Voorstellen MOED. Bijlage 2 bij oplegnotitie AB 30 oktober Brandweer Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland

Vergelijkbare documenten
MOED brandweer VNOG T.b.v. de 22 gemeenteraden

MOED. Een toekomstbestendige brandweer VNOG

Presentatie voorstellen AB MOED

MOED in onzekere tijden: Een visie op de toekomst van de brandweer VNOG

dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan.

Ferwert, 28 mei 2013.

Brandweerzorg in samenhang

Concept-raadsvoorstel. Onderwerp: Brandrisicoprofiel veiligheidsregio Fryslân. Aan: de Raad

Brandweerzorg in samenhang

Presentaties -Brandweerzorgplan -Organisatieontwikkeling -Financiële bijdrage. Burgemeester Manager brandweer Financieel adviseur VRGZ

Brandweer Haaglanden Bestuurlijke aansturing en Contouren brandweerorganisatie

MOED brandweer VNOG T.b.v. de 22 gemeenteraden

Veiligheidszorg op Maat. Samen naar een nieuw dekkingsplan

RAPPORTAGE DEKKINGSPLAN VERSIE 0.4

Inrichting repressieve brandweerzorg in elke veiligheidsregio. Toetsingskader

Voorstel: instemmen met de uitgangspunten zoals verwoord in de kadernota.

VOORSTEL VOOR HET AB. Datum vergadering: 7 november Agendapunt: 11. Portefeuillehouder: de heer Swillens

VRBZO. Wat doet VRBZO? Zie film

Het dekkingsplan is een wettelijk verplicht plan dat aangeeft hoe snel de brandweer na de melding van een brand bij een object kan zijn.

Nieuwe koersen. Veiligheidsregio Brabant Noord in een veranderende omgeving. Themabijeenkomst raden Land van Cuijk 16 januari 2013

Inzicht in de activiteiten die brandweer Maas en Waal verricht voor de gemeente Beuningen.

De nieuwe Brandweer Hollands Midden

Veiligheidszorg op Maat. op Maat. Documenthistorie en verspreiding. Goedkeuring: Versie Documentinformatie

Brandweerzorg in samenhang en Regionaal Dekkingsplan Veiligheidsregio Groningen / advies zienswijze

Brandweer Bedum. Commissie Algemene Bestuurlijke Zaken. Rapportage en voortgang van de lokale Brandweer Bedum

GEMEENTE SCHERPENZEEL. Raadsvoorstel

Veiligheidsregio Zeeland. Risicobeheersing Taken en formatie

Samenwerken aan Brandveiligheid

Algemeen bestuur. Onderwerp: Bestuurlijke richting Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan. Behandelwijze Portefeuillehouder Auteur

Gemeenteraad Noordwijkerhout 28 mei 2015

- het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening in samenhang te treffen,

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Coevorden 1998

Toekomst Bluswaterbeleid. Gerda J. Bouma, NVBR Projectgroep Bluswater

Regie op vernieuwde repressie

Naar een rechtvaardige en risicogerichte bijdrage van gemeenten aan de VNOG

Onderwerp Consultatie incidentrisicoprofiel en dekkingsplan brandweer

In het vormgeven van deze hoofdpunten uit de visie heeft de brandweer flinke stappen gezet:

Datum: 18 november 2015 Versie: 0.6 Status: concept. Plan van Aanpak Project Dekkingsplan 2.0

mêê^w9êêsěľb^ėě Brandweer

AGENDAPUNT /08

VEILIGE LEEFOMGEVING

Dekkingsplan 2012 BRANDWEER BRABANT-NOORD. Presentatie: algemene toelichting

4 juni / Bestuursondersteuning

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 24 mei 2011 Corr. nr.:

DE BRANDWEER IN FRYSLÂN

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 15 januari 2004

Wat je al met 4 niet kan!!! Pilot TS-4 Brandweer Utrecht Brandweer Amersfoort

Burgemeester en Wethouders

Nr.: Renswoude, 31 maart 2015 Behandeld door: J. van Dijk Onderwerp: (concept) Regionaal Risicoprofiel Veiligheidsregio Utrecht 2014

Kwaliteitskader uitruk- en opkomsttijden Regionale Brandweer Haaglanden

Inrichting repressieve brandweerzorg: landelijk beeld en regiobeeld Telefoon adres

Verordening brandveiligheid en hulpverlening van de gemeente Heerlen 2005

Begeleidende samenvatting en advies behorende bij de. Concept Rapportage Regionaal Risicoprofiel

Bijlage A Taken op het gebied van de brandveiligheid en hulpverlening

RAADSVOORSTEL BIJ ZAAKNUMMER: AST/2015/000619

Begroting V Ą Vėiligheidsregio. ^ Drenthe

Van. H. Beenakker Aan. Algemeen Bestuur Kopie aan Datum Onderwerp Brandweerbrief 2016 Telefoon adres. Memo. Geachte burgemeesters,

b Anders, namelijk: op verzoek van bestuurlijke werkgroep toekomstvisie gemeente Eindhoven Raadsinformatiebrief Betreft Toekomstvisie Brandweerzorg 3

Brandweer pleit voor realistische wetgeving opkomsttijden

Redvoertuigen & Hulpverleningsvoertuigen

SAMENVATTING VOORGESCHIEDENIS

Bewonersbijeenkomst. Sluiting Blusgroep Dreischor. 17 maart 2014

Overstag! Datum: 3 april Versie: 1.1. Op naar een nieuwe structuur voor de brandweerorganisatie in Haaglanden.

Naam portefeuillehouder: Naam behandelend ambtenaar: Telefoon behandelend ambtenaar: behandelend ambtenaar:

Stappenplan voor het juist inrichten van uw BHV-organisatie Een essentieel onderdeel van integrale (brand)veiligheid

Beantwoording reacties bestuurders op tweede bestuursrapportage Schriftelijke ronde, oktober 2018

Bijlage A Taken op het gebied van de brandveiligheid en hulpverlening

VISIE BASISBRANDWEERZORG DEFINITIEF CONCEPT 18 SEPT. In het kader van het project Doorontwikkeling Repressieve Organisatie

RAADSVOORSTEL Verseon kenmerk: Raadsvergadering van 8 maart 2012 Agendanummer: 10.2

Informatienotitie AB Veiligheidsregio Utrecht

KADER PARAATHEID. Colofon. Datum: 13 maart 2019 Versienummer: 1.1 Status: Vastgesteld in het BMT van 13 maart 2019 Aantal bijlagen: 2

Notitie. Dagelijks bestuur VRU

Opstellen plan voor Brabantse samenwerking EV na 2010

Informatieavond Marcogas

Agendapunt: 6.2/ Documentor.: RV Raad d.d. I. Aan de gemeenteraad. Roden, 10 april Bask*

De repressieve consequentie van een preventieve oplossing

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

GEMEENTE ONDERBANKEN

De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is gebaseerd op verlengd lokaal bestuur en is een samenwerkingsverband tussen 26 gemeenten.

reg.nr.: /5-, 900e/5-.69 procesverantw.: o - 9 MAART 2015 Gerv,n class.nr.: afgedaan:

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Brandweer Parkstad-Limburg voor de gemeente Nuth 2006

PROGRAMMA NATUURBRANDEN VGGM PROJECT GEZONDHEIDSZORG. Jan Kuyvenhoven

Notitie bestuurlijke keuzes. Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan in relatie tot Doorontwikkeling Repressie

Elburg Hattem Heerde Oldebroek

SAMENVATTING RAADSVOORSTEL 10G / I. Drupsteen BVL Ke. Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Twente.

