Sectoraal comité van het Rijksregister

Vergelijkbare documenten
Gelet op de aanvraag van het Agentschap Inspectie RWO ontvangen op 12/09/2011;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin ontvangen op 04/02/2011;

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen cvba ontvangen op 27/06/2011;

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie ontvangen op 25/10/2011;

Gelet op de aanvraag van de Vlaamse Landmaatschappij ontvangen op 03/11/2011;

Sectoraal comité van het Rijksregister

Gelet op de aanvraag van het Agentschap Ondernemen, afdeling Inspectie Economie, ontvangen op 13/07/2009;

BERAADSLAGING RR Nr 26 / 2007 van 12 september 2007

BERAADSLAGING RR Nr 25 / 2007 VAN 18 JULI 2007

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Sectoraal comité van het Rijksregister

december 2007 tot uitbreiding van het machtigingsbesluit van 22 mei 2001;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

BERAADSLAGING RR Nr 27 / 2007 van 12 september 2007

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité");

Gelet op de aanvraag van het Belgische Rode Kruis ontvangen op 11/10/2011;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité");

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité");

Betreft: aanvraag van de FOD Justitie om het Rijksregisternummer te gebruiken met het oog op het e-deposit pilootproject (RN-MA )

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het comité");

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het comité");

Sectoraal comité van het Rijksregister

Sectoraal comité van het Rijksregister

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Agentschap Kind en Gezin ontvangen op 16 mei 2017;

Gelet op de aanvraag van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding ontvangen op 15/03/2012;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité");

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van Toerisme Vlaanderen ontvangen op 20/05/2014;

Gelet op de aanvraag van de FOD Mobiliteit en Vervoer ontvangen op 14/07/2011; Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 20 oktober 2011;

Gelet op de aanvraag van de FOD Mobiliteit en Vervoer ontvangen op 03/11/2011;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van de Vlaamse Toezichtcommissie (ten behoeve van Vlabel) ontvangen op 21/01/2014;

Gelet op de aanvraag van de provincie Luik ontvangen op 11/02/2013;

Gelet op de bijkomende inlichtingen, ontvangen op 17/02/2014;

BERAADSLAGING RR Nr 27 / 2006 VAN 18 OKTOBER 2006

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Energieagentschap ontvangen op 5 augustus 2016;

voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (RN/MA/2010/130)

Gelet op de aanvraag van de Rijksdienst voor Pensioenen ontvangen op 03/06/2014;

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV) ontvangen op 15/06/2011;

Gelet op de aanvraag van de Chef Defensie ontvangen op 23/08/2010; Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 16 en 24/11/2010;

Gelet op de aanvraag van de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn, ontvangen op 14/07/2014;

Betreft: aanvraag van de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn tot uitbreiding van de beraadslaging RR nr. 39/2007 (RN-MA )

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van het Autonoom Provinciebedrijf Provinciaal Onderwijs Antwerpen, ontvangen op 15/01/2014;

Sectoraal comité van het Rijksregister

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het comité");

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van Centrum voor Informatica voor het Brusselse Gewest (CIBG), ontvangen op 18 januari 2016;

Gelet op de aanvraag van het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ontvangen op 15/10/2013;

Gelet op de aanvraag van de Federale Overheidsdienst Justitie, ontvangen op 07/05/2013;

Gelet op de aanvraag van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur ontvangen op 24/02/2012; Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 22/03/2012;

Gelet op de aanvraag van de Orde van Vlaamse Balies, ontvangen op 31/07/2015;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Energieagentschap ontvangen op 06/04/2012;

Sectoraal comité van het Rijksregister. Beraadsiaging RR nr 62/2013 van 31 juli 2013

Gelet op de herwerkte aanvraag van FAMIFED, ontvangen op 26/02/2018;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Betreft: aanvraag tot herziening van de beraadslaging RR nr. 34/2012 (RN-MA )

Gelet op de aanvraag van Toerisme Vlaanderen ontvangen op 10/06/2014; Gelet op de bijkomende inlichtingen ontvangen op 18/06/2014 en 26/06/2014;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

BERAADSLAGING RR Nr 12 / 2006 van 24 mei 2006

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van de Directie Huisvesting van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel ontvangen op 08/07/2015;

Gelet op de aanvraag van de FOD Mobiliteit en Vervoer, ontvangen op 08/11/2013;

Gelet op de aanvraag van de provincie Vlaams-Brabant, ontvangen op 21/02/2014;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Sectoraal comité van het Rijksregister

