HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS



Vergelijkbare documenten
Inleiding. Autisme & Communicatie in de sport

ogen en oren open! Luister je wel?

ADHD en lessen sociale competentie

4 INZICHTEN. De vier inzichten in dit boekje zijn gebaseerd op de uitkomsten van het Trainer-Kind-Interactieonderzoek,

Mijn kind heeft een LVB

Overleg van tevoren altijd met de ouders over de aanpak voor het kind en tips voor de omgang.

Pedagogisch sport klimaat Kind centraal

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan

Informatie voor ouders

SPORT- EN BEWEEGCONGRES VERENIGINGEN

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen.

Antwerpen. Leren luisteren

Wat heeft dit kind nodig?

PESTPROTOCOL CBS De Borgh

Pedagogisch beleid Kinderopvang Haarlem Spelend Groeien

Verbindingsactietraining

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

Omgaan met Gedragsproblemen

COMMUNICATIE training. effectief communiceren met iedereen

Visie (Pedagogisch werkplan)

AD(H)D bespreken. BEN/LO/ADHD/14/0003a April 2014

Hand out Voorkomen en oplossen van pesten bij kinderen met autisme

Onderzoek POD en Sport

Vragenkaartjes voor kinderen van 4 t/m 6 jaar

Alle kinderen mogen zich in onze vereniging veilig voelen, zodat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen.

3 Hoogbegaafdheid op school

Aan de slag blijven. Schematisch overzicht van thema s, leerdoelen en inhoud

Pedagogisch beleidsplan

Leren/coachen van meisjes - Dingen om bij stil te staan

Weet wat je kan Samenvatting op kaarten

IK WIJZER. Ik wil graag weten wie ik ben

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

5 pedagogisch medewerkers

Sportweetje. Het Katwijkse. sportieve toekomst! naar een. Nieuws, trends en tips voor een gezond en sportief verenigingsleven

FEEDBACK GEVEN. Feedback = een concrete uitspraak over het gedrag van een ander, met een specifiek doel voor ogen

Tijdschrift Kindermishandeling April 2013 Onderwijsspecial deel 2. 8 tips voor een goed gesprek met je leerling

EFFECTIEF LEIDINGGEVEN. Een gave of een vak?

Samen werken = samenwerken bij De Belvertshoeve

Leren luisteren. over opvoeden gesproken - Tips voor ouders

Mats Werkt! DÉ CURSUS VOOR HET BEGELEIDEN VAN MENSEN MET EEN ARBEIDSBEPERKING OP DE WERKVLOER.

Naam: Datum: Ik-Wijzer

Inleiding begeleiding van team en (individuele) spelers De stelling is dat het maken van afspraken een voorwaarde is om te presteren.

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Inge Test

& z o r g v e r b r e d i n g

Deze gevoelens en emoties blijven bestaan totdat jij er aan toe bent om ze te uiten.

Deze steekkaarten met tips rond competenties:

Ik ben pedagogisch medewerker bij TintelTuin

Samenwerking. Betrokkenheid

Trainershandleiding Brugklas Bikkels. Inkijkexemplaar

Betrokkenheid. Competentie. De behoefte aan competentie wordt vervuld.

Persoonlijkheidstesten

S.V.F. Sportvereniging Fortissimo Sportpark De Nieuwe Kamp Overrijnseveld GH Cothen BIJLAGE 2: Pestprotocol

De macho en het muurbloempje

- Een docent controleert of jij je huiswerk op hebt geschreven. - Je hebt aanmoediging nodig om je huiswerk te noteren.

Hoe kijken wij naar kinderen? Pedagogisch beleid

Cursus en Thema voor mantelzorgers en vrijwilligers

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

1.1. Het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving

Eerst je eigen toekomst bedenken, voordat je samen een toekomst bedenkt. Aantrekkelijk voelen Pak je echte wens

Stap 3 Leeractiviteiten begeleiden

Observatielijst sportpedagogische competenties. De sportbegeleider zorgt voor een veilig en ordelijk klimaat

Thema. Kernelementen. Oplossingsgericht taalgebruik Voorbeeld van communiceren 10 communicatie-tips

MEE. Ondersteuning bij leven met een beperking. Omgaan met mensen met een licht verstandelijke beperking. Voor verwijzers

Als docent werk je vanuit een positie van autoriteit, als trainer vanuit een positie van gelijkwaardigheid

PESTPROTOCOL DE BOOG. Koudenhovenseweg Zuid AC Eindhoven T: E:

Zelfevaluatieformulier

Gedragscode. Gewoon goed doen

PEDAGOGISCH BELEID VAN DE SKPC

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

4 communicatie. Ik weet welke informatie anderen nodig hebben om mij te kunnen begrijpen. Ik vertel anderen wat ik denk of voel.

Handleiding lesmethode Groep 8 Brugklas Bikkels. Inkijkexemplaar

Sport. Omdat een andere blik je leven verrijkt

Doel van deze presentatie is

13 Acquisitietips. AngelCoaching. Coaching en training voor de creatieve sector

Leren in contact met paarden Communicatie die is gebaseerd op gelijkwaardigheid (Door Ingrid Claassen, juni 2014)

Afgesproken verdeling van de boeken over de groepen

WORKSHOP JONGEREN MOTIVEREN

150 Tips om kinderen te laten zien dat je om ze geeft!

ACTIEF TOEZICHT. Informeren en structurele maatregelen

Nummer 1 December Cursusaanbod 2012 Gedeeld verdriet Mindfulness Laat je zelf zien

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

ASSERTIVITEIT. beter communiceren vanuit jezelf

Competenties De Fontein

Executieve functies in de klas: interventies

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

COMPETENTIEPROFIEL BIJLAGE 3D-MAP

Cursusgids 2016 Den Helder & Schagen

Protocol. Pestprotocol

Maartje Voorbeeld

Tot een geloofsgesprek komen. I Ontmoeten

Seksualiteit: Grenzen en Wensen

Voor mantelzorgers en vrijwilligers

POP Martin van der Kevie

Anti-pestprotocol. We werken samen aan een goede sfeer op school. Catharinaschool Wellerlooi

Kinderen met weinig zelfvertrouwen gebruiken vaak de woorden nooit en altijd.