Bijlage Dienstenboek Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Groningen. Brandweerzorg in samenhang

O P L E G N O T I T I E B E S L U I T V O R M E N D

Nieuwe brandweervoertuigen voorzien van Druk Lucht Schuim systeem (DLS)

Verordening Brandveiligheid en hulpverlening

Bestuursvoorstel. Maatwerk in Brandweerzorg

Bijlage 4: Uitwerking brandweerposten implementatie Maatwerk in Brandweerzorg

Verantwoording groepsrisico

De Veiligheidsregio NHN in vogelvlucht Commissie Bestuur en middelen

Proces-aanpak Implementatie Omgevingswet

JAARVERSLAG EN JAARREKENING 2014

Checklijsten Stappenplan Brandveiligheidsanalyse borging

REGIONAAL BELEIDSPLAN VRGZ

Bestuurssamenvatting programmabegroting 2019 en meerjarenraming

Transcriptie:

Voorstellen MOED Bijlage 2 bij oplegnotitie AB 30 oktober 2014 16-10-2014 Brandweer Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland moed@vnog.nl

Inhoudsopgave Inleiding... 3 A. Aanleiding: de maatschappij en de brandweer in beweging... 3 B. Doel MOED... 3 C. Leeswijzer... 3 1. Risicobeheersing... 4 A. Brandveilig leven... 4 1. Wat houdt het voorstel in?... 4 2. Wat kost het of levert het op?... 5 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?... 6 B. Risicogericht werken... 6 1. Wat houdt het voorstel in?... 6 2. Wat kost het of levert het op?... 8 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?... 8 C. Eén organisatie risicobeheersing... 9 1. Wat houdt het voorstel in?... 9 2. Wat kost het of levert het op?... 9 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?... 9 D. Informatiegestuurde risicobeheersing...10 1. Wat houdt het voorstel in?...10 2. Wat kost het of levert het op?...11 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?...11 2. Incidentbestrijding...12 A. Posten zijn de basis...12 1. Wat houdt het voorstel in?...12 2. Wat kost het of levert het op?...14 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?...14 B. Risicogestuurde slagkracht...14 1. Wat houdt het voorstel in?...14 2. Wat kost het of levert het op?...22 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?...22 C. Variabele voertuigbezetting...23 1. Wat houdt het voorstel in?...23 2. Wat kost het of levert het op?...24 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?...24 D. Informatie gestuurde incidentbestrijding...25 1. Wat houdt het voorstel in?...25 2. Wat kost het of levert het op?...27 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?...27 1

E. Informatie gestuurd werken...27 1. Wat houdt het voorstel in?...27 2. Wat kost het of levert het op?...28 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?...28 3. Ondersteunende processen...29 A. Brandweer ondersteunende processen: Vakbekwaamheid...29 1. Wat houdt het voorstel in?...29 2. Wat kost het of levert het op?...30 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?...30 B. Brandweer ondersteunende processen: Materieel & Logistiek...30 1. Wat houdt het voorstel in?...30 2. Wat kost het of levert het op?...30 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?...30 C. Bedrijfsvoering, besturing & beheersing...31 1. Wat houdt het voorstel in?...31 2. Wat kost het of levert het op?...31 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen?...31 4. Overig...32 A. Opkomstvergoeding vrijwilligers...32 B. Verwerking reacties gemeenteraden in de voorstellen MOED...32 C. Verwerking reacties clustermanagementteams en postcommandanten m.b.t. posten zijn de basis...37 D. Verwerking reacties bestuurscommissies en clustermanagementteams m.b.t. slagkracht...39 5. Bestuurlijke aansturing van de brandweer VNOG...41 1. Inleiding...41 2. Huidige situatie...41 3. Nieuwe situatie...42 4. Meerwaarde...43 6. Ambtelijke inrichting...44 1. Inleiding...44 2. Beoogd resultaat...45 3. Uitgangspunten inrichting nieuwe organisatie...46 4. Organisatorische vertaling...47 5. Consequenties...51 6. Communicatie, participatie en vervolg...52 7. Transitietraject en planning...53 2

Inleiding A. Aanleiding: de maatschappij en de brandweer in beweging De brandweer was tot voor kort gemeentelijk georganiseerd. Op basis van de Wet veiligheidsregio s is de brandweer per 1 januari 2014 verplicht op regionale schaal ingericht. Op eigen initiatief is de VNOG al vanaf 2011 gestart met deze regionalisering door middel van clustervorming: samenwerking in brandweerclusters van 3 of 4 gemeenten om tot de regionalisering te komen. Het algemeen bestuur van de VNOG bestaat uit de burgemeesters van de 22 gemeenten. Dit bestuur draagt sinds 1 januari jl. gezamenlijk zorg voor één regionale brandweerorganisatie. De wettelijke eisen die worden gesteld aan de brandweer worden steeds hoger. Het betreft de breedte van het brandweervak, opkomsttijden, maar ook opleidingseisen en trainingsuren. Bovendien veranderen de verwachtingen van burgers: bij een 112- hulpvraag willen burgers steeds sneller worden geholpen, terwijl burgers ook zelfredzamer zijn geworden. Ook de wereld om ons heen verandert. Er zijn technologische ontwikkelingen waardoor meer mogelijk is. Er zijn demografische ontwikkelingen die impact hebben op de beschikbaarheid van vrijwilligers in relatie tot de bezetting van de tankautospuiten. Ook zijn er economische ontwikkelingen: veel gemeenten maken moeilijke keuzes, zoals het opheffen van bibliotheken en het sluiten van zwembaden. Deze ontwikkelingen raken ook de brandweer. B. Doel MOED Tegen deze achtergrond blijft voor veel burgers en bestuurders veiligheid één van de belangrijkste prioriteiten. Het bestuur van de brandweer VNOG vindt de kwaliteit van de brandweer belangrijk en heeft daarom in maart 2013 d.m.v. het project MOED 1 de opdracht gegeven om de brandweer gereed te maken voor de toekomst. Met MOED zorgen we ervoor dat de brandweer inspeelt op de ontwikkelingen en ook in de toekomst garant staat voor de veiligheid in onze regio. Het project MOED biedt voorstellen om de kwaliteit van de brandweer te verbeteren én de mogelijkheid om geld te besparen. Het Algemeen Bestuur van de VNOG (AB) heeft de voorstellen besproken in haar vergaderingen van 30 oktober 2013 en 3 april 2014. Op 3 juli jl. heeft het AB een richting bepaald en de opdracht gegeven om de voorstellen verder uit te werken. C. Leeswijzer In de volgende hoofdstukken staan de uitgewerkte voorstellen met betrekking tot Risicobeheersing (1), Incidentbestrijding (2) en Ondersteunende processen (3). In hoofdstuk 4 vindt u een weergave van de reacties van de gemeenteraden, bestuurscommissies en clustermanagementteams (inclusief postcommandanten) op de voorstellen. Daarbij is ook aangegeven op welke wijze deze reacties zijn verwerkt. Op basis van de inhoudelijke voorstellen is een organisatorische vertaling gemaakt. In hoofdstuk 5 vindt u de uitwerking van de bestuurlijke aansturing. Het voorstel voor de hoofdlijnen van de ambtelijke inrichting vindt u in hoofdstuk 6. 1 MOED staat voor Masterplan voor een Optimale, Effectieve, Doelmatige brandweer organisatie 3

1. Risicobeheersing A. Brandveilig leven 1. Wat houdt het voorstel in? Brandveilig Leven wordt structureel geborgd in de VNOG en krijgt een plaats in het primaire proces Risicobeheersing. Risicobeheersing wordt verantwoordelijk voor Brandveilig Leven waarbij posten een verantwoordelijkheid hebben in de uitvoering van de taken; de bijdrage van de vrijwilligers is op vrijwillige basis. 2 Er komen structurele taken voor Brandveilig Leven zoals themacommunicatie (inspelen op actuele thema s), voorlichting na brand en doelgroep- en risicogerichte projecten. Voorbeelden van deze projecten zijn: Doelgroep Omschrijving Mogelijk project/ activiteit Rurale Tienergezinnen Voldaan Buitenleven agrariërs met kinderen vanaf 12 jaar wonend in het buitengebied gepensioneerden, wonend in het buitengebied Lesprogramma op middelbare scholen, gerichte informatievoorziening zoals checklist brandveiligheid in de woning Woningchecks, gebiedsgerichte communicatie, voorlichtingsbijeenkomsten Ruimwonende Families Gefortuneerde Gevorderden Wonend op ruime percelen, in kleine dorpen, kinderen op de basisschool vrijstaande woningen, buitengebied, kleinkinderen Rookmelder in kraampakket, lesprogramma basisscholen (o.a. kleutergroepen en groepen 7) Themacommunicatie, woningchecks, voorlichtingsbijeenkomsten 2 Vanuit de gesprekken tijdens de consultatiebijeenkomsten, met de postcommandanten en naar aanleiding van de reacties van meerdere gemeenteraden betreft dit een aanpassing op het oorspronkelijke voorstel om de post verantwoordelijk te maken. 4

