Extremisme en Radicalisering in het Amsterdamse Voortgezet Onderwijs

Vergelijkbare documenten
De Amsterdamse Burgermonitor 2005

Homoseksuelen in Amsterdam

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Fact sheet. dat de segregatie in het voortgezet onderwijs

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Opvattingen van Amsterdammers over tolerantie jegens homoseksuelen

Verleden en toekomst in Oud-West

Project: 8216 In opdracht van Platform Amsterdam Samen

Amsterdammers over dodenherdenking

Digitaal Panel West 2012

TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN

Campagne De Nieuwe Handhaver

Fort van de Democratie

Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd

Onderzoek Passend Onderwijs

Hoofdstuk 23 Discriminatie

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Werkloosheid Amsterdam

RAPPORT OKTOBER Discriminatiemonitor. Midden-Drenthe TRENDBUREAU DRENTHE IS ONDERDEEL VAN CMO STAMM

Journalistiek en radicalisering Wat is het verband?

Datum 2 november 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat drie moskeeën zijn aangevallen

Discriminatieklimaat Groningen

Gewicht en leefstijl van kinderen in Nieuw-West

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Stromen door het onderwijs

Maatschappelijke participatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

Leerlingtevredenheid Het Ruimteschip. Cedin. Lianne Bleker

Basisscholen in Oud-West

Buurtenquête hostel Leidsche Maan

Onderzoek Passend Onderwijs

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Hartstikke goed werk!

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

Segregatie in het onderwijs

Maatschappelijke participatie

De Amsterdamse Burgermonitor 2007

Rapport Onderzoek Schoolkeuze Dapperbuurt Fieldlab Oost. Amsterdams Kenniscentrum voor Maatschappelijke Innovatie (AKMI)

Veiligheid in Westerpark

Tabak, cannabis en harddrugs

Coffeeshops, bezoekersstromen, motieven voor bezoek en spreiding in Amsterdam ~ Stevige blowers in en rond Amsterdam

Signaal. Signaal. Veiligheidsgevoel op school

Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Samenvatting. Lyceum Ypenburg/ Den Haag. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) Lyceum Ypenburg

Benchmark dienstverlening stadsdelen

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Discriminatie in de Amstelland gemeenten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden

8. Werken en werkloos zijn

Sociale veiligheid op school

Politieke participatie

Misdrijven en opsporing

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Participatie in arbeid

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER

Discriminatieklimaat Gelderland-Zuid

Veiligheid en overlast in Oud-West

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP)

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

Kwantitatief onderzoek naar de houding en opvattingen van Turkse en Marokkaanse jongeren jegens het conflict in de Gazastrook 1-meting Factsheet

Burgerpeiling Discriminatie

Excellent service. Mate van tevredenheid bij bezoekers van woonspreekuren. Onderzoeksverslag december 2011, Stedelijk Bureau WSWonen

Schoolportret samenwerkingsverband Roermond. vo- docenten over Passend onderwijs (vmbo tot en met gymnasium)

Sociale acceptatie van homoseksualiteit in Zuid-Holland West

Digitaal Panel West. Meting 9: Buurtgericht Werken II en cultuuraanbod in West. In opdracht van: Stadsdeel West. Projectnummer: 13074

Katholiek anno Religiositeit, identiteit en houding ten aanzien van de KRO. Rapport nr. 544 december drs. Joris Kregting dr.

Tolerantieklimaat sportverenigingen Noord-Holland Noord Samenvatting I&O Research Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN Maart 2014

Figuur 11 Bekendheid van het energielabel (n=494) Let u bij het kopen van een woning op het energieverbruik van de woning?

Koopzondagen en winkelaanbod in Diemen

Citeren als: Louwe, Jos.(2016). BERICHTEN: Agressie tegen leraren. Op: PlatformPraktijkontwikkeling.nl. WOSO: Utrecht

Rapportage Kwaliteitskaart Sociale Veiligheid

PEILING ERVARINGEN MET EDE DOET

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/ /2012

Bijstand in Amsterdam: weinig concentraties, relatief grote spreiding

Kiezersonderzoek 2017 Onderzoek naar stemgedrag van gemeentepanelleden

Straatintimidatie van vrouwen in Amsterdam

Slachtoffers van woninginbraak

Actief, betrokken en professioneel

Religieuze toewijzing, autochtone Nederlanders, 2015 (in procenten)

ALCOHOLGEBRUIK VAN JONGEREN IN DE REGIO IJSSEL-VECHT. Gezondheidsmonitor jongeren jaar

Hoofdstuk 14 Meeuwenoverlast

Segregatie in het basisonderwijs in Amsterdam

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Voorkomen van agressie en geweld in organisaties

Rapport Onderzoek Lerarentekort

Onderzoek Leerlingeninbreng bij sollicitaties en evaluaties

Aansluiting Engels Een onderzoek naar de aansluitingsproblematiek van het vwo-vak Engels met de universiteit

Schorsingen en verwijderingen in het funderend onderwijs

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005

Jeugdwerkloosheid Nieuw-West

Nut en noodzaak buurtkranten. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009

Transcriptie:

Extremisme en Radicalisering in het Amsterdamse Voortgezet Onderwijs Project: 5072-C In opdracht van: Algemene Onderwijsbond en AT5 Marian Visser Jeroen Slot Weesperstraat 79 Postbus 658 1018 VN Amsterdam 1000 AR Amsterdam Telefoon 020 5279 527 Fax 020 527 9595 www.os.amsterdam.nl Amsterdam, 27 juni 05

2 Gemeente Amsterdam

Inhoud Inleiding 4 1 Resultaten 6 1.1 Sfeer tussen leerlingen en extreme en radicale uitingen 6 1.2 Beoordeling van uitingen en gedrag door leerkrachten 12 1.3 Ingrijpen door leerkrachten en ondersteuning van de school 13 1.4 Vormen van extreme en radicale uitingen en gedragingen 16 1.5 Afzondering van groepen en oordeel over gebruik van geweld 21 1.6 Aandacht voor politiek en maatschappij 25 Conclusies 28 Bijlage 1: Achtergrond respondenten 30 3

