Inleiding tot de Macro-economie Examen juni 2015

Vergelijkbare documenten
Examen Algemene Economie II (VUB ES 10822), juni 2013 (Prof. Luc Hens) Maximum tijd: 2,5 uur

Ga indien nodig naar het toilet voor je aan het examen begint. Tijdens het examen mag je het lokaal niet verlaten.

Proefexamen Macro-economie: verbetering

Geld en prijzen op de lange termijn

Geld en prijzen op de lange termijn

Macro-economische gegevens

Macro-economische gegevens

Internationale macro-economische gegevens

Geld en prijzen op de lange termijn

Geld en prijzen op de lange termijn

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen

Eindexamen havo economie oud programma I

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Laag, lager, negatief: de onstuitbare val van de rentevoeten

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

Veranderingen in de syllabus voor het eindexamenprogramma 2017

De grafiek van een lineair verband is altijd een rechte lijn.

Samenvatting Economie Rekonomie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Macro-economie (6011P0125) Proeftentamen 1

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 4 opgaven en omvat 19 vragen.

Europese Centrale Bank maakt ons rijker en ongelijker?

OEFENINGEN PYTHON REEKS 6

bruto inkomen (per persoon)

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets

Macro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1

Compex wiskunde A1-2 vwo 2004-I

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Errata Economie: oefeningen

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

Paragraaf 4.1 : Kwadratische formules

Voorbeeld Examen Wiskunde C

Examen VWO. economie. Voorbeeldopgaven Phillipscurve. voorbeeldopgaven Phillipscurve

1.1 Rekenen met letters [1]

BANK- EN FINANCIEWEZEN 2018

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)

Hoe bereken je het interestbedrag bij enkelvoudige interest? Geef de formule en licht deze kort toe.

Doorblader allereerst dit examenboekje: dit bevat 60 juist-fout -vragen. Controleer of het volledig is en vraag zo nodig een nieuw boekje.

Financiële rekenkunde Examennummer: Datum: 29 maart 2014 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Eindexamen economie havo II

Examencursus. economie. Voorbereidende opgaven VWO. Korte redeneervragen BBP. Schoenenwinkels. Participatie

Economische opleving, een zegen voor de aandelenmarkt?

Indexcijfers. - We rekenen volumes van allerlei zaken om naar procenten - We vergelijken vervolgens die cijfers om conclusies te trekken

Reële karakteristieken van beleggingscategorieën

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

5.1 Lineaire formules [1]

Alleen deze bladen inleveren! Let op je naam, studentnummer en klas

Examen PC 2 Financiële Rekenkunde

P2 Exponentiële groei

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

: Macro-economie voor Bedrijfseconomie

In economische termen is geld de voorraad bezittingen die direct voor handen is om transacties te doen. Geld heeft drie functies:

Lever het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Rekenen aan wortels Werkblad =

QE in de eurozone: bezit van de zaak, einde van het vermaak?

Doel Leerlingen kunnen in eigen woorden formuleren waarvoor en wanneer de berekeningen nodig zijn en deze op een correcte manier uitrekenen.

Waarom gaan we investeren We verwachten winst te maken! Alleen rekening houden met toekomstige ontvangsten en uitgaven.

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1

Hoofdstuk 5: De rentevoet

Examen VWO. tijdvak 1 donderdag 27 mei uur

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)

LOPUC. Een manier om problemen aan te pakken

Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1

Examen Algemene Natuurkunde 1-7 september 2017

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Herhalingsoefenigen FUNCTIES EERSTEGRAADSFUNCTIES

Antwoorden Lesbrief Waar voor je geld

Macro-economie. Oefenpakket ECONOMIE & BEDRIJFSKUNDE, JAAR 1

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

De grafiek van een lineair verband is altijd een rechte lijn.

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

20.1 Wat is economische groei?!

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 18

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

x a. y b. y c. y

Excel. Inleiding. Het meest gebruikte spreadsheet programma is Excel.

Examen HAVO - Compex. economie 1

Praktische opdracht klas 3M2 sparen en lenen

Beste leerling, Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2015 t/m 30 september Samenvatting:

Tentamen Wiskunde A CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN WISKUNDE. Datum: 19 december Aantal opgaven: 6

Examen VWO. economie 1,2. tijdvak 1 woensdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Go with the flow. 2 April 2015

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

25 maart 2010 Drs. A.G. Romero

Algemene Economie II: Definities van kernbegrippen

De gemiddelde vermogenskosten en optimale vermogensstructuur

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 7 tot en met 9. In deze opgave blijft de vermogensrendementsheffing buiten beschouwing.

