Woord vooraf bij de tweede druk

Vergelijkbare documenten
13 Arbeidsongevallen en beroepsziekten

Inleiding HOOFDSTUK 1. 1 Het thema

Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen

Expertises beroepsziekten en bedrijfsongevallen

Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht

Het effect van de Wnra op de schaderegeling. 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom

Voorwoord 13. Lijst van gebruikte afkortingen Inleiding Het thema De opzet 26. Deel I 29

Financiële voordelen voor de aansprakelijke verzekeraar bij letsel en overlijdensschade? Door: mr. Nicole M. Bilo

WERKGEVERS- AANSPRAKELIJKHEID

WERKGEVERSAANSPRAKLIJKHEID ARBEIDSONGEVALLEN. Bronneberg Advocaten heet u welkom. Mr. H.F.A. Bronneberg

B35 Schadevergoeding: algemeen, deel 2

De aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsongevallen en beroepsziekten

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen?

Datum 8 juni 2011 Onderwerp De op het goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsplicht

De verzekerings(on)mogelijkheden van werkgeversaansprakelijkheid

Amerikaanse toestanden? mr. Mirjam Snel-de Kroon Deventer, 25 april 2012

Bewijslastverdeling in het Nederlandse en Belgische arbeidsrecht

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld

Schadeverzekering voor Werknemers.

Klaverblad Verzekeringen. Rechtsbijstand bij verhaal. van letselschade

Aansprakelijkheid voor psychisch letsel op de voet van artikel 7:658 BW

Schadeverzekering voor Werknemers

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

Hoge Raad, 12 januari 2001

Aansprakelijkheid bij stages

Risico s en aansprakelijkheid

Reglement Juridische Dienstverlening Vereniging van Middenkader en Hoger Personeel van AkzoNobel

JURISPRUDENTIE AANSPRAKELIJKHEIDSRECHT

Convenant verhaalsrecht BSA en Verbond 2015 Convenant verhaalsrecht BSA en Verbond

Convenant met BSA Schaderegelingsbureau B.V. inzake het standaardiseren van processen van werkgeversregres

Verschillende soorten medische expertises. Basiscursus NVMSR. prof dr mr A.J. Akkermans De verschillende soorten medische expertises in hun context

Claimsafhandeling in polisclausules. Pieter Leerink ACIS-symposium 29 november 2013

Zorgschade. Kenmerken en uitdagingen. 7 september 2017

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

INHOUD. Lijst van aangehaalde werken XV

NIS-bijeenkomst 17 januari Herstelcoach Actualiteiten. Arlette Schijns

NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS

Klaverblad Verzekeringen. Wat te doen bij letselschade?

Samenvatting masterclass Arbeidsrecht

Aansprakelijkheid bij Arbeidsongevallen

3 Onrechtmatige overheidsdaad

I. VERKLARINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 1, ONDER L), VAN VERORDENING (EG) NR. 883/2004 DE DATUM VANAF WELKE DE VERORDENING VAN TOEPASSING ZAL ZIJN

Assurantietussenpersoon ook aansprakelijk voor wat hij niet weet Schade melden tijdens looptijd polis

HOOFDSTUK II De aansprakelijkheid van ouders/voogden voor hun minderjarige kinderen /7

Jubileumcongres Beursbengel

Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken. mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013

Verhaal van kosten van arbeidsongeschiktheid

Toelichting Bedrijfsregeling 7: Schaderegeling schuldloze derde

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg

Een rechtseconomische analyse van het Nederlandse onrechtmatigedaadsrecht. Louis Visscher

Arbeidsomstandigheden. Congres Transport van Afval 5 februari 2015 Marjolein Gobes

Het wetsvoorstel Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Omgaan met aansprakelijkheidsrisico's, vrijwaringsbedingen en verzekerbaarheid

Zorg voor goede arbeidsomstandigheden van belang in WWZ

P. Kruit, C. Loonstra en E. van Vliet Zutekouw / van Oort

Werkgeversaansprakelijkheid op grond van artikel 7:685 en 7:611 BW: een overzicht van de stand van zaken (deel 2) P.W.H.M. Willems en K.

DE TOEKOMST VAN INKOMENSVERZEKERINGEN

Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen)

KENNISBROCHURE WEGAS XL. De personeelsschadeverzekering

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Reglement Juridische Dienstverlening Vereniging van Middenkader en Hoger Personeel Chemie en Coatings

INHOUD. 3.1 Algemeen / Verplichting tot verschaffing van werk / 58. Verkort aangehaalde werken / XIII

Verkeersaansprakelijkheid Vergoeding van personenschade in Europees perspectief. Mr S.P. de Haas Prof.mr T. Hartlief

BEMIDDELING DOOR DE MAKELAAR BIJ DE KOOP EN VERKOOP VAN ONROERENDE ZAKEN

Zorgsymposium GGZ en het recht. Personeelsmanagement en gezondheidsrechtelijke regels - door Shirin Slabbers -

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Stelplicht en bewijslast bij werkgeversaansprakelijkheid

Algemene Voorwaarden van De Jong Assurantiën cv en/of De Jong & Bouterse bv, behorend bij de Overeenkomst tot het verrichten van diensten

Werkgerelateerde verkeersongevallen. Lisette de Haan, 11 mei 2017, NIS bijeenkomst

2. [NAAM BEDRIJF/ ORGANISATIE] gevestigd te [PLAATSNAAM], hierna te. noemen: de uitlener, vertegenwoordigd door de heer/mevrouw [NAAM

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 54b, tweede lid, Besluit algemene rechtspositie politie;

Welkom

Letselschade!... en nu?