Inleiding In opdracht van de Algemene Onderwijsbond (AOb) en AT5 heeft O+S een onderzoek uitgevoerd naar extremisme en radicalisering in het Amsterdamse voortgezet onderwijs. De aanleiding voor het onderzoek was de berichtgeving in de media over incidenten in het Amsterdamse voortgezet onderwijs. Er bleek weinig bekend te zijn over extremisme en radicalisering in het Amsterdamse voortgezet onderwijs. Daardoor was het niet mogelijk om de incidenten waarover de media berichtten, te duiden en te beoordelen. Kwamen extremisme en radicalisering nauwelijks voor in het voortgezet onderwijs en werden de enkele incidenten die er waren breed uitgemeten in de pers? Of vormden de incidenten waarover de media berichtten het topje van de ijsberg en kwam het vaker voor dat men in het voortgezet onderwijs werd geconfronteerd met extremisme en radicalisering? Dit onderzoek is een verkennend onderzoek waarin een poging wordt gedaan om extremisme en radicalisering in het voortgezet onderwijs in beeld te brengen. Daarbij is nadrukkelijk gekozen voor het perspectief van de leerkracht: welke uitingen en gedragingen nemen leerkrachten waar, hoe beoordelen ze die, hoe gaan ze ermee om en zijn ze in staat en worden ze in staat gesteld om dergelijke zaken het hoofd te bieden? Voor het onderzoek werden de leden van de Algemene Onderwijsbond benaderd, die werkzaam zijn in het Amsterdamse voortgezet onderwijs: 960 leden hebben in mei een vragenlijst van O+S met een begeleidende brief van het AOb. Dit is ruim een kwart van het totale lerarenkorps van Amsterdam (in het Amsterdamse voortgezet onderwijs werken in totaal 3639 personen). Van de aangeschreven leerkrachten hebben 239 leerkrachten de vragenlijst tijdig ingevuld en retour gestuurd, wat neerkomt op een respons van 25%. Dit betreft 7% van het totaal aantal leerkrachten in het voortgezet onderwijs in Amsterdam. Aan de leerkrachten werden vragen voorgelegd over: De mate waarin de school, de leerkrachten en de leerlingen aandacht besteden aan politieke en maatschappelijke opvattingen en recente veranderingen in hoe leerlingen met elkaar omgaan De mate waarin (diverse vormen van) extreme en radicale uitingen en gedrag voorkomen onder leerlingen De beoordeling van deze uitingen en gedragingen door leerkrachten De reactie van leerkrachten op radicale of extreme uitingen en gedrag en hun taakopvatting hieromtrent De mate waarin leerkrachten geëquipeerd zijn om op te treden tegen dit type gedrag en de ondersteuning die zij hierbij krijgen van de schoolorganisatie. 4

Bij alle vragen is nagegaan of er significante verschillen bestaan in de beantwoording tussen: Leerkrachten die wel en die niet werken op een school met een VMBO afdeling Leerkrachten die werken op een school met resp. een VMBO, HAVO en/of VWO/Gymnasium afdeling Leerkrachten die werken op een zwarte, gemengde of witte school Leerkrachten die werken op een school in Noord, Oost, Zuid of West Leerkrachten die werken op een openbare school en leerkrachten die werken in het bijzonder onderwijs Mannelijke en vrouwelijke leerkrachten; leeftijd van de leerkrachten. Bij significante verschillen is hierover gerapporteerd. Bij de interpretatie van de resultaten moet steeds het perspectief van leerkrachten die lid zijn van het AOb worden gehanteerd. Dit zijn immers de personen die zijn ondervraagd. De percentages zeggen iets over hun waarnemingen en beoordelingen; de percentages zeggen niets over scholen. Op basis van de gegevens zijn geen uitspraken mogelijk als: op x % van de Amsterdamse scholen komt radicalisme of extremisme voor. 5

1 Resultaten In dit hoofdstuk wordt als eerste gerapporteerd over de resultaten met betrekking tot de sfeer op school en het voorkomen van extreme of radicale standpunten in zijn algemeenheid. Vervolgens wordt ingegaan op hoe leerkrachten hun waarnemingen beoordelen en de wijze waarop zij omgaan met extreme of radicale uitingen. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de mate waarin de leerkrachten op hun school daartoe in staat zijn en ondersteund worden door de school. Vervolgens wordt gerapporteerd over de mate waarin de leerkrachten verschillende vormen van radicale of extreme uitingen en gedrag waarnemen. In de laatste paragraaf staat ten slotte beschreven in hoeverre scholen en leerkrachten aandacht besteden aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen. In de rapportage worden wanneer dat relevant is uitsplitsingen gemaakt naar type school, percentage allochtonen op school en deel van de stad. 1.1 Sfeer tussen leerlingen en extreme en radicale uitingen Sfeer waarin leerlingen met elkaar omgaan Aan de leerkrachten is gevraagd of de sfeer waarin leerlingen op school met elkaar omgaan in het afgelopen half jaar dus na de moord op Theo van Gogh - is veranderd. 77% van de leerkrachten geeft aan dat de sfeer het afgelopen half jaar niet veranderd is; 15% meldt dat de sfeer verslechterd is en volgens 4% is de sfeer verbeterd. Tabel 1.1 Is de sfeer waarin leerlingen op uw school met elkaar omgaan het afgelopen half jaar veranderd, dus verbeterd of verslechterd? (n= 239, %) Sterk verslechterd 1 Verslechterd 14 Gelijk gebleven 77 Verbeterd 4 Weet niet, geen antwoord 5 Totaal 100 In de toelichtingen bij het antwoord dat de sfeer verslechterd is wordt vooral gewezen op een toenemende polarisatie en afnemende tolerantie tussen verschillende groepen en op een toenemende neiging tot (extreme) identificatie met de islam. Daarnaast wordt ook 6

melding gemaakt van een algehele verharding, wat tot uitdrukking komt in pesten, ruzies, bedreigingen, intimidatie, et cetera. De tegenstelling westers niet westers (met name islamitische achtergrond) is toegenomen. Islamitische leerlingen worden sterk beïnvloed door Arabische televisiezenders, websites en bepaalde imams. Hun wereldbeeld en politieke houding wordt hierdoor bepaald. Dit is zorgwekkend! Sinds 9/11 is er een toenemende polarisatie tussen enerzijds de autochtonen en de Surinamers en anderzijds de islamieten waarbij, vooral de Marokkaanse jongens zich heftiger profileren dan de Turkse. Na de moord op Van Gogh is dat verscherpt. Een homofiele collega en een alleenwonende collega zijn onlangs door groepjes oud-leerlingen van onze school uitgescholden en zelfs bedreigd. Toename van intolerantie tegenover medeleerlingen van andere allochtone afkomst (Marokkanen versus Turken versus Surinamers) In de toelichtingen bij het antwoord dat de sfeer niet veranderd is, wordt door een deel van de leerkrachten benadrukt dat de sfeer tussen leerlingen op school goed is en goed was; anderen wijzen erop dat de sfeer waarin leerlingen met elkaar omgaan al jaren problematisch is en niet pas sinds de moord op Theo van Gogh. Over die gebeurtenis merken enkele leerkrachten op dat deze wel degelijk indruk maakte en invloed had op de sfeer op school, maar dat dit tijdelijk was. Op een gegeven moment gingen de leerlingen weer over tot de orde van de dag. De sfeer op mijn school is uitstekend. Bij incidenten (Van Gogh) wordt hierover gesproken, gediscussieerd en de lessen/ school gaat weer verder. Ik vind de verhouding tussen de diverse leerlingen al jaren slecht. Slechter is het niet geworden, maar dat kan ook bijna niet. Het leek op een verslechtering na de moord op Theo van Gogh, maar de sfeer is inmiddels weer zoals daarvoor. Enkele leerkrachten die aangeven dat de sfeer waarin leerlingen met elkaar omgaan op school sinds een half jaar is verbeterd, verklaren dat uit acties die naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh zijn ondernomen. Er was veel onrust na de moord op Theo van Gogh; via veel gesprekken, culturele uitwisseling met zwarte scholen en voorlichting is de sfeer verbeterd. Door de moord op Theo van Gogh zijn de leerlingen meer gaan praten. Al pratende hebben ze meer begrip voor elkaars standpunten. De sfeer is ook verbeterd dankzij het instellen van een zogenaamd serviceteam. Er is een verschil tussen scholen met een VMBO-afdeling en scholen zonder VMBOafdeling. Van de leerkrachten die werken op een school met een VMBO-afdeling meldt 7

