van Gedeputeerde Staten op vragen van A. van Hunnik (GroenLinks) (d.d. 15 maart 2016) Nummer 3156 Onderwerp Sloop sociale huurwoningen Rotterdam Aan de leden van Provinciale Staten Toelichting vragensteller Op 29 januari publiceerde de NOS een artikel over de sloop van 20.000 sociale huurwoningen in Rotterdam (http://nos.nl/artikel/2090059-rotterdam-gaat-duizendengoedkope-huurwoningen-slopen.html). 1. Is het college op de hoogte van het bovenvermelde NOS artikel over de plannen met betrekking tot de sloop van 20.000 goedkope huurwoningen? Het bericht is ons bekend. 2. Is het College op de hoogte van de plannen van wethouder Schneider (Rotterdam) om 20.000 sociale huurwoningen te slopen? Zo ja, wat vindt het college van dit plan? Wij zijn hiervan op de hoogte. Zie ons antwoord onder vraag 3. 3. Is het College het met GroenLinks eens dat het tekort aan sociale woningen een provinciaal probleem is? Zo neen, waarom niet? Voor de inwoners van Zuid-Holland willen wij voldoende kwalitatief goede en betaalbare huur-en koopwoningen voor alle inkomens. Het provinciaal beleid is er op gericht dat de sociale doelgroep overal in de provincie huisvesting kan vinden (vrije vestiging). Conform de Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte is het provinciale instrument daarvoor de regionale woonvisie. Per regio zullen er voldoende sociale woningen moeten zijn en moet de vrijheid van vestiging gegarandeerd zijn. Dit betekent dat gemeenten het aanbod van sociale woningen regionaal af moeten stemmen op de omvang van de doelgroep. Wij gaan er vanuit dat de gemeenten dit uitgangspunt in hun regionale woonvisie opnemen en in de lokale uitwerking daarvan afstemmen. In de richting van de regio benadrukken wij dat vraag en aanbod van woningen in de sociale sector regionaal afgestemd moeten worden. De Rotterdamse regio heeft in 2014 onderling gemaakte afspraken neergelegd in het document Dat spreken we af, geldend tot FZ/GS/Alg
Pagina 2/5 2020. Voor de periode 2020-2030 streeft het college van Rotterdam nieuwe regionale afspraken na die hierop voortborduren. Vergunninghouders zijn onderdeel van de primaire doelgroep en wij spreken, indien nodig gemeenten aan op de nakoming van de taakstelling voor huisvesting van vergunninghouders. Dit vloeit voort uit onze toezichthoudende rol bij de wettelijke taak van gemeenten om vergunninghouders te huisvesten. Onze portefeuillehouder Wonen heeft richting gemeente Rotterdam het signaal afgegeven dat de druk op de sociale voorraad toeneemt, niet in de laatste plaats in de Rotterdamse regio. Gevraagd is in de regio zorgvuldig te blijven monitoren wat het effect is van de veranderingen in de sociale voorraad en of dit betekent dat mensen een passende woning kunnen vinden. 4. Welke rol ziet het College voor zichzelf en de provincie inzake het oplossen van het tekort aan sociale woningen? Wij willen de gemeenten een uitgestoken hand bieden om vraag en aanbod op de woningmarkt beter in balans te krijgen. Daarom denken en doen wij actief mee, door te agenderen en partijen te verbinden om goede initiatieven verder te brengen. Dit doen we op verschillende manieren en bij diverse thema s. Wij keken naar de kaders voor de regionale woonvisies en hoe wij daarmee de realisatie van goedkope woonruimten in gemeenten kunnen ondersteunen. Wanneer gemeenten extra woningen of woonruimten in de sociale sector willen realiseren, zijn de kaders van de regionale woonvisie daarvoor geen beletsel (brief PZH-2015-535886518 van 1 december 2015). Daarnaast willen wij transformatie en herbestemming van leegstaande kantoren en detailhandel