Geluidhinder in laboratoria beoordeeld met de NVN 3438 norm ing. M. van der Steeg De heer Van der Steeg is werkzaam als veiligheidskundige en arbeidshygiënist bij de Dienst Veiligheid en Milieu van de Vrije Universiteit (VU) en het VU ziekenhuis Amsterdam Geluidhinder is een vaak onderbelicht aspect van de geluid belasting op de werkplek. Het accent is de laatste jaren meer verschoven van aandacht voor schadelijk geluid naar de aan dacht voor hinderlijk geluid. Door de toename van apparatuur op de werkplek en door meer stress bij de medewerkers vormt het aspect geluidhinder een niet te verwaarlozen factor bij het optimaliseren van de arbeidsomstandigheden. Al enige tijd geleden is de voornorm voor geluidshinder, NVN 3438, uitgebracht. Met deze norm is het mogelijk de streefwaarde voor het geluidsniveau op de werkplek aan de hand van de benodigde communicatie en concentratie in te schatten. Een onderzoek in laboratoria toonde aan dat de norm goed bruikbaar is, maar dat de streefwaarden niet te absoluut gebruikt moet worden. Veel klachten over geluidhinder Over schadelijk geluid is veel gepubliceerd. Dit geluidsniveau van 80 of hoger veroorzaakt schade aan het gehoor. Hinderlijk geluid, het niveau beneden de 80, veroorzaakt geen schade maar wel hinder. Hierover is veel minder gepubliceerd. Hinder wordt wel gedefinieerd als het negatief beleven van geluid. Hinder kan ontstaan door de blootstelling aan lawaai, of is het gevolg van een verstoring van de werkzaamheden of de communicatie. Een andere definitie is dat het bij hinderlijk geluid gaat om geluid beneden de schadegrens van 80. Op het werk blijkt geluidhinder echter een algemeen voorkomende klacht te zijn. Van de kantoormedewerkers klaagt 25% over ernstige geluidhinder bij 50-60 ; praten blijkt een belangrijke bron van geluidhinder in kantoren. De Gezondheidsraad vermeldt een percentage van 35-40% ernstige hinder bij een equivalent geluidsniveau van 55-60. Bij baliewerk bleek bij een inspectieproject van de Arbeidsinspectie bij 59% lawaai of storend geluid aanwezig te zijn. Oorzaken en effecten van geluidhinder Geluid beneden de 80 is niet schadelijk voor het gehoororgaan, maar kan wel andere effecten veroorzaken. Over de relatie tussen een bepaald geluidsniveau en de mate van hinder is veel minder bekend dan de relatie tussen het geluidsniveau en de gehoorschade die het veroorzaakt. Effecten van geluidhinder hebben meestal geen betrekking op het gehoororgaan. Hinder is een subjectief begrip en wordt door verschillende personen anders ervaren. Belangrijke factoren die de mate van geluidhinder bepalen zijn: de informatie-inhoud; de voorspelbaarheid, vermijdbaarheid en beheersbaarheid; taakeisen; motivatie, de houding van werknemer ten ten opzichte van het geluid; individuele gevoeligheid; nieuw of ongebruikelijk geluid; lokaliseerbaarheid; noodzaak. Indien het geluid onvoorspelbaar is, ongebruikelijk is, niet beheersbaar is, informatie bevat, niet lokaliseerbaar is en er geen noodzaak voor is, ontstaat meer hinder. Het geluid is minder hinderlijk als het samenhangt met een als nuttig ervaren activiteit. Daaruit blijkt dat hinder persoonsgebonden kan zijn en niet altijd `objectief' kan worden beoordeeld. Bij werknemers die technisch-adviserend werk verrichten bleek 40 % geluiden niet acceptabel te vinden, meestal geluid van stemmen. Ventilatoren, telefoons, kantoormachines en geluiden van buiten scoorden aanzienlijk lager. Bij kantoormedewerkers die (zeer) vaak bloot stonden aan duide lijk hoorbare geluiden is een statistisch hoger arbeidsverzuim gevonden, maar de onderzoeken vertoonden diverse manco's. De Gezondheidsraad trekt de conclusie dat er geen oorzakelijk verband is tussen arbeidsverzuim en blootstelling aan hinderlijk lawaai tijdens het werk in fabriek of kantoor, hoewel men dat wel zou verwachten.