21% dat de sfeer tussen leerlingen verslechterd is; bij leraren die werken op een school zonder VMBO-afdeling zegt 12% dat de sfeer is verslechterd. Tabel 1.2 Is de sfeer waarin leerlingen op uw school met elkaar omgaan het afgelopen half jaar veranderd, dus verbeterd of verslechterd, naar schooltype (n= 239, %) Leerkrachten op scholen met VMBO Leerkrachten op scholen zonder VMBO Totaal Sterk verslechterd 0 1 1 Verslechterd 21 11 14 Gelijk gebleven 71 79 77 Verbeterd 7 2 4 Weet niet, geen antwoord 1 6 5 In alle delen van de stad meldt een ruime meerderheid van de leerkrachten dat de sfeer waarin leerlingen met elkaar omgaan het afgelopen jaar niet veranderd is. Wel rapporteren leerkrachten die in Noord of Oost werken relatief vaker dat de sfeer tussen leerlingen op school is verslechterd dan leerkrachten die werkzaam zijn in Zuid en in mindere mate ook West. 1 Tabel 1.3 Is de sfeer waarin leerlingen op uw school met elkaar omgaan het afgelopen half jaar veranderd, dus verbeterd of verslechterd, naar deel van de stad (n= 239, %) Noord Oost Zuid West Totaal Sterk verslechterd 0 2 0 2 1 Verslechterd 25 24 6 15 17 Gelijk gebleven 75 70 87 66 77 Verbeterd 0 4 2 8 4 Weet niet, geen antwoord 0 0 5 10 5 Totaal 100 100 100 100 100 1 De delen van de stad zijn als volgt ingedeeld: Noord bestaat uit stadsdeel Amsterdam Noord, Oost omvat de stadsdelen Oost/ Watergraafsmeer, Zeeburg en Zuidoost, Zuid bestaat uit Amsterdam Centrum, Amsterdam Oud Zuid en ZuiderAmstel en West omvat de stadsdelen De Baarsjes, Bos en Lommer, Geuzenveld/ Slotermeer, Osdorp, Oud-West, Slotervaart en Westerpark. 8

Verkondigen van extreme en radicale standpunten 47% van de leerkrachten geeft aan dat het op zijn of haar school voorkomt dat leerlingen standpunten verkondigen die in hun ogen extreem of radicaal zijn; 41% geeft aan dat dit zelden tot nooit voorkomt en 12% zegt weet het niet of zegt daar geen zicht op te hebben. Tabel 1.4 Komt het op uw school voor dat leerlingen standpunten verkondigen die in uw ogen extreem of radicaal zijn? (n= 239, %) Vaak 3 Soms 44 Zelden 29 Nooit 12 Weet niet, geen zicht op 12 Totaal 100 Aan de leerkrachten die aangeven dat het voorkomt dat leerlingen standpunten verkondigen die extreem of radicaal zijn, is gevraagd om hiervan een voorbeeld te noemen. Voorbeelden van goedkeuren of propageren van geweld vanuit islamitische motieven, uitspraken gericht tegen homo s en antiwesterse uitlatingen komen het vaakst voor (zie tabel 1.5). 9

Tabel 1.5 Vormen van extreme en radicale uitingen die leerkrachten spontaan noemen: Aantal keer genoemd Goedkeuren/ propageren geweld vanuit islamitische motieven, w.o.: goedkeuren/ verdedigen moord op Van Gogh (20 keer) steun voor Bin Laden (5 keer) (o.a. afbeelding Bin Laden op mobieltje ) 32 steun voor terroristische aanslagen: 9/11, Madrid, zelfmoordaanslagen Palestina (o.a. een leerling heeft een foto van zichzelf, uitgedost als extremist/ terrorist ) Uitspraken gericht tegen homo s 23 Antiwesterse uitlatingen bijv. tegen niet-islamitische mensen, Amerikanen, Nederlandse waarden, 19 seksscènes in films, vrouwen Rechts-extremistische/ xenofobe uitlatingen bijv. nazistische symbolen (jel Hitlergroet, nazieboekje, hakenkruis, jodenster) (5 13 keer) bijv. buitenlanders/ asielzoekers het land uit (4 keer) Uitspraken gericht tegen Joden of Israël m.n. gericht tegen Joden (8 keer) (o.a. als de dag komt zal ik als moslim toch 10 Joden moeten vermoorden ) Propageren van de islam bijv. pleidooi voor invoer islamitische feestdagen op scholen, onder druk zetten van 9 meisjes om een hoofddoek te dragen, traditionele gewaden gaan dragen na 2-11, onderdrukking van meisjes door jongens Uitspraken gericht tegen de islam 1 Overige uitspraken w.o. algemene uitspraken over discriminatie, criminaliteit, racisme en intolerantie w.o. conservatief joods standpunt over bezette gebieden, Turkse grijze wolven, standpunten vanuit de kraakbeweging 14 121 10

Leerkrachten die werkzaam zijn op zwarte scholen melden aanmerkelijk vaker dat er leerlingen op hun school zijn die vaak of soms extreme of raciale standpunten verkondigen dan leerkrachten die op een witte school werken: 61% versus 30%. Gemengde scholen nemen met 46% een tussenpositie in. Tabel 1.6 2 Komt het op uw school voor dat leerlingen standpunten verkondigen die in uw ogen extreem of radicaal zijn naar percentage allochtonen op school (n= 234, %) Witte Gemengde Zwarte school school school Totaal Vaak 0 3 7 3 Soms 30 43 54 44 Zelden 35 30 23 29 Nooit 16 14 8 12 Weet niet, niet van toepassing 19 11 8 12 Totaal 100 100 100 100 2 Onder een witte school verstaan we scholen met minder dan 25% allochtone leerlingen; een zwarte school is een school met meer dan 75% allochtone leerlingen; gemengde scholen zijn schollen met tussen 25% en 75% allochtone leerlingen. 11