Gelet op de aanvraag van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, ontvangen op 11/04/2012;

Gelet op de aanvraag van het Agentschap Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen ontvangen op 03/07/2009;

Gelet op de aanvraag van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid ontvangen op 28/07/2010;

Gelet op de aanvraag van de provincie Oost-Vlaanderen ontvangen op 30/11/2015;

Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 12/06/2014;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op de aanvraag van het Agentschap Ondernemen, ontvangen op 09/12/2014;

Gelet op de aanvraag van het Universitair Medisch Centrum Sint-Pieter ontvangen op 28/10/2013;

Brussel, De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Energieagentschap, ontvangen op 25/02/2015;

Gelet op de aanvraag van Agentschap Jongerenwelzijn, ontvangen op 26/10/2016;

Gelet op de aanvraag van het extern verzelfstandigd agentschap Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen ontvangen op 06/06/2011;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het comité");

Sectoraal comité van het Rijksregister

Gelet op de aanvraag van de Nationale Raad van de Orde van Architecten ontvangen op 14/12/2010;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 11/06/2009 en 13/07/2009;

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Energieagentschap ontvangen op 18/08/2017;

Brussel, De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op de aanvraag van de Provincie Vlaams-Brabant ontvangen op 30/10/2013;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van het Agentschap Ondernemen - Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid van de Vlaamse Overheid ontvangen op 19/10/2011;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van Vlaamse Radio- en Televisieomroep (VRT), ontvangen op 08/11/2012;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op de aanvraag van de Vlaamse Overheid, het Agentschap Binnenlands Bestuur ontvangen op 02/03/2016;

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER BERAADSLAGING RR Nr 04 / 2007 van 28 februari 2007

Gelet op de aanvraag van VMSW en de e-ib ontvangen op 19/04/2012;

Transcriptie:

1/12 Sectoraal comité van het Rijksregister Beraadslaging RR nr 23/2009 van 22 april 2009 Betreft: aanvraag van het Agentschap Inspectie RWO om toegang te krijgen tot de informatiegegevens van het Rijksregister en om het identificatienummer ervan te gebruiken met het oog op o.a. verbaliseren van stedebouwkundige inbreuken, toepassen van de wooncode (RN/MA/2009/002) Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van het Agentschap Inspectie RWO ontvangen op 12/01/2009 en de bijkomende informatie ontvangen op 20/03/09 en 25/03/09; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 30/03/2009; Gelet op het verslag van de Voorzitter;

Beraadslaging RR 23/2009-2/12 Beslist op 22 april 2009, na beraadslaging, als volgt: I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG De aanvraag heeft tot doel om het Agentschap Inspectie RWO, hierna de aanvrager genoemd, te machtigen om:. een toegang te bekomen tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 9, WRR; het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken; met het oog op o.a. het verbaliseren van stedebouwkundige inbreuken, toepassen van de wooncode. II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG De aanvrager werd reeds bij beraadslaging RR nr. 41/2007 van 12 december 2007 gemachtigd om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister vermeld artikel 3, eerste lid, 1 tot 6, 8 tot 10 en tweede lid, WRR 1 met het oog op toezicht op de sociale huisvesting (controle op de naleving van de voorwaarden gesteld n.a.v. een huur-, koop- of leningsovereenkomst). Bijgevolg kan het onderzoek van het Comité zich beperken tot het nagaan of: de doeleinden waarvoor thans toegang en gebruik gevraagd worden, welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd is in de zin van artikel 4, 1, 2, WVP; de toegang tot de gegevens en het gebruik van het identificatienummer proportioneel zijn in het licht van deze doeleinden (artikel 4, 1, 3, WVP). 1 Koninklijk besluit van 22 mei 2001 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer wat betreft de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de door haar erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, in combinatie met de beraadslaging RR nr.41/2007.