Onderzoek in vele kantoorgebouwen in Nederland toonde het volgende aan: Bij achtergrondniveaus tussen de 50 en 65 ondervond een kwart tot bijna de helft van de medewerkers hinder. Er is een verband aangetoond tussen de verstoring van personen en de geluidsdosis afkomstig van buiten de werkruimte. Hinder wordt met name veroorzaakt door intern geluid (gesprekken, kantoorapparatuur) en in mindere mate door extern geluid (uit andere vertrekken, technische installaties, zonwering en geluid van buiten). De mate van hinder is niet afhankelijk is van leeftijd en sekse. In tegenstelling tot kantoren is er niet zo veel onderzoek gedaan naar de mate van geluidhinder in laboratoria. Dit geldt ook voor werkplaatsen en dergelijke. In laboratoria kan een combinatie van hoofd- en handarbeid aanwezig zijn. Omdat er in één ruimte vaak meerdere mensen werken en apparatuur aanwezig is, is de kans groot dat de werkzaamheden en spraak van de één (waarbij geluid wordt geproduceerd) tegelijk plaatsvindt met hoofdarbeid van een ander, waarbij concentratie noodzakelijk is. Door deze ongelijksoortige werkzaamheden, neemt het ontstaan van hinder toe. Uit risico-inventarisaties in een tweetal grote laboratoria is gebleken dat het klachtenpercentage over geluidhinder (varierend van regelmatig tot veel) tussen de 20 en 50% ligt. Dat is meer dan het gemiddelde van een vergelijkbare groep medewerkers binnen dezelfde organisatie (referentiepopulatie is 11% gehinderden). Intern en extern geluid Schadelijk geluid (> 80 ) komt in laboratoria niet zo heel vaak voor. Bepaalde apparaten kunnen schadelijk geluid produceren zoals centrifuges, ultrasoon-apparatuur of mixers. De meeste apparatuur veroorzaakt echter geen schadelijk geluid. Het geproduceerde geluid kan wel als hinderlijk worden ervaren. Deze hinder kan zich uiten door het zich niet kunnen concentreren op het werk, sneller afgeleid zijn of geïrriteerd raken. De methodiek van voornorm NVN 3438 is gebaseerd op het vaststellen van de mate van concentratie en communicatie volgens een schaalverdeling. De schalen zijn gerelateerd aan een geluidsniveau. Voor de mate van communicatie is een zes-puntsschaal opgesteld, voor de mate van concentratie een vier-puntsschaal. Bij het vaststellen van de uiteindelijke streefwaarden moet nog rekening worden gehouden met correctiefactoren zoals bij de basiswaarde voor communicatie voor de afstand tussen spreker en luisteraar. Bij de basiswaarde voor concentratie zijn er correcties voor de gelijkmatigheid, de informatie-inhoud en tonale componenten van het geluid. In tegenstelling tot schadelijk geluid, waarbij de schadelijkheid toeneemt met het geluidsniveau, is bij hinderlijk geluid de mate van hinder niet per definitie afhankelijk van het geluidsniveau. Een zoemende mug bijvoorbeeld kan iemand uit de slaap houden, terwijl het geluidsniveau van de mug bepaald niet hoog is. Andere factoren dan het geluidsniveau bepalen dus mede of een rol of het geluid als hinderlijk wordt ervaren of niet (zie tabel 2). Meten is dus niet altijd weten om de mate van hinder te kunnen bepalen. Om geluidhinderproblemen inzichtelijk te maken moet onderscheid worden gemaakt in `intern' en `extern' geluid. Intern geluid heeft een directe relatie met het werk, zoals gesprekken, loopgeluiden, geluid van printers. Extern geluid heeft geen relatie met het werk, zoals verkeerslawaai of geluid van vaste gebouwinstallaties (ventilatie, liften). Kenmerkend voor het externe geluid is dat het niet door de individuele gebruiker beinvloed kan worden. Onderzoek heeft aangetoond dat er meer verband is tussen het geluidsniveau van het externe geluid en de mate van hinder dan tussen het geluidsniveau van het interne geluid en de mate van hinder. Voornorm voor geluidhinder In het inmiddels ingetrokken publicatieblad van de Arbeidsinspectie blad P 30 `laboratoria' werd een hinder norm gehanteerd van 45. Deze `eenheidsnorm' is eigenlijk te star en een meer genuanceerdere benadering is nodig omdat het type werk per laboratorium uiteen kan lopen. In de voornorm NVN 3438 Beoordelingsmethode van geluid in arbeidssituaties met betrekking tot verstoring van communicatie en concentratie staat de benodigde concentratie en communicatie op de werkplek centraal. In de voornorm NVN 3438 wordt een relatie gelegd tussen het geluidsniveau en de mate van communicatie en concentratie die nodig is voor het werk. Vaak komt het voor dat er sprake is van een werkplek waar meerdere personen werkzaam zijn. Voor de gehele ruimte kan