1.2 Beoordeling van uitingen en gedrag door leerkrachten Van de leerkrachten die aangeven dat radicalisme en extremisme op hun school voorkomen, zegt 9% dit uitsluitend te beoordelen als puberaal/ provocerend gedrag; 70% meent dat het overwegend om puberaal en provocerend gedrag gaat. Volgens 9% van de leerkrachten die te maken krijgen met extremen of radicale uitingen is sprake van overwegend reële extreme opvattingen. Twaalf procent heeft er geen zicht op. Tabel 1.7 Hoe beoordeelt u extreme of radicale uitingen en gedragingen van leerlingen. Zijn dit in uw ogen overwegend onschuldige provocaties van pubers of is er sprake van reële extreme opvattingen die in strijd zijn met de democratische rechtsstaat? (n= 133, %) Uitsluitend puberaal/ provocerend gedrag 9 Overwegend puberaal/ provocerend gedrag 70 Overwegend reële extreme opvattingen 9 Uitsluitend reële extreme opvattingen 0 Weet niet, geen zicht op 12 Totaal 100 65% van de leerkrachten die aangeven dat radicalisme en extremisme op hun school voorkomen, geeft aan dit als zorgelijk te ervaren: 6% beoordeelt het als zeer zorgelijk, 16% vindt het zorgelijk en 43% vindt het enigszins zorgelijk. Zesendertig procent maakt zich geen zorgen over de extreme en radicale uitingen en gedragingen die zij waarnemen op hun school. Tabel 1.8 Ervaart u de mate waarin leerlingen op uw school zich extreem of radicaal uitlaten of gedragen als zorgelijk? (n= 126, %) Zeer zorgelijk 6 Zorgelijk 16 Enigszins zorgelijk 43 Niet zorgelijk 36 Totaal 100 12

1.3 Ingrijpen door leerkrachten en ondersteuning van de school 89% Van de leerkrachten, die geconfronteerd worden met extreme of radicale uitlatingen of gedrag van een leerling, grijpt in: 64% doet dat altijd en 25% vaak. Acht procent grijpt soms in en 3% zelden of nooit. Vrouwelijke leerkrachten grijpen vaker in dan hun mannelijke collega s. Van de vrouwen zegt 71% altijd en 27% soms in te grijpen; bij mannen is dat respectievelijk 58% en 23%. Tabel 1.9 Grijpt u in als u geconfronteerd wordt met radicale of extreme uitlatingen of gedrag van een leerling? (n= 125, %) Altijd 64 Vaak 25 Soms 8 Zelden 2 Nooit 1 Totaal 100 Ingrijpen houdt voor het merendeel van de leerkrachten in dat zij de leerling aanspreken, met de leerling praten of in discussie gaan (85%). Daarnaast wordt ook genoemd dat het gedrag wordt gemeld bij de mentor of de schoolleiding en dat met ouders wordt gesproken. Redenen die het vaakst worden genoemd om niet in te grijpen zijn angst voor wraak/ agressief gedrag en het niet willen belonen van provocerend gedrag. Op gemengde scholen is het percentage leerkrachten dat altijd ingrijpt als zij geconfronteerd worden met radicale of extreme uitingen van leerlingen het hoogst (76%), gevolgd door leerkrachten van zwarte scholen (68%). Het percentage leerkrachten op witte scholen dat altijd ingrijpt is met 13% opvallend laag. Tabel 1.10 Ingrijpen bij radicale of extreme uitingen of gedrag van leerlingen naar percentage allochtonen op school (n= 125, %) Witte school Gemengde Zwarte school school Totaal Vaak 13 76 68 64 Soms 53 11 27 24 Zelden/ nooit 33 11 5 10 Weet niet/ geen zicht op 0 2 0 1 Totaal 100 100 100 100 94% Van de leerkrachten beschouwt het als zijn taak om in te grijpen; 2% niet. Tegelijkertijd vinden zij dat ook het schoolbestuur/ de schoolleiding deze taak heeft (96%) en ook van conciërges wordt op dit punt het een en ander verwacht (90%). 13

Tabel 1.11 Is het de taak van resp. de leerkracht, het schoolbestuur/ de schoolleiding, conciërges om op te treden tegen radicale of extreme uitlatingen of gedrag van een leerling? (n= 239, % ja ) De leerkracht 94 Het schoolbestuur/ de schoolleiding 96 Conciërges 90 28% Van de leerkrachten vindt dat leerkrachten op hun school zeker niet geëquipeerd zijn om op te treden tegen leerlingen die extreme standpunten verkondigen; 41% vindt dat dat enigszins het geval is en 14% vindt dat dat zeker wel het geval is. Tabel 1.12 Zijn leraren op uw school goed geëquipeerd om op te treden tegen leerlingen die extreme standpunten verkondigen? (n= 239, %) Ja, zeker wel 14 Ja, enigszins 41 Nee, zeker niet 28 Weet niet, geen antwoord 17 Totaal 100 Opvallend veel leerkrachten uit Noord geven aan dat leraren op hun school onvoldoende geëquipeerd zijn om op te treden tegen leerlingen die extreme standpunten verkondigen: 44% tegen 28% van alle ondervraagde leerkrachten. In Oost en Zuid is men hierover het meest positief. Tabel 1.13 Zijn leraren op uw school goed geëquipeerd om op te treden tegen leerlingen die extreme standpunten verkondigen naar deel van de stad (n= 239, %) Noord Oost Zuid West Totaal Ja, zeker wel 9 20 16 10 14 Ja, enigszins 28 41 43 45 41 Nee, zeker niet 44 22 23 31 28 Weet niet, geen antwoord 19 17 17 15 17 Totaal 100 100 100 100 100 14

35% van de leerkrachten vindt dat de schoolorganisatie aan leerkrachten onvoldoende ondersteuning biedt; 34% meent dat de schoolorganisatie enigszins ondersteuning biedt en 18% geeft aan dat de schoolorganisatie zeker wel ondersteuning biedt aan leraren. Tabel 1.14 Biedt de schoolorganisatie voldoende ondersteuning aan leraren? (n= 239, %) Ja, zeker wel 18 Ja, enigszins 34 Nee, zeker niet 35 Weet niet, geen antwoord 13 Totaal 100 Onder leerkrachten van zwarte scholen zien we een relatief hoog percentage dat tevreden is over de ondersteuning die de schoolorganisatie hen biedt: 23% tegen 18% van alle leerkrachten. Leerkrachten van witte en gemengde scholen rapporteren relatief vaak dat zij niet weten of de schoolorganisatie hen voldoende ondersteuning biedt. Kennelijk hebben zij niet in een situatie gezeten waarin zij ondersteuning nodig hadden. Tabel 1.15 Biedt de schoolorganisatie voldoende ondersteuning aan leraren naar percentage allochtonen op school (n= 234, % vaak/soms ) Witte school Gemengde Zwarte school school Totaal Ja, zeker wel 18 14 23 18 Ja, enigszins 27 36 36 34 Nee, zeker niet 30 36 37 35 Weet niet, geen antwoord 25 15 4 13 Totaal 100 100 100 100 15