Beraadslaging RR 23/2009-3/12 A. FINALITEITEN De aanvrager wenst over een toegang te beschikken met het oog op 5 doeleinden die eigenlijk samenvallen met de taken die hem bij artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Inspectie RWO, werden opgedragen, namelijk: "1 de handhavingsmaatregelen toe te passen, bedoeld in: a) hoofdstuk V van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten; b) artikelen 31 en 32 en hoofdstuk VI van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium; c) hoofdstuk VIII van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg; d) artikel 19 tot 21 van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers; e) artikel 20 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode; f) titel V van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening; g) hoofdstuk V van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed; 2 toezicht uit te oefenen op de sociale woonorganisaties en de sociale kredietverstrekkers met toepassing van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, met inbegrip van de sancties die kunnen worden getroffen door de toezichthouder voor de sociale huisvesting; 3 controle uit te oefenen op de aanwending van subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen die worden toegekend ter ondersteuning van het beleid inzake ruimtelijke ordening, huisvesting en onroerend erfgoed, onder meer op grond van de hierna vermelde wettelijke en decretale bepalingen en van de besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan: a) de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971; b) het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten; c) het decreet van 16 juni 1982 houdende maatregelen voor een sociaal grondbeleid; d) hoofdstuk II en hoofdstuk IV van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992;

Beraadslaging RR 23/2009-4/12 e) hoofdstuk III van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993; f) het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium; g) hoofdstuk IV van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten; h) artikel 58 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996; i) het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg; j) het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode; k) het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed; 4 controle uit te oefenen op de toewijzing van woningen die geheel of gedeeltelijk werden gefinancierd op basis van de bepalingen van: a) de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971; b) hoofdstuk II en hoofdstuk IV van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992; c) hoofdstuk III van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993; d) het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode; 5 de subsidies, toelagen, premies of tegemoetkomingen, vermeld in 3, in te vorderen bij de begunstigden die de voorwaarden waaronder ze werden toegekend niet naleven of die ze niet aanwenden voor de doeleinden waarvoor ze werden toegekend." Het Comité is van oordeel dat de nagestreefde doeleinden welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd zijn in de zin van art. 4, 1, 2, WVP. B. PROPORTIONALITEIT B.1. Ten overstaan van de gegevens B.1.1. De aanvrager wenst toegang te bekomen tot de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 9, WRR, namelijk:

Beraadslaging RR 23/2009-5/12 de naam en voornamen; de geboorteplaats en -datum; het geslacht; de nationaliteit; de hoofdverblijfplaats; de plaats en datum van overlijden; het beroep; de burgerlijke staat; de samenstelling van het gezin. Het Comité stelt vast dat: De "naam en voornamen", het "geslacht" en de "hoofdverblijfplaats" noodzakelijke gegevens zijn om met iemand contact op te nemen. Wanneer de aanvrager inbreuken vaststelt op de reglementering waarop hij toezicht houdt en waarvan hij de toepassing controleert, zal hij daarvan een proces-verbaal opstellen, waarin de identiteit van de overtreder zo precies mogelijk wordt vastgesteld. Dit impliceert dat de naam, de voornaam en het adres op hun correctheid kunnen gecontroleerd worden teneinde vergissingen uit te sluiten. Daarenboven moet de aanvrager in een aantal gevallen dit proces-verbaal binnen een bepaalde termijn ter kennis brengen aan de geverbaliseerde 2 zodat het aangewezen is dat hij kan verifiëren of het adres waarover hij beschikt correct is, temeer daar het niet met het blote oog leesbaar op de identiteitskaart wordt vermeld. Ook met het oog op het opleggen van een administratieve geldboete, moeten kennisgevingen gebeuren 3. De toegang tot deze informatiegegevens is dan ook verantwoord. De personen lastens wie de aanvrager proces-verbaal opstelt, hebben niet noodzakelijk de Belgische nationaliteit. Wanneer deze personen België verlaten, is het voor de aanvrager met het oog op bepaalde betekeningen en invorderingen van belang dat hij dergelijke betrokkenen terug kan lokaliseren. Alhoewel de "nationaliteit" van de betrokkene op zich niets zegt over de plaats waar hij zich bevindt, vormt ze voor de aanvrager toch een aanknopingspunt om de autoriteiten van het betrokken land te polsen omtrent het verblijf van de betrokkene. De " datum van overlijden" voor de aanvrager met het oog op de verdere afhandeling van een dossier een pertinent element is. Indien hij een proces-verbaal opstelde heeft het ingeval van overlijden van de geverbaliseerde geen zin om het dossier strafrechtelijk verder te zetten. In dat 2 Ter illustratie kan hier verwezen worden naar artikel 154 van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie ruimtelijke ordening. 3 Artikel 102bis, 4, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.