Een Positief. leer en leefklimaat. op uw school

Waar hebben we het over? Workshop tennisouders Hoe spreek ik ouders aan op hun gedrag? Doelen. 18 December Programma.

Copyright Marlou en Anja Alle rechten voorbehouden Opeenrijtje.com 3.0

Transcriptie:

HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS

Inleiding In opdracht van SportService Zwolle (SSZ) is door een studente pedagogiek van Hogeschool Windesheim te Zwolle een onderzoek uitgevoerd naar de pedagogische vaardigheden van jeugdtrainers. Door meerdere observaties uit te voeren en enquêtes af te nemen is er een beeld ontstaan van het pedagogisch klimaat binnen de Zwolse sportverenigingen. Aan de hand van het beeld is dit handboek opgesteld. Het handboek is ontwikkeld om sportverenigingen en de jeugdtrainers die training geven aan kinderen in de leeftijd van zes en twaalf jaar te informeren en tips/handvatten aan te reiken met betrekking tot het creëren van een (nog beter) pedagogisch klimaat. Daarnaast kan het inzicht worden vergroot in de oorzaken van lastig en opvallend gedrag in de sport en hoe daarmee om te gaan. In het handboek wordt allereerst uitleg gegeven welke invloed sport op jeugd heeft en welke competenties van jeugdtrainers worden verwacht. Vervolgens wordt ingegaan op de knelpunten die trainers ervaren tijdens het geven van trainingen. In het laatste hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan met betrekking tot het creëren van een goed pedagogisch klimaat. Grote dank gaat uit naar a.v. P.E.C. 1910, BC Hanze 83, Landstede/VC Zwolle, ZAC, s.v. HTC, v.v. SVI, ZBC, CSV 28 en Oranje Zwart. Dankzij de medewerking van deze sportverenigingen heeft het onderzoek kunnen plaatsvinden. Voor vragen over het handboek kunt u contact opnemen met Marco Welink van SportService Zwolle, telefoon 038 423 66 86 of mail m.welink@sportservicezwolle.nl. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 2

Inhoudsopgave Inleiding... 2 Inhoudsopgave... 3 1. Invloed van sport op de jeugd (Geenen, 2003)... 4 2. Resultaten wetenschappelijk onderzoek... 5 3. Competenties jeugdtrainer... 6 4. Knelpunten op het sportveld... 7 4.1 Extravert gedrag... 7 4.2 Introvert gedrag... 8 4.3 Agressief en/of gefrustreerd gedrag... 9 4.4 Aandachtverdeling...10 4.5 Houding trainers...11 4.6 Aandacht ontvangen en vasthouden...12 5. Gedragsproblemen...13 5.1 Autisme...13 5.2 ADHD...14 5.3 PDD-NOS...15 6. Aanbevelingen voor de sportvereniging...16 6.1 Duidelijkheid voor de jeugdtrainer...16 6.2 Trainersbijeenkomsten organiseren en inhoud geven...16 6.3 Cursussen aanbieden...16 6.4 Persoonlijke ontwikkeling van de jeugdtrainer...17 7. Literatuurlijst...18 HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 3

1. Invloed van sport op de jeugd (Geenen, 2003) Sport heeft invloed op het gedrag van een kind. Onderstaand schema (figuur 1.1) laat zien dat sport op vele aspecten van de ontwikkeling van het kind invloed kan hebben. Als trainer ben je, net als een leraar of oppasser, verantwoordelijk voor een deel van de opvoeding van het kind. Oftewel, niet alleen de ouders, maar ook de maatschappij voedt kinderen op. Daarom is het belangrijk om bewust te zijn van je eigen invloed als trainer op een (groep) kind(eren). Figuur 1.1 Zelfstandigheid. Fantasie wordt gestimuleerd. Het leren over, en het respecteren van, waarden & normen. Leren van regels en je daar aan houden. Samen leren spelen met andere kinderen. Mogelijke vriendschappen opbouwen. Leren voor jezelf opkomen. Sport is een integratiemiddel. Werking van taakverdeling leren. Zelfvertrouwen opbouwen. Topsport en studie. Samenwerken. Emoties leren uiten. Concentratie opbouwen. Vormen van zelfbeeld. Verantwoordelijkheidsgevoel opbouwen. Deelname aan de maatschappij dankzij de sport. Behulpzaam naar anderen worden. Het leren geven en ontvangen van feedback. Fair Play. Accepteren van verschillen tussen individuen. Motorische ontwikkeling Naast deze verschillende aspecten heeft sport natuurlijk ook invloed op de motorische ontwikkeling van een kind. Vaardigheden, motorisch leervermogen, expressie en lichaamsbesef zijn maar een paar punten die het kind ontwikkeld tijdens het sporten. De motorische ontwikkeling is niet meegenomen in het onderzoek. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 4

