromers maken en bedenken graag, maar hebben daar tijd en ruimte voor nodig. vijf tips - Hoe stimuleer je de dromer in? Zorg voor verschillende meningen over een probleem: dat stimuleert. Geef je leerling tijd en ruimte om ervaringen te verwerken en gevoelens te uiten. Je leerling leert het best als de leermeester de leerstof met voorbeelden (visueel) uitlegt. Leg geen limiet of tijdsduur op; dromers hebben er een hekel aan. Moedig dromers aan, dan leren ze beter en liever. B - de doener De doener wil vooral ervaringen opdoen en experimenteren. Als hij ergens aan begint, wil hij resultaten zien. De doener wil overal aan meedoen en erbij horen. Hij werkt graag samen met anderen. Hij komt snel in actie en probeert ook anderen mee te trekken. Een doener kan zich makkelijk aanpassen aan nieuwe situaties en onverwachte omstandigheden. Hij zoekt vaak zelf nieuwe (leer)situaties op, maar neemt soms onnodige risico's. De doener wil vlug resultaat. Soms is hij ongeduldig en gaat hij over tot actie zonder na te denken. Het is voor een doener niet altijd makkelijk om hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden. vijf tips - Hoe stimuleer je de doener? Sfeer en menselijk contact zijn belangrijk. Doe veel samen. De doener leert het best in het samenwerken, geef hem taken en projecten. De doener heeft uitdagingen, spanningsvolle situaties nodig, die om snelle keuzes vragen. Soms gaat de doener zonder nadenken te werk. Evalueer een taak achteraf; je leerling zal veel leren uit je advies. Help hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Geef de doener de nodige tijd en ruimte om dingen uit te proberen. C - de beslisser De beslisser hakt graag de knoop door. Hij plant een taak en voert die uit. De theorie interesseert hem niet zo, wel de oplossing voor het probleem. De beslisser voelt zich goed als het stappenplan, de leerroute mooi uitgetekend voor hem ligt en hij stap na stap tot het resultaat kan komen. Maar soms weet hij niet wat hij zal doen als er zich plots een hindernis voordoet. Door zijn gedrevenheid handelt een beslisser soms opdrachten te snel af. Een beslisser leert het meest als hij de kans krijgt om zaken uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van de leermeester. Een beslisser is veeleer gericht op taken dan op mensen. Bij geklets wordt hij ongeduldig. 6

vijf tips - Hoe stimuleer je de beslisser? Help de beslisser een duidelijke rode draad te herkennen in de leerstof. Geef de beslisser de kans om met eigen oplossingen te experimenteren. Laat de beslisser zelf een probleem oplossen, maar geef hem aanwijzingen en raad. De beslisser leert het best als je voorbeelden uit de praktijk geeft. Maak de beslisser duidelijk dat wat hij nu leert, later van pas komt. D - de denker De denker stelt graag onderzoekende vragen. Hij kijkt vooral naar wat gebeurt en probeert tot algemene regels te komen. Een denker is goed in logisch denken en redeneren. Denkers zijn meestal nauwkeurig en werken nauwgezet. Maar ze willen ook ruimte om creatief om te gaan met hun ideeën. Ze leren het best uit boeken en van directe uitleg; die zijn duidelijk en logisch opgebouwd. Ze leggen graag een relatie met de kennis die ze al hebben. Denkers kunnen niet goed tegen onzekerheid of wanorde. Ze vragen zelden hulp aan anderen. Soms staan ze niet met beide benen op de grond en komen met ideeën die ze nooit in de praktijk kunnen omzetten. vijf tips - Hoe stimuleer je de denker? De denker weet graag waarom hij iets moet leren. Vertel het hem. Een denker heeft orde en rust nodig bij zijn werkplek en in de werkplaats. In groepjes werken is niet echt aan hem besteed. Geef de denker de tijd om zelf het hoe, wat en waarom te ontdekken. Bemoei je niet te veel met hem. Denkers ervaren dat snel als bemoeienis, een inperking van hun ambities. De denker heeft uitdagingen (complexe vraagstukken) nodig; altijd dezelfde stof verveelt snel. 7