Beraadslaging RR 23/2009-6/12 geval zal hij in een aantal gevallen de erfgenamen van de overleden burgerrechtelijk moeten aanspreken. Zo kan hij bijvoorbeeld in toepassing van artikel 20bis, 5, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode voor de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in burgerlijke zaken, de uitvoering van werken vorderen teneinde een woning te laten voldoen aan artikel 5 van dit decreet. In dit verband kan ook gewezen worden op het nut voor de aanvrager om de "geboortedatum" van eventuele rechtsopvolgers te kunnen controleren. Indien één van de rechtsopvolgers van de overledene een minderjarige is, zal de aanvrager zich immers tot diens wettelijke vertegenwoordiger(s) moeten richten, niet rechtstreeks tot de minderjarige zelf. De toegang tot deze gegevens is dan ook gepast. Uit de door de aanvrager verstrekte informatie blijkt niet dat de elementen "geboorteplaats" en "plaats van overlijden pertinent zijn voor zijn werkzaamheden zodat geen toegang tot deze elementen kan worden verleend. In een aantal gevallen het "beroep" een verzwarende omstandigheid vormt. Ter illustratie kan verwezen worden naar artikel 41, 2, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, artikel 146, tweede lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. Het Comité vestigt er de aandacht op dat het doorgaans de toegang tot dit informatiegegeven weigert omdat het niet is bijgewerkt en bijgevolg niet correct is. Tot op heden heeft het Comité geen reden om van dit standpunt af te wijken. Daarenboven stelt het Comité vast dat het aantal geviseerde beroepen eerder beperkt is. Het gaat hoofdzakelijk over aannemers, vastgoedmakelaars, notarissen. Voor deze beroepscategorieën bestaan er betrouwbaarder bronnen dan het Rijksregister om te controleren of iemand die hoedanigheid heeft. Voor wat: de notarissen betreft kan verwezen worden naar de Nationale Kamer van notarissen die krachtens artikel 92, eerste lid, 12 en tweede lid van de wet van 25 ventôse van het jaar XI op het notarisambt, verplicht is om een lijst bij te houden van alle notarissen, lijst die publiek is; de vastgoedmakelaars betreft kan verwezen worden naar het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars dat waakt over de toegang tot het beroep 4 ; de aannemers betreft kan verwezen worden naar de periodieke bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de geregistreerde aannemers evenals naar de Kruispuntbank van Ondernemingen. 4 Zie artikel 7 van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van deuitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen en het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar.

Beraadslaging RR 23/2009-7/12 Werken aan een woning in strijd met of zonder een bouwvergunning zijn strafbaar (artikel 146, eerste lid, 7, van het decreet van 18 mei 1999). De dagvaarding moet krachtens artikel 160, vierde lid, van dat decreet de eigenaar van het onroerend goed identificeren. Wanneer dat goed de voornaamste gezinswoning is, is zij in de meerderheid van de gevallen eigendom van de echtgenoten. Een toegang tot het gegeven "burgerlijke staat" kan de aanvrager dus helpen bij het identificeren van de eigenaars van het betrokken goed. Zoals reeds m.b.t. het gegeven "datum van overlijden" werd aangegeven, zal de aanvrager ingeval van overlijden van de persoon lastens wie een inbreuk werd vastgesteld, in een aantal gevallen langs burgerlijke weg de erfgenamen aanspreken om bijvoorbeeld de uitvoering van werken te vorderen. Daarnaast voorziet artikel 36 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, in een opschorting van de heffing op leegstand gedurende 2 jaar. In 2 van dat artikel wordt gepreciseerd dat bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad, niet als nieuwe eigenaars kunnen beschouwd worden tenzij ingeval van overdracht door erfopvolging of testament. Het is dus voor de aanvrager van belang zich een idee te kunnen vormen over de eventuele erfopvolging en/of de graad van bloedverwantschap tussen personen. Alhoewel de "samenstelling van het gezin" op dat punt geen volledige beeld verschaft, bevat het toch een aantal indicaties dienaangaande die pertinent zijn voor de behandeling van de dossiers door de aanvrager. Samenvattend kan dus besloten worden dat een toegang tot de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 6, 8 en 9, WRR (niet de geboorteplaats en plaats van overlijden), in het licht van de doeleinden, in overeenstemming is met artikel 4, 1, 3, WVP. De toegang tot het gegeven vermeld in artikel 3, eerste lid, 7, WRR wordt geweigerd. B.1.2. Blijkens de bijkomende informatie verstrekt op 25 maart 2009, wenst de aanvrager tevens toegang tot de historiek, tot 10 jaar terug van deze informatiegegevens. Uit de toelichting van de aanvrager blijkt dat de historiek van de woonplaats van de betrokkene voor hem nuttig kan zijn voor het detecteren van kwalitatief ondermaatse woningen en appartementen. Wanneer n.a.v. de inspectie van de woonkwaliteit van een pand wordt vastgesteld dat deze lamentabel is, verhuizen de betrokkenen achteraf naar een pand van een even slechte kwaliteit dat niet zelden aan dezelfde eigenaar toebehoort.