Landelijke Vrijheidszoekers vrijstaande woning in het groen, kleine dorpsgemeenschappen Themacommunicatie De projecten worden door de hele regio uitgevoerd. Ter illustratie het project lesprogramma basisscholen gericht op de doelgroep ruimwonende families: Op regionaal niveau wordt afgesproken dat er een lesprogramma komt voor basisscholen, groepen 1 en 2. Dit project wordt besproken met de posten en per gebied uitgerold. Risicobeheersing heeft hier in de regie en zorgt er samen met de posten voor dat alle scholen worden benaderd. Scholen kunnen ervoor kiezen zelf het lesprogramma in de klas te behandelen, of om dit te laten verzorgen door de brandweer. In dat laatste geval wordt bekeken of er: 1. binnen de post vrijwilligers zijn die dit kunnen/ willen verzorgen als voorlichter 2. binnen het gebied vrijwilligers zijn die dit kunnen/ willen verzorgen vanuit een in te stellen voorlichterspoule 3. binnen de regio vrijwilligers zijn die dit kunnen/ willen verzorgen als voorlichter Kunnen er hiervoor geen vrijwilligers worden gevonden, dan wordt het verzorgd door medewerkers risicobeheersing. Vanuit risicobeheersing wordt het project geëvalueerd en resultaten gemeten. Is het project geslaagd, dan wordt het een structurele activiteit binnen het regionale gebied. 2. Wat kost het of levert het op? Formatie / personele kosten Binnen risicobeheersing 3 Voor het uitvoeren van de Brandveilig Leven taken wordt binnen Risicobeheersing expliciet formatie toegewezen voor deze taken. Communicatie en marketing is essentieel voor het bereiken van de doelgroepen van Brandveilig Leven. Daarom wordt vanuit Risicobeheersing een beroep gedaan op formatie op het gebied van communicatie, als onderdeel van het primaire proces. Inzeturen vrijwilligers Ingezette uren van vrijwilligers worden bekostigd uit de loonsom voor vrijwilligers. De bijdrage van de vrijwilligers aan Brandveilig Leven is een groeimodel. Over vijf jaar is de verwachting dat dit 2% is van de totale vrijwilligersloonsom; deze stijging wordt opgevangen door het terugdringen van loze meldingen. Middelen De incidentele projectkosten worden geschat op 45.000 op jaarbasis voor vier jaren, exclusief arbeidsuren. Hiermee komen de totaal geschatte kosten voor Brandveilig Leven op 180.000, verspreid over vier jaren. Daarnaast is een structureel bedrag nodig voor middelen en faciliteiten; de bestaande budgetten zijn op dit moment hiervoor niet toereikend. Aanvullend is een bedrag van 40.000 euro nodig per jaar. 3 De verschuiving in de formatie die hiermee gepaard gaat, is opgenomen in het onderdeel één organisatie risicobeheersing. 5

3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen? Meerwaarde In de nieuwe situatie draagt iedereen in de organisatie het belang van brandveiligheid uit. Brandveilig Leven is niet langer een tijdelijk programma, maar is regio breed geborgd. Met Brandveilig Leven in het hart van onze activiteiten levert de brandweer een belangrijke bijdrage aan het proces zelfredzaamheid en risicobewustwording, dat in het regionaal beleidsplan van de VNOG is beschreven. Het past bij de landelijke trend waarbij burgers binnen de participatiemaatschappij meer verantwoordelijkheid nemen. Met Brandveilig Leven wordt extra aandacht besteed aan het beheersen van risico s. Dit heeft extra meerwaarde in delen van de regio waar incidentbestrijding lastiger is; juist daar waar bijvoorbeeld opkomsttijden hoog zijn, kan risicobeheersing uitkomst bieden. Kanttekening Bij de uitwerking van dit onderdeel is naar voren gekomen dat niet iedere medewerker / vrijwilliger affiniteit heeft met dit onderwerp of de competenties heeft om hieraan invulling te geven. Om deze reden en naar aanleiding van de reacties van de gemeenteraden wordt aan niemand de verplichting opgelegd om Brandveilig Leven taken uit te voeren. In een groeimodel naar 2020 verwachten we dat een steeds grotere groep enthousiaste collega s met de benodigde competenties zich hiervoor wil inzetten. B. Risicogericht werken 1. Wat houdt het voorstel in? De brandweer VNOG gaat zich toeleggen op de taak van adviseur brandveiligheid, externe veiligheid en zelfredzaamheid op basis van risico s en niet meer uitsluitend op de taak van toetser van regelgeving op deze terreinen. De bedrijfsbezoeken die daarbij uitgevoerd worden, krijgen ook dit karakter. De brandweer VNOG geeft adviezen (en doet bedrijfsbezoeken) gebaseerd op een drietal sporen (zie figuur 1): spoor A, waarbij het gaat om adviezen die vanuit specifieke wetgevingsfiguren zijn geregeld en de Veiligheidsregio vanuit deze wetgeving een verplichte rol heeft toebedeeld gekregen (zoals BEVI 4, BRZO 5, Vuurwerkbesluit); spoor B, waarbij het gaat om adviezen gebaseerd op de Wvr (daar waar er vanuit brandweer oogpunt een risico bestaat, d.w.z. voortkomend uit het (brand)risicoprofiel of specifiek belang in het kader van veilig kunnen optreden); spoor C, waarbij op verzoek van het bevoegd gezag een toetsing op regels plaatsvindt. De verwachting is dat spoor C in de toekomst enkel nog plaatsvindt als er ook sprake is van spoor A of B. Figuur 1: sporen advisering 4 BEVI: Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen 5 BRZO: Besluit Risico s Zware Ongevallen 6

Voorgesteld wordt dat de brandweer VNOG adviseert zoals de Wvr beoogt (artikel 3, 10 en 25): dit betekent dat de veiligheidsregio burgers en instellingen wijst op haar verantwoordelijkheid in relatie tot de aanwezige risico s. Door de brandweer wordt in samenhang gekeken naar brandveiligheid. Dit betekent dat er een integraal advies gemaakt wordt waarbij de omgevingsaspecten, het gebouw, het beoogde gebruik en het eventuele brandweeroptreden worden meegenomen. Daarnaast blijft de brandweer voor het bevoegd gezag inzichtelijk maken wanneer niet aan regels voldaan wordt. Voor de partners betekent dit concreet dat zij een advies ontvangen dat niet enkel op regels is gebaseerd. Zij ontvangen een advies gebaseerd op risico s en realistische scenario s, waarbij de ondergrens (de regels) bewaakt wordt. Wat verandert er nu in het proces tussen VNOG en gemeenten? Op hoofdlijn ziet het huidige proces 6 tussen gemeenten, RUD s, provincie en VNOG er uit zoals weergegeven in figuur 2 waarbij de exacte invulling nu niet eenduidig verloopt. Figuur 2: proces omgevingsvergunning brandweer - gemeenten In een groeiproces gaan we in een traject met de gemeenten naar een nieuw model, waarbij in overleg met gemeenten en omgevingsdiensten wordt toegewerkt naar de onderstaande gewenste situatie. Vergunningverlening In de nieuwe situatie wordt de VNOG in het vooroverleg met partners en bevoegd gezag betrokken en brengt daar de expertise van de brandweer in en de aspecten die vanuit brandveiligheid van belang zijn voor de vergunningverlening. Om vervolgens een zorgvuldige afweging van alle belangen (bijvoorbeeld ook economische belangen) bij de vergunningverlening mogelijk te maken voert het bevoegd gezag zelf de vergunningverlening uit. Het daadwerkelijke verlenen van vergunningen wordt niet (meer) door de brandweer gedaan, immers brandveiligheid is slechts één belang in het totaal van belangen dat speelt bij de verlening van een vergunning. Het bevoegd gezag is de geëigende partij die hier regie op voert. Om de doorlooptijd van het vergunningproces te bespoedigen, stelt de VNOG voor dat op termijn de ontvankelijkheidtoets ook voor het onderdeel brandveiligheid wordt uitgevoerd door het bevoegd gezag. In basis is het namelijk een administratieve handeling gebaseerd op regelgeving die met beperkte kennis van brandveiligheid kan worden gedaan. In de doorlooptijd van het vergunningproces kan het voor de partners in sommige gevallen tot wel twee weken in tijd schelen. Ervaringen in de regio op dit onderdeel zijn positief. 6 Proces voor de (enkelvoudige) deelactiviteit bouwen zonder gebruiksvergunning ; meest voorkomend 7