2. Resultaten wetenschappelijk onderzoek Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau in 2010 blijkt dat in Nederland 75% van de zes- tot elfjarigen aan sport doet waarvan 80% lid is van een sportvereniging. De sportvereniging is dus een belangrijk onderdeel in het leven van een kind. Daardoor heeft de sportvereniging, naast de ouders en school, ook een rol in de ontwikkelingsstimulering van kinderen. Mensen die regelmatig sporten, minder last hebben van depressies en angstige gevoelens dan mensen die lichamelijk inactief zijn aldus Stubbe (2006). Daarnaast is uit haar onderzoek gebleken dat sporters, ongeacht leeftijd, meer tevreden zijn met hun leven en zich gelukkiger voelen dan mensen die niet sporten. Valois et al. (2004) heeft onderzocht dat het belangrijk is om succeservaringen, gevoelens van verhoogde fysieke competentie en doelbereiking te benadrukken. Het is belangrijk dat alle deelnemers betrokkenheid tonen en plezier beleven. Daarnaast zijn goed opgeleide sportbegeleiders/trainers en ondersteunende ouders belangrijke voorwaarden om de gewenste positieve effecten van sportbeoefening te kunnen realiseren. Ook Bailey (2006) zegt dat positieve ervaringen, plezier en betrokkenheid van alle deelnemers, betrokken sportbegeleiders en ondersteunende ouders belangrijke voorwaarden zijn om de positieve effecten van sport op het zelfvertrouwen te bewerkstelligen. Meerdere researchers hebben onderzocht dat sport niet automatisch positieve effecten heeft op de ontwikkeling van een kind. De kans bestaat namelijk ook dat deelname aan sport negatief, egocentrisch en agressief gedrag stimuleert. De cruciale factor voor het ontstaan van positieve effecten (zoals het leren beheersen van emoties, samenwerken, teamgeest, eerlijkheid, verantwoordelijkheid en Fair Play) is het motivationele klimaat waarin de sport wordt aangeboden. (Vanden Auweele, 2001) Hiermee wordt het aanwezig zijn van een aanbod passend bij de ontwikkelingsfase van het kind en positieve interacties en positieve waarden bedoeld. Ook is er onderzoek gedaan naar verbanden tussen verschillende condities in de sportcontext en moreel redeneren, antisociaal en prosociaal gedrag. In dit onderzoek is geconstateerd dat bepaalde condities, zoals de relatie tussen sporter en trainer en de houding ten aanzien van Fair Play van de sporters en de trainers resulteren in minder problematisch gedrag in en om het veld. (Rutten, 2004) Oftewel, uit meerdere onderzoeken is gebleken dat sport vele positieve effecten kan hebben op de sportende jeugd, maar dat deze effecten zich niet per se voordoen. Dit hangt onder andere nauw samen met de manier van interactie tussen spelers en trainer. Situaties die positieve effecten realiseren worden onder andere gekenmerkt door plezier, diversiteit, toewijding van iedereen, Fair Play en een betrokken coach/trainer. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 5

3. Competenties jeugdtrainer Als trainer van een groep is het belangrijk om de sport te kennen en deze uit te kunnen leggen aan een groep. Deze competentie is vooral gericht op de technische kant van het training geven. Naast de technische kant is de pedagogische kant van het training geven van belang. Vooral wanneer de sportvereniging de pedagogische knelpunten binnen de vereniging wil verminderen en/of voorkomen. Om de knelpunten te kunnen voorkomen en/of verminderen behaalt de trainer het meeste resultaat wanneer de volgende competenties beheerst worden. (Bongaards, 2008) Interpersoonlijke competentie De jeugdtrainer kan op een goede en persoonlijke manier met de spelers omgaan en leidinggeven waar nodig. Hij/zij zorgt voor een open communicatieve sfeer en een prettig sportklimaat. Pedagogische competentie De jeugdtrainer geeft de spelers het gevoel dat ze welkom zijn, gewaardeerd worden en erbij horen in het team. De spelers worden door de jeugdtrainer uitgedaagd initiatief te tonen en samen te werken in een team. Vakinhoudelijk en didactische competentie De jeugdtrainer weet de spelers te motiveren en leert ze te leren met en van elkaar. De trainingen worden afgestemd op de mogelijkheden van het team. Organisatorische competentie De jeugdtrainer verzorgt een overzichtelijke en ordelijke training waardoor de spelers weten waar ze aan toe zijn en weten wat er van ze wordt verwacht. Competent in samenwerken met collega s De jeugdtrainer kan goed samenwerken en communiceren met andere jeugdtrainers. Er wordt een bijdrage geleverd aan de trainersbijeenkomsten en draagt daardoor bij aan de ontwikkeling en verbetering van de vereniging. Competent in samenwerken met de omgeving De jeugdtrainer onderhoudt goede contacten met ouders en met personen van de vereniging. Competent in reflectie en ontwikkeling In alles wat de jeugdtrainer doet denkt hij/zij na over zijn/haar eigen handelen. Hij/zij heeft een goed beeld van de eigen competenties en werkt aan zijn/haar eigen ontwikkeling door middel van zelfreflectie en feedback van anderen. Deze competenties zijn gebaseerd op het onderwijs, maar vertaald naar competenties voor de jeugdtrainer in de sport. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 6