Stijl van leidinggeven Er is een duidelijke koppeling tussen hoe men leert en hoe men leidinggeeft. Deze koppeling is te vinden in de manier waarop men het liefst zelf kennis tot zich neemt. Dit zijn de werkvormen die het dichtst bij de persoon zelf staan. Globaal kan men dus de eigen leerstijl vertalen naar de eigen stijl van leidinggeven. In veel gevallen zal dit een juiste vertaling zijn. Om dit in alle gevallen exact te kunnen benoemen is een Myers-Briggs type-indicator een nauwkeuriger middel. Doener Sterk praktisch past zich makkelijk aan Zwak ongeduldig drammerig Effectieve werkvormen afwisseling feedback ruimte voor humor,plezier en ontspanning De participatiestijl (participatief). De leidinggevende bevordert en ondersteunt de medewerkers bij de uitoefening van hun taak door hun zoveel mogelijk ruimte, informatie en verantwoordelijkheid te geven. Problemen worden opgelost en beslissingen worden in overleg genomen. Andere kenmerken: de leidinggevende luistert en toont begrip, vooral voor de persoon van de medewerker de leidinggevende vindt het zeer belangrijk dat de medewerkers achter de oplossingen staan de leidinggevende benadrukt niet voortdurend regels, taken en resultaten de medewerkers zijn ook zelf verantwoordelijk de leidinggevende heeft een begeleidende niet een voorschrijvende rol Beslisser Sterk besluiten nemen Zwak sociaal contact / relaties Effectieve werkvormen zelf conclusies kunnen trekken koppeling maken met de praktijk ruimte voor experiment De opdrachtstijl (directief) De leidinggevende vertelt hoe en waar de medewerker de taken moet vervullen. Dit is duidelijk een vorm van eenrichtingsverkeer. De leidinggevende communiceert naar de medewerker. Andere kenmerken: de leidinggevende geeft precieze opdrachten aan de medewerker de leidinggevende houdt nauwlettend toezicht op de uitvoering van de taak de leidinggevende controleert en stuurt bij waar nodig de leidinggevende hanteert duidelijke regels Dromer Sterk Verbeeldingskracht Genereren van nieuwe ideeën Zwak Besluiteloos Effectieve werkvormen ruimte voor uiten van gevoel tijd voor reflectie visuele presentatie De delegatiestijl. De leidinggevende geeft het doel of het te behalen resultaat van de taak aan, maar de medewerkers moeten deze geheel zelfstandig uitvoeren. De medewerker achterhaalt zelf de problemen en de oplossingen van deze problemen. Andere kenmerken de leidinggevende laat de medewerker vrij en toont belangstelling voor zijn activiteiten de leidinggevende luistert en heeft begrip voor zijn situatie de leidinggevende helpt de medewerker om problemen te verwoorden Denker Sterk logisch denken concepten/modellen bouwen Zwak praktisch toepassen zweven (niet met beide benen op de grond) Effectieve werkvormen duidelijke structuur ruimte voor stellen van vragen observatie plaatsen in de theorie De participatiestijl (participatief) De leidinggevende bevordert en ondersteunt de medewerkers bij hun taken door hun zoveel mogelijk ruimte, informatie en verantwoordelijkheid te geven. Problemen worden opgelost en beslissingen worden in overleg genomen. Andere kenmerken: de leidinggevende luistert en toont begrip, vooral voor de persoon die de medewerker is de leidinggevende vindt het zeer belangrijk dat de medewerkers achter de oplossingen staan de leidinggevende benadrukt niet voortdurend regels, taken en resultaten de medewerkers zijn ook zelf verantwoordelijk de leidinggevende heeft een begeleidende niet een voorschrijvende rol 8