Bouw / realisatiefase Voor de advisering van omgevingsaanvragen (vergunningsfase en realisatiefase) concentreert de VNOG zich op gebouwen met een hoog of specifiek risico. Het geven van een advies door de VNOG inzake de bouw en realisatie van woningen en utiliteitsbouw met een laag risico biedt geen toegevoegde waarde en levert daardoor alleen maar vertraging op in deze fase. Dit kan bijvoorbeeld gaan om kantoorpanden zonder specifieke risico s. Voorstel is om hier aan te sluiten bij de (landelijk) in ontwikkeling zijnde Algemene maatregelen van bestuur (Amvb s) en documenten in het kader van de herziening omgevingsrecht (inclusief private kwaliteitsborging). Gebruik Objecten uit de lagere risico-categorieën zal de VNOG oppakken in het kader van Brandveilig Leven (categorie 3 en 4 uit het PREVAP (preventie activiteitenplan)). Op basis van de risicoanalyse bepaalt de brandweer hoe deze groepen thematisch en per doelgroep worden benaderd. Dit komt in de plaats van het huidige standaard controle bezoek van de brandweer. In het geval van een risicovolle situatie waarbij de gebruiker niet wil aanpassen, adviseert de brandweer de gemeente om over te gaan tot handhaving op basis van de regels. De daadwerkelijke handhaving gebeurt door het bevoegd gezag, aangezien dat een wettelijke taak is van het bevoegd gezag en niet van de veiligheidsregio. Naar verwachting zullen er minder risicovolle situaties ontstaan, omdat de brandweer vanaf het vooroverleg van de vergunningverlening betrokken is en de gebruiker daardoor meer inzicht heeft gekregen in de risico s op het gebied van de brandveiligheid en de consequenties daarvan voor het gebruik. 2. Wat kost het of levert het op? In samenhang met de andere onderdelen van risicobeheersing binnen MOED is het voorstel kosten neutraal; het levert een andere manier van werken, een andere insteek 7 met een uiteindelijke kwaliteitsverbetering met tevreden partners. Zeker in de beginperiode zal dit arbeidsintensiever zijn, omdat zowel brandweer als externe partijen hierin moeten groeien. 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen? Meerwaarde Met deze koerswijziging richt de brandweer VNOG zich op de adviesrol die zij van oudsher had. Met risico-expertise als basis voor gezag is de adviesrol van de brandweer VNOG effectiever dan de rol van toetser van brandveiligheid. De adviesrol biedt ruimte om complementair op te treden aan de gemeentelijke bouw- en woningtoezichten, omgevingsdiensten en provincie, die vooral deskundig zijn op het gebied van toetsing en handhaving. Door elkaar aan te vullen is het gezamenlijk optreden van overheden, brandweer en veiligheidsregio krachtiger. Daarmee zijn we voorbereid op de toekomst, waar regelgeving steeds meer overgaat van 'rule-based' naar 'performance-based'. Kanttekening Het vergt een omschakeling in denken (van regelgericht naar risicogericht), zowel voor het eigen personeel als voor de externe partners (bevoegd gezag). 7 De verschuiving in de formatie die hiermee gepaard gaat, is opgenomen in het onderdeel één organisatie risicobeheersing. 8

C. Eén organisatie risicobeheersing 1. Wat houdt het voorstel in? Het voorstel is het inrichten van een gezamenlijke risicobeheersing VNOG die werkt op basis van één beleid en één werkwijze: risicobeheersing werkt op basis van het regionale beleid van regels naar risico s en voert dit beleid uit volgens een regionale werkwijze. De zes huidige afdelingen Risicobeheersing van de clusters en het team Risico en Regie van het concern gaan op in een nieuwe regio brede organisatie / afdeling voor risicobeheersing. Risicobeheersing werkt onder eenhoofdige leiding met gebiedsteams die een decentrale standplaats in de regio hebben. De risicobeheerders werken lokaal; zo houden zij lokale borging en zichtbaarheid voor zowel de partners (gemeenten, omgevingsdiensten maar ook ondernemers, instellingen etc.) als de eigen organisatie (repressie). Per gemeente is er een contactpersoon risicobeheersing die wekelijks fysiek aanwezig is binnen de gemeente. Hij/zij is de primaire verbindende schakel tussen de brandweer en de gemeente. Is er een gemeentelijk specifiek risicovolle situatie, dan wordt hierop geacteerd aan de hand van een risicoanalyse volgens regionale manier van werken. 2. Wat kost het of levert het op? De aanpassing van de formatie levert een besparing op van 5 FTE ten opzichte van de huidige formatie. De gemiddelde loonsom in de VNOG (inclusief sociale lasten) is 65.000. Daarmee wordt minimaal een besparing op formatie van 325.000 geleverd. 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen? Meerwaarde Burgers, bedrijven en instellingen weten beter waar ze aan toe zijn, omdat één organisatie-eenheid aanspreekpunt is voor risicobeheersing, die sturing geeft op eenduidigheid in de advisering in plaats van zeven organisatie-eenheden die dat doen. Kwalitatief betere adviezen en meer mogelijkheden voor specialisatie door de personele capaciteit te bundelen in één grotere organisatie-eenheid. De omschakeling van regelgericht naar risicogericht adviseren vergt meer specialisatie en maatwerk. Eén grotere organisatie-eenheid levert minder kwetsbaarheid op in termen van personele capaciteit (meer back-up in geval van uitval bij ziekte) en meer efficiëntie doordat er minder schijven zijn die om afstemming vragen. Kanttekeningen In de huidige situatie is een aantal risicobeheerders in de clusters tevens beschikbaar voor Incidentbestrijding om overdag de paraatheid op niveau te houden. Paraatheid zien we als een verantwoordelijkheid van alle organisatie onderdelen. Bij de uitwerking van de nieuwe gebiedsteams van risicobeheersing zal hiermee ook rekening worden gehouden. In de nieuwe organisatie zal veel aandacht gaan naar het borgen van de integraliteit van het totale brandweer product. Het is belangrijk dat Incidentbestrijding en Risicobeheersing goed verbonden blijven met elkaar en met de ondersteunende brandweerprocessen zoals Vakbekwaamheid. 9

D. Informatiegestuurde risicobeheersing 1. Wat houdt het voorstel in? Informatiegestuurde risicobeheersing houdt in dat een team risico s en incidenten structureel monitort. Dit MRI (Monitoring Risico s en incidenten) team zorgt dat analyses van risico s en incidenten beschikbaar worden gesteld aan alle betrokkenen in de organisatie en dat vervolgacties worden uitgewerkt. Zo kan de brandweer inspelen op de grootste risico s. Door de risico s en incidenten in ons verzorgingsgebied zorgvuldig te monitoren kunnen we gericht en onderbouwd te werk gaan op het gebied van: Risicobeheersing, door brandveiligheid, externe veiligheid en zelfredzaamheid te bevorderen in situaties die aantoonbaar het meest risicovol zijn; Vakbekwaamheid, door kennis en informatie over risico s van brand, explosies en gevaarlijke stoffen aan te leveren voor opleiden en oefenen; Incidentbestrijding, door informatie aan te leveren die nodig is voor het veilig optreden van hulpverleners én voor het door ontwikkelen van inzetmethoden (risicodifferentiatie, variabele voertuigbezetting, effectieve brandbestrijding). Een scenario als voorbeeld van monitoren risico s brand in oude binnensteden Het incidenttype monumentale panden staat in het regionaal risicoprofiel van de VNOG. De vraag is of er voldoende oog is voor de brandrisico s in oude binnensteden; specifiek voor monumentale gebouwen. Dit soort branden blijft meestal niet tot één pand beperkt. Het MRI team monitort de risico s: Veiligheid eigen personeel Onverwachte branduitbreiding (Meer) kans op slachtoffers Verlies van culturele waarde Vanuit een brand in Leeuwarden komt dit type incident wederom in de actualiteit. Het MRI team heeft in een eerder stadium dit incident geanalyseerd. De leerpunten zijn kort beschreven en er is een koppeling gemaakt naar relevante incidenten en naar de risico s in verband met de bebouwing in de binnensteden van de VNOG. Naar aanleiding hiervan heeft het Team Brandonderzoek deze branden voor een bepaalde periode prioriteit gegeven. Het MRI team maakt een verdiepende analyse: Waar en in welke mate komt het voor binnen de VNOG (rijks-, gemeentelijke monumenten)? Welke gebruiksfuncties zijn er binnen de groep monumentale panden? Welke vervolgacties zijn noodzakelijk n.a.v. de analyse - Toezicht op brandveiligheid van het gebouw (afspraken met bevoegd gezag / omgevingsdienst over schouw + eventueel handhaving) - Brandveilig leven acties gericht op risicobewustzijn van de bewoners/gebruikers - Verwerken van de uitkomsten naar operationele informatie bedoeld voor de incidentbestrijding (bv. plattegronden, waarde collectie, bouwkundige aandachtspunten) - Verwerken van informatie naar vakbekwaamheid (inzetstrategieën) Voor het maken van de risico analyse maakt het MRI team gebruik van diverse data-analyses uit de beschikbare interne en externe informatiebronnen. Het middel om de informatiebronnen te ontsluiten en deze analyses te verkrijgen is het Veiligheidsportaal (zie ook het voorstel A in de samenvatting incidentbestrijding). 10