mogelijk maken. In het Actieprogramma Slim ruimtegebruik is hergebruik een belangrijk element. Wanneer er strijdigheid met provinciale regels ontstaat, dan bezien we samen met de gemeente(n) of dat kan worden opgelost of voorkomen. Eén van de grootste - ook financiële - opgaven op het gebied van wonen en verstedelijking in de Zuidelijke randstad is de (her)ontwikkeling van complexe stedelijke transformatiegebieden- en gebouwen. De blijvende en grote vraag naar stedelijk wonen is in hoge mate een vraag naar betaalbare woningen. Samen met andere partijen in het Netwerk Zuidelijke randstad agenderen we stedelijke transformatie via het vervolg op het MIRT-onderzoek Stimuleren stedelijk wonen. Een uitvloeisel daarvan is de recent ondertekende City deal Binnenstedelijk bouwen en Transformatie in het kader van de Agenda Stad (http://www.zuidholland.nl/actueel/nieuws/@13113/city-deal/ ). 5. Vindt het College dit besluit in lijn met de in oktober goedgekeurde woonvisie van de gemeente Rotterdam? Zo ja, waarom? De Woonvisie van de gemeente Rotterdam is op dit moment nog niet goedgekeurd door de gemeenteraad van Rotterdam. Het college van Burgemeester en wethouders heeft de Woonvisie op 1 maart 2016 (in ontwerp) vastgesteld. Behandeling daarvan in de raad van Rotterdam is voorzien op 12 mei a.s.
Pagina 3/5 6. Is het College van mening dat de gemeente Rotterdam het overschot van sociale woningen juist/voldoende heeft aangetoond? Zo ja, hoe is dat aangetoond? Zo neen, wat gaat het College doen om daar meer inzicht in te krijgen? In ons antwoord onder vraag 3 schetsten wij het provinciaal instrumentarium dat is vastgelegd in de Visie Ruimte en Mobiliteit. In het verlengde daarvan hebben wij de regionale woonvisie van de (woningmarkt)regio Rotterdam aanvaard. De regionale woonvisie voldoet aan de kaders die in de VRM gesteld zijn. 7. Is het College met GroenLinks van mening dat er eerst moet worden gekeken naar andere oplossingen voordat er tot sloop wordt overgegaan? Zo nee, waarom niet? Bij het gemeentelijk oordeel over sloop of andere oplossingen spelen verschillende overwegingen. Verandering via sloop/nieuwbouw is één van de instrumenten die bij een beoogde herstructurering van een (deel van een) wijk of buurt inzetbaar is. In het verlengde van ons antwoord onder vraag 3 is het primair de gemeente, die in samenspraak met woningeigenaren en bewoners de afwegingen maakt. 8. Is het College van mening dat de gemeente Rotterdam de herstructureringsmogelijkheden voldoende heeft onderzocht? Zo ja, hoe zijn de herstructureringsmogelijkheden onderzocht? Zo nee, acht het College het wenselijk dat deze mogelijkheden nog worden onderzocht? Zie ons antwoord onder de vragen 6 en 7. Op 14 maart berichtte de Volkskrant over een tekort aan woningen voor statushouders. Al eerder berichtte diverse media dat Zuid-Holland naar verhouding weinig vluchtelingen, asielzoekers en statushouders opvangt. 9. Hoeveel statushouders dient de provincie Zuid-Holland maandelijks te huisvesten? Het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties maakt de taakstelling per gemeente bekend. De taakstelling is het aantal vergunninghouders dat een gemeente in een halfjaar moet huisvesten. De taakstelling per gemeente is gebaseerd op het aantal vergunninghouders dat in dat halfjaar in Nederland gehuisvest moet worden. Elke gemeente neemt naar rato van het inwoneraantal een deel van de landelijke opgave voor zijn rekening. Als vuistregel is te hanteren dat gemiddeld de Zuid-Hollandse gemeenten samen circa 20% van de landelijke taakstelling moeten invullen.. De omvang van de taakstelling voor door Zuid-Hollandse gemeenten te huisvesten vergunninghouders in de laatste (half)jaren, is als volgt. Zuid-Holland 2013-I 2013-II 2014-I 2014-II 2015-I 2015-II 2016-I Taakstelling 926 1373 1374 1959 2973 3165 4258