4. Knelpunten op het sportveld In dit hoofdstuk worden de knelpunten op het sportveld behandeld. Deze knelpunten zijn voortgekomen uit het onderzoek en zullen in dit hoofdstuk uitgelegd worden. Daarnaast worden er voor elk knelpunt tips gegeven om jeugdtrainers handvatten mee te geven. 4.1 Extravert gedrag Wat is het? Extraverte kinderen richten hun energie naar buiten. Ze zijn spontaan, energiek, praten veel, treden op de voorgrond en zijn enthousiast. (van der Ploeg, 2011) Extravert gedrag wordt daarom ook vaak externaliserend gedrag genoemd. Het kind heeft zelf geen last van het eigen energieke gedrag, maar de omgeving kan dit gedrag als probleem ervaren. Door de omgeving wordt dan ook gesproken over bijvoorbeeld te druk, irritant, vervelend en een grote mond. Tips Positieve benadering Extraverte kinderen krijgen veel aandacht, maar de meeste aandacht gaat vaak naar het lastige gedrag waardoor dit gedrag vaak versterkt wordt. Voor extraverte kinderen is het belangrijk om veel steun en waardering te krijgen. Probeer het negatieve gedrag zoveel mogelijk te negeren, maar let juist op de dingen die het kind wel goed doet en geef het kind daar een complimentje over. Structuur Extraverte kinderen hebben vaak meer leiding en regelmaat nodig dan andere kinderen. Geen houvast geeft veel onrust en onzekerheid waardoor het extraverte gedrag toeneemt. Structuur is belangrijk om orde en regelmaat te scheppen tijdens een training. Elk kind weet dan waar hij/zij aan toe is en dat geeft rust. (Gedrag en gezondheid, 2010) Regels Van extraverte kinderen wordt vaak gezegd dat ze de grens overschrijden of dat ze geen grenzen zien. Aan de jeugdtrainer de taak om eenvoudige regels en duidelijke grenzen op te stellen. Herinner de kinderen constant aan deze regels en grenzen en complimenteer ze wanneer ze zich aan de regels houden en geen grenzen overschrijden. Volhouden Een positieve benadering bij kinderen die elke training weer druk zijn kan vermoeiend zijn voor de trainer. Sta stevig in je schoenen en blijf kijken naar de dingen die goed gaan. Zo is het gemakkelijker om vast te houden aan de positieve benadering van het kind. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 7

4.2 Introvert gedrag Wat is het? Introverte kinderen richten hun energie naar binnen. Over het algemeen zijn ze rustig, op hun hoede in een nieuwe omgeving, vertellen weinig, treden op de achtergrond en het gedrag wordt niet als een probleem ervaren. Introvert gedrag wordt daarom vaak internaliserend gedrag genoemd. Het kind heeft zelf last van het eigen gedrag, terwijl de omgeving dit gedrag niet als een probleem ervaart. (van der Ploeg, 2011) Tips Sfeer Creëer een sfeer waarin het introverte kind zich op zijn/haar gemak voelt. Laat het kind merken dat hij/zij welkom is in de groep. Let op teamgenoten en de interacties tussen het kind en teamgenoten. Niet dwingen Introverte kinderen moeten niet gedwongen worden om te praten. Wanneer introverte kinderen gedwongen worden om te gaan praten kunnen ze helemaal dichtslaan en hoor je de komende tijd helemaal niks meer van het kind. Daarnaast voelt het kind zich niet meer veilig, omdat hij/zij wordt gedwongen tot communiceren wat misschien wel heel moeilijk voor het kind is. Vertrouwen Zorg voor een vertrouwensband met het kind. Wanneer je het vertrouwen van het kind hebt, komt hij/zij eerder naar je toe als er iets is dan wanneer het kind geen vertrouwen in je heeft. Daarnaast is het belangrijk dat er in de gehele groep vertrouwen heerst. Om dit te bereiken is het belangrijk om elk kind te behandelen met respect en waardering. Niet gaan lachen wanneer een kind een oefening verkeerd doet, tenzij je zeker weet dat dit kind dat kan waarderen. Actief luisteren Vertelt het introverte kind je iets, luister dan actief. Val hem/haar niet in de rede en laat hem/haar rustig uitpraten. Ga naast het kind staan of zitten, zodat hij/zij niet het gevoel heeft dat er intens naar hem/haar wordt gekeken. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 8

4.3 Agressief en/of gefrustreerd gedrag Wat is het? Agressief gedrag Er wordt gesproken van agressie wanneer iemand andermans grenzen overschrijdt of met woede probeert iets te bereiken. Agressie is meestal een reactie op een ander persoon, maar kinderen kunnen zich ook gedragen op een wijze die agressief lijkt maar het eigenlijk niet is. Deze kinderen vertonen dan extreem assertief gedrag. Ze doen pogingen om voor zichzelf op te komen en om zich niet te laten verdrukken door anderen. Wanneer een kind onvoldoende vaardigheden heeft ontwikkeld om voor zichzelf op te komen, kan het assertieve gedrag iets te uitgesproken worden. Wanneer dit extreem assertieve gedrag genegeerd wordt, kunnen de kinderen heel agressief lijken en soms ook daadwerkelijk agressief worden. (van Acker, 2005) Frustratie Frustratie wordt vaak omschreven als niet krijgen wat je wilt en je daarover ergeren. Aan de lichaamshouding en de gezichtsuitdrukking is bij deze kinderen te zien dat de frustratie steeds meer oploopt. Een jongen wil bijvoorbeeld een bal in het doel trappen maar hij mist de bal. De volgende bal raakt hij wel maar komt niet in de buurt van het doel. De bal daarna raakt hij wederom, de bal komt dichterbij het doel maar zit er nog steeds niet in. Op een gegeven moment zie je het kind boos op zichzelf worden. De wil is er, het lukt alleen niet. Wanneer deze boosheid niet wordt gezien of genegeerd wordt door de jeugdtrainer, kan deze boosheid omslaan in agressie of juist het tegenovergestelde, een negatief zelfbeeld: ik kan het toch niet. Tips Bij agressief of gefrustreerd gedrag is het belangrijk om het probleem van het kind serieus te nemen. Laat het kind zijn/haar boosheid/frustratie uiten en ga daar niet tegenin, maar toon begrip. Wanneer een kind zich begrepen voelt, schopt hij/zij minder stennis. Belangrijke punten bij deze interactie zijn: (van Acker, 2005) Luister naar wat het kind te zeggen heeft; Blijf rustig en neem een open houding aan, dit wekt vertrouwen bij het kind; Laat het kind uitpraten. Dit zorgt ervoor dat de emoties niet nog hoger oplopen; Vat de woorden van het kind samen. Zo laat je merken dat je actief geluisterd hebt; Laat het kind weten wat jij als trainer wel en niet kan doen om het probleem te verhelpen; Biedt een oplossing aan of vraag het kind om een oplossing en koppel daar afspraken aan vast. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 9