2. Wat kost het of levert het op? De kosten voor de bemensing van het MRI team worden geschat op 3 FTE en daarmee in ieder geval 195.000. 8 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen? Meerwaarde Het bundelen van versnipperde capaciteit voor risicoanalyse, Team Brand Onderzoek en incidentevaluatie in één team is efficiënt en leidt tot een betere afweging en inzet van de capaciteit. Dit team zorgt voor: Beter en sneller inzicht in maatschappelijke opgaven; van schatten naar weten. Vroegtijdig herkennen en voorkomen van ontwikkelingen; van oplossen naar voorkomen. Beter onderbouwde besluitvorming; van opinie naar feiten. Beter en snellere informatie voor het bestuur over actuele situaties en gebeurtenissen en de risico s daarvan. Op termijn kan het instrument van risico-monitoring breder worden toegepast voor de gehele veiligheidsregio, dus ook voor de GHOR en de crisisbeheersing. Kanttekening Voor het efficiënt functioneren van het MRI team is invoering van het Veiligheidsportaal (voorstel 2D) van groot belang. Wanneer dit achterwege zou blijven, zal dit leiden tot eiland automatisering, dwarsverbanden kunnen niet automatisch worden gelegd en het opstellen van brede risicoanalyses kost daardoor veel meer tijd. Het Veiligheidsportaal is essentieel voor het uitvoeren van de kwaliteitsslag en veranderende werkwijze vanuit risicobeheersing. De ervaringen en beschikbare formats vanuit andere veiligheidsregio s zullen hierin worden meegenomen. 8 Deze formatie is uitgewerkt en opgenomen in de totale formatie risicobeheersing. 11

2. Incidentbestrijding A. Posten zijn de basis 9 1. Wat houdt het voorstel in? Het brandweerpersoneel op de posten vormt de kern van onze repressieve brandweerorganisatie. Daarmee zijn de posten, die verankerd zijn in de lokale samenleving, de basis waarop de overige delen van onze repressieve organisatie zijn gebouwd. De brandweerposten zijn - binnen heldere gezamenlijk vastgestelde regionale kaders - verantwoordelijk voor de paraatheid en dragen zorg voor een tijdige en veilige uitruk en voor de uitrukgereedheid van het voertuig (gebruikersonderhoud). Daartoe krijgen de posten een beperkt eigen budget. Door middel van planvorming en preparatie is de brandweerpost bekend met haar verzorgingsgebied en haalt zij haar uitrukprestaties (opkomsttijden). De posten worden ondersteund op het gebied van onder meer vakbekwaamheid, materieel en logistiek en bedrijfsvoering. In samenspraak met de gemeente wordt de invulling van maatschappelijke dienstverleningstaken van de post bepaald. 9 Voor de onderdelen 'slagkracht' en 'posten zijn de basis' zijn informatiebijeenkomsten voor de zes bestuurscommissies en consultatiebijeenkomsten voor de zes clustermanagementteams (inclusief postcommandanten) georganiseerd. De opmerkingen en adviezen zijn verwerkt in de voorliggende voorstellen. Een overzicht van de opbrengsten en de wijze van verwerking vindt u in hoofdstuk 4. 12

De hoofdlijnen van de repressieve organisatie zijn als volgt: De VNOG heeft 56 posten. Elke post heeft een postcommandant. De verantwoordelijkheden en daarbij behorende werkzaamheden zijn voor iedere postcommandant gelijk. Er worden vijf categorieën posten onderscheiden, gebaseerd op de personeelsomvang van de post, het aantal voertuigen en lokale specialismen (zie hieronder). Alle postcommandanten zijn in dezelfde schaal ingedeeld. Alleen de urenbelasting en de daarmee samenhangende vergoeding verschilt per categorie post. De postcommandanten kunnen zowel vrijwillig als in beroepsdienst zijn aangesteld. Dit geldt niet voor de postcommandanten die leiding geven aan een post met een 24-uurs beroepsbezetting, een tijdens kantoortijden beroepsbezette post of een post met kazerneringssysteem. De postcommandanten worden aangestuurd door een teamleider. Er is één teamleider per cluster. De teamleiders worden aangestuurd door het hoofd Incidentbestrijding. Het hoofd Incidentbestrijding maakt deel uit van het managementteam. Het aantal voertuigen per post en eventuele specialistische taken en daarmee het aantal vrijwilligers verschilt en is afhankelijk van het risicoprofiel van het verzorgingsgebied. Een post heeft naast een tankautospuit maximaal drie specialismen. De personeelssterkte van de post wordt bepaald op grond van regionaal vastgestelde uitgangspunten. De posten kunnen worden onderverdeeld in vijf categorieën: Categorie A: o Een post met 1 tankautospuit (TS) en geen specialismen o Postcommandant: vrijwillig of beroeps (maatwerk per post) Categorie B: o Een post met 1 TS + maximaal 3 lokale specialismen, al dan niet met bijbehorend materieel o Postcommandant: vrijwillig of beroeps (maatwerk per post) Categorie C: o Post met 2 TS-en en geen specialismen o Postcommandant: vrijwillig of beroeps (maatwerk per post) Categorie D o Post met 2 TS maximaal 3 lokale specialismen, al dan niet met bijbehorend materieel o Postcommandant: vrijwillig of beroeps (maatwerk per post) Categorie E: o Een post met een 24-uurs beroepsbezetting of een beroepsbezetting overdag of een kazerneringsysteem. o Bezetting van de post is afhankelijk van het rooster en ATW. o Postcommandant, beroepsaanstelling Postcommandanten zijn verantwoordelijk voor acht kerngebieden van een post: 1. Leiding geven aan post 2. Vakbekwaam worden 3. Vakbekwaam blijven 4. Beheer materieel, materiaal en logistiek 5. Signaleren veranderingen verzorgingsgebied in verband met plannen en procedures 6. Zorg voor tijdige en veilige uitruk 7. Uitvoering Brandveilig Leven op de posten onder verantwoordelijkheid van risicobeheersing 8. Bedrijfsvoeringstaken 13

De voorstellen voor de vormgeving van de posten zijn met de postcommandanten besproken. Op basis van de gegeven reacties zijn de voorstellen aangepast en die worden het vierde kwartaal 2014 met die groep besproken. Nadat het AB op 30 oktober a.s. een besluit heeft genomen over de voorstellen, worden deze uitgewerkt en vindt nadere detaillering plaats in het organisatie- en formatieplan. Dan wordt inzichtelijk welke functies precies in welke afdelingen/teams en op welke locaties worden gevormd. 2. Wat kost het of levert het op? De totale incidentbestrijdingsorganisatie is straks 2 FTE kleiner dan nu. Deze formatiebesparing is gevonden door in operationele voorbereiding meer te combineren. Om de posten goed te ondersteunen is binnen de ondersteunende processen capaciteit geraamd. De postcommandanten worden ondersteund door de stafafdelingen op het gebied van vakbekwaamheid, materieel, logistiek en bedrijfsvoering. Ook is de functie van officier incidentbestrijding er op gericht de postcommandanten te ondersteunen. De kosten en opbrengsten zitten verwerkt in de totale organisatie inrichting. 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen? Met het voorstel wordt er voor gezorgd dat de posten een belangrijk onderdeel blijven vormen van de brandweerorganisatie, waarin de inbreng en betrokkenheid van het repressief personeel is geborgd. Het voorstel biedt gezamenlijke kwaliteit op vooraf bepaalde zaken en lokaal maatwerk dichtbij de burger. Brandweerzorg en paraatheid worden georganiseerd op de posten, daar waar de meeste kennis is, hetgeen de kwaliteit verbetert. Door de verantwoordelijkheid voor de paraatheid neer te leggen bij de posten wordt het verantwoordelijkheidsgevoel, de lokale binding en de eigen identiteit bevorderd, zonder dat de posten solistisch worden. Uitvoerende posten met gezamenlijke efficiënte ondersteuning betekent: de werkvloer doet dat waarvoor ze is én de meeste expertise heeft en houdt zich niet onnodig bezig met bijkomende zaken. Vrijwilligheid blijft hierbij een groot goed. B. Risicogestuurde slagkracht 10 1. Wat houdt het voorstel in? Het voorstel is om op basis van risico s de slagkracht van de VNOG te optimaliseren. Bij grote incidenten is het belangrijk om binnen een bepaalde tijd over voldoende materieel en personeel te beschikken om het incident te kunnen bestrijden. Dit wordt slagkracht genoemd. Het voorstel leidt tot een nieuwe verdeling van brandweervoertuigen over de regio waarbij hulpvraag (mogelijke incidenten) en hulpaanbod (materieel) beter in balans zijn. De VNOG heeft 56 brandweerposten die bij incidenten brandweerzorg leveren in de vorm van personeel en materieel. Het aantal posten, de hoeveelheid materieel en het bijbehorende personeel is historisch gegroeid en gebaseerd op gemeentelijke grenzen en risico s in plaats van regionale grenzen en risico s. De VNOG heeft een methodiek ontwikkeld waarmee berekend kan worden op welke locaties, rekening houden met de risico s van het verzorgingsgebied, het materieel het best gepositioneerd kan worden. Er zijn drie modellen uitgewerkt op basis waarvan een advies wordt gegeven. 10 Voor de onderdelen 'slagkracht' en 'posten zijn de basis' zijn informatiebijeenkomsten voor de zes bestuurscommissies en consultatiebijeenkomsten voor de zes clustermanagementteams (inclusief postcommandanten) georganiseerd. De opmerkingen en adviezen zijn verwerkt in de voorliggende voorstellen. Een overzicht van de opbrengsten en de wijze van verwerking vindt u in hoofdstuk 4. 14