1.4 Vormen van extreme en radicale uitingen en gedragingen Aan de leerkrachten zijn zeven vormen van extreme en radicale uitingen en gedragingen voorgelegd met de vraag of deze op hun school voorkomen (zie figuur 1.1). Het gaat om drie typen, die grofweg uitdrukking geven aan de volgende tegenstellingen: islamitisch tegen westers (de eerste drie uitingen) islamitisch tegen westers of westers tegen islamitisch/ etnisch (de vierde en vijfde uiting) westers tegen islamitisch/ etnisch (de laatste twee uitingen). Figuur 1.1 Mate waarin leerkrachten typen extreme uitingen en gedrag waarnemen (n=239, %)) tegen Joden of Israel 5 26 25 31 13 tegen westen en westerse manier van leven 5 24 29 28 14 goedkeuren politiek geweld vanuit islamitische motieven 6 20 24 36 13 Vaak tegen democratie en Nederlandse rechtstaat dragen van kleding met als doel extreme standpunten uit te dragen 1 1 20 16 19 36 51 33 14 3 Soms Zelden Nooit Weet niet tegen moslims en islamitische manier van leven 2 16 22 44 16 goedkeuren poltitiek geweld vanuit rechtsextremistische of racistische motieven 05 11 65 19 0% 20% 40% 60% 80% 100% Islamitisch tegen westers De eerste drie vormen betreffen uitingen die uitdrukking geven aan islam versus westers. Het gaat om uitingen die zijn gericht tegen Joden en Israël, uitingen gericht tegen het westen en de westerse manier van leven en het openlijk goedkeuren van politiek geweld vanuit islamitische motieven. 16

Eenendertig procent van de leerkrachten neemt vaak of soms uitingen gericht tegen Joden en Israël waar, 29% meldt dat uitingen gericht tegen het westen en de westerse manier van leven vaak of soms voorkomen en 26% wordt vaak of soms geconfronteerd met het openlijk goedkeuren van politiek geweld uit islamitische motieven. Islamitisch tegen westers of westers tegen islamitisch/ etnisch De volgende twee uitingen kunnen verschillende achtergronden hebben: anti-westers of anti-islamitisch/ etnisch. Bij het dragen van kleding met als doel extreme standpunten uit te dragen, kan het gaan om het dragen van bijv. traditioneel islamitische kleding (djellaba, baardje), maar ook het dragen van Lonsdale-kleding valt hieronder. Uitingen gericht tegen de democratie en de Nederlandse rechtsstaat kunnen hun basis vinden in bijvoorbeeld extreme interpretaties van de islam, maar ze kunnen ook een extreem rechtse achtergrond hebben. Van de leerkrachten meldt 21% dat uitingen gericht tegen de democratie en de Nederlandse rechtsstaat soms voorkomen op hun school; 16% van de leerkrachten wordt soms geconfronteerd met leerlingen die kleding dragen om extreme standpunten of opvattingen uit te dragen. De toelichtingen bij de antwoorden op de vraag naar het voorkomen van uitingen gericht tegen de democratie en de Nederlandse rechtsstaat zijn gevarieerd. Twee voorbeelden worden vaker genoemd dan andere: kritische opmerkingen over (te) lichte straffen in Nederland en kritische opmerkingen over politie en justitie die moslims en niet-moslims verschillend zouden berechten en behandelen. De leerkrachten noemen in hun toelichting op het antwoord dat leerlingen bepaalde kleding dragen om extreme standpunten uit te dragen vooral islamitische kleding: jongens die een djellaba dragen en zwaar gesluierde moslimmeisjes; het dragen van Lonsdalekleding wordt slechts door een enkeling genoemd. Westers tegen islamitisch/ etnisch De laatste twee vormen betreffen uitingen die uitdrukking geven aan westers versus islam/ etnisch. Ze zijn gericht tegen etnische minderheden in het algemeen en moslims in het bijzonder. Het gaat om uitingen gericht tegen moslims en de islamitische manier van leven en het openlijk goedkeuren van geweld vanuit rechts-extremistische of racistische motieven. Ook uitingen gericht tegen moslims en de islamitische manier van leven worden door leerkrachten waargenomen; 18% van de leerkrachten geeft aan dat dat vaak of soms voorkomt op hun school. Het openlijk goedkeuren van politiek geweld vanuit extreemrechtse of racistische motieven wordt beperkt waargenomen: 5% van de leerkrachten meldt dat dit soms voorkomt. 17

Achtergronden van extreme of radicale uitingen en gedragingen Bij vier van de zeven vormen van extreme of radicale uitingen of gedragingen zijn er verschillen in de mate waarin ze worden waargenomen op scholen met en scholen zonder VMBO-afdeling. In alle gevallen komen uitingsvormen meer voor op scholen met een VMBO-afdeling. Tabel 1.16 Vormen van extreme uitingen en gedrag naar schooltype (n=239, % vaak/soms ) Leerkrachten op scholen met VMBO Leerkrachten op scholen zonder VMBO Totaal Uitingen gericht tegen Joden of Israël 44 25 31 Uitingen gericht tegen het westen en de westerse manier van leven Het openlijk goedkeuren van (politiek) geweld vanuit islamitische motieven Uitingen gericht tegen moslims en de islamitische manier van leven 42 24 29 38 22 26 31 13 18 Bij vijf van de zeven uitingen zien we ook verschillen in de mate waarin ze voorkomen tussen scholen met een verschillend percentage allochtone leerlingen. Op zwarte scholen nemen leerkrachten aanmerkelijk vaker vormen van radicalisme of extremisme waar dan op witte scholen. Gemengde scholen nemen een tussenpositie in. Tabel 1.17 Vormen van extreme uitingen en gedrag naar percentage allochtonen op school (n= 234, % vaak/soms ) Witte school Gemengde school Zwarte school Totaal Uitingen gericht tegen Joden of Israël 13 28 47 31 Uitingen gericht tegen het westen en de westerse manier van leven Het openlijk goedkeuren van (politiek) geweld vanuit islamitische motieven 10 23 50 30 8 28 39 27 Dragen van kleding met als doel bepaalde extreme standpunten uit te dragen 6 14 26 16 Het openlijk goedkeuren van (politiek) geweld vanuit rechts-extremistische of racistische motieven 8 15 23 16 18

