Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun relatie



Vergelijkbare documenten
SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

Concubinaat. De buitenhuwelijkse tweerelatie. Patrick Senaeve (ed.) Acco Leuven / Amersfoort

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN

30 DECEMBER Wet tot invoering van de Nederlandse tekst van het burgerlijk wetboek.

Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier...

DEEL 3. Wettelijk samenwonen

DEEL I. ALIMENTATIE ALS (DRINGENDE) VOORLOPIGE MAAT- REGEL: TOEKENNING VAN HET ONDERHOUD TUSSEN ECHTGENOTEN Gerd Verschelden... 1

Deel 0 ALGEMEEN RECHT 13

INHOUD. VOORWOORD... v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Dr. Johan Du Mongh Primair huwelijksvermogensstelsel Veerle Allaerts...

FACULTEIT RECHTEN master in de rechten: rechtsbedeling

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

VOORWOORD...v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH...1. Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Heden, # tweeduizend #, zijn voor mij, #Dirk MICHIELS #Lieve STROEYKENS #Kathleen PELGRIMS, notaris te Aarschot,

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONENDEN FEITELIJK SAMENWONENDEN

WETTELIJKE SAMENWONING INFOBROCHURE

Faculteit Rechtsgeleerdheid. Universiteit Gent

privé-vermogenvermogen

Hebben ongehuwde samenlevers recht op alimentatie?

Commentaar bij art BW

2. Bescherming van de gezinswoning en het huisraad

Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per

DE WEDERZIJDSE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN ECHTGENOTEN EN DE HUWELIJKSVERMOGENSSTELSELS De wet van 14 juli 1976 Een evaluatie

Hoe beveilig ik mijn partner?

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent

INHOUD VOORWOORD... KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

Hof van Cassatie van België

Grafiek 1: inschrijvingen in Centraal Register van Huwelijksovereenkomsten

Ondergetekende: 1. de heer/mevr... (naam)... (beroep) geboren de heer/mevr... (naam)... (beroep) geboren... hierna te noemen 'partijen'

4 de vermelding van de wil van beide partijen om wettelijk samen te wonen;

Instelling. Onderwerp. Datum

Omzendbrief 2014/2 ///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

Inleiding bij de Bibliotheek Burgerlijk Recht en Procesrecht Larcier.. Inleiding... 1

Echtscheidingsrecht in hoofdlijnen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Lijst van verkort aangehaalde literatuur 17. Enkele afkortingen 19. Deel 1 Rechten en verplichtingen van echtgenoten 25

Hof van Cassatie van België

Huwelijksvermogensrecht

INHOUD. Zaakregister Table alphabétique Tabel van de geciteerde beslissingen Voorwoord HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEGRIPPEN

Auteur. Onderwerp. Datum

Successieplanning met verzekeringsproducten in nieuw samengestelde gezinnen

Hoe kan men het huwelijkscontract wijzigen tijdens het huwelijk?

PARTNERSCHAPSVOORWAARDEN

Inhoud. Voorwoord... Zaakregister... Tabel van de geciteerde beslissingen... HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN A FDELING I A FDELING II

Elementaire Rechtspraak

Huwelijksvermogensstelsels: hoofdlijnen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

Inhoud WOORD VOORAF 3. Deel 1 INLEIDING TOT HET RECHT 13

Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende en de problematiek van de inbreng en de inkorting

GROEPSVERZEKERINGEN EN HET HUWELIJKSVERMOGENSRECHT

Les 1. Inleiding. Les 2. De verzegeling

PREFERENTIELE TOEWIJZING VAN DE GEZINSWONING

BURGERLIJK WETBOEK. BOEK III. OP WELKE WIJZE EIGENDOM VERKREGEN WORDT

Zuivere scheiding van goederen en het probleem van de koude uitsluiting: is het verrekenbeding de oplossing?

REGELINGSAKTE EN FAMILIERECHTELIJKE OVEREENKOMST VOORAFGAAND AAN ECHTSCHEIDING DOOR ONDERLINGE TOESTEMMING

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

.1.Wat de bevoegdheid van de vrederechter betreft. .2.Wat de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel betreft

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1447 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

Hof van Cassatie van België

Bart VAN HYFTE Gauthier ERVYN Laurent DELMOTTE Johan VANDEN EYNDE

Instelling. Onderwerp. Datum

Rolnummer Arrest nr. 72/2010 van 23 juni 2010 A R R E S T

hoofdstuk 12 Conclusie

12 Huwelijksvermogensrecht

2. Wat is de duur van een handelshuurovereenkomst?

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent

Rolnummer Arrest nr. 151/2013 van 7 november 2013 A R R E S T

I.T. 123 WETTELIJKE SAMENWONING

Hof van Cassatie van België

4,8. Samenvatting door een scholier 1585 woorden 2 juni keer beoordeeld. Maatschappijleer

Auteur. Onderwerp. Uitgave

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET.

hoofdstuk 6 Huren Huren 131

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

Hof van Cassatie van België

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

INHOUD. Deel I. Privaatrechtelijke aspecten... 1

hoofdstuk 3 Het samenlevingscontract

De contractuele uitsluiting en beperking van de tienjarige aansprakelijkheid van de architect (Cass. 5 september 2014)

Hof van Cassatie van België

De positie van de wettelijk samenwonende partner in het Belgisch recht. Focus op de plicht om bij te dragen in de lasten van het samenleven.

ACTUELE KNELPUNTEN FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

Hélène Casman. Liber amicorum. Korting voor VUB-alumni, afgestudeerd na 2008

Inhoud. Inhoud... Titel 1. Juridische aspecten Hoofdstuk 1. Algemeen... 1

Het bewijs van de gezondheid of ongezondheid van geest van de testator of schenker en de problematiek van het medisch beroepsgeheim

Rolnummer Arrest nr. 170/2005 van 23 november 2005 A R R E S T

Voorwoord... xv HOOFDSTUK II. DOELSTELLINGEN VAN DE HERVORMING... 5 HOOFDSTUK III. ARTIKEL 229 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK... 17

Mandaat vennootschap onbezoldigd sociale kas verplicht?