Water in wijn: de wijziging van passende arbeid in bedongen arbeid

Loondoorbetaling na 104 weken ziekte

Themasessie Evenementenveiligheid VRU 1

Uitspraak week 23, auteur: A.J.J.S. Schutte 1

ECLI:NL:CRVB:2015:4236

Dit artikel uit Arbeidsrechtelijke Annotaties is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor anonieme bezoeker

Medische aansprakelijkheid: actuele en toekomstige ontwikkelingen

WNT - De topfunctionaris en zijn ontslag Damiën Berkhout (Stibbe)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Overeenkomst voor het verrichten van dienstverlening aan huis

Convenant loonregres

B14 Bevrijdende verjaring

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

Inhoud. Inhoud. Woord vooraf Lijst van afkortingen 1 ALGEMEEN DEEL 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

VERGOEDINGEN EN SANCTIES PROF. MR. WILLEM BOUWENS

Het aangaan van een arbeidsverhouding met een flexkracht

TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

ECLI:NL:CRVB:2017:221

DE REDACTIE PRIVAAT VAN TRANEN, DUITEN, DIJKEN EN SLUIZEN OVER VERGOEDING VAN AFFECTIESCHADE EN SHOCKSCHADE IN NEDERLAND NA 1 JANUARI 2019

MKB-ondernemer geeft grenzen aan

Transcriptie:

Woord vooraf WOORD VOORAF Woord vooraf bij de tweede druk Weinig rechtsgebieden hebben de afgelopen jaren zulke ontwikkelingen doorgemaakt als het recht inzake de aansprakelijkheid van de werkgever voor schade van zijn werknemers als gevolg van arbeidsongevallen en beroepsziekten. Dat is aanleiding geweest om deze monografie, waarvan in 2000 een eerste druk verscheen, geheel te herschrijven. Een wassende stroom rechtspraak van de Hoge Raad laat zien dat de feitenrechter nauwlettend wordt gemonitord bij de toepassing van het aansprakelijkheidsrecht, maar toont tevens krasse staaltjes van rechterlijke rechtsvorming. Iedere uitspraak wordt bovendien op de voet gevolgd door een leger van veelal kritische auteurs. Het terrein van de werkgeversaansprakelijkheid kan worden gezien als de frontlinie van het aansprakelijkheidsrecht: hier worden door partijen voortdurend stellingen betrokken met nieuw wapentuig dat niet alleen door de rechter wordt beoordeeld, maar dikwijls tevens wordt verfijnd, hetgeen weer door de literatuur wordt geëvalueerd. In dit juridische strijdgewoel is het niet eenvoudig het hoofd boven water te houden, de informatiestroom de baas te worden (en te blijven) en het strijdperk (slagveld?) te overzien. Zonder de steun van onderzoeksassistentie was deze exercitie dan ook in ieder geval tot mislukken gedoemd geweest (ik laat uiteraard aan de lezer ter beoordeling over of het huidige resultaat bevredigt). Dank komt toe aan Pauline Strijdhorst en Ilona van der Zalm voor hun niet aflatende verzamelwoede en het documenteren van de vele rechtspraak en literatuur en aan laatstgenoemde, Pieter Schneider en Ingrid Greveling voor ondersteuning bij de laatste loodjes. Mocht ik iets van alles wat zij hebben aangedragen over het hoofd hebben gezien, dan treft enkel mij blaam. Dank ben ik ook verschuldigd aan Ton Hartlief, voor de te schaarse gesprekken die wij voerden over het onderwerp en aan hem en Willem van Boom voor de nuttige suggesties bij het concept van dit manuscript. Het manuscript werd afgesloten op 10 juli 2009 in de inspirerende omgeving van de Meulepolle, waarvoor ten slotte dank toekomt aan Marilen. Boijl/Rotterdam Siewert Lindenbergh V

Woord vooraf Woord vooraf bij de derde druk Na zeven jaren is de tekst opnieuw bij de stand van de rechtspraak en literatuur gebracht. Dat was nodig, omdat zich opnieuw belangrijke ontwikkelingen hebben voorgedaan. Zo is de rechtspraak inzake goed werkgeverschap tot (meer) klaarheid gekomen, is de positie van de zzp er deels in art. 7:658 BW ingebed, zijn de eisen aan het causaal verband bij beroepsziekten gepreciseerd, en zijn er op het stuk van de gewone arbeidsongevallen ook nog aanscherpingen geweest. Dit alles heeft natuurlijk in de literatuur wederom zijn weerklank gevonden. Echten/Rotterdam, maart 2016 Siewert Lindenbergh VI

Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE Woord vooraf / V HOOFDSTUK 1 Inleiding / 1 1 Het thema / 1 2 Historie / 2 3 Enkele getallen / 3 4 Plan van behandeling / 4 HOOFDSTUK 2 Schade en bronnen van compensatie / 7 5 Inleiding / 7 6 Schade van de werknemer / 7 7 Bronnen van compensatie / 8 7.1 Eigen voorzieningen van de werknemer en sociale zekerheid / 8 7.2 De rechtspositie als bron / 9 7.3 Andere gronden voor aansprakelijkheid / 11 7.4 Verhouding tussen de bronnen / 11 7.5 Regres / 12 8 Situatie elders / 13 HOOFDSTUK 3 Het regiem van art. 7:658 BW / 15 9 Inleiding / 15 10 Het rechtskarakter van de zorgplicht en betekenis daarvan / 17 11 Dwingend recht (art. 7:658 lid 3 BW) / 19 A. Verband met de werkzaamheden; causaal verband / 19 12 Algemeen / 19 13 Werkplek, thuis werken, werken onderweg, dienstreis / 21 14 Werk: functioneel verband of privé? / 24 VII