Rekenmethode slagkracht Er is een rekenmethode ontwikkeld waarmee op basis van risicogegevens bepaald kan worden hoeveel materieel en personeel minimaal nodig is (het zogenaamde hulpaanbod ) om mogelijke incidenten te bestrijden (de zogenaamde hulpvraag ). Ook kan berekend worden waar het materieel het beste geplaatst kan worden. Tevens is onderzoek gedaan naar de bluswatervoorzieningen. Door aanpassingen van het waterleidingnet zullen brandkranen steeds minder in de behoefte aan bluswater kunnen voorzien. Dit betekent dat naar alternatieven moet worden gezocht. Rekensystematiek Slagkracht 1. In het systeem zijn veel gegevens ingevoerd, zoals de aanwezige transportaderen, gebouwen winkels, portiekflats, ziekenhuizen etc. - industriegebieden, BRZO-bedrijven en bos- en heidegebieden. Vervolgens zijn alle incidentscenario s ingevoerd die zich op basis van het risicoprofiel van de VNOG in het verzorgingsgebied kunnen voordoen waarbij inzet van de brandweer noodzakelijk is. De 5 maatschappelijke thema s die in het risicoprofiel worden onderscheiden, zijn in 7 incidentscenario s uitgewerkt. 2. Om te bepalen of de VNOG over voldoende slagkracht beschikt om die incidentscenario s aan te kunnen, zijn alle kazernes en brandweervoertuigen ingevoerd, inclusief die van aangrenzende regio s. 3. Vervolgens zijn de mogelijke hulpvraag en het hulpaanbod gecombineerd: de incidentscenario s zijn naast alle brandweereenheden gelegd (tankautospuiten, hulpverlenings- en redvoertuigen en OGS- en waterlogistieke eenheden). Dit is per maatschappelijk thema gedaan. Daarnaast zijn ook een aantal specifieke incidentscenario s onderzocht, zoals bijvoorbeeld brand in oude binnenstad. 4. Op deze manier is de slagkracht van de huidige organisatie inzichtelijk gemaakt: sluiten de mogelijke hulpvraag en het aanbod op elkaar aan of is in specifieke gebieden sprake van teveel of te weinig capaciteit? De volgende uitgangspunten voor de opkomsttijden liggen aan het model ten grondslag: 20 minuten voor 1 e basisbrandweereenheden thema natuurlijke omgeving;\ 8 minuten voor 1 e basisbrandweereenheid thema s gebouwde en technologische omgeving 20 minuten voor 2 e en 3 e basisbrandweereenheden thema s gebouwde en technologische omgeving 18 minuten voor de 1 e basisbrandweereenheden overige thema s 30 minuten voor aanvullende brandweereenheden voor ongevallen met gevaarlijke stoffen 18 minuten voor redvoertuig en hulpverleningsvoertuigen 15

Uitwerking modellen De slagkracht van de volgende modellen is onderzocht: 0. Het huidige organisatiemodel. 1. Model 1 gaat uit van één tankautospuit per post en één hulpverlenings- en één redvoertuig per cluster. 2. In model 2 wordt het aantal voertuigen rekening houdend met de risico s van het gebied a: verminderd, b: verminderd en aangepast, c: verminderd, aangepast en verplaatst (optimaliseren). In model 2d wordt ook geïnvesteerd in waterwagens. Onderstaand worden de modellen toegelicht. Huidige model 103 brandweervoertuigen: 49 (stads)tankautospuiten 31 combivoertuigen gebouwenbrand / natuurbrandbestrijding 4 combivoertuigen natuurbrand / gevaarlijke stoffen 6 redvoertuigen 13 hulpverleningsverleningsvoertuigen Conclusies huidige model 1. Bij incidenten kan aan de basishulpvraag worden voldaan. 2. Er is voldoende capaciteit extra beschikbaar, bijvoorbeeld voor opschaling ten behoeve van gelijktijdig voorkomende incidenten, grootschalige inzetten en bijstand aan andere regio s. 3. Bij incidenten in hoog risicogebieden, met hoge aantallen campings en recreanten, is er onvoldoende slagkracht. Het meest risicovolle gebied ligt op de Veluwe. 4. Er zijn voldoende redvoertuigen, waarbij enige ruimte is voor opschaling. 5. Er zijn voldoende hulpverleningsvoertuigen, waarbij ruimte is voor opschaling. 6. In sommige delen van de regio bestaat het risico dat in de eerste fase van een incident onvoldoende bluswater beschikbaar is. Model 1: Eén tankautospuit per post en één redvoertuig en één hulpverleningsvoertuig per cluster. 72 brandweervoertuigen: 27 (stads)tankautospuiten 29 combivoertuigen gebouwenbrand / natuurbrandbestrijding 4 combivoertuigen natuurbrand / gevaarlijke stoffen 6 redvoertuigen 6 hulpverleningsverleningsvoertuigen Conclusies model 1 1. Op veel plaatsen kan bij een incident niet worden voldaan aan de basishulpvraag. Dit geldt bijvoorbeeld in het geval van brand in een oude binnenstad. 2. Bij gelijktijdigheid van incidenten of een grootschalige inzet is geen extra capaciteit beschikbaar. 3. De eerste inzet bij is op nog meer risicogebieden onvoldoende, er is geen ruimte voor gelijktijdigheid en aflossing. 4. Er zijn voldoende redvoertuigen, waarbij enige ruimte is voor opschaling. 5. Er zijn onvoldoende hulpverleningsvoertuigen, waarbij geen ruimte is voor opschaling. 16

6. In sommige delen van de regio bestaat het risico dat in de eerste fase van een incident onvoldoende bluswater beschikbaar is. Model 2a: Op basis van risico s verminderen van voertuigen 85 brandweervoertuigen: 33 (stads)tankautospuiten 31 combivoertuigengebouwenbrand/natuurbrandbestrijding 4 combivoertuigen natuurbrand/gevaarlijke stoffen 6 redvoertuigen 11 hulpverleningsverleningsvoertuigen Conclusies model 2a 1. Op veel plaatsen kan bij een incident niet worden voldaan aan de basishulpvraag. 2. Bij gelijktijdigheid van incidenten of een grootschalige inzet is geen extra capaciteit beschikbaar. 3. De eerste inzet bij natuurbrand kan voldoende zijn, er is weinig ruimte voor gelijktijdigheid en aflossing bij grote en langdurige inzetten. 4. Er zijn voldoende redvoertuigen, waarbij enige ruimte is voor opschaling. 5. Er zijn voldoende hulpverleningsvoertuigen, waarbij ruimte is voor opschaling. 6. In sommige delen van de regio bestaat het risico dat in de eerste fase van een incident onvoldoende bluswater beschikbaar is. Model 2b: Op basis van risico s verminderen en aanpassen van voertuigen 93 brandweervoertuigen: 41 (stads)tankautospuiten 31 combivoertuigen gebouwenbrand/natuurbrandbestrijding 4 combivoertuigen natuurbrand/gevaarlijke stoffen 6 redvoertuigen 11 hulpverleningsverleningsvoertuigen Conclusies model 2b 1. Bij een incident kan worden voldaan aan de basishulpvraag. 2. Bij gelijktijdigheid van incidenten of een grootschalige inzet is enige ruimte voor opschaling beschikbaar. 3. De eerste inzet bij natuurbrand kan voldoende zijn, er is weinig ruimte voor gelijktijdigheid en aflossing bij grote en langdurige inzetten. 4. Er zijn voldoende redvoertuigen, waarbij enige ruimte is voor opschaling. 5. Er zijn voldoende hulpverleningsvoertuigen, waarbij ruimte is voor opschaling. 6. In sommige delen van de regio bestaat het risico dat in de eerste fase van een incident onvoldoende bluswater beschikbaar is. 17