Instelling. Onderwerp. Datum

NATIONALE KAMER VAN NOTARISSEN

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2009-2010 Verrekeningen tussen samenwonende partners na de beëindiging van hun relatie Masterproef van de opleiding Master in het Notariaat Ingediend door Jessica Tack studentennr.: 20043084 Promotor Prof. Dr. Notaris Annelies Wylleman Commissaris Mevr. Katelyne Verstraete 1

Hoofdstuk 1. Inleiding 4 Hoofdstuk 2. Begripsbepaling 7 2.1. Algemeen 7 2.2. Aanvang van de samenwoning 8 2.2.1. Wettelijke samenwoning 2.2.2. Feitelijke samenwoning 2.3. Wettelijke regeling 8 2.3.1. Wettelijke samenwoning * Primair stelsel a) de bescherming van de gezinswoning b) de evenredige bijdrage in de lasten van het samenleven c) de hoofdelijkheid voor de niet-buitensporige schulden ten behoeve van de samenwonenden of de opvoeding van de kinderen * Secundair stelsel 2.3.2. Feitelijke samenwoning 2.4. Conventionele regeling 14 2.4.1. Wettelijke samenwoning 2.4.2. Feitelijke samenwoning 2.4.3. Bedingen van de samenlevingsovereenkomst met betrekking tot de onverdeeldheid 2.5. Dringende en voorlopige maatregelen 17 2.6. Beëindiging 19 Hoofdstuk 3. Problemen die in de praktijk ontstaan en mogelijke oplossingen 21 3.1. Algemeen 21 3.1.1. Verrijking zonder oorzaak 3.1.2. Natrekking en kostenleer 3.1.3. Onrechtmatige daad 3.1.4. Zaakwaarneming 3.1.5. Verval van de oorzaak van de schenking 3.1.6. Onverschuldigde betaling 3.1.7. Lening 3.2. Bij samenwoners vindt geen verrekening plaats van tijdens het samenwonen verwezenlijkte besparingen 26 3.3. Aankoop van de gezinswoning door beide partners met onevenredige betaling van de prijs 27 2

3.4. Werken aan de woning die exclusief eigendom is van de andere partner 30 3.4.1. Verrijking zonder oorzaak 3.4.2. Natrekking en kostenleer 3.4.3. Conventioneel 3.4.4. Besluit 3.5. Een partner blijft in de gezinswoning na de feitelijke scheiding 32 3.6. Roerende goederen 33 3.7. Vermenging van gelden van beide partners op een rekening op naam van één van hen 36 3.8. Partners hebben op ongelijke manier bijgedragen in de lasten van het Samenleven 37 3.8.1. Onverschuldigde betaling 3.8.2. Vermogensverschuiving zonder oorzaak 3.8.3. Zaakwaarneming 3.8.4. Vervallen schenking 3.8.5. Natuurlijke verbintenis 3.8.6. Conventionele regeling 3.9. Iemand wil een persoonlijk onderhoudsgeld bekomen 41 3.9.1. Wettelijke samenwoning 3.9.2. Feitelijke samenwoning 3.9.3. Onrechtmatige daad 3.9.4. Natuurlijke verbintenis 3.9.5. (Stilzwijgende) samenlevingsovereenkomst 3.9.6. Conventioneel Hoofdstuk 4. Besluit 47 Hoofdstuk 5. Bibliografie 50 3

Hoofdstuk 1. Inleiding Heden ten dage bestaan er drie vormen van samenleving, namelijk het huwelijk, de wettelijke samenwoning en de feitelijke samenwoning. De laatste jaren kiezen vele partners ervoor samen te leven zonder een huwelijk aan te gaan; deze situatie wordt dan vaak gezien als een soort proefhuwelijk, dat in voorkomend geval na verloop van tijd gevolgd wordt door een huwelijk. De belangrijkste reden hiervoor is het feit dat voor de beëindiging van, zowel de feitelijke als de wettelijke samenwoning, geen motivering of opzeggingstermijn en evenmin een rechterlijke tussenkomst is vereist 1. Hoewel een echtscheiding nu relatief eenvoudig te bekomen is, houdt deze redenering stand, want ook de afwezigheid van een wettelijke regeling omtrent de vorderingen tot het bekomen van alimentatie is één van de meest aangehaalde redenen voor de afwezigheid van een huwelijk. Aangezien de samenwoning zonder huwelijk dus meer en meer voorkomt en een maatschappelijk relevant fenomeen is, is het opportuun om in het kader van deze Masterproef na te gaan wat de concrete knelpunten zijn indien deze relatie beëindigd wordt. Indien het om een feitelijke samenwoning gaat, is er immers geen enkele wettelijke regeling voorhanden; doch ook in het geval van een wettelijke samenwoning is deze materie summier geregeld. In de praktijk blijkt ook dat, in de meeste gevallen, een degelijke conventionele regeling ontbreekt. Het uitgangspunt van deze verhandeling is na te gaan wat in de praktijk de knelpunten zijn die zich voordoen naar aanleiding van de beëindiging van een relatie. Meer bepaald wordt bekeken welke verrekeningen kunnen gebeuren tussen de ex-partners. In geval van ontbinding van een huwelijk worden, tijdens de verrichtingen voorafgaand aan de verdeling, verrekeningen uitgevoerd om vermogensverschuivingen tussen de eigen vermogens van de echtgenoten en het gemeenschappelijk vermogen ongedaan te maken, zodat het evenwicht tussen deze vermogens hersteld wordt, mocht dat tijdens het huwelijk zijn verstoord. 1 K. VERSTRAETE, Beëindiging buitenhuwelijkse samenwoning, NJW 2008, afl. 186, 568-569 (hierna verkort K. VERSTRAETE, Beëindiging ). 4