Beraadslaging RR 23/2009-8/12 Het Comité is van oordeel dat een toegang tot de historiek die zich uitstrekt over een periode van 10 jaar voor het gegeven vermeld in artikel 3, eerste lid, 5, WRR verantwoord is in het licht van de werkzaamheden van de aanvrager (artikel 4, 1, 3, WVP). Er wordt evenwel niet aangetoond dat een toegang tot de historiek van de andere gegevens voor die werkzaamheden relevant is. Een toegang tot de historiek van de andere gegevens wordt dan ook geweigerd. B.2. Ten overstaan van het identificatienummer van het Rijksregister De activiteiten van de aanvrager zijn gericht op wat kan omschreven worden als rechtshandhaving. Met het oog daarop stelt hij processen-verbaal op, legt hij stakingsbevelen op, schrijft hij herstelvorderingen uit, legt hij hypotheken, betekent hij bepaalde van zijn beslissingen, voert hij gerechtelijke uitspraken uit. Zijn optreden heeft dus een repressief karakter. Gelet op de gevolgen waartoe de vaststellingen van de aanvrager voor de betrokkene kunnen leiden, is het aangewezen dat hij deze zo nauwkeurig mogelijk identificeert teneinde te vermijden dat hij jegens de verkeerde persoon optreedt. Het identificatienummer is daartoe het meest geschikte instrument. Het is een uniek nummer dat toelaat iemand heel nauwkeurig te identificeren, zeker wanneer het gebruikt wordt in combinatie met bijvoorbeeld de naam en de voornaam. Vergissingen die kunnen ontstaan door o.a. homonymie en schrijffouten worden uitgesloten. Het gebruik van het identificatienummer bij de raadpleging van het Rijksregister heeft daarenboven het voordeel dat onmiddellijk de gegevens van de juiste persoon getoond worden. Het door de aanvrager gewenste gebruik van het identificatienummer is, in het licht van de opgegeven doeleinden, in overeenstemming met artikel 4, 1, 3, WVP. B.3. Ten opzichte van de frequentie van de toegang en de duur van de machtiging B.3.1. De aanvrager wenst een permanente toegang gelet op het feit dat hij op dagdagelijkse basis controles uitvoert en toezicht uitoefent, naar aanleiding van dewelke hij vaststellingen doet jegens bepaalde personen. Het Comité is van oordeel dat de doeleinden vereisen dat de aanvrager voor de behandeling van zijn dossiers in staat is om op elk moment de gegevens van de betrokkenen te controleren. Een permanente toegang is dan ook gepast opdat de aanvrager zijn werkzaamheden naar behoren zou kunnen uitvoeren (artikel 4, 1, 3, WVP).

Beraadslaging RR 23/2009-9/12 B.3.2. De aanvrager wenst een machtiging voor onbepaalde duur. Het Comité stelt vast dat de diverse reglementaire bepalingen die de aanvrager met de realisatie van een aantal doeleinden belasten, niet in de tijd beperkt zijn. In het licht van de doeleinden is een machtiging van onbepaalde duur gepast (artikel 4, 1, 3, WVP). B.4. Ten opzichte van de bewaringstermijn De aanvrager meldt in de bijkomende informatie verstrekt op 25 maart 2009, dat hij de termijn gedurende dewelke de gegevens bijgehouden worden, moeilijk concreet kan bepalen. Wanneer een proces-verbaal wordt opgesteld en de geverbaliseerde niets doet om het misdrijf ongedaan te maken, wordt er een gerechtelijke procedure opgestart die meerdere jaren in beslag kan nemen. Nadat er een gerechtelijke beslissing werd genomen, zal de aanvrager toezien op de uitvoering van het vonnis en de recuperatie van de kosten. Pas dan kan de aanvrager het dossier afsluiten en archiveren. Rekening houdend hiermee, stelt het Comité vast dat het inderdaad moeilijk is om een concrete bewaringstermijn voorop te stellen. Er kan gesteld worden dat de bewaring van de gegevens in een dossier niet problematisch is zolang het dossier nog actief is. Eens het dossier niet langer actief is, zal de aanvrager verplicht zijn het te archiveren en te vernietigen overeenkomstig de instructies van de Rijksarchivaris (cf. archiefwet van 24 juni 1955). In de mate dat de aanvrager de hierboven aangestipte voorwaarden in acht neemt, handelt hij in overeenstemming met artikel 4, 1, 5, WVP. B.5. Intern gebruik en/of mededeling aan derden Volgens de aanvraag gebruikt de aanvrager de gegevens uitsluitend intern. Uit lectuur van de reglementering die de aanvrager helpt handhaven, leidt het Comité af dat er gegevens aan derden zullen meegedeeld worden. Voor zover het Comité kan vaststellen zijn dit gemeentelijke diensten, de diensten van het openbaar ministerie voor de strafrechtelijke vervolging van de vastgestelde inbreuken, de gerechtsdeurwaarders waarop de aanvrager eventueel een beroep doet om een zaak burgerrechtelijk aanhangig te maken, de advocaten die de aanvrager eventueel aanstelt om zijn belangen te behartigen.