Model 2c: Op basis van risico s verminderen, aanpassen en verplaatsen van voertuigen 94 brandweervoertuigen: 34 (stads)tankautospuiten 37 combivoertuigen gebouwenbrand/natuurbrandbestrijding 6 combivoertuigen natuurbrand/gevaarlijke stoffen 6 redvoertuigen 11 hulpverleningsverleningsvoertuigen Conclusies model 2c 1. Bij een incident kan worden voldaan aan de basishulpvraag. 2. Bij gelijktijdigheid van incidenten of een grootschalige inzet is extra slagkracht beschikbaar. 3. Door een aantal tankautospuiten te vervangen door voertuigen, die ook ingezet kunnen worden bij natuurbrand en / of incidenten met gevaarlijke stoffen, worden die risico s beter afgedekt (Veluwe, Achterhoek en IJsselstreek). 4. Er zijn voldoende redvoertuigen, waarbij enige ruimte is voor opschaling. 5. Er zijn voldoende hulpverleningsvoertuigen, waarbij ruimte is voor opschaling. 6. In sommige delen van de regio bestaat het risico dat in de eerste fase van een incident onvoldoende bluswater beschikbaar is. Model 2D: Op basis van risico s verminderen, aanpassen en verplaatsen van voertuigen plus extra waterwagens 94 brandweervoertuigen plus 12 waterwagens: 34 (stads)tankautospuiten 37 combivoertuigen gebouwenbrand/natuurbrandbestrijding 6 combivoertuigen natuurbrand/gevaarlijke stoffen 6 redvoertuigen 11 hulpverleningsverleningsvoertuigen 12 waterwagens Conclusies model 2d 1. Bij een incident kan worden voldaan aan de basishulpvraag. 2. Bij gelijktijdigheid van incidenten of een grootschalige inzet is extra slagkracht beschikbaar. 3. Door een aantal tankautospuiten te vervangen door voertuigen, die ook ingezet kunnen worden bij natuurbrand en/of incidenten met gevaarlijke stoffen, worden die risico s beter afgedekt (Veluwe, Achterhoek en IJsselstreek). 4. Er zijn voldoende redvoertuigen, waarbij enige ruimte is voor opschaling. 5. Er zijn voldoende hulpverleningsvoertuigen, waarbij ruimte is voor opschaling. 6. Alle delen van de regio beschikken in de eerste fase van een incident over verbeterde bluswatercapaciteit. 18

Tabel 1: Overzicht beoordeling modellen Modellen Slagkracht Draagvlak medewerkers Mogelijkheden bijstand en inzet bij gelijktijdigheid van incidenten Indicatieve Kostenbesparing 11 Huidig model + + + Geen Model 1: 1 tankautospuit per post - - - - - - 1.270.000 Model 2: op basis van risico s: a: minder voertuigen - - - 685.000 b: minder voertuigen én verplaatsen voertuigen + - - 460.000 c: minder voertuigen, verplaatsen voertuigen én aanschaffen andere soorten voertuigen + + + 359.000 d: model c plus aanschaf 7 waterwagens á 20.000 + + + 219.000 Advies: model 2d Geconstateerd wordt dat zeven tankautospuiten en twee hulpverleningsvoertuigen niet nodig zijn voor de slagkracht in de regio en dat acht tankautospuiten kunnen worden vervangen door een combinatievoertuig dat óók geschikt is voor natuurbrandbestrijding. Daarnaast is het nodig om waterwagens aan te schaffen om te kunnen voorzien in voldoende bluswater. In onderstaande tabel 2 staat vermeld welke voertuigen het betreft. Om tot het voorgestelde materieelspreidingsplan te komen, wordt een implementatieplan opgesteld waarin wordt beschreven wanneer en op welke wijze het afgesproken eindresultaat bereikt wordt en hoe met eventuele gemeentelijke wensen tot afwijking kan worden omgegaan. 11 Kostenbesparing is berekend op basis van jaarlijkse kapitaalslasten en onderhouds- en verzekeringskosten. 19

Tabel 2: Voorstel aanpassing voertuigen ter verbetering slagkracht (model 2d) Cluster Tankautospuit (TS) Tankautospuit die ook geschikt is voor natuurbrandbestrijding (TS/NB) of voertuig Natuurbrand en schuimblussing gevaarlijke stoffen (SB) Achterhoek Oost De 1 e tankautospuit van Ruurlo wordt vervangen door een TS/NB. De 2 e tankautospuiten van Groenlo, Borculo, Neede en Ruurlo zijn niet nodig. De 2 e tankautospuit van Eibergen krijgt de status van reserve voertuig met bemensing. Achterhoek West De 2 e tankautospuiten van Didam en Bergh worden vervangen door een NB/SB. De 2 e tankautospuiten van Zelhem en Hengelo zijn niet nodig. De 2e tankautospuit van Gendringen krijgt de status van reserve met bemensing. IJsselstreek De tankautospuit van Almen wordt vervangen door TS/NB. In Ruurlo wordt een tankautospuit geplaatst die ook geschikt is voor de inzet bij natuurbrand. In Didam en Bergh worden tankautospuiten geplaatst die geschikt zijn voor inzet van natuurbrand én gevaarlijke stoffen (NB/SB). In Almen wordt een tankautospuit geplaatst die ook geschikt is voor inzet bij natuurbrand. Hulpverlenings -voertuig (HV) In Borculo wordt een hulpverleningsvoertuig geplaatst, deze krijgt de status reservevoertuig. Het hulpverleningsvoertuig van Brummen of Lochem is niet nodig. Waterwagen (WW) 2 waterwagens extra 2 waterwagens extra 2 waterwagens extra EVA De tankautospuiten van Epe en Vaassen worden vervangen door TS/BT. In Epe en Vaassen worden tankautospuiten geplaatst die ook geschikt zijn voor inzet bij natuurbrand. Het hulpverleningsvoertuig van Epe is niet nodig. Veluwe West De 2 e tankautospuiten van Ermelo en Putten worden vervangen door TS/BT. De 3e tankautospuit van Harderwijk wordt een reserve tankautospuit zonder bemensing. In Ermelo en Putten worden tankautospuiten geplaatst die ook geschikt zijn voor inzet bij natuurbrand. Het hulpverleningsvoertuig van Ermelo is niet nodig. Het hulpverleningsvoertuig van Nunspeet krijgt de status reservevoertuig. 2 waterwagens extra Veluwe Noord De 2 e tankautospuit van Wapenveld is niet nodig. De 2e tankautospuit van Hattem krijgt de 1 waterwagen is niet nodig. 20

Totaal voertuigen: niet nodig vervangen door alternatief aan te schaffen status van reserve met bemensing. 7 8-8 3 1 1 8 In tabel 2 staat het voorstel voor aanpassing van de voertuigen ter optimalisering van de slagkracht. Keuze voor model 2d leidt tot het volgende eindbeeld (tabel 3): het totaal aantal voertuigen per cluster dat relevant is voor de slagkracht, inclusief voertuigen die ook een bijdrage aan de slagkracht leveren, maar die niet wijzigen (redvoertuigen). Nadere uitwerking van bluswaterlogistiek volgt in de vergadering van het AB dec. 2014. Tabel 3: Totaal aantal en soorten voertuigen VNOG met een rol in slagkracht Cluster Achterhoek Oost Achterhoek West Aantal posten Totaal aantal voertuigen met een rol binnen slagkracht (excl. bluswater) Voertuigen gesplitst naar soort voertuigen TS TS/NB NB/SB RV HV 9 17 13 1-1 2 2 11 17 8 5 2 1 1 2 IJsselstreek 8 12 5 4-1 2 2 Bluswater WW EVA 16 22 5 11 4 1 1 2 Veluwe Noord Veluwe West 6 11 1 7-1 2 2 6 15 2 9-1 3 2 Totaal 56 94 34 37 6 6 11 12 Gehanteerde terminologie voertuigen In het voorstel worden verschillende soorten voertuigen geïntroduceerd. De voertuigen hebben in het algemeen een vrij lange technische afkorting. In deze rapportage worden zo eenvoudig en kort mogelijke afkortingen gebruikt. Voor de volledigheid staan tussen haakjes de door deskundigen gehanteerde technische benamingen genoemd. TS: TankautoSpuit, voornamelijk geschikt voor gebouwbranden (TS-BZK) TS/NB: TankautoSpuit die óók geschikt is voor NatuurBrandbestrijding (TS-BZK-NB) NB/SB: Voertuig dat geschikt is voor NatuurBrandbestrijding én SchuimBlussing voor incidenten met gevaarlijke stoffen (BT/SB) RV: RedVoertuig / hoogwerker 12 HV: HulpverleningsVoertuig WTS: WaterTransportSysteem WW: WaterWagen 12 Redvoertuigen bestaan uit autoladders en hoogwerkers, in onze regio hebben we alleen hoogwerkers, waardoor de termen redvoertuigen en hoogwerkers door elkaar worden gebruikt. 21