4.4 Aandachtverdeling Wat is het? Trainers geven bewust of onbewust niet elk kind evenveel aandacht. De ene trainer heeft een goede aandachtverdeling tussen extraverte en introverte kinderen, de andere trainer heeft dit niet. De ene trainer heeft een goede aandachtverdeling tussen kinderen met beter ontwikkelde techniekvaardigheden en kinderen met minder ontwikkelde techniekvaardigheden, de andere trainer heeft dit niet. Aandachtverdeling is erg belangrijk. Elk kind hoort evenveel aandacht van de jeugdtrainer te krijgen. Deze aandacht kan gegeven worden in aanwijzingen, tips of complimenten. Ook een praatje met het kind of een applausje gelden als aandacht. Extraverte en introverte kinderen Extraverte kinderen krijgen over het algemeen meer aandacht van de trainer dan dat introverte kinderen dit krijgen. Extraverte kinderen vragen meer om aandacht en wanneer ze deze aandacht niet op een positieve manier krijgen, kunnen ze negatief gedrag laten zien om zo toch de aandacht te krijgen. (Bondeel, 2008) Als trainer moet je je hier bewust van zijn om zo de introverte kinderen niet onder te laten sneeuwen. Introverte kinderen vragen minder om aandacht, maar kunnen ook problemen hebben. Ook introverte kinderen hebben aandacht nodig, ze vragen hier alleen minder snel om. Vooral voor het zelfbeeld van het introverte kind is het belangrijk dat hij/zij feedback krijgt van iemand die boven hem/haar staat, zoals een ouder, een docent en/of een trainer. Kinderen met betere technische vaardigheden en kinderen met mindere technische vaardigheden Het verdelen van aandacht tussen kinderen met betere technische vaardigheden en kinderen met minder van deze vaardigheden verschilt zeer per trainer. De ene trainer is erg gefocust op de technisch kwalitatief betere spelers en de andere trainer ziet meer uitdaging in de minder sterkere spelers. Voor allebei deze groepen trainers kan hier iets in veranderen. Kinderen die een oefening zonder aanwijzingen goed doen, verdienen de aandacht van de trainer. Net als de kinderen die meer aanwijzingen nodig hebben of meer tijd nodig hebben om de oefening goed te kunnen uitvoeren. Tips Wat betreft het verdelen van de aandacht zijn er geen specifieke handvatten die elke jeugdtrainer kan gebruiken om dit te verbeteren. Het gaat vooral om het overzicht wat de trainer over de groep heeft. Ga bij jezelf na of je op sommige kinderen meer let dan op andere kinderen. Zo ja, dan is je aandachtverdeling niet gelijk. Een handige tip voor het verbeteren van het aandacht verdelen is het geobserveerd worden door een ander, bijvoorbeeld een andere trainer of een coördinator. Hij/ zij kan streepjes zetten achter de namen van de kinderen waardoor je na de training een overzicht hebt van je aandachtverdeling. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 10

4.5 Houding trainers Wat is het? De houding van de jeugdtrainer speelt een belangrijke rol in de interactie met de kinderen. Wanneer de jeugdtrainer een gesloten of ongeïnteresseerde houding aanneemt (bijvoorbeeld armen over elkaar) dan kan het kind zich niet vertrouwd voelen waardoor er geen wederzijds vertrouwen ontstaat. Wederzijds vertrouwen is belangrijk, omdat een kind dan meer open staat voor de jeugdtrainer wanneer deze een oefening uitlegt of een aanwijzing geeft. Wanneer jeugdtrainers geen enthousiasme uitstralen door middel van hun houding, zijn kinderen minder gemotiveerd om mee te doen aan een training. Door een open, actieve houding met een glimlach kun je als trainer heel veel bereiken bij een groep kinderen. Wanneer je kinderen kan enthousiasmeren door zelf een goede houding aan te nemen, ga je merken dat de kinderen de training leuker vinden en beter meedoen. Dit is ook uit het onderzoek van Rutten gebleken. (Rutten, 2004) Tips Je stelt jezelf met respect en inlevingsvermogen op naar de kinderen; Je bent nieuwsgierig naar de ontwikkeling, communicatie en verhalen van de kinderen; Je neemt een open, actieve houding aan (geen armen over elkaar); Keer je naar het kind toe, zodat je laat zien belangstelling te hebben voor het kind; Wanneer je contact maakt met het kind, ga dan op ooghoogte van het kind zitten of staan; Let op je stemvolume en stemintonatie; Je houdt rekening met je lichaamspositie. Wanneer je kinderen iets uitlegt, sta je voor de groep. Ben je in gesprek met een kind, ga dan naast het kind zitten/staan om gelijkwaardigheid te tonen; Kinderen reageren op een ander, straal dus enthousiasme uit. Wanneer kinderen zien dat jij enthousiast bent, nemen ze dat gemakkelijk over waardoor ze zelf ook enthousiast worden. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 11