Hoewel deze regeling voor gehuwden niet naar analogie van toepassing is op een verdeling die gebeurt tussen samenwonenden, aangezien deze situatie behandeld dient te worden als een onverdeeldheid naar gemeen recht, is het toch belangrijk om na te gaan welke vorderingen tot verrekening de ex-partners kunnen instellen en welke grondslagen kunnen ingeroepen worden opdat deze vorderingen zouden ingewilligd worden. Ook tussen deze partners kan er immers sprake zijn van belangrijke vermogensverschuivingen. Aangezien deze Masterproef handelt over de verrekeningen die mogelijks gebeuren tussen expartners, nadat deze hun relatie beëindigen door scheiding, m.a.w. niet door het overlijden van één van hen, wordt niet dieper ingegaan op de verschillende overeenkomsten die kunnen aangegaan worden ter bescherming van de langstlevende van hen. Zo kan gedacht worden aan de bedingen van aanwas en tontine. Deze overeenkomsten leiden immers niet tot verrekeningen of vergoedingen tussen de partners onderling. Vermeldenswaardig is wel het feit dat door MICHIELS een wetsvoorstel werd opgemaakt houdende de invoering van een wettelijke regeling inzake de bedingen van tontine en aanwas 2. Het is inderdaad toe te juichen dat ook voor niet-gehuwde partners een degelijke regeling op dit vlak zou bestaan. Inhoud en methodologie In het hoofdstuk begripsbepaling worden de begrippen wettelijke en feitelijke samenwoning uiteengezet en vergeleken. Eventuele overeenkomsten of verschillen worden aangestipt. Het volgende hoofdstuk is zo opgebouwd dat de knelpunten die zich kunnen voordoen naar aanleiding van de beëindiging van de relatie, één voor één besproken worden. In eerste instantie wordt, in het algemeen deel, een duiding gegeven van de rechtsfiguren waarop een vordering tot verrekening gesteund wordt : de verrijking zonder oorzaak, de natrekking, de onrechtmatige daad, de zaakwaarneming, het verval van de oorzaak van een schenking, de onverschuldigde betaling en de lening. De problemen die vervolgens besproken worden zijn : de afwezigheid van de verrekening van besparingen, de aankoop van de gezinswoning door beide partners met onevenredige betaling van de prijs, de uitvoering van werken door een partner aan een woning die exclusief 2 D. MICHIELS, Voorstellen voor een grotere rechtszekerheid. Wetsvoorstel houdende invoering van een wettelijke regeling inzake bedingen van tontine en aanwas, in X., Verslagboek Notarieel Congres 2009, Gent, Larcier, 2009, 197-223. 5

eigendom is van de andere partner, vorderingen met betrekking tot roerende goederen, de vermenging van gelden van beide op een bankrekening op naam van één van hen, de ongelijke bijdrage in de lasten van het samenleven en tenslotte de vordering tot het bekomen van een persoonlijk onderhoudsgeld. Voor elk van deze problemen wordt nagegaan hoe deze op grond van het gemeen recht worden behandeld. Verschillende vonnissen en arresten worden aangehaald en op basis van een literatuurstudie komen de verschillende standpunten in de rechtsleer aan bod. Nu reeds kan aangehaald worden dat de strikte toepassing van het gemeen recht, veelal tot onbillijke situaties leidt en dat in de praktijk onoverkomelijke bewijsproblemen ontstaan. Daarom wordt tenslotte nagegaan hoe deze situaties conventioneel geregeld kunnen worden. Dankwoord Langs deze weg wil ik nog mijn dank uitbrengen aan mijn promotor professor Wylleman voor haar begeleiding in het kader van deze Masterproef. Deze begeleiding was heel belangrijk om tot een goede structuur te komen. Mijn dank gaat ook uit naar commissaris Mevrouw Verstraete. 6

Hoofdstuk 2. Begripsbepaling In dit hoofdstuk wordt eerst kort aangestipt wat onder de begrippen wettelijke en feitelijke samenwoning dient te worden verstaan. Vervolgens wordt verder ingegaan op het onderscheid tussen beide. Meer bepaald wordt bekeken welke handelingen vereist zijn opdat van (wettelijke) samenwoning kan gesproken worden, hoe dit door de wetgever geregeld wordt en in welke regeling de partijen zelf kunnen voorzien. Tenslotte wordt nagegaan welke stappen samenwoners kunnen ondernemen indien hun onderlinge relatie ernstig verstoord is en wordt de beëindiging ervan besproken. 2.1. Algemeen Van het begrip wettelijke samenwoning wordt in artikel 1475 1 Burgerlijk Wetboek 3 een definitie gegeven. Het is de toestand van samenleven van twee personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats 4. Feitelijk samenwonenden zijn deze groep van mensen die noch gehuwd zijn, noch een verklaring van samenwoning hebben afgelegd overeenkomstig de wet 5. Voor een definiëring van dit begrip dient teruggegrepen te worden naar de rechtsleer. Het gaat om de toestand waarin twee personen (al dan niet van hetzelfde geslacht), die niet met elkaar zijn gehuwd noch wettelijk samenwonen, met of zonder, al dan niet gemeenschappelijke, kinderen, onder hetzelfde dak wonen 6. 3 Hierna afgekort B.W. 4 Zie ook Omz. 1 december 1999, BS 07/12/1999, 45365. 5 J. DROOGNE en J. TREMMERY, Onroerend goed en samenwoonst, TVV 2007, afl. 1, 840 (hierna verkort J. DROOGNE en J. TREMMERY, Onroerend goed ). 6 K. VERSTRAETE, Beëindiging, supra noot 1, 566. 7

2.2. Aanvang 2.2.1. Wettelijke samenwoning De wettelijke samenwoning neemt een aanvang door het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning. Hiertoe moet voldaan worden aan twee grondvoorwaarden, vermeld in artikel 1475 2 B.W. en enkele vormvoorwaarden, die vervat liggen in artikel 1476 1 B.W. Krachtens artikel 1475 2 B.W. mogen de beide partijen niet verbonden zijn door een huwelijk of een andere wettelijke samenwoning en moeten ze bekwaam zijn om contracten aan te gaan overeenkomstig de artikelen 1123 en 1124 B.W. Artikel 1476 1 B.W. bepaalt dat een geschrift, waarvan de inhoud in dit artikel kan gevonden worden, dient overhandigd te worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats. Indien aan de wettelijke voorwaarden voldaan is, maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand melding van de verklaring in het bevolkingsregister. 2.2.2. Feitelijke samenwoning Voor de feitelijke samenwoning is geen enkele rechtshandeling vereist. Deze relatie wordt beschouwd als een rechtsfeit 7 en volgt dus uit het enkele feit van het samenleven door twee personen alsof ze gehuwd zijn. 2.3. Wettelijke regeling 2.3.1. Wettelijke samenwoning 1. Het primair stelsel De rechten, verplichtingen en bevoegdheden van de wettelijk samenwonenden worden bepaald in artikel 1477 1 B.W., dat van toepassing is door het enkele feit van de wettelijke samenwoning. 7 S. BROUWERS, Alimentatie, in APR, Mechelen, Kluwer, 2009, 589 (hierna verkort S. BROUWERS, Alimentatie). 8