Paragraaf 1.1 : Lineaire verbanden

De prijs van een cd is gestegen met 25% ten opzichte van het basisjaar.

Transcriptie:

Voornaam: ACHTERNAAM: Studentennummer: Scores: 1 2 3 4 5 Tot. Inleiding tot de Macro-economie Examen juni 2015 Lees dit eerst: Het examen duurt maximaal 2,5 uur. Je mag het examen niet verlaten tijdens het eerste uur. Ga indien nodig naar het toilet voor je aan het examen begint. Tijdens het examen mag je het lokaal niet verlaten. Schrijf voor je begint je naam en studentennummer in de voorziene ruimte bovenaan deze pagina. Elke vraag telt voor 10 punten. Er zijn 5 vragen, dus 50 punten in totaal. Wij rekenen de score achteraf om naar een score op 20. Maak de bladen niet los. Gebruik geen eigen papier. Je mag de achterzijde van de antwoordbladen gebruiken als kladpapier. Doorstreep alle kladmateriaal als je gedaan hebt. Gebruik geen rode inkt (wij verbeteren met rode inkt). Als je antwoord niet past in de voorziene ruimte, schrijf (vervolg op achterzijde) en ga verder op de achterzijde. Geef aan waar je antwoord op delen a, b, c,... begint. Structureer je antwoorden op een logische manier. Leg uit betekent onder andere: schrijf volledige zinnen. Sla een blad om als je gedaan hebt en op een volgend blad begint. Je mag geen rekenmachine of andere electronische toestellen (zoals GSM, smartphone, of smartwatch) gebruiken. Rekenen met percentages zonder rekenmachine: 5 Percent betekent per honderd. 5% is dus 100, of 0,05. 5% van 22 betekent: 5% 22. Vermenigvuldigen met een percentage doe je zo: 5% 22 = 5 5 22 22 = =... 100 100 Delen door een percentage (bijvoorbeeld 35 5%) doe je zo: 35 5% = 35 5 100 = 35 100 5 =... 1

1 Definieer bondig de volgende termen (geen grafieken, geen formules) (10 punten). (a) beroepsbevolking (b) efficiëntielonen (c) efficiënte-markthypothese (d) neutraliteit van geld (e) optimale muntzone 2

2 Los volgende korte vragen op (10 punten). (a) Enkele recente cijfers uit The Economist over de economie van Denemarken : groei inflatie werkloosheid rente (overheidsvan het bbp obligaties op 10 jaar) 1,5% 0,5% 4,9% 0,7% Bereken de reële rentevoet en toon je werk. (b) Je zet 100 euro op een spaarrekening met een rentevoet van 2%. Als de rente onveranderd blijft, hoe lang duurt het dan bij benadering voor er 200 euro op je rekening staat? Toon je berekening. (Hint: je kan deze vraag oplossen zonder ingewikkelde berekeningen.) (c) Stel dat een Duitse overheidsobligatie (met een hoofdsom van 100 euro) een coupon heeft van 3 euro en een prijs van 100 euro. Wat is het rendement (yield) in percent? Toon je berekening en leg uit. (d) Stel nu dat, door een grote vraag naar obligaties, de prijs van de Duitse overheidsobligatie uit (c) stijgt tot 105 euro. Stijgt of daalt het rendement? Leg uit. (1 bonuspunt voor wie de rente berekent tot op twee decimalen na de komma.) (e) Onderstaande tabel geeft de index der consumptieprijzen: jaar 1980 1990 2000 2010 2015 CPI (basisjaar = 2013) 40 62 76 93 101 In 1980 kostte een pakje sigaretten (omgerekend) ongeveer 1,5 euro. Hoeveel is dat in geld van 2015? Toon je berekeningen en leg uit. 3

3. De markt der leenfondsen (10 punten). 3a. (5 punten) Maak een diagram van de wereldmarkt van leenfondsen (aangezien het om de wereldmarkt van leenfondsen gaat is de netto-uitstroom van spaargeld gelijk aan nul). Leg uit wat de twee curves voorstellen en leg het economisch mechanisme uit waardoor zij een positieve of negatieve richtingscoëfficiënt hebben. 4

3b. (5 punten) Eén van de opvallende trends van de laatste jaren is de wereldwijde daling van de reële rente. Volgens vele economen is de lage reële rente geen cyclisch fenomeen, maar een kenmerk van de economie op de lange termijn (zie o.a. Martin Wolf, Strong currents that keep rates down, Financial Times, 18 maart 2015, p. 9; en Scott Sumner on Interest Rates, EconTalk-podcast, 20 april 2015). Martin Wolf schrijft: The meest plausibele verklaring [voor de lage reële rentevoet] is het grote aanbod van spaargeld en het gebrek aan goede investeringsprojecten. Maak een nieuw diagram van de wereldmarkt voor leenfondsen en illustreer het argument van Martin Wolf. Leg uit wat er gebeurt in het diagram (je hoeft niet te gissen naar redenenen waarom het aanbod van spaargeld groot is en waarom er een gebrek is aan goede investeringsprojecten). 5