4.6 Aandacht ontvangen en vasthouden Wat is het? Jeugdtrainers hebben vaak moeite met het ontvangen van de aandacht van de spelers. De spelers zijn druk met elkaar aan het praten en er wordt niet geluisterd naar de trainer die iets wil gaan uitleggen. Daarnaast zijn spelers snel afgeleid en is het voor deze spelers moeilijk om de aandacht bij het verhaal van de trainer te houden. Door als trainer je manier van communiceren te veranderen, samen met onderstaande tips, geven en houden de kinderen hun aandacht bij jou als trainer. Ook de houding van de trainer kan bijdragen aan het stimuleren van het ontvangen en vasthouden van de aandacht. Tips Neem een open, enthousiaste houding aan; Maak afspraken met de kinderen. Wanneer je als trainer wilt dat alle kinderen luisteren kun je bijvoorbeeld afspreken dat je je hand opsteekt. De kinderen moeten je voorbeeld volgen en zodra elk kind zijn/haar hand in de lucht heeft, is de trainer aan het woord en zijn de kinderen stil; Zorg dat de kinderen met hun rug naar de zon en een andere groep/team staan, zodat ze niet worden afgeleid door de omgeving; Stel een oefening zo op dat geen enkel kind heel lang hoeft te wachten totdat hij/zij aan de beurt is. Wanneer kinderen moeten wachten, verzwakt de aandacht voor de oefening en letten ze niet meer op; Maak de oefening uitdagend. Voor jongere kinderen is het succesvol om een wedstrijd- of spelelement toe te voegen aan de oefening. Probeer de kinderen uit te dagen, ook al is de oefening bedoeld om puur op techniek te trainen. Door bijvoorbeeld een puntensysteem in te voeren zijn de kinderen gemotiveerd om veel punten te scoren. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 12

5. Gedragsproblemen In dit hoofdstuk worden de drie meest voorkomende gedragsproblemen op het sportveld beschreven, namelijk autisme, ADHD en PDD-NOS. De keuze voor deze drie gedragsproblemen komt voort uit het feit dat deze het vaakst zijn voorgekomen bij de observaties. Daarom komen jeugdtrainers sneller met deze stoornissen in contact dan met andere stoornissen. Het is niet de bedoeling dat jeugdtrainers door middel van de informatie over de gedragsproblemen conclusies gaan trekken en kinderen een stempel op drukken. Het is lastig signaleren, omdat meerdere problemen uitgesloten moeten worden voordat je een gedragsprobleem mag benoemen. Het wordt de jeugdtrainers daarom afgeraden om conclusies te trekken om te voorkomen dat kinderen onterecht in een hokje worden geplaatst. Daarnaast betekent het doornemen van deze informatie niet dat de jeugdtrainer voldoende vaardig is om om te gaan met kinderen met gedragsproblemen. Hiervoor moeten vaardigheden geoefend worden die je niet kunt leren door informatie te lezen/leren. 5.1 Autisme Wat is het? Kort gezegd zijn de drie hoofdkenmerken van autisme: - Een (kwalitatieve) beperking in contact; - Een (kwalitatieve) beperking in communicatie; - Een (kwalitatieve) beperking in verbeelding. (Zeevalking, 2000) Er bestaan verschillende vormen van autisme. Vaak wordt daarom gesproken over een stoornis in het autistisch spectrum. 1 Geen enkel kind heeft precies dezelfde stoornis, de uitwerking is op elk kind verschillend. Een stoornis in het autistisch spectrum hoeft niet te betekenen dat het kind een laag IQ heeft. De helft van de mensen met een autistische stoornis heeft een normale of hoge intelligentie. De informatie die in dit handboek wordt gegeven over autisme is vrij algemeen en richt zich niet op de verschillende stoornissen. Als jeugdtrainer moet je daar tijdens trainingen ook rekening mee houden. Geen enkel kind is hetzelfde, dat geldt ook voor kinderen met autisme. Belangrijk op een training Wanneer je tijdens een training te maken hebt met kinderen met autisme is het van groot belang om de training begrijpelijk en voorspelbaar te houden. Wanneer het kind weet wat het kan verwachten op een training, als er een duidelijke structuur in zit en het kind oefeningen één voor één aangeboden krijgt, kan dit voor groot houvast zorgen waardoor het kind zich beter kan ontwikkelen. (Schrijver, 2011) 1 Autistisch spectrum is een verzamelnaam voor de verschillende vormen autisme. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 13