Er kan gesproken worden van het primair stelsel voor wettelijk samenwonenden dat bestaat uit de volgende drie principes en dus van dwingend recht is : de bescherming van de gezinswoning, de evenredige bijdrage in de lasten van het samenleven en tenslotte de hoofdelijkheid voor de niet-buitensporige schulden ten behoeve van het samenwonen of voor de opvoeding van de kinderen 8. a) De bescherming van de gezinswoning De gezinswoning is het onroerend goed dat het gezin geheel of gedeeltelijk tot voornaamste woning dient, en dat door het gezin de meeste tijd effectief wordt bewoond 9. Artikel 1477 2 B.W. verwijst naar artikel 215 B.W. waarvan de eerste paragraaf het volgende bepaalt : De ene echtgenoot kan zonder de instemming van de andere niet onder bezwarende titel of om niet onder de levenden beschikken over de rechten die hij bezit op het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, noch dat goed met hypotheek bezwaren.. Hieruit volgt dus dat samenwonenden, ongeacht hun eigendomsrecht, niet over de gezinswoning kunnen beschikken zonder toestemming van de andere, ook al heeft die geen eigendomstitel 10. Ook het recht op de huur, zelfs al is dit contract aangegaan door één partner, vóór de verklaring van wettelijke samenwoning, behoort aan beide partners toe 11. Dit moet echter gerelativeerd worden, aangezien de wettelijk samenwoning éénzijdig kan beëindigd worden, zodat dit principe komt te vervallen. Eventueel is een beroep op de dringende en voorlopige maatregelen mogelijk, maar de maximale duur van deze maatregelen bedraagt slechts één jaar. 8 E. DEBUSSCHER, Wettelijk samenwonenden en financiële verrichtingen, T.Fin.R. 2001, afl. 2, 133. 9 K. VANHOVE en C. CASTELEIN, Tijd om te verhuizen? Bescherming van de gehuurde gezinswoning op crisismomenten binnen het huwelijk en de wettelijke samenwoning, TPR 2003, afl. 4, 1572; E. DEBUSSCHER, De Wet van 23 november 1998 houdende de invoering van de wettelijke samenwoning en zijn gevolgen voor het huurrecht, T.Huur. 2000, afl. 3, 90. 10 J. DROOGNE en J. TREMMERY, Onroerend goed, supra noot 5, 842. 11 Artikel 215 2 B.W. 9

b) De evenredige bijdrage in de lasten van het samenleven Onder de lasten van het samenleven wordt verstaan : alle noden die uit deze samenleving voortvloeien, namelijk voeding, kleding, onderdak, medische verzorging, vrijetijdsbesteding, verplaatsingen, enzovoort, zowel van de wettelijk samenwonenden zelf als van de kinderen 12. In deze lasten dienen beide partijen bij te dragen naar evenredigheid van hun mogelijkheden. Hieronder worden de inkomsten verstaan, maar ook de persoonlijke inspanningen en het ter beschikking stellen van persoonlijke goederen (bijvoorbeeld de gezinswoning of de wagen) 13. Maar anders dan gehuwden zijn wettelijk samenwonenden niet verplicht om hun inkomsten bij voorrang aan te wenden ter voldoening van de gezinslasten 14. c) De hoofdelijkheid voor de niet-buitensporige schulden ten behoeve van het samenwonen of de opvoeding van de kinderen Het principe van de hoofdelijkheid voor de schulden aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die door hen opgevoed worden, ligt vervat in artikel 1477 4 B.W. Schulden die, gelet op de bestaansmiddelen van de samenwonenden buitensporig zijn, verbinden de niet-contracterende partner echter niet. Zoals reeds hoger gesteld, is dit principe van dwingend recht, zodat het niet conventioneel kan worden beperkt 15. Noodzakelijkerwijze vloeien er gevolgen uit voort, die blijven gelden na de beëindiging van de relatie, aangezien de hoofdelijkheid ervoor kan intreden. Men kan deze hoofdelijkheid wel ontlopen door het bewijs te leveren van de buitensporigheid van de uitgaven 16. 12 P. SENAEVE, De onderhoudsverplichting tussen wettelijk samenwonenden en tussen concubinerenden in P. SENAEVE (ed.), Onderhoudsgelden, Leuven, Acco, 2001, 156 (hierna verkort P. SENAEVE, de onderhoudsverplichting ). 13 P. SENAEVE, de onderhoudsverplichting, supra noot 12, 157. 14 C. FORDER, Ongehuwd samenwonen en vermogensrecht : een waaier van mogelijkheden, TEP 2006, afl. 5, 335. 15 N. TORFS en E. VAN SOEST, De redactie van een samenlevingsovereenkomst (wettelijke samenwoning), in L. WEYTS, A. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2003, 72. 16 Y.-H. LELEU, De vermogensrechtelijke gevolgen van de wettelijke samenwoning. Commentaar bij de virtuele wet van 23 november 1998, Not.Fisc.M. 1999, 127 (hierna verkort Y.-H. LELEU, vermogensrechtelijke gevolgen ). 10