4. De invloed van geldbeleid (10 punten). Roger Blitz en Claire Jones bespreken het beleid van kwantitatieve versoepeling (Quantative Easing, QE) van de Europese Centrale Bank ( QE and US rate expectations push euro to 12-year low, Financial Times, 9 maart 2015, p. 1). 4a. (1 punt) Dit is de T-balans van Banco Caixa Geral, een Spaanse bank: Banco Caixa Geral Activa Passiva Reserves 50 Deposito s 1000 Leningen 950 Hoeveel bedraagt de reserveratio van Banco Caixa Geral? Leg uit. 4b. (4 punten) De post leningen in de T-balans bevat onder andere overheidsobligaties die eerder door Banco Caixa Geral werden aangekocht op de obligatiemarkt (een overheidsobligatie vertegenwoordigt immers een lening aan de overheid). Stel dat de Europese Centrale Bank in het kader van de kwantitatieve versoepeling een overheidsobligatie van 100 euro rechtstreeks aankoopt van Banco Caixa Geral. Geef weer hoe de T-balans van Banco Caixa Geral er onmiddellijk na de transactie uitziet: Banco Caixa Geral Activa Passiva Reserves Deposito s Leningen Met hoeveel verandert in deze stap de geldvoorraad? Leg uit. Wat zal Banco Caixa Geral vervolgens doen? (Je hoeft de nieuwe T-balans niet weer te geven.) Met hoeveel verandert in deze stap de geldvoorraad maximaal? Leg uit. Met hoeveel neemt de geldvoorraad maximaal toe als het geldscheppingsproces voortgaat en alle banken dezelfde reserveratio hebben als Banco Caixa Geral? Welke formule heb je gebruikt? 6

(Ook als je vragen 4a en 4b niet kon beantwoorden, kan je mogelijk vragen 4c en 4d wel beantwoorden.) 4c. (3 punten) Bij kwantitatieve versoepeling verruimt de centrale bank de geldvoorraad. Wat is het effect op de markrente? Illustreer in een model van de geldmarkt op de korte termijn en leg uit. 4d. (2 punten) Roger Blitz en Claire Jones leggen een verband tussen het beleid van kwantitatieve versoepeling en de wisselkoers van de euro. Leg, aan de hand van je antwoord op (4c), uit welk effect kwantitatieve versoepeling in het eurogebied op de korte termijn heeft op de nominale wisselkoers van de euro (geen grafiek nodig). 7

5. Schokken in het AA-AV-model (10 punten). 5a. (3 punten) Het bbp van het eurogebied ligt ongeveer 3 percent onder het lange-termijnniveau, en de werkloosheidsgraad (11,3 percent) in het eurogebied is hoger dan de natuurlijke werkloosheidsgraad (9,7 percent). Maak een grafiek met de aggregatieve vraag (AV), het aggregatieve aanbod op de korte termijn (AA), en het aggregatieve aanbod op de lange termijn (AA op LT) die deze begintoestand weerspiegelt. Geeft de begintoestand aan met de letter A. Vergeet niet om de assen te benoemen. 5b. (4 punten) De olieprijs daalde van zowat 90 dollar per vat een jaar geleden tot 60 dollar per vat vandaag. Dit stemde de Belgische minister van financiën Johan Van Overtveldt in een radio-interview vrolijk. Illustreer het korte-termijneffect van de lagere olieprijs op de economie van het eurogebied in de grafiek van 5a. Welke curve verschuift, en waarom? Teken de curve die verschuift in een andere kleur (maar niet rood). Geef het nieuwe korte-termijnevenwicht aan met de letter B. Wat gebeurt er met de variabelen op de assen? Leg uit. 8

5c. (3 punten) Als de ene curve in (5b) verschuift en de economie naar een nieuw evenwicht gaat, beweegt de economie langsheen de andere curve van A naar B. Langsheen welke curve beweegt de economie op de korte termijn in (5b)? Illustreer in de grafiek. Beschrijf twee (en niet meer dan twee) mechanismes die de economie langsheen de curve doen bewegen, en leg in detail de oorzakelijke verbanden uit die voor die beweging langsheen de curve zorgen. 9