Ook het deel van de stad waar leerkrachten lesgeven laat verschillen zien. Leerkrachten die lesgeven in West krijgen het meest te maken met extreme of radicale uitingen of gedrag van leerlingen. Ook in Noord en in iets mindere mate in Oost komt het relatief vaak voor. In Zuid krijgen worden leerkrachten er aanmerkelijk minder mee geconfronteerd. Opvallend is dat in Noord het aandeel leerkrachten dat met leerlingen te maken krijgt die bepaalde kleding dragen met als doel extreme standpunten uit te dragen relatief hoog is. Tabel 1.18 Vormen van extreme uitingen en gedrag naar deel van de stad (n= 234, % vaak/soms ) Noord Oost Zuid West Totaal Uitingen gericht tegen Joden of Israël 38 35 19 45 31 Uitingen gericht tegen het westen en de westerse manier van leven Het openlijk goedkeuren van (politiek) geweld vanuit islamitische motieven 44 30 14 45 29 28 35 15 37 26 Uitingen gericht tegen de democratie en de Nederlandse rechtstaat Dragen van kleding met als doel bepaalde extreme standpunten uit te dragen 13 20 22 23 21 31 22 7 19 16 Uitingen gericht tegen moslims en de islamitische manier van leven 13 24 11 29 18 19

Achtergrond van de leerlingen Komen extreme of radicale uitingen meer voor bij jongens of bij meisjes of bij allebei evenveel. Volgens 49% van de leerkrachten komt het vooral voor bij jongens. Een aanzienlijk deel, namelijk 30% van de leerkrachten, geeft aan dat extreme of radicale uitingen en gedragingen evenveel voorkomen bij meisjes als bij jongens. Een vijfde van de leerkrachten heeft hier geen zicht op. Tabel 1.19 Komen extreme of radicale uitingen en gedragingen meer voor bij jongens of bij meisjes, of bij allebei evenveel? (n= 130, %) Uitsluitend bij jongens 3 Overwegend bij jongens 46 Evenveel bij meisjes als bij jongens 30 Overwegend bij meisjes 0 Uitsluitend bij meisjes 0 Weet niet, geen zicht op 21 Totaal 100 Aan de leerkrachten is gevraagd of extreme of radicale uitingen meer voorkomen bij leerlingen met een islamitische achtergrond of meer bij leerlingen met een nietislamitische achtergrond, of bij allebei evenveel. Volgens 53% van de leerkrachten komt dit vooral voor bij leerlingen met een islamitische achtergrond; 19% meldt dat extreme of radicale uitingen en gedragingen evenveel voorkomen bij leerlingen met een islamitische achtergrond als bij leerlingen met een niet-islamitische achtergrond. Een kwart van de leerkrachten geeft aan dit niet te weten of daar geen zicht op te hebben. Tabel 1.20 Komen extreme of radicale uitingen of gedragingen meer voor bij leerlingen met een islamitische achtergrond of meer bij leerlingen met een niet-islamitische achtergrond, of bij allebei evenveel? (n= 130, %) Uitsluitend bij leerlingen met een islamitische achtergrond 3 Overwegend bij leerlingen met een islamitische achtergrond 50 Bij beide groepen evenveel 19 Overwegend bij leerlingen met een niet-islamitische achtergrond 2 Uitsluitend bij leerlingen met een niet-islamitische achtergrond 1 Weet niet, geen zicht op 25 Totaal 100 20

1.5 Afzondering van groepen en oordeel over gebruik van geweld Naast de eerder genoemde extreme of radicale uitingen en gedragingen zijn nog twee ongewenste gedragingen aan de leerkrachten voorgelegd. Deze gedragingen zijn wat algemener van aard en geen uitingen van extremisme of radicalisering. Het gaat om: Gebruik van geweld (tegen personen of objecten) als normaal en geoorloofd gedrag beschouwen. Leerlingen die contact met andere groepen vermijden en zich terugtrekken in een groep gelijkgezinden (bijvoorbeeld de eigen etnische groep of leerlingen met dezelfde religieuze overtuiging). 12% Van de leerkrachten meldt dat het vaak voorkomt dat leerlingen het gebruik van geweld (tegen personen of objecten) als normaal en geoorloofd gedrag beschouwen; volgens nog eens 25% van de leerkrachten komt dat soms voor. 21% Van de leerkrachten geeft aan dat het vaak voorkomt dat leerlingen contact met andere groepen vermijden en zich terugtrekken in een groep gelijkgezinden ; nog eens 32% meldt dat dit soms voorkomt. Uit de toelichtingen van de leerkrachten blijkt dat het met name gaat om groepjes leerlingen met dezelfde etnische achtergrond: Marokkaans, Turks, Surinaams/Antilliaans, et cetera. Figuur 1.2 Mate waarin leerkrachten ongewenste opvattingen of gedrag waarnemen (n=239, %) gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd gedrag vermijden van contact met 'andere' groepen, terugtrekken in groep 'gelijkgezinden' 12 21 25 32 26 18 23 20 13 10 Vaak Soms Zelden Nooit Weet niet 0% 20% 40% 60% 80% 100% 21

Gebruik van geweld als normaal en geoorloofd gedrag beschouwen Leerkrachten op scholen met een VMBO-afdeling worden vaker geconfronteerd met leerlingen die gebruik van geweld beschouwen als normaal als geoorloofd dan leerkrachten op scholen zonder VMBO-afdeling. Van de leerkrachten op scholen met een VMBO-afdeling zegt 25% dat dit vaak voorkomt en zegt eveneens 25% dat dit soms voorkomt. Bij leerkrachten op scholen zonder VMBO-afdeling zijn deze percentages respectievelijk 7% en 25%. Tabel 1.21 Gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd gedrag naar schooltype (n=239; %) Leerkrachten op scholen met VMBO Leerkrachten op scholen zonder VMBO Totaal Vaak 25 7 12 Soms 25 25 25 Zelden/ nooit 40 53 49 Weet niet/ geen zicht op 10 15 13 Totaal 100 100 100 Leerkrachten van zwarte en gemengde scholen melden aanmerkelijk vaker dat het vaak of soms voorkomt dat leerlingen het gebruik van geweld als normaal en geoorloofd gedrag beschouwen dan leerkrachten van witte scholen: resp. 45%, 44% en 17%. Leerkrachten op gemengde scholen geven vooral aan dat het soms voorkomt; leerkrachten op zwarte scholen geven vaker aan dat het vaak voorkomt. Tabel 1.22 Gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd gedrag naar percentage allochtonen op school (n= 234, % vaak/soms ) Witte school Gemengde Zwarte school school Totaal Vaak 3 9 21 12 Soms 14 35 24 25 Zelden/ nooit 57 47 47 50 Weet niet/ geen zicht op 25 10 8 13 Totaal=al 100 100 100 100 22