met deze methode de streefwaarde worden bepaald als alle medewerkers gelijksoortige werkzaamheden verrichten. Omdat de norm niet gerelateerd is aan een werkruimte, maar aan de mate van communicatie en concentratie, biedt deze norm een zekere flexibiliteit. De mate van concentratie of communicatie (varierend van geen tot hoog) die voor een functie bepalend is, is gerelateerd aan een streefwaarde (zie kader 2). Volgens de norm geldt als richtlijn dat een bepaalde werkzaamheid 10% (drie kwartier) van de werkdag moet omvatten om mee te tellen voor de uiteindelijke streefwaarde. De voornorm is een instrument om te beoordelen of het geluid in een arbeidssituatie storend is voor de voor de functie noodzakelijke concentratie en communicatie. Toetsing van het geluidsniveau op de arbeidsplaats aan streefwaarden tussen de 35 en 80 maakt het mogelijk een uitspraak te doen over de mate van verstoring. Deze streefwaarden zijn geen harde grenzen, maar geven een streefniveau aan. Om technische of economische redenen kan het mogelijk zijn dat deze streefwaarden niet zijn te realiseren. In die gevallen moet het aanwezige geluidsniveau de streefwaarde zo dicht mogelijk benaderen. De methode werkt als volgt (zie tabellen kader 2): bepaal de mate van communicatie; bepaal de mate van concentratie; neem de laagste van de gevonden basiswaarden; corrigeer deze waarde zonodig; de gevonden waarde is de streefwaarde; vergelijk de streefwaarde zo nodig met het aanwezige geluidsniveau. voorbeeld: Werkzaamheid communicatie concentratrie Correctie Streefwaarde Verrichten van fysische metingen 75 35 geen 35 Geven van instructies bij analyse apparatuur 45 55 afstand < 1m, +5 50 Nagalmtijd Naast het geluidsniveau geeft de voornorm ook aan wat de streefwaarden zijn voor de nagalmtijd. De nagalmtijd is gerelateerd aan het volume van de ruimte en aan de concentratie-categorieën van de voornorm. Er zijn drie gradaties voor de nagalmtijden: de minst strenge (aanvaardbaar voor de concentratie-categorieën A en B), een gemiddelde (aanvaardbaar voor de concentratie-categorieën A t/m C) en de optimale nagalmtijden. Voor een ruimte van circa 100 m 3 (bijvoorbeeld kantoorruimte) is de minst strenge streefwaarde ruim 0,7 sec., voor de gemiddelde streefwaarde krap 0,6 sec. en voor de optimale situatie circa 0,5 sec. Voor grotere ruimtes rond de 1000 m 3 (groot laboratorium of werkplaats) lopen de streef waarden uiteen van 0,65 tot 1 sec. Building-in-use-strategie In de genoemde grote laboratoria is onderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de hinderproblematiek en het gebruik van de voornorm. Via enquetes, werkplekbezoeken en geluidsmetingen werden de benodigde gegevens verzameld. Ter vergelijking werd ook in de aangrenzende ruimten van laboratoria, zoals zitkamers, de hinder onderzocht. In de enquete werd de medewerkers gevraagd om de voor de functie benodigde mate van concentratie en communicatie aan te geven. Op grond van deze gegevens kon een inschatting gemaakt worden van de streefwaarde van het geluidsniveau. De door de Arbo Management Groep (AMG) beschreven Building-in- Use-methode om