2. Het secundair stelsel Inhoudelijk kan de wettelijke samenwoning vergeleken worden met het huwelijk onder het stelsel van scheiding van goederen. Artikel 1478 B.W. bepaalt immers dat elk van de wettelijk samenwonenden de goederen behoudt waarvan hij de eigendom kan bewijzen, de inkomsten hieruit en de opbrengsten uit arbeid. Bovendien worden alle goederen waarvan geen van beide de eigendom kan bewijzen alsmede de inkomsten daarvan, geacht in onverdeeldheid te zijn. De overeenstemming met het huwelijk onder het stelsel van scheiding van goederen kan gevonden worden in artikel 1486, 2 e lid B.W. dat zegt dat de roerende goederen waarvan niet kan worden bewezen dat ze eigendom zijn van één der echtgenoten, worden beschouwd als onverdeeld tussen hen. In het systeem van de wettelijke samenwoning is er dus sprake van een onverdeeldheid, en mede-eigendomsrecht, tussen partijen als ze een goed gezamenlijk aangekocht hebben of als het vermoeden van toepassing is. Op deze onverdeeldheid is dan het gemeenrechtelijke artikel 815 B.W. van toepassing : de verdeling kan ten allen tijde gevorderd worden. De verdeling geschiedt minnelijk of gerechtelijk, indien één van de mede-eigenaars weigert in te stemmen met de verdeling, of indien geschillen rijzen, hetzij over de wijze van verdeling, hetzij om de verdeling te beëindigen 17. In dit laatste geval wordt dan een boedelnotaris aangesteld en wordt de procedure vereffeningverdeling toegepast 18. Indien er van onverdeeldheid geen sprake is, is de gerechtelijke aanstelling van de Notaris met het oog op de verdeling dus onmogelijk 19. Dit principe werd in 2004 door het Hof van Beroep te Gent bevestigd in een arrest dat stelt dat: de rechter, bij de beëindiging van de samenleving, uitsluitend met betrekking tot die goederen waarvan geen van beide samenlevenden kan aantonen dat het eigen goederen betreffen, de vereffening en verdeling kan bevelen en partijen naar een boedelnotaris verwijzen 20. Met betrekking tot de andere goederen is er de mogelijkheid tot bemiddeling of tot het bekomen van een conventionele regeling die niet ter homologatie aan de rechter kan worden 17 V. ALLAERTS, Samenwoningsrecht in W. PINTENS, J. DU MONGH en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 63 (hierna verkort V. ALLAERTS, Samenwoningsrecht ). 18 Gent 25 november 2004, NJW 2005, afl. 117, 804, noot G. VERSCHELDEN; H. CASMAN, Vereffeningverdeling na beëindiging van de relatie tussen ongehuwde samenwoners, in X., Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 347 (hierna verkort H. CASMAN, Vereffening-verdeling ). 19 H. CASMAN, Vereffening-verdeling, supra, noot 18, 355. 20 C. ENGELS, Procesrecht in verband met het notariaat, Brugge, Die Keure, 2010, 152-153. 11

voorgelegd. Indien geen akkoord kan gevonden worden, dient men rechtstreeks naar de rechter te gaan 21. Ook aangaande het beheer van deze onverdeelde goederen is de gemeenrechtelijke regeling van toepassing : daden van behoud en louter beheer kunnen door één partner gesteld worden; voor daden van beheer en van beschikking dient men samen op te treden 22. Artikel 1478 B.W. is echter van suppletief recht, zodat conventioneel een andere regeling kan getroffen worden 23. Algemeen kan gesteld worden dat de wettelijke samenwoning summier is geregeld en enkel vermogensrechtelijke gevolgen omvat; er zijn geen persoonlijke rechtsgevolgen aan verbonden 24. 2.3.2. Feitelijke samenwoning Aangezien omtrent de feitelijke samenwoning geen wettelijke regeling bestaat, kan er ook geen sprake zijn van een primair stelsel. De verhouding tussen de samenwoners wordt, behoudens andersluidend beding, beheerst door het gemeen recht 25. Daar waar bij de wettelijke samenwoning een bijdrageplicht opgelegd wordt door de wet, is er geen enkele wettelijke bepaling die een solidariteits- of hulpverplichting invoert voor feitelijke samenwonenden. Evenmin gelden de principes van de bescherming van de gezinswoning en de hoofdelijkheid voor schulden ten behoeve van de huishouding. Ook inhoudelijk wordt er niets geregeld, zodat tussen feitelijk samenwonenden geen vermoeden van onverdeeldheid bestaat 26. Het Hof van Beroep te Luik bevestigde dit principe in haar arrest van 18 januari 2005 door te stellen dat samenwoning op zich geen vermoeden 21 H. CASMAN, Vereffening-verdeling, supra, noot 18, 356. 22 N. TORFS en E. VAN SOEST, De redactie van een samenlevingsovereenkomst (wettelijke samenwoning), in L. WEYTS, A. VERBEKE en E. GOOVAERTS (eds.), Actualia Familiaal Vermogensrecht, Leuven, Universitaire pers, 2003, 73. 23 K. VERSTRAETE, Beëindiging, supra noot 1, 567; Infra 14. 24 Y.-H. LELEU, vermogensrechtelijke gevolgen, supra noot 16, 127. 25 D. PIGNOLET, Hoe ver reikt de solidariteit tussen feitelijk samenwonende partners, in W. PINTENS, J. DU MONGH, en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 253; K. VERSTRAETE, Beëindiging, supra noot 1, 573. 26 H. CASMAN, Vereffening-verdeling, supra, noot 18, 348. 12