Leerkrachten uit Oost melden opvallend vaak dat het vaak voorkomt dat leerlingen het gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd gedrag: 22% tegen 12% van alle ondervraagde leerkrachten. Tegelijkertijd is hier ook het percentage dat meldt dat het zelden of nooit voorkomt relatief hoog: 59% tegen 49% van alle ondervraagde leerkrachten. In Noord en in iets minder mate in West, komt het het vaakst voor dat leerkrachten melden dat het vaak of soms voorkomt tegen dat leerlingen het gebruik van geweld beoordelen als normaal en geoorloofd gedrag. Tabel 1.23 Gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd gedrag naar deel van de stad (n= 239, % vaak/soms ) Noord Oost Zuid West Totaal Vaak 13 22 5 16 12 Soms 44 20 19 29 25 Zelden/ nooit 31 59 57 40 49 Weet niet, geen antwoord 13 0 19 15 13 Totaal 100 100 100 100 100 Vermijden van contact met andere groepen Ook bij het vermijden van contact met andere groepen en zich terugtrekken in een groep gelijkgezinden is er een verschil tussen scholen met een verschillend aandeel allochtone leerlingen. Leerkrachten op zwarte scholen rapporteren vaker dat dit gedrag vaak voorkomt dan leerkrachten op witte scholen: 32% versus 10%. Gemengde scholen nemen met 16% een tussenpositie in. Tabel 1.24 Vermijden van contact met andere groepen naar percentage allochtonen op school (n= 234, % vaak/soms ) Witte school Gemengde school Zwarte school Totaal Vaak 10 16 32 21 Soms 19 42 32 32 Zelden/ nooit 56 33 30 38 Weet niet/ geen zicht op 16 9 6 9 Totaal 100 100 100 100 23

Leerkrachten uit West en in iets mindere mate uit Noord krijgen naar eigen zeggen het vaakst te maken met leerlingen die andere groepen vermijden en zich terugtrekken in een groep gelijkgezinden : resp. 32% en 28%. In Oost is dat 17% en in Zuid 12%. Tabel 1.25 Vermijden van contact met andere groepen naar deel van de stad (n= 239, % vaak/soms ) Noord Oost Zuid West Totaal Vaak 28 17 12 32 21 Soms 38 35 26 36 32 Zelden/ nooit 31 41 49 21 38 Weet niet, geen antwoord 3 7 13 11 10 Totaal 100 100 100 100 100 24

1.6 Aandacht voor politiek en maatschappij Van de leerkrachten meldt 28% dat er op hun school vaak gericht aandacht wordt besteed aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen; 56% geeft aan dat hieraan soms aandacht wordt besteed; 8% van de leerkrachten zegt dat dat zelden of nooit gebeurt. Tabel 1.26 Wordt er op uw school tijdens lessen gericht aandacht besteed aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen (n= 239, %) Vaak 28 Soms 56 Zelden 7 Nooit 1 Weet niet, niet van toepassing 8 Totaal 100 Leerkrachten die werken op een witte school geven vaker aan dat er op hun school, tijdens lessen, vaak aandacht wordt besteed aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen dan leerkrachten die werkzaam zijn op een gemengde of zwarte school (resp. 41%, 29% en 16%). Op de meerderheid van zwarte en gemengde scholen wordt volgens de leerkrachten vooral soms aandacht besteed aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen: resp. 59% en 63%. Tabel 1.27 Aandacht voor politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen tijdens lessen naar percentage allochtonen op school (n= 234, %) Witte Gemengde Zwarte school school school Totaal Vaak 41 16 29 28 Soms 43 63 59 56 Zelden 6 9 6 7 Nooit 3 0 0 1 Weet niet, niet van toepassing 6 12 7 9 Totaal 100 100 100 100 25

Tweeëntwintig procent van de leerkrachten besteedt zelf tijdens lessen vaak aandacht aan politieke en maatschappelijke opvattingen; 48% besteedt daar soms aandacht aan en 24% zelden of nooit. Tabel 1.28 Besteedt u zelf tijdens lessen aandacht aan politieke en maatschappelijke opvattingen verhoudingen? (n= 239, %) Vaak 22 Soms 48 Zelden 21 Nooit 3 Weet niet, niet van toepassing 6 Totaal 100 Dertien procent van de leerkrachten meldt dat leerlingen vaak met hem of haar over politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen willen praten; 52% geeft aan dat dat soms voorkomt en eenderde laat weten dat dat zelden of nooit gebeurt. Tabel 1.29 Komt het voor dat leerlingen met u willen spreken over politieke en maatschappelijke opvattingen verhoudingen? (n= 239, %) Vaak 13 Soms 52 Zelden 25 Nooit 8 Weet niet, niet van toepassing 3 Totaal 100 26

Eerder zagen we al dat op gemengde en zwarte scholen tijdens lessen - relatief minder aandacht wordt besteed aan politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen. Tegelijkertijd worden juist de leerkrachten op zwarte scholen relatief vaak door leerlingen benaderd die met hen willen spreken over politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen: 21% zegt dat dat vaak voorkomt. Tabel 1.30 Leerlingen die met de leerkracht willen spreken over politieke en maatschappelijke opvattingen naar percentage allochtonen op school (n= 234, %) Witte Gemengde Zwarte school school school Totaal Vaak 10 6 21 13 Soms 44 58 49 51 Zelden 29 26 23 26 Nooit 8 10 6 8 Weet niet, niet van toepassing 10 0 1 3 Totaal 100 100 100 100 Volgens 17% van de leerkrachten spreken leerlingen vaak met elkaar over politieke en maatschappelijke opvattingen en verhoudingen. Iets meer dan de helft van de leerkrachten meldt dat leerlingen hier soms met elkaar over praten en een tiende meent dat dat zelden of nooit gebeurt. Tabel 1.31 Komt het voor dat leerlingen met elkaar spreken over politieke en maatschappelijke opvattingen verhoudingen? (n= 239, %) Vaak 17 Soms 56 Zelden 10 Nooit 1 Weet niet, niet van toepassing 16 Totaal 100 27