gebouwgerelateerde (klimaat) klachten op te lossen blijkt een goede basisstrategie voor de aanpak van hinderklachten. Eén van de kernpunten van deze methode is dat metingen worden gebruikt om de hypothetische diagnose te toetsen. Bij de conventionele methode worden metingen gebruikt om na te gaan of de klachten terecht zijn door de meetresultaten te vergelijken met `de norm'. Dat kan echter tot onjuiste conclusies leiden omdat er toch klachten kunnen zijn, ondanks het feit dat de metingen volgens de norm voldoen. Streefwaarden worden fors overschreden Om na te gaan wat de daadwerkelijke geluidsniveau's in de laboratoria waren, zijn enkele geluidsmetingen verricht. Deze zijn uitgevoerd in de laboratoria waar door de labmedewerkers de meeste hinder werd ondervonden. De geluidsniveaus van de onderzochte laboratoria liggen vrijwel allen boven streefwaarde (bepaald op basis van de door de medewerkers aangegeven mate van communicatie en concentratie). In de werkkamers ligt het geluidsniveau door de ventilatie tot maximaal 10 boven het streefniveau. In laboratoria zijn er grote verschillen van soms 30 tussen de gemeten geluidsniveaus en de streefwaarden (zie tabel 1). Op basis van de enquetes werd vastgesteld dat de mate van concentratie in laboratoria vergelijkbaar is met de mate van concentratie in kantoren. Tabel 1, resultaten laboratoria Laboratoria L eq Aangegeven streefwaarde Oorzaak Biologisch labs 68-70 35-55 - vacuümpomp - flowkasten - biohazardkasten Apparatuur lab 61 35 - ventilatie - apparatuur (koeling en ventilator) - akoestiek Analytisch lab 63-70 35-55 - ventilatie - apparatuur - akoestiek Synthese lab 55-59 35 - ventilatie zuurkast De meest opvallende conclusies uit het onderzoek zijn: In gedeelde werkkamers en laboratoria wordt meer geluid hinder ondervonden dan in individuele werkkamers; In alle werkruimten is het aspect concentratie van belang, voor laboratoria is dat bijna even belangrijk als voor kantoren; In laboratoria is het aspect communicatie van minder belang dan bij de kantoorruimten; Het storend geluid in individuele werkkamers en laboratoria bevat minder informatie dan in gedeelde werkkamers; Medewerkers in laboratoria ondervinden een behoorlijk deel van de werktijd hinder; De akoestiek werd niet als een knelpunt ervaren. De belangrijkste oorzaken van hinder zijn van bouwkundige en installatie-technische aard zoals ventilatie (inblaas- en zuurkasten), en laminaire flowkasten, biohazardkasten en sommige zuurkasten. Opmerkelijk is dat de mate van concentratie in laboratoria bijna gelijkwaardig scoort aan de kantoren. Communicatie speelt daarentegen een minder belangrijke rol in laboratoria als het gaat
om het bepalen van het gewenste geluidsniveau. Uit de door labmedewerkers gegeven antwoorden is op te maken dat de mate van communicatie varieert van `gering tot gemiddeld' en de mate van concentratie van `gemiddeld tot hoog'. Dit geeft aan dat de streefwaarden in een range van 35-55 moeten liggen volgens de voornorm. Bij een hoger aanwezig geluidsniveau zal dan ook de concentratie waarschijnlijk het meest worden beïnvloed. Gebleken is dat het aanwezige geluid vaak niet beïnvloedbaar of beheersbaar is. Deze factoren dragen ook bij aan de hinder. Vooral in de biologische laboratoria hebben de flowkasten en biohazardkasten een geluidsniveau tussen de 68 en 72. Deze niveaus bepalen voor het grootste gedeelte het geluidsniveau in het gehele laboratorium. Omdat bij deze kasten ook instructies worden gegeven, waren er behoorlijk wat klachten. De spraakverstaanbaarheid is bij dergelijke geluidsniveaus moeilijk. Bruikbaarheid van de voornorm Het voordeel van de voornorm is de flexibiliteit: de te bereiken streefwaarde kan men per situatie of per persoon beoordelen. Een aantal opmerkingen omtrent het hanteren van de norm zijn: Opvallend is dat in een behoorlijk aantal laboratoria volgens de voornorm een streefwaarde bereikt moet worden in range tussen 35 en 55. De streefwaarden zijn tot stand gekomen doordat de medewerkers zelf het niveau van communicatie en concentratie aangaven; een andere streefwaarde kan tot stand komen door de situatie als arbodeskundige