5.2 ADHD Wat is het? ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder, oftewel aandachtstekort stoornis met hyperactiviteit. Veel mensen noemen ADHD ook wel Alle Dagen Heel Druk. Als je ADHD hebt, zijn er een aantal duidelijke symptomen. Een verdeling die gemaakt kan worden is de volgende: Aandachtsproblemen Hierbij is er sprake van vergeetachtigheid, moeite met details, je spullen kwijtraken, afgeleid raken door andere dingen, van alles tegelijk doen. Niet kunnen blijven luisteren, 'het ene oor in, het andere uit' valt hier ook onder. Maar ook hyperfocussen komt voor. Iemand zei eens: Een ADHD-kind wordt zijn/haar hele leven gestraft als hij/zij twee keer iets goed doet. Hiermee wordt bedoeld dat als het kind zich heel sterk ergens op richt, hyperfocust, hij/zij een taak dan kan afronden en vaak nog goed ook. Dit geeft verwachtingen voor de volgende keren en dan kan het misschien niet lukken om te 'hyperfocussen'. Dan zegt de omgeving al snel: "Je kunt het wel, maar je wilt het nu niet, je bent lui!" Impulsiviteit Hieronder valt het meteen handelen zonder eerst na te denken. Dingen 'eruit flappen', voor de beurt spreken (vaak ook omdat men bang is te vergeten wat men wil zeggen), vreetbuien, snel relaties aangaan en weer verbreken, geld uitgeven zonder dat het nodig of verantwoord is en voordringen zonder dat men er erg in heeft. Hyperactiviteit Altijd een gevoel van onrust in het lijf, niet stil kunnen zitten, steeds moeten opstaan en rondwandelen, steeds friemelen met de handen of met een voorwerp, tikken met de voeten, doorpraten alsof er geen rem is. Ellenlange verhalen afsteken waarbij de luisteraar de draad allang kwijt is. Gespannen zijn en blijven, moeilijk tot rust komen. Tijdsbeleving Ook wordt tijdsbeleving genoemd, al staat dit niet in de DSM-IV criteria. Bij veel ADHD ers is er namelijk een probleem met het inschatten van tijd. Ze komen vaak te laat, schatten tijd verkeerd in (altijd te kort). Alsof de klok in de hersenen niet goed loopt. Deze verschijnselen hoeven niet allemaal voor te komen, er zijn verschillende typen ADHD. Bij kinderen met ADHD is de onrust het gevolg van de impulsiviteit- en concentratiestoornis. Kinderen met ADHD hebben door hun aandachtstekort en impulsiviteit ook vaak sociale problemen. (Quak, 2003) Belangrijk op een training Zorg voor een duidelijke structuur, zoals duidelijke regels. Een kind met ADHD heeft deze structuur van buitenaf nodig. Geef het kind duidelijke en haalbare opdrachten, waarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen van het kind. Zorg er hierbij voor dat altijd maar één opdracht tegelijk wordt gegeven. Wees alert op goed gedrag en beloon dit door het geven van complimenten en aandacht. Geef het kind interessante, motiverende en prikkelende taken, anders dwaalt de aandacht van het kind te snel af. Geef daarnaast duidelijk aan wanneer er tijd is om de energie kwijt te kunnen. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 14

5.3 PDD-NOS Wat is het? PDD-NOS is de afkorting van Pervasive Developmental Disorder - Not Otherwise Specified. Dit wordt in het Nederlands vertaald als: een in alles (alle gebieden van de hersenen en daardoor dus het gedrag) doordringende ontwikkelingsstoornis, die niet op een andere manier te benoemen is. (Quak, 2003) PDD-NOS is een stoornis in het autistisch spectrum. PDD-NOS leidt tot problemen in de omgang met anderen en tot communicatieproblemen of afwijkend gedrag in de vorm van bekende gedragingen en extreme weerstand tegen veranderingen. Iemand met PDD-NOS heeft op verschillende vlakken meer moeite dan een ander persoon: Sociale interactie In contacten met andere mensen is er weinig wederzijdse interesse. Hij/zij zoekt alleen contact als hij/zij de ander ergens voor nodig heeft. Hij/zij is erg op zichzelf en deelt weinig met anderen. Communicatie Iemand met PDD-NOS heeft moeite met het begrijpen van non-verbale communicatie, zoals oogcontact, lichaamshoudingen en stemgebruik. Hij/zij heeft moeite met sociaal taalgebruik, variërend van niet praten tot napraten. De taalontwikkeling van iemand met PDD-NOS is vaak laat of in een ongewone volgorde op gang gekomen. Gedrag/spel Hij/zij vertoont bekend gedrag, interesses en activiteiten. Dit heeft verschillende varianten. Hij/zij kan zich vast blijven houden aan rituelen of als gewoonte in paniek raken bij een kleine verandering. Daarnaast kan hij/zij steeds dezelfde ongewone bewegingen maken, bijvoorbeeld het fladderen met de handen. Belangrijk op een training Voor een kind met PDD-NOS is het overzicht en de structuur van een training heel belangrijk. Het is van groot belang om een oefening voorspelbaar te houden. Daarnaast is het belangrijk dat het kind de oefening begrijpt voordat gestart wordt met de oefening. Het kind heeft houvast nodig om zich te kunnen ontwikkelen en mee te kunnen doen aan een oefening. (Schrijver, 2011) HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 15