Inhoudsopgave 15 Grensgevallen: cursussen, teambuilding, sportdagen, bedrijfsuitjes / 26 16 Stelplicht en bewijslast, volgorde van het debat / 28 17 Ongevallen / 31 18 Beroeps(?)ziekten / 32 19 Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband / 35 20 Toerekeningsverband (art. 6:98 BW) / 37 B. Naleving van de zorgplicht / 38 21 Aanpak / 38 22 Ratio van de strenge zorgplicht / 39 23 Geen absolute waarborg, geen risicoaansprakelijkheid, wel een (zeer) strenge zorgplicht / 41 24 Nieuwe risico s, oude normen / 43 25 Geschreven normen / 44 25.1 Arbeidsomstandighedenregelgeving / 44 25.2 Verhouding tussen zorgplicht en arbeidsomstandighedenregelgeving / 46 26 Ongeschreven recht / 50 26.1 Algemeen; omstandigheden van het geval / 50 26.2 Kenbaarheid van het risico, onderzoeksplicht / 51 26.3 Kans op onoplettendheid / 53 26.4 Bezwaarlijkheid van veiligheidsmaatregelen / 56 27 Illustratie van de zorgplicht op enkele gebieden / 60 27.1 Werken met machines / 60 27.2 Gevaarlijke stoffen / 61 27.3 Werken in het verkeer / 62 27.4 Alledaagse activiteiten / 63 27.5 Psychische schade / 64 28 Toerekening van gedrag van anderen, gebrekkigheid van gebruikte zaken / 67 28.1 Toerekening van gedragingen van andere personen / 68 28.2 Gebruik van zaken / 71 29 Stelplicht en bewijslast met betrekking tot nakoming van de zorgplicht, ongevalsrapport, onzekere toedracht / 71 C. Eigen schuld / 74 30 Algemeen / 74 31 Opzet of bewuste roekeloosheid / 75 32 Aansprakelijkheid op andere gronden dan art. 7:658 BW / 77 33 Stelplicht en bewijslast bij eigen schuld / 78 D. Bereik van het regiem van art. 7:658 BW / 79 34 Algemeen / 79 35 Art. 7:658 lid 4 / 80 36 Ambtenaar / 83 37 Zeevarenden / 86 VIII

Inhoudsopgave HOOFDSTUK 4 De betekenis van goed werkgeverschap / 87 38 Inleiding / 87 A. Schending zorgplicht voor veiligheid buiten uitoefening werkzaamheden / 88 39 Buiten het werk, maar werkgerelateerd / 88 40 Omvang van de aansprakelijkheid, bewijs, eigen schuld / 90 B. Behoorlijke verzekering inzake arbeidsgerelateerde verkeersongevallen / 91 41 Ontwikkeling in de rechtspraak / 91 42 Behoorlijke verzekering; verzekeringsplicht als grondslag / 96 43 Voor welke verkeersongevallen geldt de verzekeringsplicht? / 97 44 Wat is een behoorlijke verzekering? / 101 44.1 Structuur en vormgeving van de verzekering / 101 44.2 (Mogelijke) inhoud en omvang van de dekking / 103 45 Dekking onder aansprakelijkheidsverzekering? / 106 46 Drie regiems / 107 HOOFDSTUK 5 Overige grondslagen voor aansprakelijkheid / 109 47 Algemeen / 109 48 Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) / 109 49 Aansprakelijkheid voor personen / 111 50 Aansprakelijkheid voor zaken / 113 51 Samenloop / 114 HOOFDSTUK 6 Schadevergoeding, verjaring, bevoegde rechter, ontslagvergoeding / 117 52 Schadevergoedingsrecht / 117 53 Personenschade / 117 54 Zaakschade / 119 55 Verjaring / 119 56 Bevoegde rechter / 120 57 Verhouding tot ontslagvergoeding / 120 HOOFDSTUK 7 Evaluatie / 123 58 Verschillende regiems, uiteenlopende problemen / 123 59 Een gevaarlijk allesetend koekoeksjong getemd? / 126 60 Alternatieven / 128 61 Besluit / 130 IX

Inhoudsopgave Verkort aangehaalde literatuur / 133 Jurisprudentieregister / 135 Trefwoordenregister / 147 X