Beraadslaging RR 23/2009-10/12 Het Comité is van oordeel dat deze mededelingen aanvaardbaar zijn rekening houdend met het feit dat ze hetzij reglementair voorzien zijn dan wel noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het dossier. Daarenboven zijn de hiervoor vermelde doelgroepen eveneens gemachtigd om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister. B.6. Netwerkverbindingen Uit de uitleg verstrekt door de aanvrager blijkt dat er geen netwerkverbindingen tot stand komen waardoor gegevens van verschillende instanties elektronisch gekoppeld worden op basis van het identificatienummer van het Rijksregister. Het Comité vestigt er volledigheidshalve de aandacht op dat: indien er later netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moet brengen; het identificatienummer van het Rijksregister slechts gebruikt kan worden in relaties met derden voor zover het kadert in de doeleinden waarvoor zij gemachtigd werden dit nummer te gebruiken. C. VEILIGHEID C.1. Consulent inzake informatieveiligheid De aanvrager beschikt over een consulent inzake informatieveiligheid die n.a.v. de beraadslaging RR nr. 41/2007 van 12 december 2007 werd aanvaard. C.2. Veiligheidsbeleid De aanvrager beschikt over een veiligheidsbeleid en een plan ter uitvoering ervan. Het Comité nam hiervan reeds akte n.a.v. de beraadslaging RR nr. 41/2007 van 12 december 2007.

Beraadslaging RR 23/2009-11/12 C.3. Personen die toegang hebben tot de informatiegegevens en die het identificatienummer van het Rijksregister mogen gebruiken en lijst van deze personen Volgens de aanvraag zullen de stedenbouwkundige inspecteurs, de wooninspecteurs en toezichthouders met het oog op het verrichten van hun werkzaamheden, toegang hebben tot de gegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan gebruiken. De aanvrager moet, zoals voorgeschreven door artikel 12 WRR, een lijst opstellen waarop de personen vermeld worden die toegang hebben tot het Rijksregister en die het nummer gebruiken. Deze lijst zal voortdurend geactualiseerd en ter beschikking van het Comité gehouden worden. De personen die op deze lijst worden opgenomen moeten daarenboven een verklaring ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens te bewaren. OM DEZE REDENEN het Comité 1 machtigt het Agentschap Inspectie RWO onder de voorwaarden bepaald in deze beraadslaging en met het oog op het doeleinden vermeld in punt A om voor onbepaalde duur: een permanente toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 6, 8 en 9, WRR (niet de geboorteplaats en plaats van overlijden), evenals een toegang tot de historiek die zich uitstrekt over een periode van 10 jaar voor het gegeven vermeld in artikel 3, eerste lid, 5, WRR; het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken;

Beraadslaging RR 23/2009-12/12 2 bepaalt dat wanneer het Agentschap Inspectie RWO een vragenlijst met betrekking tot de informatieveiligheidstatus toestuurt, dit laatste deze lijst waarheidsgetrouw moet invullen en terugbezorgen aan het Comité. Het Comité zal de ontvangst bevestigen en behoudt zich het recht voor om, indien daartoe aanleiding bestaat, te reageren; 3 weigert het meer gevraagde. Voor de Administrateur m.v., De Voorzitter, (get.) Patrick Van Wouwe (get.) Mireille Salmon