zelf in te schatten. Een verschil tussen de inschatting door `buitenstaanders' en de medewerkers over de mate van communicatie en concentratie is dus mogelijk. In laboratoria kan het wenselijke en haalbare op gespannen voet komen te staan bij een streefwaarde van 35. Dit lage niveau is vaak alleen al door de aanwezige apparatuur (nog) niet haalbaar. Er is wel een trend dat apparatuur stiller wordt. Voor bepaalde lawaaiige apparatuur zijn al geluidsarme uitvoeringen Het feit dat men vaak het concentratieniveau `hoog' aangeeft kan te maken hebben met de 4-staps schaalverdeling tussen de 35 en 80 voor de mate van concentratie te grof is; de 6-staps indeling van de mate van communicatie is wellicht wat nauwkeuriger. Er is 20 verschil tussen een `gemiddelde' en `hoge' mate van concentratie. Het onderscheid is niet altijd duidelijk, maar het maakt wel een groot verschil in de te bereiken streefwaarde. De NVN 3438 verwijst voor het verrichten van metingen naar NEN 3418 `oriënterende meetmethode' en NEN 3419 `uitgebreid onderzoek'. Gezien de theorieën achter geluidhinder en de doelstellingen van deze NEN normen namelijk het nagaan en verrichten van uitgebreid onderzoek waarbij de Leq hoger is dan 80, lijken deze methoden slechts in beperkte mate bruikbaar. Het bepalen van bijvoorbeeld een dagdosis is bijvoorbeeld voor geluidhinder nauwelijks relevant. Geluidsnorm biohazardkasten aangepast Richting fabrikanten en leveranciers van laboratorium- apparatuur kan de voornorm stimulerend werken om meer aandacht te geven aan het geluidsniveau van de apparatuur. Als commentaar op de ontwerp norm NEN-EN 12469, Biotechnologie. Prestatie-eisen voor microbiologische veiligheidswerkkasten is op basis van het onderzoek een voorstel ingediend om het voorgestelde geluidsniveau van 65 van de veiligheidswerkkasten te verlagen. In een gewijzigde ontwerpnorm is nu een aanbeveling opgenomen om het niveau niet boven de 55 uit te laten komen. Dit geeft aan dat ook via commentaar op concept-normen fabrikanten van apparatuur meer aandacht moeten gaan besteden aan het verlagen van geluidsniveaus. Tabel 2 - NVN 3438; basiswaarden voor het aspect communicatie Categorie Mate van communicatie in de werkzaamheid A Geen 80 B Zeer gering 75 C Gering 65
D Gemiddeld 55 E Ruim 45 F Hoog 35 correcties: - afstand spreker-luisteraar < 1 m.: 5 hoger - afstand spreker-luisteraar > 1 m. en < 3 m.: 0 - afstand spreker-luisteraar > 3 m.: 5 lager - de streefwaarde wordt nooit lager dan 35 Tabel 3 - NVN 3438; basiswaarden voor het aspect concentratie Categorie Mate van concentratie in de werkzaamheid A Geen 80 B Gering 75 C Gemiddeld 55 D Hoog 35 correcties (streefwaarden worden allen lager): - gelijkmatig geluid, in niveau variërend: 5 lager - plotselinge toenamen/tonale componenten: 10 lager - geluid met informatie: 10 lager - de streefwaarde wordt nooit lager dan 35 Tips ter voorkoming van geluidshinder Om geluidhinder in bestaande situaties te voorkomen zijn er niet altijd oplossingen voorhanden. Ventilatie en afzuigsystemen zijn relatief moeilijk te wijzigen voorzieningen. Gezien de klachten moet met name gelet worden op een preventieve aanpak bij nieuw- of verbouw (akoestiek, geluid van installaties, geluidwering), apparatuur (geluidsproductie, hoeveelheid, plaatsing) of organisatorische maatregelen. Bouw- en inrichting Formuleren van harde prestatienormen (op basis van de streefwaarden) bij nieuw- en verbouw; Meten van geluidsniveaus bij oplevering van een gebouw of installatie. Ventilatie Bij het ontwerpen van het ventilatiesysteem, zoals de dimensionering van luchtkanalen, rekening houden met de luchtsnelheid (lucht begint hoorbaar te worden bij circa 9 m/s en zelfs heel vervelend bij 11 12 m/s). Zuurkasten altijd via een geluiddemper op de rest van de afzuiginrichting aan te sluiten. Een andere type inblaasrooster, een lagere inblaassnelheid, betere isolatie van motoren en dergelijke.