van onverdeeldheid doet ontstaan, zelfs indien het vergezeld wordt van een materiële vermenging van de vermogens 27. Uit het samenleven kan immers niet worden afgeleid dat de partijen de bedoeling hadden hun persoonlijke goederen gemeen te maken 28. Er is wel sprake van onverdeeldheid indien een goed gezamenlijk werd aangekocht of indien de onverdeeldheid vermoed wordt op grond van gezamenlijk bezit, voor zover het gaat om een voortdurend, onafgebroken, ongestoord, openbaar en niet dubbelzinnig bezit als eigenaar (artikel 2229 en 2230 juncto 2279 B.W.) 29. Vanzelfsprekend geldt dit laatste principe enkel voor roerende goederen en enkel ten opzichte van derden. In de onderlinge verhouding is het bezit immers niet ondubbelzinnig 30. Na de beëindiging van de samenwoning kan een expartner zich nochtans wel beroepen op het bezit 31. Een derde mogelijke basis voor mede-eigendom is ook hier de conventionele regeling. Wat hierboven met betrekking tot de wettelijk samenwonenden gesteld werd betreffende de verdeling van de onverdeeldheid, geldt eveneens voor feitelijk samenwonenden. Bij de beëindiging van de relatie kan elke partner zijn eigen goederen terugnemen, tenzij het exclusief eigendomsrecht niet kan bewezen worden 32. De partner die een roerend goed wil terugvorderen van de andere, kan een vordering tot afgifte instellen. Opdat deze vordering zou toegewezen worden, dient het bewijs van het eigendomsrecht geleverd te worden, evenals het bewijs dat de goederen nog steeds in het bezit zijn van diegene van wie de afgifte wordt gevorderd 33. 27 Luik 18 januari 2005, Rev.trim.dr.fam. 2007, afl. 2, 562, noot F. TAINMONT. 28 E. DIRIX, Vermogensrechtelijke aspecten van het concubinaat, in P. SENAEVE (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 211 (hierna verkort E. DIRIX, Concubinaat ). 29 H. CASMAN, Vereffening-verdeling, supra, noot 18, 348. 30 C. FORDER, Ongehuwd samenwonen en vermogensrecht : een waaier van mogelijkheden, TEP 2006, afl. 5, 341; Beslagr. Kortrijk 6 november 1987, JL 1988, 300. 31 Rb. Brugge 22 mei 1995, TBR 1995, afl. 3, 44; W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH, Vermogensrechtelijke aspecten van ongehuwd samenwonen, in X., Ongehuwd samenwonen, Deurne, Kluwer, 1996, 8. 32 Antwerpen 9 februari 2005, NJW 2006, afl. 144, 508, noot G. VERSCHELDEN; E. DIRIX, Concubinaat, supra voetnoot 28, 211. 33 Antwerpen 5 december 2006, NJW 2007, afl. 162, 414, noot G. VERSCHELDEN. 13

2.4. Conventionele regeling Het is voor de samenwoners in beide vormen mogelijk hun onderlinge verhouding te regelen in een samenlevingsovereenkomst. De wettelijke samenwoners vinden de grondslag hiervoor in artikel 1478, 4 e lid B.W.; de feitelijke samenwoners hebben de mogelijkheid hiertoe op grond van het verbintenissenrecht 34. Opdat er sprake zou zijn van een geldige overeenkomst, dienen de vier voorwaarden van artikel 1108 B.W. vervuld te zijn, namelijk een geldige wilsuiting, de bekwaamheid, een bepaald voorwerp en tenslotte een geoorloofde oorzaak. Met een samenlevingscontract wordt een kaderovereenkomst bedoeld waarin de samenwonenden de vermogensrechtelijke aspecten van hun samenwoning regelen 35. Het is voor samenwoners eveneens mogelijk overeenkomsten af te sluiten bij de beëindiging van de samenwoning. Deze overeenkomsten zullen dan voornamelijk betrekking hebben op de gevolgen van de beëindiging van de relatie en op de verdeling van gebeurlijke onverdeeldheden tussen hen 36. 2.4.1. Wettelijke samenwoning Overeenkomstig artikel 1478, 4 e lid B.W. dienen de wettelijke samenwoners de regeling van hun secundair stelsel 37 uit te werken in een notariële akte die vermeld wordt in het bevolkingsregister. Ook wijzigingen aan deze akte dienen vermeld te worden in het bevolkingsregister. Een vermelding op de minuut van de eerste akte is echter niet vereist 38. Evenmin is een sanctie verbonden aan het gebrek van vermelding in het bevolkingsregister 39. 34 K. VERSTRAETE, Beëindiging, supra noot 1, 568. 35 J. VERSTRAETE, Beschermingstechnieken (andere dan tontine- en aanwasbedingen) tussen ongehuwd samenwonenden, in X., Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 44-45 (hierna verkort J. VERSTRAETE, Beschermingstechnieken ); J. HERBOTS, Het concubinaat in het verbintenissenrecht, in P. SENAEVE (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 103. 36 V. ALLAERTS, Samenwoningsrecht, supra noot 17, 73. 37 E. DEBUSSCHER, De wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning en zijn belang voor de notariële praktijk, W.Akte 1999, 169. 38 Y.-H. LELEU, vermogensrechtelijke gevolgen, supra noot 16, 134. 39 I. DE STEFANI, Les clauses de comptes et les conventions patrimoniales entre cohabitants, in DE PAGE, P. en CULOT, A. (eds.), Cohabitation légale et cohabitation de fait, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2008, 83; dit 14

De redenen waarom de wetgever de tussenkomst van de Notaris heeft voorzien zijn de volgende : zijn raadgevingsplicht, de rechtszekerheid en nauwkeurigheid, de verzekerde bewaring, de uitvoerbare titel en tenslotte de vaste datum 40. De wet regelt niets in verband met de inhoudelijke bepalingen van deze overeenkomst. Er wordt enkel bepaald dat geen afbreuk mag gedaan worden aan artikel 1477 B.W., de openbare orde en de goede zeden, de regels betreffende het ouderlijk gezag en de voogdij en tenslotte de regels die de wettelijke orde van erfopvolging bepalen 41. Hieruit volgt dat de overeenkomst geen bedingen over niet-opengevallen nalatenschappen mag inhouden 42. Evenmin mag de overeenkomst raken aan de regels met betrekking tot de staat en de bekwaamheid van personen : de verplichting tot getrouwheid en bijstand is nooit afdwingbaar 43. Deze overeenkomst is aan derden niet tegenstelbaar; enkel het bestaan en het tijdstip van totstandkoming kunnen aan derden worden tegengeworpen 44. Het bestaan van de overeenkomst wordt immers wel vermeld in het bevolkingsregister, doch niet de inhoud ervan 45. Een derde kan zich wel op deze overeenkomst beroepen indien deze een bepaling in zijn voordeel inhoudt 46. Een mogelijk discussiepunt is het feit dat de afspraken slechts rebus sic stantibus gelden. Afspraken in verband met de bijdrageplicht van elk van de partners 47 dienen herzien te worden indien zich wijzigende omstandigheden voordoen met betrekking tot de draagkracht van één van hen. In dit geval is de overeenkomst vatbaar voor herziening en dient de vrederechter eventueel tussen te komen 48. in tegenstelling tot de afwezigheid van de vermelding van het huwelijkscontract, waar de sanctie de niettegenstelbaarheid van de regels die afwijken van het wettelijk stelsel is. 40 Y.-H. LELEU, vermogensrechtelijke gevolgen, supra noot 16, 133; S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 730-731. 41 Artikel 1477 B.W. 42 C. DE BUSSCHERE, Het wettelijk samenwonen : wet van 23 november 1998, Notarius 1999, afl. 1, 23. 43 J. HERBOTS, Het concubinaat in het verbintenissenrecht, in P. SENAEVE (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 104. 44 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 595. 45 J. VERSTRAETE, Beschermingstechnieken, supra noot 37, 46. 46 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 595. 47 Infra 40-41. 48 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 596. 15