6. Aanbevelingen voor de sportvereniging Een jeugdtrainer zijn is moeilijk wanneer er geen contact en/of relatie is met de sportvereniging. De sportvereniging heeft een belangrijk rol in het bevorderen van een pedagogisch klimaat op de sportvelden. Wanneer er gekeken wordt naar de benoemde knelpunten in dit handboek, zijn er enkele gebieden waar de sportvereniging actief uitvoering aan kan gaan geven. 6.1 Duidelijkheid voor de jeugdtrainer Uit de enquêtes is gebleken dat jeugdtrainers niet altijd weten wat de sportvereniging te bieden heeft. Zo weten ze niet of er een contactpersoon is en wie dat is. Ook is het onduidelijk of er bijvoorbeeld trainersbijeenkomsten of cursussen worden aangeboden. De verenigingen kunnen meer duidelijkheid binnen hun vereniging verschaffen door de jeugdtrainers te informeren over de mogelijkheden binnen de vereniging. Dit kan de sportvereniging doen door een document op te stellen waarin alle mogelijkheden binnen de sportvereniging worden uitgelegd. 6.2 Trainersbijeenkomsten organiseren en inhoud geven Trainersbijeenkomsten kunnen cruciaal zijn binnen een sportvereniging. Trainersbijeenkomsten zijn belangrijk voor: - Overleg tussen de trainers over effectieve techniekoefeningen; - Overleg tussen de trainers om een goede samenwerking te bewerkstelligen; - Overleg tussen de trainers om het pedagogisch klimaat te bevorderen; - Overdracht van de jeugdige sporters wanneer ze naar een ander team gaan/kunnen. In deze overdracht is het de bedoeling dat de huidige jeugdtrainer, de nieuwe jeugdtrainer van het andere team informeert over de speler zijn/haar kwaliteiten, mogelijkheden en strubbelingen; - Overleg tussen de trainers en de sportvereniging over de te behalen doelstellingen; - Uitwisseling van de ervaringen van de jeugdtrainers. Deze uitwisseling is van belang omdat jeugdtrainers op deze manier kunnen leren van de ervaringen van andere jeugdtrainers; - Het vormen van een steunpunt voor de jeugdtrainer. Loopt de jeugdtrainer tegen moeilijkheden aan en weet hij/zij niet wat hier de beste oplossing voor is, dan kan hij/zij dit inbrengen in de trainersbijeenkomst; - Informatieoverdracht van de sportvereniging, bijvoorbeeld vanuit het bestuur naar de jeugdtrainers toe. In deze informatieoverdracht kunnen de nieuwe ontwikkelingen kenbaar worden gemaakt aan de jeugdtrainers. Zo is elke jeugdtrainer op de hoogte van wat er gebeurt binnen de vereniging. 6.3 Cursussen aanbieden Wanneer bijvoorbeeld door een trainersbijeenkomst naar voren komt dat de jeugdtrainers onvoldoende bekwaam zijn in het omgaan met moeilijke, lastige kinderen, dan kan de sportvereniging ervoor kiezen cursussen aan te bieden. Allereerst kan bij de eigen sportbond geïnformeerd worden naar de mogelijkheden. Daarnaast kan informatie ingewonnen worden bij SportService Zwolle afdeling Verenigingssupport over de mogelijke cursusvormen. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 16

6.4 Persoonlijke ontwikkeling van de jeugdtrainer Op bladzijde 6 van dit handboek staan de pedagogische competenties beschreven waar een jeugdtrainer aan hoort te voldoen. Deze competenties zijn niet zomaar behaald en ook hier is de ondersteuning vanuit de sportvereniging gewenst. Voor een positieve ontwikkeling van de pedagogische vaardigheden van de trainer is het namelijk van belang dat de pedagogische competenties worden getraind. Het trainen van deze competenties krijgt de beste resultaten wanneer elke trainer een individueel leerproces doormaakt. De Franklin-methode is een manier om dit proces op een positieve manier te bevorderen. (Bongaards, 2008) Deze methode gaat uit van één competentie per keer. De jeugdtrainer kiest één competentie uit en legt voor een bepaalde periode de focus op het verbeteren van deze competentie. Doordat de aandacht van de jeugdtrainer hierdoor maar op één competentie per keer ligt, is de jeugdtrainer zich sneller bewust van de manier waarop hij/zij die vaardigheid gebruikt en wat er binnen die competentie bij zichzelf nog te veranderen valt. Dit vraagt veel van de jeugdtrainer, maar hier kan door de vereniging zicht op worden gehouden. Door als vereniging een persoon aan te stellen als coach kan de kwaliteit van het pedagogisch klimaat bevorderd en gewaarborgd worden. Een coach kan de jeugdtrainers observeren, gesprekken voeren en het individuele leerproces begeleiden en volgen. De coach spreekt samen met de jeugdtrainer af welke competentie hij/zij wil ontwikkelen en daarmee wordt aan de slag gegaan. Het is de bedoeling dat deze coach samenwerkt en samen met de jeugdtrainer kijkt naar de positieve punten, de mogelijkheden en de verbeterpunten. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 17

7. Literatuurlijst Bondeel, B. (2008). Mentale en sociale vaardigheden in jeugdsport. Gent: Acedemia Press. Bongaards, B. &. (2008). Praktijkboek leerlingenzorg. Groningen: Wolters--Noordhoff. Gedrag en gezondheid. (2010, September). Retrieved Mei 2011, from Nederlands Jeugd Instituut: http://www.nji.nl Geenen, B. &. (2003). Sociale vaardigheden & Sport en gedrag. Arnhem: Angerenstein. Quak, G. &. (2003). Autisme is zo gek nog niet. Amersfoort: CPS. Rutten, E. S. (2004). Jeugdsport en morele socialisatie. Pedagogiek, pp. 324-341. Schrijver, M. (2011, April). Kennis van, en ervaring met autisten. (S. Schrijver, Interviewer) Sociaal en Cultureel Planbureau. (2010). Sport: een leven lang. Den Haag. van Acker, J. (2005). Probleemgedrag in de klas en agressie op school. Antwerpen: De Boeck. van der Ploeg, J. (2011). De sociale ontwikkeling van het schoolkind. Houten: Springer Media. Vanden Auweele, Y. V. (2001). Fysieke activiteit en psychisch welbevinden. Vlaams tijdschrift voor Sportgeneeskunde & -Wetenschappen. Zeevalking, M. (2000). Autisme: hoe te verstaan, hoe te begeleiden? Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Zimbardo, P. (2005). Psychologie, een inleiding. Amsterdam: Pearson Education Benelux. HANDBOEK PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING VOOR SPORTVERENIGINGEN EN HUN JEUGDTRAINERS 18