Conclusies In opdracht van de Algemene Onderwijsbond (AOb) en AT5 heeft de Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) een verkennend onderzoek uitgevoerd naar extremisme en radicalisering in het Amsterdamse voortgezet onderwijs. In het kader van dit onderzoek hebben 239 leerkrachten uit het Amsterdamse voortgezet onderwijs, die lid zijn van de AOb, een schriftelijke enquête ingevuld. Aanleiding voor het onderzoek was dat veel media de afgelopen maanden over incidenten berichtten, die moeilijk konden worden geduid en beoordeeld; gaat het om opgeblazen incidenten of is er echt wat aan de hand op de Amsterdamse scholen? In het onderzoek is nadrukkelijk gekozen voor het perspectief van de leerkracht. Er wordt gerapporteerd over hun waarnemingen en hun ervaringen op dit gebied. De resultaten laten zien of en in welke mate leerkrachten extreme of radicale uitingen en gedragingen waarnemen, hoe ze deze beoordelen, hoe ze ermee om gaan en of zij in staat zijn en in staat worden gesteld om op te treden tegen leerlingen die extreem of radicaal gedrag vertonen. Bijna de helft van de leraren in het Amsterdamse voortgezet onderwijs (47%) wordt vaak of soms geconfronteerd met extreme of radicale uitingen van leerlingen. Tegelijkertijd geldt voor ongeveer de helft van de leerkrachten dat zij hier nauwelijks of in het geheel niet mee worden geconfronteerd. Volgens de meeste leraren die hiermee te maken hebben, gaat het hierbij (vooral) om provocerend en puberaal gedrag van leerlingen (79%); een klein deel (9%) meent dat het overwegend reële opvattingen van leerlingen zijn. Desondanks maakt tweederde van de leerkrachten (65%) zich in enige mate zorgen over de situatie. De grootste groep vindt de situatie enigszins zorgelijk; het aandeel dat zich zeer veel zorgen maakt is klein, 6%. Leraren vinden dat ze op moeten treden tegen leerlingen met extreme uitingen en gedragingen en het overgrote deel (89%) doet dat ook. Dat kost hen wel moeite; 28% geeft aan dat leraren daarvoor onvoldoende zijn geëquipeerd. Van de leraren meldt 35% dat de schoolorganisatie onvoldoende ondersteuning biedt en nog eens 34% geeft aan dat dat enigszins het geval is. Aan de leraren is gevraagd in hoeverre zij specifieke vormen van extreme of radicale uitingen en gedrag waarnemen. Uitingen gericht tegen Joden of Israël wordt door 31% van de leraren vaak of soms waargenomen, antiwesterse uitlatingen, waaronder uitspraken gericht tegen homo s door 29% en het goedkeuren van geweld vanuit islamitische motieven door 26%. Ook uitingen gericht tegen de democratie en de Nederlandse rechtstaat (21%) en het dragen van bepaalde kleding, zoals een djellaba, met de bedoeling extreme standpunten uit te dragen (16%) worden door de leraren waargenomen, zij het in iets mindere mate. Hetzelfde geldt voor uitingen gericht tegen 28

moslims (18%) en het goedkeuren van politiek geweld vanuit extreem-rechtse of racistische motieven (16%). Uit het onderzoek blijkt verder dat 37% van de leraren vaak of soms wordt geconfronteerd met leerlingen die gebruik van geweld beschouwen als normaal en geoorloofd gedrag. Verder geeft meer dan de helft van de leraren (53%) aan hun leerlingen vaak of soms contact met andere groepen vermijden en zich terugtrekken met gelijkgezinden. Leerkrachten die lesgeven op scholen met een VMBO-afdeling of op zwarte scholen worden vaker geconfronteerd met extreme uitingen en gedrag dan hun collega s die lesgeven op een school zonder VMBO-afdeling of een witte school. Hieruit valt af te leiden dat het aandeel islamitische leerlingen mogelijk een relevante factor is (en niet het opleidingsniveau). De cijfers geven aanleiding om de situatie met betrekking tot uitingen en gedrag van leerlingen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs serieus te nemen. De groep leerkrachten die te maken heeft met extreme of radicale uitingen en gedragingen door hun leerlingen, is relatief groot. Bovendien lijken veel leerkrachten niet goed te weten hoe ze dit verschijnsel moeten duiden: zij vinden het zorgelijk maar beschouwen het gedrag van de leerlingen tegelijkertijd ook grotendeels als puberaal en provocerend gedrag. Daarbij komt dat een aanzienlijk deel van de leerkrachten onvoldoende geëquipeerd is om adequaat op te treden en onvoldoende ondersteuning krijgt vanuit de schoolorganisatie. Het is van belang dat de sector zorg draagt voor een goede waarneming én duiding van het verschijnsel. Bovendien moet de sector op zoek naar mogelijkheden om hier adequaat op te reageren. Leerkrachten en schoolleiding moeten weten in welke situaties het verstandig en noodzakelijk is om op te treden en wat is in die gevallen een effectieve (re)actie is. Daarbij is het noodzakelijk dat leerkrachten worden ondersteund door de schoolleiding. 29

Bijlage 1: Achtergrond respondenten De leerkrachten die hebben meegewerkt aan het onderzoek hebben de volgende kenmerken: Tabel 2.1 Schooltypen die worden aangeboden op de school waar de leerkracht werkzaam is Aantal Percentage VMBO 173 72 HAVO 144 60 VWO/ Gymnasium 150 63 Tabel 2.2 Schooltypen waaraan leerkrachten zelf les geven Aantal Percentage VMBO 130 58 HAVO 116 49 VWO/ Gymnasium 126 53 Tabel 2.3 Denominatie van de school waar de leerkracht werkzaam is Aantal Percentage Openbaar onderwijs 115 48 Bijzonder onderwijs (rooms-katholiek, protestant-christelijk, islamitisch of anders) 121 51 30

Tabel 2.4 Verhouding tussen autochtone en allochtone leerlingen op de school waar de leerkracht werkzaam is Aantal Percentage Witte school (minder dan 25% allochtone leerlingen) 63 26 Gemengde school (tussen 25% en 75% allochtone leerlingen) 81 34 Zwarte school (meer dan 75% allochtone leerlingen) 90 38 Tabel 2.5 Deel van de stad waar de school waar de leerkracht werkzaam is, is gevestigd Aantal Percentage Noord (stadsdeel Amsterdam Noord) 32 13 Oost (stadsdelen Oost/ Watergraafsmeer, Zeeburg en Zuidoost) 46 19 Zuid (stadsdelen Amsterdam Centrum, Amsterdam Oud Zuid en ZuiderAmstel) 99 41 West (stadsdelen De Baarsjes, Bos en Lommer, Geuzenveld/Slotermeer, Osdorp, Slotervaart, Oud-West en Westerpark) 62 26 Tabel 2.6 Geslacht van de leerkrachten Aantal Percentage Man 130 54 Vrouw 109 46 Tabel 2.7 Leeftijd van de leerkrachten Aantal Percentage 24 44 jaar 71 30 45 jaar en ouder 168 70 31