Het thema 1 HOOFDSTUK 1 Inleiding 1 Het thema Arbeid adelt, maar werken is niet alleen gezond. Het werk brengt nu eenmaal risico s met zich. Sommige daarvan zijn zo oud als het oudste beroep, andere zijn van recenter datum en een onbekend aantal risico s is nog onbekend. De vraag wie onder welke omstandigheden de risico s van arbeid voor de gezondheid van de werknemer moet dragen staat hier centraal. Daarbij ligt de nadruk op de vraag onder welke omstandigheden de werkgever volgens het civiele aansprakelijkheidsrecht verplicht is de werknemer voor de door hem geleden schade te compenseren. Het gaat hier in hoofdzaak om de gevolgen (letselschade) van arbeidsongevallen en beroepsziekten. Hoewel die begrippen geen eigen definitie kennen, is toch wel zo ongeveer duidelijk wat zij inhouden. Bij arbeidsongevallen gaat het om in verband met de arbeid opgelopen schade door een veelal plotselinge gebeurtenis. Bij beroepsziekten gaat het doorgaans om de schadelijke gevolgen van een langduriger blootstelling aan gevaarlijke stoffen of aan (andersoortige) fysieke of psychische overbelasting. De problematiek van aansprakelijkheid voor schade als gevolg van pesten, seksuele intimidatie of discriminatie op de werkvloer laat ik buiten beschouwing. Zie daarover onder meer uitvoerig M.S.A. Vegter, Vergoeding van psychisch letsel door de werkgever (diss. VU Amsterdam), Den Haag: 2005, hoofdstuk 14 (over seksuele intimidatie en discriminatie) en hoofdstuk 15 (over pesten). Zie voorts onder meer R. Holtmaat, Seksuele intimidatie op de werkplek, Een juridische gids, Nijmegen: 1999 en C.G.W. de Graaf-Tolkamp, Seksuele intimidatie op het werk, Serie Arbeid & Recht, deel 6, Zutphen: 2008. De aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsgerelateerde risico s staat volop in de belangstelling en was de afgelopen decennia fors in beweging. In de eerste plaats brengt het krimpen van het vangnet van de sociale zekerheid mee dat werknemers steeds vaker hun heil (moeten) zoeken in het civiele aansprakelijkheidsrecht. In de tweede plaats bleek de rechter in het bijzonder de Hoge Raad sterk bereid om de werknemer tegemoet te komen en het recht in voor hem gunstige zin uit te werken. Sterker nog, er is vrijwel geen ander rechtsgebied waar de rechter zo het heft in handen heeft genomen om het recht zelf vorm te geven. Het maatschappelijke belang van de werkgeversaansprakelijkheid is evident. In Nederland zijn vele duizenden werknemers per jaar het slachtoffer van aan arbeid gerelateerde risico s en daar worden vele werkgevers voor aansprakelijk gehouden. Niet alleen de 1

2 Hoofdstuk 1 / Inleiding getallen illustreren het belang, maar ook de politieke achtergrond van de problematiek. Verantwoordelijkheid voor arbeidsrisico s is in feite een sociale kwestie en de vraag op wie die risico s worden afgewenteld, is dan ook niet van politieke betekenis gespeend. De nadruk ligt in deze monografie evenwel op de juridische techniek: wie is jegens wie onder welke omstandigheden aansprakelijk voor welke schade? De ontwikkelingen van de afgelopen decennia brengen mee dat het antwoord op die vraag al moeilijk genoeg is. De werkgeversaansprakelijkheid is in die zin ook van groot juridisch belang. Vrijwel alle belangrijke ontwikkelingen in het aansprakelijkheidsrecht in de afgelopen decennia hebben hun oorsprong of uitwerking in de sfeer van de werkgeversaansprakelijkheid: ontwikkeling van het verjaringsrecht, bewijsrecht, causaliteit, psychische schade, verplichte verzekering, etc. Het terrein van de werkgeversaansprakelijkheid kan derhalve worden gezien als proeftuin voor juridische ontwikkelingen: er wordt voortdurend gewerkt aan de grenzen van het recht. 2 Historie Hoewel de in art. 1638x BW (oud) neergelegde zorgplicht van de werkgever voor de veiligheid van de werknemer al dateerde van 1907, heeft de bepaling geruime tijd een sluimerend bestaan geleid. Werknemers die tijdens het werk schade opliepen ontvingen op grond van de Ongevallenwet 1901 van overheidswege een (beperkte) vergoeding en de aansprakelijkheid van de werkgever was beperkt tot gevallen van misdrijven. Toen in 1967 de WAO werd ingevoerd is deze beperking van de aansprakelijkheid van de werkgever komen te vervallen. Eerst vanaf ongeveer tien jaar later is er in de rechtspraak in toenemende mate een beroep gedaan op art. 1638x BW (oud). Gedurende de 19 e eeuw kende het civiele recht slechts een zeer beperkte wettelijke regeling van arbeidsverhoudingen en diende aansprakelijkheid van de werkgever voor schade door letsel van de werknemer te worden gegrond op art. 1401 BW (oud) e.v. Een contractuele verplichting van de werkgever om zorg te betrachten voor de veiligheid van zijn werknemers bestond niet expliciet en werd evenmin afgeleid uit de aanvullende werking van de goede trouw van art. 1374 en 1375 BW (oud). Dat de werkgever in die tijd zelden met succes werd aangesproken had zowel feitelijke als juridische oorzaken. Feitelijk was de werknemer in grote mate afhankelijk van de werkgever doordat de vraag naar arbeid achterbleef bij het aanbod, doordat dikwijls ook familieleden bij dezelfde werkgever werkzaam waren en doordat er geen of nauwelijks waarborgen bestonden tegen ontslag. Bovendien waren werkgevers doorgaans niet verzekerd, hetgeen de mogelijkheid van verhaal feitelijk vaak beperkte. Dat alles maakte procederen tegen de werkgever bepaald onaantrekkelijk. Daarnaast kende het aansprakelijkheidsrecht op grond van art. 1401 BW (oud) forse juridische obstakels. Ongeschreven zorgvuldigheidsnormen waren (voor 1919; HR 31 januari 1919, NJ 1919/161, m.nt. E.M. Meijers (Lindenbaum/Cohen)) nog niet geaccepteerd als grondslag voor aansprakelijkheid, terwijl geschreven normen op dit gebied zeldzaam waren; de werknemer kreeg dikwijls eigen schuld tegengeworpen en (het bewijs van) causaal verband tussen een fout van de werkgever en de schade werd niet snel aangenomen. Tegen het einde van de 19 e eeuw groeide het besef dat de ongelijkheid in machtspositie van werkgever en werknemer leidde tot een onevenwichtige rechtsverhouding en dat waarborgen dienden te worden geboden voor de veiligheid van de werknemer en voor diens financiële positie in geval van invaliditeit. Als teken van deze bewustwording gelden bijvoorbeeld de preadviezen voor de Nederlandse Juristen-Vereniging van 1887 van Greven en De Marez Oyens over de wenselijkheid van een dwangverzekering ten behoeve van arbeiders. Die preadviezen gaven aanleiding tot de invoering van de Ongevallenwet in 1901. Volgens die wet (en latere aanpassingen daarvan) hadden werknemers die in verband met de uitoefening van hun werk letsel hadden opgelopen recht op vergoeding van kosten van geneeskundige behandeling en van een deel van hun inkomensschade. De werkgever betaalde daarvoor premies met als gevolg dat hij werd gevrijwaard van civielrechtelijke aansprakelijkheid voor de gevolgen van bedrijfsongevallen. Dat laatste 2