2. Wat kost het of levert het op? De diverse modellen leveren verschillende besparingen op (zie tabel 1). Met model 2c wordt de slagkracht van de regio vergroot én een besparing gerealiseerd van 359.000. Wanneer het advies wordt overgenomen om over te gaan tot model 2d dan bedraagt de besparing minimaal 219.000 (dit is inclusief het verbeteren van de bluswatercapaciteit).hierbij wordt uitgegaan van de volgende kengetallen: Uitgangspunten jaarlijkse kosten TS: Tankautospuit 45.000 TS/NB: Tankautospuit die ook ingezet kan worden voor natuurbrand (TS/NB) 55.000 NB/SB: Voertuig dat geschikt is voor natuurbrandbestrijding én schuimblussing voor incidenten met gevaarlijke stoffen 43.000 HV: Hulpverleningsvoertuig 50.000 WW: Waterwagen 20.000 Besparing 15 TS-en á 45.000 675.000 2 HV s á 50.000 100.000 totaal 775.000 Investering 6 TS/NB á 55.000 330.000 2 NB/SB á 46.000 86.000 totaal 416.000 - Totale besparing model 2C 359.000 Optie investering bluswater 7 waterwagens á 20.000 140.000 - Totale besparing model 2D 219.000 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen? Met de nieuwe voertuigverdeling wordt de slagkracht van de regio geoptimaliseerd. Het hulpaanbod (de brandweereenheden) wordt beter op de hulpvraag (incidenten) afgestemd. In het voorstel wordt aangegeven welke voertuigen niet nodig zijn ten behoeve van de slagkracht in de regio. Ook wordt aangegeven op welke locaties extra voertuigen of andere voertuigen gewenst zijn: Natuurbrand is het grootste risico van onze regio. Door de tankautospuiten van Almen, Epe, Vaassen, Ruurlo en de 2 e tankautospuiten van Ermelo en Putten óók geschikt te maken voor de bestrijding van natuurbrand wordt de slagkracht bij natuurbrand vergroot. Dit geldt ook voor het opwaarderen van de voertuigen van Didam en Bergh. Indien deze ook geschikt worden gemaakt voor de bestrijding van natuurbrand en incidenten met gevaarlijke stoffen wordt in de Achterhoek ook de slagkracht bij deze incidenten vergroot. 22

Door het plaatsen van een hulpverleningsvoertuig in Borculo wordt de primaire hulpverlening van de posten in het gebied versterkt en is capaciteit beschikbaar voor bijstand. Door aanschaf van zeven waterwagens kunnen alle clusters in de eerste fase van een incident over voldoende bluswater beschikken. C. Variabele voertuigbezetting 1. Wat houdt het voorstel in? Het voorstel houdt in dat bij structurele onderbezetting van een post de mogelijkheid bestaat om af te wijken van de standaardbezetting van zes personen op een tankautospuit (TS6). Binnen de VNOG worden vooralsnog drie varianten van variabele voertuigbezetting onderscheiden: de TS4, de SIV2 en TS4 natuurbrand. Per variant worden de voorwaarden, waaronder een post kan afwijken van de standaardbezetting, bestuurlijk vastgesteld. Nadat het bestuur deze voorwaarden heeft vastgesteld, kan de regionaal commandant besluiten het verzoek van de post om variabel te mogen uitrukken, te honoreren. Toelichting voorstel Een basisbrandweereenheid bestaat uit een bevelvoerder, chauffeur/ voertuigbediener en vier manschappen. Dit staat landelijk bekend als de TS6, een tankautospuit met een bezetting van zes brandweermensen. Het voorstel houdt in dat een brandweerpost, die structureel problemen heeft om tijdig uit te rukken met de standaardbezetting van zes brandweermensen, de mogelijkheid krijgt om structureel af te wijken van deze standaardbezetting. Er worden drie soorten variabele voertuigbezetting onderscheiden: 1. de TS4, een standaardtankautospuit die bemenst wordt door vier personen. Deze variant wordt momenteel ingezet in Silvolde. 2. de SIV2, een snel inzetbaar voertuig dat bemenst wordt door 2 personen. Deze variant wordt beproefd in Doetinchem en Brummen. 3. de TS4 natuur, een brandweervoertuig dat specifiek gericht is op natuurbrandbestrijding en bemenst wordt door vier personen. Deze variant wordt gebruikt in Hoog Soeren. Per variant wordt een traject met een risico classificatiemethode (RCM) doorlopen. Op basis van dit traject worden de voorwaarden bepaald waaronder met de variant mag worden uitgerukt. Deze voorwaarden betreffen: een overzicht van de incidenten die zelfstandig afgehandeld mogen worden; de incidenten die uitsluitend in combinatie met een TS6 mogen worden afgehandeld; de rol die de variant vervult in de opschaling (slagkracht); het materieel dat op het voertuig aanwezig moet zijn (bepakking); de functies die het personeel moet kunnen vervullen en de benodigde capaciteiten; de noodzakelijke procedures. De voorwaarden waaronder de variant mag uitrukken worden door het bestuur vastgesteld. Dit leidt tot de volgende matrix, die de komende tijd zal worden ingevuld: 23

Tabel 1: Varianten variabele voertuigbezetting en voorwaarden varianten incidenten opkomst slagkracht bepakking vakbekwaamheid 1. TS4 pm procedures 2. SIV2 pm 3. TS4 natuur pm De planning is erop gericht om de voorwaarden voor de TS4 in december 2014 aan het bestuur voor te leggen, de voorwaarden voor de TS natuur in maart 2015 en die van de SIV2 - na de evaluatie van de SIV2 in Doetinchem in juli 2015. Nadat het bestuur de voorwaarden voor variabele voertuigbezetting heeft vastgesteld, kan de regionaal commandant besluiten het verzoek van de brandweerpost om variabel te mogen uitrukken te honoreren. Indien de regionaal commandant het verzoek honoreert, meldt hij dit aan het bestuur. De post mag daadwerkelijk overgaan tot variabele voertuigbezetting indien in de praktijk voldaan wordt aan alle gestelde voorwaarden. 2. Wat kost het of levert het op? De kosten van het voorstel zijn afhankelijk van de vraag hoeveel posten gebruik gaan maken van variabele voertuigbezetting. De kosten van de eerder genoemde RCM trajecten zijn in de projectkosten MOED meegenomen. Overige incidentele kosten bestaan uit het laten uitvoeren van een warme Risico Inventarisatie en Evaluatie (RIE) van 20.000 euro (eenmalig) en opleidingstrainingskosten voor de betreffende post. Hier hoeft geen structureel budget voor geraamd te worden. Indien voor de invoering van variabele voertuigbezetting op een post ander materieel noodzakelijk is, dan kan dit wel leiden tot een structurele uitbreiding van kosten. Indien een post structureel gebruik gaat maken van variabele voertuigbezetting zal dit leiden tot structurele besparingen. Hoeveel dit is, is afhankelijk van de gekozen variant. Immers, voor invoering van TS4 kan gebruik blijven gemaakt van de huidig tankautospuit (afgezien van mogelijke aanpassing van de materialen). Voor invoering van SIV2 is een ander voertuig nodig. 3. Wat is het verschil t.o.v. de huidige situatie in voordelen en nadelen? De meeste brandweerposten in onze regio worden bemenst door vrijwilligers. In sommige delen van ons verzorgingsgebied blijkt het steeds lastiger te worden om voldoende vrijwilligers te vinden. Dit geldt in het bijzonder tijdens kantoortijden. Om te voorkomen dat posten moeten sluiten of tijdelijk buiten dienst worden gesteld, wordt variabele voertuigbezetting mogelijk gemaakt. Uitgaande van het feit dat de posten de basis vormen van onze organisatie draagt het mogelijk maken van variabele voertuigbezetting bij aan het leefbaar houden van de lokale gemeenschap en het bieden van brandweerzorg en het op peil houden van dekking in het gebied. 24

D. Informatie gestuurde incidentbestrijding 1. Wat houdt het voorstel in? Het Veiligheidsportaal is een website die opstart wanneer er ingelogd wordt op het informatiesysteem van de VNOG. Vanuit dit portaal is alle informatie beschikbaar en zijn alle systemen van de VNOG benaderbaar. Dit portaal kan benaderd worden vanuit computer, telefoons en tablets en is locatie- en tijdsonafhankelijk. Het portaal is beschikbaar voor vrijwilligers, postcommandanten, medewerkers van de VNOG (Brandweer, GHOR, Veiligheidsbureau en bedrijfsvoering). Er zijn mogelijkheden om dit portaal uit te breiden voor andere partners zoals gemeenten, waterschappen en andere veiligheidspartners. Het portaal knoopt de verschillende informatievoorzieningen - die nu los in de organisatie aanwezig - zijn aan elkaar. Het informatieportaal zal de warme en koude informatie met elkaar verbinden, oftewel tijdens incidenten en crisissen heeft de operationele organisatie toegang tot alle informatie binnen de organisatie en zelfs daarbuiten. 25