2.4.2. Feitelijke samenwoning Aangezien er voor de feitelijke samenwoning geen wettelijke regeling bestaat, hebben personen in deze situatie de keuze tussen een authentieke of onderhandse akte. De voorkeur kan echter gegeven worden aan de notariële akte, omwille van de reeds hoger vermelde voordelen die hieraan verbonden zijn. Het bestaan van dit contract kan, op vraag van de samenwoners, opgenomen worden in het bevolkingsregister, op voorwaarde dat het om een notariële overeenkomst gaat 49. Vanzelfsprekend mogen ook deze overeenkomsten geen clausules bevatten die strijdig zijn met de openbare orde en goede zeden. Zo is een afspraak tot wederzijdse getrouwheid of de verplichting tot instandhouding van de samenwoning ongeldig 50. De nietigverklaring van een beding wegens aantasting van de persoonlijke vrijheid, houdt echter niet de nietigheid in van de andere bedingen, tenzij deze rechtstreeks vasthangen aan het nietige beding 51. Feitelijk samenwonenden kunnen evenveel vastleggen als wettelijk samenwonenden. Dus op dit punt is er geen verschil 52. Ook met betrekking tot de tegenstelbaarheid aan derden wordt verwezen naar hetgeen in dit verband vermeld werd met betrekking tot wettelijk samenwonenden. 2.4.3. Bedingen van de samenlevingsovereenkomst met betrekking tot de onverdeeldheid In vele gevallen zal de samenlevingsovereenkomst bedingen bevatten die betrekking hebben op de onverdeeldheid die tussen hen bestaat, of die ze willen in het leven roepen. Zo is het mogelijk om conventionele vermoedens of bedingen van onverdeeldheid te voorzien. Het is eveneens mogelijk een intern gemeenschappelijk vermogen in te lassen. In principe is hierop dan het gemeen recht van toepassing. Aangezien het om een intern 49 P. SENAEVE, de onderhoudsverplichting, supra noot 12, 182. 50 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 731. 51 P. SENAEVE, de onderhoudsverplichting, supra noot 12, 181-182. 52 H. CASMAN, Gehuwd, wettelijk of feitelijk samenwonend: wat maakt het uit? Vermogensrechtelijke aspecten, andere dan bij overlijden, in C. FORDER en A. VERBEKE (eds.), Gehuwd of niet: maakt het iets uit?, Antwerpen, Intersentia, 2005, 177 (hierna verkort H. CASMAN, Vermogensrechtelijke aspecten ). 16

gemeenschappelijk vermogen gaat, geldt dit ten opzichte van derden als een gewone onverdeeldheid 53 en heeft het dus slechts gevolgen inter partes 54. Het kan evenwel nuttig zijn in de onderlinge relatie, aangezien er sprake is van een bestemmingsgebonden vermogen dat tijdens de samenwoning in de gemeenschappelijke behoeften zal voorzien 55. Het toepasselijk verklaren van een gemeenschapsstelsel zoals voor echtgenoten te vinden is in artikel 1398 B.W. 56, waardoor de beroepsinkomsten van rechtswege tot de gemeenschap behoren, is niet mogelijk. Dit stelsel kan enkel in het leven worden geroepen binnen het huwelijk 57. 2.5. Dringende en voorlopige maatregelen Krachtens artikel 1479 B.W. kan de vrederechter dringende en voorlopige maatregelen bevelen indien de verstandhouding tussen de wettelijk samenwonenden ernstig is verstoord. Het tweede lid van voormeld artikel bepaalt dat deze maatregelen hoe dan ook vervallen op de dag dat de wettelijke samenwoning wordt beëindigd. De vrederechter kan evenwel ook na de beëindiging dringende en voorlopige maatregelen opleggen die gerechtvaardigd zijn ingevolge de beëindiging 58, voor zover deze gevorderd worden binnen de drie maanden na de beëindiging. De geldigheidsduur van deze maatregelen wordt door de vrederechter bepaald, doch mag niet langer dan één jaar bedragen 59. 53 J. RUYSSEVELDT, Samenwonenden en onroerend goed, in X., Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Kluwer, losbl., XIV.M.72; J. VERSTRAETE, Samenwonenden en onroerend goed, in X., Huwelijksvermogensrecht, Mechelen, Kluwer, losbl., TXV.1.-17. 54 W. PINTENS, Vermogensrechtelijke gevolgen van ongehuwd samenwonen de wettelijke samenwoning, in W. PINTENS (ed.), Familiaal vermogensrecht 4, Brugge, Die Keure, 2000-2001, 19; Y.-H. LELEU, vermogensrechtelijke gevolgen, supra noot 16, 134. 55 J. VERSTRAETE, Beschermingstechnieken, supra noot 37, 50-51. 56 M.n. het wettelijk stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten. 57 A. VERBEKE, F. BUYSSENS, H. DERIJCKE (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven. Huwelijk en samenwoning, Gent, De Boeck en Larcier, 2004, 100-101. 58 Duidelijk dient gesteld te worden dat het dus enkel gaat om maatregelen die verband houden met de beëindiging zelf (M. GOVAERTS, De jeugdrechtbank ook bevoegd voor de uitoefening van het ouderlijk gezag over kinderen van wettelijk samenwonenden?, RABG 2003, afl. 16, 940 (noot onder Gent 7 oktober 2002)). 59 Artikel 1479, 3 e lid B.W. 17