Enkele getallen 3 gold overigens niet voor schade van werknemers met een inkomen boven een bepaald niveau, bij schade door bepaalde door de werkgever gepleegde misdrijven en voor schade aan zaken van de werknemer. Een en ander bracht mee dat er in de praktijk tot 1967 bij de afwikkeling van personenschade als gevolg van arbeidsongevallen voor het civiele aansprakelijkheidsrecht slechts een zeer beperkte rol was weggelegd. Tegen het stelsel van de Ongevallenwet werden als bezwaren aangevoerd dat niet alle schade werd vergoed bijvoorbeeld niet de immateriële schade die sinds HR 21 mei 1943, NJ 1943/455 (Van Kreuningen/Bessem) volgens het gemene onrechtmatige daadsrecht bij letsel voor vergoeding in aanmerking kwam en dat de uitsluiting van civielrechtelijke aansprakelijkheid was gebonden aan een betrekkelijk willekeurige inkomensgrens. Die bezwaren droegen bij aan de keuze voor de invoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in 1967. De WAO had als voordeel dat hij ongeacht de oorzaak van arbeidsongeschiktheid bescherming bood tegen het wegvallen of de vermindering van inkomen, dus niet alleen bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van het werk. Met de invoering van het vergoedingsstelsel van de WAO vervielen de beperkingen van aansprakelijkheid van de werkgever, terwijl de uitkerende WAO-instantie bovendien een verhaalsrecht verwierf op de werkgever die aansprakelijk was voor het letsel van zijn werknemer (zij het dat het verhaalsrecht was beperkt tot gevallen van opzettelijke of bewust roekeloze veroorzaking door de werkgever of door mede-werknemers). De vraag of de gewijzigde opvattingen ten aanzien van de aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsongevallen niet meebrengen dat de uitsluiting van aansprakelijkheid van de werkgever onder de Ongevallenwet buiten toepassing moet worden gelaten, is in HR 19 februari 1999, NJ 1999/428, m.nt. A.R. Bloembergen (Lahjaji/Muyres Bouw), ontkennend beantwoord. Zie voorts voor beschouwingen over de historische ontwikkeling van de aansprakelijkheid voor arbeidsongevallen L. Bier, Aansprakelijkheid voor bedrijfsongevallen en beroepsziekten (diss. Utrecht), hoofdstuk 3, Deventer: 1988; R.J.S. Schwitters, De risico s van de arbeid (diss. Utrecht), Groningen: 1991; P.S. Fluit, Verzekeringen van solidariteit (diss. Amsterdam, UvA), Deventer: 2001; B. Barentsen, Arbeidsongeschiktheid: aansprakelijkheid, bescherming en compensatie (diss. Leiden), Deventer: 2003; Y.R.K. Waterman, De aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsongevallen en beroepsziekten (diss. Rotterdam), Den Haag: 2009 en W. Eshuis, Werknemerscompensatie in de steigers (diss. Amsterdam UvA), p. 22 e.v, Utrecht: 2013. Door de herleving van de rol van het civiele aansprakelijkheidsrecht voor het verhaal van schade als gevolg van arbeidsongevallen kwam de nadruk te liggen op art. 1638x BW (oud), dat vanaf 1907 grotendeels op de achtergrond had gefigureerd. De meeste ontwikkelingen op dit terrein hebben evenwel pas in de laatste decennia van de vorige eeuw vorm gekregen. Art. 7A:1638x BW (oud) is in 1997 vervangen door art. 7:658 BW, zonder dat daarmee afgezien van bewijslastverdeling enige inhoudelijke wijziging is gerealiseerd. 3 Enkele getallen De verzameling van gegevens over aantallen arbeidsgerelateerde schades is in Nederland eerst in de afgelopen jaren goed op gang gekomen. Het gaat om aanzienlijke aantallen per jaar. Voor wat betreft arbeidsongevallen houdt de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) jaarlijks gegevens bij, gebaseerd op statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek, van het Letsel Informatie Systeem van de Stichting Consument en Veiligheid en op resultaten van eigen enquêtes. Zie de Monitor Arbeidsongevallen in Nederland (www.tno.nl). Jaarlijks vinden in Nederland naar schatting rond de 200.000 arbeidsongevallen plaats met letsel en verzuim tot gevolg, waarvan ongeveer 6.000 in het verkeer. In 2011 leidden ongeveer 5.100 arbeidsongevallen tot ziekenhuisopname of bezoek aan de spoedeisende hulp, terwijl ongeveer 80 doden vielen te betreuren. Het aantal dodelijke slachtoffers daalt gelukkig al een reeks van jaren. Mannen lopen een grotere kans op een arbeidsongeval met letsel en verzuim dan vrouwen, maar het risico voor mannen daalt, terwijl dat voor vrouwen iets stijgt. Met betrekking tot de verzameling van gegevens over beroepsziekten speelt het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) een belangrijke rol. Gegevens van het NCvB zijn gebaseerd op de (krachtens de 3