Pagina 4/5 10. Is het tot op heden gelukt om te voldoen aan dit aantal? Zo nee, waarom niet? De provincie is toezichthouder als het gaat om de wettelijke taak van gemeenten om vergunninghouders te huisvesten. Op basis van ons aanvullend beleidskader toetsen wij of de gemeenten op schema liggen bij het realiseren van hun taakstelling. Op het niveau van de provincie hebben de gemeenten een achterstand bij het realiseren van hun taakstelling. De onderstaande tabel geeft een beeld. Zuid-Holland 01-01-2015 01-07-2015 01-01-2016 Achterstand 518 1028 344 Gezien de opgave voor de komende tijd, hebben wij alle gemeenten gevraagd om een plan van aanpak te maken voor de huisvesting van vergunninghouders in de periode tot 1 juli 2017. Wij verwachten dat dit leidt tot een gemeentelijke aanpak met maatregelen op korte en middellange termijn gericht op het realiseren van de taakstelling. 11. Als er inderdaad een overschot van aan sociale woningen in de gemeente Rotterdam is, vindt het College dan met GroenLinks dat deze kan worden in gezet om vluchtelingen en asielzoekers op te vangen en statushouders te huisvesten? Zo nee, waarom niet? Wij merken op dat de opvang van asielzoekers en de huisvesting van vergunninghouders verschillende zaken zijn, die elk een eigen aanpak vragen. Wat betreft de huisvesting van vergunninghouders heeft de gemeente Rotterdam een taakstelling die zij moet realiseren. Wij gaan er van uit dat de gemeente daarvoor gebruik maakt van woningen in de sociale voorraad en ook andere opties benut. Wat betreft de sociale woningen wijzen wij er op dat de sloopopgave zich over een groot aantal jaren voltrekt. Om aan de taakstelling voor huisvesting van vergunninghouders te voldoen kunnen gemeenten voor uitstel of fasering van herstructurerings- of sloopplannen kiezen. De primaire afwegingen die daarvoor te maken zijn, zijn aan de gemeente zelf. GroenLinks maakt zich grote zorgen over het reeds bestaande tekort aan sociale (huur)woningen in Zuid-Holland en de gevolgen van het plan van wethouder Schneider. 12. Welke maatregelen zou het College in kunnen zetten om het verminderen van het aanbod aan sociale huurwoningen tegen te gaan en het tekort aan sociale huurwoningen te verkleinen in plaat van de vergroten? 13. Is het College bereid om deze maatregelen in te zetten? Voor vraag 12 en 13, zie ons antwoord onder vraag 3 en 4.
Pagina 5/5 14. Kan het college aangeven of en zo ja in welke Zuid-Hollandse gemeenten er nog meer plannen zijn om een groot aantal sociale huurwoningen (meer dan 25 woningen in een wijk) te slopen zonder een op een te vervangen? In onze gesprekken met gemeenten over de sociale voorraad, onder meer in het kader van de regionale woonvisies, dringen wij aan op het voorzien in een passend aanbod voor de regio. Het gaat dan met name over een totaalbeeld van de ontwikkelingen in de sociale voorraad. De afwegingen op projectniveau zijn aan de gemeenten. De prestatieafspraken die gemeenten in deze periode het maken zijn met corporaties in het kader van de nieuwe Woningwet zijn mede bepalend voor de ontwikkelingen in de sociale voorraad. Wanneer wij u komend najaar informeren over de monitoring voor de regionale woonvisies zullen wij hier waar mogelijk nader op ingaan. Den Haag, 19 april 2016 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, secretaris, voorzitter, drs. J.H. de Baas drs. J. Smit