Indien na deze termijn maatregelen vereist zijn, dient de meest gerede partij zich hiertoe tot de bevoegde rechter ten gronde te wenden 60, zijnde de (Voorzitter van) de Rechtbank van Eerste Aanleg of de Jeugdrechtbank 61. De maatregelen die opgelegd worden na de beëindiging van de relatie kunnen enkel betrekking hebben op onverdeelde goederen. De woning die exclusief eigendom is van de ene partner kan dus niet toegewezen worden aan de andere partner 62. De samenwoners kunnen zich dus enkel tot de vrederechter wenden indien er een ernstige verstoring is van de verstandhouding. Indien dit niet het geval zou zijn, doch er wel sprake is van hoogdringendheid, dient men zich tot de bevoegde rechter overeenkomstig het gemeen recht te wenden, namelijk de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg zetelend in kortgeding 63. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op verrekeningen en vergoedingen. Zo kan een achterstallige bijdrage in de gezinslasten of een woonstvergoeding gevorderd worden Artikel 1479 B.W. handelt expliciet over wettelijk samenwonenden. Hieruit volgt dat feitelijk samenwonenden zich niet tot de vrederechter kunnen wenden met het oog op de oplegging van dringende en voorlopige maatregelen. Het Arbitragehof stelde in haar arrest van 2002 dat dit verschil in behandeling van wettelijk en feitelijk samenwonenden geen schending uitmaakt van het gelijkheids- en nondiscriminatiebeginsel; evenmin wordt het recht op toegang tot de rechter van de feitelijk samenwonenden op onevenredige wijze beperkt 64, daar zij zich overeenkomstig het gemeen recht tot de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg kunnen wenden 65, die uitspraak doet bij voorraad in spoedeisende gevallen 66. 60 V. ALLAERTS, Samenwoningsrecht, supra noot 17, 60. 61 K. SABBE en G. COPS, Niet getrouwd, wel gescheiden, Not.Fisc.M. 2002, afl. 1, 6 (hierna verkort K. SABBE en G. COPS, Niet getrouwd, wel gescheiden ). 62 W. PINTENS, Vermogensrechtelijke gevolgen van ongehuwd samenwonen de wettelijke samenwoning, in W. PINTENS (ed.), Familiaal vermogensrecht 4, Brugge, Die Keure, 2000-2001, 12. 63 S. BROUWERS, Alimentatie, supra noot 7, 593. 64 Arbitragehof 23 januari 2002, JLMB 2002, afl. 15, 620, Juristenkrant 2002, afl. 43, 16. 65 Op grond van artikel 584, 1 e lid Ger.W. kan de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg in spoedeisende gevallen bij voorraad uitspraak doen in alle zaken, behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt. Volgens het Hof zijn de zaken die een gevolg zijn van de beëindiging van een feitelijke samenwoning niet onttrokken aan de rechterlijke macht, zodat de Voorzitter bij voorraad uitspraak doen en dringende maatregelen bevelen. 66 A. WYLLEMAN m.m.v. I. BOONE en M.-A. MASSCHELEIN, Topics inzake huwelijksvermogensrecht, in C. ENGELS en P. LECOCQ (eds.), Rechtskroniek voor de vrede- en politierechters, Brugge, Die Keure, 18

Voor een geschil tussen feitelijk samenwonenden in verband met de bijdrageverplichting is de ratione materiae bevoegde rechter wel de vrederechter, overeenkomstig artikel 591, 7 Ger.W. dat geschillen met betrekking tot een uitkering tot onderhoud tot zijn bevoegdheid maakt. Ook geschillen met betrekking tot de verhuring van onroerende goederen en vorderingen tot vergoeding van bewoning en uitzetting, meer concreet kan gedacht worden aan een vordering tot woonstvergoeding, behoren tot de bevoegdheid van deze rechter, op grond van artikel 591, 1 Ger.W. 2.6. Beëindiging Zowel de wettelijke als de feitelijke samenwoning worden van rechtswege beëindigd door het overlijden of door het huwelijk. Vermeldenswaardig is het feit dat een samenlevingscontract behouden blijft als het niet strijdig is met het eventuele huwelijkscontract 67. Ook de feitelijke scheiding zorgt voor de beëindiging van de relatie. In het geval van wettelijke samenwoning zijn hieraan formaliteiten gekoppeld, dewelke niet dienen nageleefd te worden in het kader van de feitelijke samenwoning. Een belangrijke reden voor het stijgende aantal (wettelijke) samenwoners en het dalende aantal huwelijken is het feit dat voor de beëindiging van zowel de feitelijke als de wettelijke samenwoning, geen motivering of opzeggingstermijn en evenmin een rechterlijke tussenkomst is vereist 68. Elke samenwoner kan eenzijdig een einde maken aan de relatie, maar men kan deze ook in onderlinge overeenstemming beëindigen. In beide gevallen dient, als er sprake is van een wettelijke samenwoning, op grond van artikel 1476 2 B.W. een schriftelijke verklaring overhandigd te worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, die van deze beëindiging melding maakt in het bevolkingsregister. Voormeld artikel 1476 2 B.W. vermeldt hoe men concreet dient te werk te gaan in deze onderscheiden gevallen. 2007, 23; G. VERSCHELDEN, Dringende en voorlopige maatregelen feitelijk samenwonenden: vrederechter onbevoegd, Juristenkrant 2002, afl. 43, 16. 67 K. VERSTRAETE, Beëindiging, supra noot 1, 589 noot 21. 68 K. VERSTRAETE, Beëindiging, supra noot 1, 568-569. 19

De beëindiging van een relatie brengt verschillende gevolgen met zich mee. Zowel gevolgen met betrekking tot de persoon van de samenwoners en de eventuele kinderen als gevolgen op vermogensrechtelijk vlak. In het kader van deze Masterproef wordt enkel ingegaan op de vermogensrechtelijke gevolgen. Deze dienen opnieuw onderscheiden te worden naar gelang het gaat om een wettelijke of feitelijke samenwoning. Ook de vraag of er een samenwoningscontract is en de eventuele regeling hierin van de problemen die kunnen rijzen, speelt hier een belangrijke rol. 20