4 Hoofdstuk 1 / Inleiding Arbeidsomstandighedenwet verplichte) melding van beroepsziekten en uit onderzoeken door zogenaamde peilstations. Het NCvB schatte het aantal nieuwe gevallen van beroepsziekte in 2014 op 17.400 (Kerncijfers Beroepsziekten 2015). In Nederland werden in 2014 echter 8.513 geaccepteerde meldingen gedaan van beroepsziekten, afkomstig van arbodiensten en bedrijfsartsen. Deze gegevens suggereren dus dat er sprake is van een forse ondermelding. Wel worden er jaarlijks steeds meer beroepsziekten gemeld (in 2014 ongeveer 2.000 meer dan in de jaren daaraan voorafgaand). De top drie van beroepsziekten bestaat uit psychische aandoeningen, aandoeningen aan het bewegingsapparaat, en gehoorschade. Over beroepsziekten met een dodelijke afloop zijn in Nederland weinig cijfers bekend. Alleen voor mesothelioom en pneumoconiosen (stoflongen) zijn de sterftecijfers met enige nauwkeurigheid bekend. In 2014 vonden ongeveer 600 meldingen van mesothelioom plaats, waarmee de verwachte piek nog niet lijkt te zijn bereikt. Zie Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, Kerncijfers Beroepsziekten 2015, p. 39. Zie voorts voor empirische gegevens N.J. Philipsen, Industrial accidents and occupational diseases: some empirical findings for The Netherlands, Belgium, Germany and Great Britain in: S. Klosse & T. Hartlief (eds.), Shifts in compensating work-related injuries and diseases, Wien/New York: Springer 2007, p. 159-196. 4 Plan van behandeling In deze monografie ligt de nadruk op de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de werkgever voor schade die zijn werknemer als gevolg van een arbeidsongeval of beroepsziekte lijdt. Omdat werkgeversaansprakelijkheid evenwel niet de enige bron is voor compensatie van dergelijke schade, zal in hoofdstuk 2 eerst kort worden geschetst welke schade de werknemer zoal lijdt en uit welke bronnen hij compensatie voor die schade kan putten. In hoofdstuk 3 komt vervolgens de belangrijkste grondslag voor de aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsgerelateerde schade, art. 7:658 BW, aan bod. De betekenis van die bepaling en de rechtsontwikkeling van de afgelopen jaren brengen mee dat een uitvoerige analyse aan de hand van de kernelementen van de bepaling op zijn plaats is. Naast art. 7:658 BW is in de rechtspraak art. 7:611 BW aangewend om de werknemer te beschermen en hem te compenseren voor schade die niet op grond van art. 7:658 BW kan worden verhaald, ofwel omdat zij niet in de uitoefening van, maar wel in verband met het werk als gevolg van een tekortkoming van de werkgever is geleden, dan wel omdat zij het gevolg is van een arbeidsgerelateerd verkeersongeval ter zake waarvan de werkgever geen verwijt is te maken. Deze ontwikkeling is spannend, omdat zij op gespannen voet staat met de tekortkoming als grondslag voor aansprakelijkheid op grond van art. 7:658 BW en zij daarmee het hele huis van de werkgeversaansprakelijkheid raakt. Dat geeft bovendien aanleiding tot allerlei afbakeningskwesties. De betekenis van art. 7:611 BW voor de aansprakelijkheid van de werkgever wordt daarom afzonderlijk behandeld in hoofdstuk 4. Naast art. 7:658 en 7:611 BW kunnen ook de bepalingen uit het gemene aansprakelijkheidsrecht (art. 6:162 e.v. BW inzake onrechtmatige daad) als grondslag dienen voor aansprakelijkheid van de werkgever. Hun toepasselijkheid en betekenis wordt besproken in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt beknopt ingegaan op enkele overige kwesties, zoals het schadevergoedingsrecht en de verhouding van de werkgeversaansprakelijkheid tot ontslagvergoedingen. In de eerste zes hoofdstukken ligt telkens de nadruk op een weergave van de stand van het recht op het punt van de werkgeversaansprakelijkheid. Gelet op de grote ontwikkelingen in de rechtspraak, is getracht die zo objectief mogelijk weer te geven. In hoofdstuk 7, ten slotte, volgt een evaluatie van hetgeen in het voorafgaande is gevonden. Over de aanpak in deze monografie is nog het volgende van belang. Het recht met betrekking tot aansprakelijkheid van de werkgever voor arbeidsgerelateerde schade van 4