Akoestiek De lengte van labruimten beperken tot circa 10 m. Bij grotere labruimten kan bij een harde bekleding van wand en plafond een nagalmtijd ontstaan van meer dan 1 seconde, hetgeen ervaren wordt als geluidhinder. Letten op de keuze van de gebruikte inrichtings-materialen (plafond en vloeren, harde materialen verlengen de nagalmtijd wat meer hinder veroorzaakt). Apparatuur Formuleren van prestatienormen bij de aanschaf van apparatuur. Het is niet altijd mogelijk apparatuur aan te passen, maar een leverancier met eisen confronteren vóór de aanschaf is altijd beter dan achteraf. Het is aan te bevelen bij aflevering van apparatuur het geluidsniveau te meten. Ter vermindering van het geluidsniveau in de werkruimte kan het plaatsen van lawaai producerende apparatuur in aparte ruimten of het toepassen van een geluidsisolerende omkasting zinvol zijn. Een bron van hinder is ook de geluidsproductie van biohazardkasten. Vervanging van de oudere types en goed onderhoud kan extra geluidsproductie beperken. Scheiden van activiteiten Bij het (her)inrichten van laboratoria en nevenruimten rekening houden met de soort werkzaamheden, de bezetting van de ruimten en het aanwezige c.q. te verwachten geluidsniveau. Bij te verwachte problemen moeten voorzieningen (b.v. geluidsisolatie) in de begroting worden opgenomen. Het herindelen van ruimten indien er overlast is door gesprekken of het scheiden van ongelijksoortige functies. Aparte spreekkamers of werkkamers creëren indien een extra stille ruimte gewenst is. Minder lawaaigevoelige ruimten kunnen aan de `lawaaikant' van het gebouw worden geplaatst. Literatuur Baliewerk, P 192, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sdu Uitgeverij, Den Haag, 1e druk, 1994. Binnenmilieufactoren voor kantoren, Stichting Bouwresearch, SBR publicatie 354, Rotterdam 1995. Ergonomie. Geluidhinder op de arbeidsplaats. Streefwaarden voor geluidniveau en nagalmtijden met betrekking tot verstoring van communicatie en concentratie, NVN 3438, Nederlands Normalisatie Instituut, Delft, september 1995. Geluid en gezondheid, Gezondheidsraad: Commissie Geluid en gezondheid. Den Haag, 1994, publicatie nr. 1994/15. Geluidsnorm moet laboratoria stiller maken, Mart van der Steeg, Laboratorium Praktijk oktober 1998. Hinderlijk geluid in arbeidssituaties, M. van der Steeg, scriptie opleiding arbeidshygiëne, 1996. Geluid, in: Danen, H. en P. van Lingen, Basisboek Risico-inventarisatie en -evaluatie, Houtgast, T., uitgeverij Kerckebosch Zeist 1995, p. 13-29. Hinder door geluid op de arbeidsplaats, Miedema, H.M.E., literatuurstudie. Rapport LA- DR-08-01 van de ICG, 1985. Praktijkgids geluidhinder: van klacht naar aanpak, E. Marinus en M. van der Steeg, NIA `TNO Amsterdam, juli 1998. (c) 1999, NVVK Alle rechten voorbehouden. Niets van deze tekst mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.