Plan van behandeling 4 zijn werknemers is lang niet meer alleen uit de wet te kennen. Het thema, aansprakelijkheidsrecht met veel open normen en veel casuïstiek, brengt mee dat veel van het recht door de rechter wordt ingevuld en vormgegeven. Daarom is ervoor gekozen om de kern van belangrijke rechterlijke uitspraken zoveel mogelijk in de tekst op te nemen. Om de precisie van die uitspraken geen geweld aan te doen is gekozen voor een letterlijke weergave van de meest relevant geachte passages. Ten slotte nog dit: over werkgeversaansprakelijkheid is de afgelopen decennia oneindig veel geprocedeerd en geschreven. Het bestek van deze monografie laat het niet toe om alle rechterlijke uitspraken en auteurs recht te doen. Voor wat betreft de rechtspraak ligt de nadruk op uitspraken van de Hoge Raad. Lagere rechtspraak wordt meer incidenteel als illustratie vermeld. Uit de overvloedige literatuur is noodgedwongen een selectie gemaakt. 5

Inleiding 6 HOOFDSTUK 2 Schade en bronnen van compensatie 5 Inleiding Wie schade lijdt, zal deze in beginsel zelf moeten dragen, tenzij hij een grond kan aanwijzen om deze op een ander af te wentelen. Voor schade als gevolg van arbeid is dat niet anders. De gronden voor afwenteling van schade als gevolg van arbeid zijn evenwel divers. In het aansprakelijkheidsrecht geldt als beginsel dat ieder zijn eigen schade draagt. Zie daarover uitvoerig T. Hartlief, Ieder draagt zijn eigen schade (oratie Leiden), Deventer: 1997. Men kan er intussen over twisten of het hier gaat om een imperatief (ieder moet zijn eigen schade dragen) of veeleer om een begin van een redenering (ieder draagt zijn eigen schade totdat hij deze op een ander heeft kunnen afwentelen). Als het gaat om schade als gevolg van deelname aan het arbeidsproces dienen zich verschillende gronden voor afwenteling aan. Hierna zal eerst kort worden verkend welke schade de werknemer zoal kan lijden en vervolgens zullen de bronnen van compensatie van die schade de revue passeren. Daarbij zal blijken dat civielrechtelijke aansprakelijkheid van de werkgever slechts één van de mogelijke bronnen is. In de praktijk is het belang van deze bron de laatste decennia evenwel fors gegroeid. Dat komt enerzijds door een gestage afbouw van de sociale zekerheid (met name de WAO), waardoor de werknemer andere bronnen is moeten gaan aanboren, en anderzijds door een relatief welwillende rechter die hem daarbij op verschillende punten is tegemoetgekomen. Illustraties daarvan volgen met name in de volgende hoofdstukken, waarin de werkgeversaansprakelijkheid meer specifiek wordt besproken. Zie over de betekenis van de afbouw van sociale zekerheid voor de (toename van) civiele aansprakelijkheid van de werkgever uitvoerig Barentsen, diss. 2003, p. 37 e.v. en S. Klosse & T. Hartlief, Shifts in compensating work-related injuries and diseases, Vienna/New York: Springer 2007. Zie concreet met betrekking tot de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) ook S. Klosse, WIA: prikkel tot werk of tot een toenemend gebruik van het aansprakelijkheidsrecht?, AV&S 2006/23, p. 139-148. 6 Schade van de werknemer De werknemer die in verband met het werk fysiek of psychisch letsel oploopt, zal daarvan op uiteenlopende wijzen nadeel kunnen ondervinden. In de eerste plaats kan worden gedacht aan kosten van herstel in verband met behandelingen door medici en in zorginstellingen. Voorts kan het gaan om kosten van revalidatie en re-integratie. Maar wanneer het gaat om langdurige of zelfs blijvende invaliditeit zijn veelal ook fysieke aanpassingen in de woonomgeving en op het werk noodzakelijk, en soms zorg op maat. Leidt het letsel tot uitval, dan zal de werknemer uiteindelijk schade lijden door verlies aan arbeidsvermogen. Daarbij kan het gaan om verlies van het vermogen tot het verrichten van betaalde arbeid, maar ook om het niet meer kunnen verrichten van onbetaalde arbeid, zoals huishoudelijke werkzaamheden en onderhoudswerkzaamheden in en om 7

7 Hoofdstuk 2 / Schade en bronnen van compensatie huis, waarvoor nu en in de toekomst tegen betaling derden moeten worden ingeschakeld. In geval van overlijden zullen met name de nabestaanden met deze schadeposten worden geconfronteerd. Letsel brengt bovendien ander nadeel dan vermogensschade (immateriële schade) met zich in de vorm van pijn, verdriet en gederfde levensvreugde. Ten slotte zullen ook de kosten die gemoeid zijn met het verhaal van deze schadeposten (benodigde juridische en andersoortige experts) als schade kunnen worden aangemerkt. Naast fysiek of psychisch letsel kan de werknemer in verband met zijn werk ook schade oplopen aan zaken. Men denke aan schade aan of verlies van kleding, telefoon, computer of auto. Zie daarover nr. 54. De werkgever ondervindt uiteraard ook schade van de uitval van zijn werknemer. Hij moet in de eerste plaats een werknemer missen, maar hij moet bovendien op grond van art. 7:629 BW wel gedurende enige tijd diens loon doorbetalen en voorts op grond van art. 7:658a BW de lasten dragen van re-integratie van de zieke werknemer. Denkbaar is bovendien dat de werkgever door het moeten missen van een specifieke werknemer gevolgschade lijdt, bijvoorbeeld door het moeten laten schieten van concrete orders, of door het moeten aantrekken van een duurdere invalkracht. De schade van de werkgever wordt hier verder niet besproken. Het feit dat de werkgever zelf ook aanzienlijke schade lijdt, zal voor hem overigens wel een belangrijke aanmoediging zijn om te trachten zoveel mogelijk te voorkomen dat zijn werknemers schade aan hun gezondheid oplopen. 7 Bronnen van compensatie 7.1 Eigen voorzieningen van de werknemer en sociale zekerheid De werknemer die geconfronteerd wordt met één of meer van de bovenbeschreven schadeposten kan in de eerste plaats over eigen voorzieningen beschikken om de schade te dekken. Veelal zullen bijvoorbeeld de kosten van behandeling door zorgverleners geheel of gedeeltelijk door een eigen zorgverzekering worden gedekt. Voorts kan de werknemer zich tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid hebben verzekerd met behulp van een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering, of kan hij een ongevallenverzekering hebben afgesloten die bij invaliditeit of overlijden tot uitkering overgaat. Zie over eventueel door de werkgever ten behoeve van zijn werknemers afgesloten ongevallenverzekeringen hierna nr. 7.2. Uiteraard is ook denkbaar dat de werknemer de te maken kosten uit eigen vermogen voldoet. In de praktijk vormen de eigen voorzieningen van werknemers afgezien van de zorgverzekering en in enkele gevallen particuliere ongevallen- of arbeidsongeschiktheidsverzekeringen doorgaans geen rijke bron. Een tweede bron van dekking van de schade van de werknemer wordt gevormd door de verschillende vormen van sociale zekerheid. Daarbij moet worden gedacht aan sociale verzekeringen (die dekking bieden aan verzekerden) enerzijds en sociale voorzieningen (die voorzieningen bieden aan eenieder) anderzijds. Voor wat betreft het eerste moet voor arbeidsongeschikte werknemers vooral worden gedacht aan de WAO en de WIA en voor zelfstandigen aan de WAZ, die tot op zekere hoogte bescherming bieden tegen inkomensverlies door arbeidsongeschiktheid. Zie over de betekenis van de WAO voor de dekking van schade door arbeidsongevallen en beroepsziekten uitvoerig Barentsen, diss. 2003. Zie voor de betekenis van de WIA voor de personenschadepraktijk bijvoorbeeld H.W.P.B. Taminiau, S.F.H. Jellinghaus & E. Schouten, Van WAO naar WIA: de betekenis voor de personenschadepraktijk, Arbeid Integraal 2005/3, p. 8

Bronnen van compensatie 7.2 51-65. Zie over sociale zekerheid bij letsel I.F. Pardaan, Sociale verzekeringen voor de letselschaderegelaar: een wegwijzer, Den Haag: 2001; S.D. Lindenbergh & I. van der Zalm, Schadevergoeding; Personenschade (Mon. BW B37), nr. 53 en voorts Bolt, GS Schadevergoeding art. 108, aant. 61 e.v. Van sociale voorzieningen is voor wat betreft de inkomensvoorziening de Wet werk en bijstand van belang en voor wat betreft de voorzieningen voor gehandicapten de Wet maatschappelijke ondersteuning. Voorts geldt voor iedere ingezetene de Wet langdurige zorg voor bijzondere ziektekosten. Een bijzondere vorm van sociale zekerheid vormt de voorschotregeling voor mesothelioomslachtoffers krachtens de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS), die voorziet in een uitkering aan slachtoffers van mesothelioom in gevallen waarin hun schade niet is te verhalen op een (voormalige) werkgever als gevolg van verjaring, insolventie of opheffing. De regeling kent sinds 1 januari 2003 een voorschotregeling en is met ingang van 1 juli 2003 tevens van toepassing op huisgenoten die mesothelioom hebben opgelopen doordat zij duurzaam samenwoonden met de werknemer ten tijde van de asbestblootstelling (regeling van 1 juli 2003, Stcrt. 2003, 132, p. 8). Zie over deze regeling uitvoerig M.G.P. Peeters, Compensatie en erkenning voor werknemers met asbestziekten tussen 1978 en 2005 (diss. Rotterdam), Nijmegen: 2007; R.F. Ruers, Macht en tegenmacht in de Nederlandse asbestregulering (diss. Rotterdam), Den Haag: 2012 en E. de Kezel, Asbest, Gezondheid en veiligheid (diss. Utrecht/Gent), Antwerpen/Cambridge: Intersentia 2013. Zowel voor verstrekkingen uit private verzekeringen als voor verstrekkingen krachtens sociale zekerheid kan onder omstandigheden verhaal worden genomen door de uitkerende instantie. Zie daarover nader nr. 7.5. 7.2 De rechtspositie als bron Degene die voor een ander arbeid verricht, zal doorgaans tot die ander in een contractuele verhouding staan. Veelal zal het gaan om een arbeidsovereenkomst, die door de wetgever in titel 7.10 BW overeenkomstig art. 6:248 lid 1 BW (rechtsgevolgen van een overeenkomst die uit de wet voortvloeien) nader is ingevuld, waardoor in zekere zin een bijzondere contractuele relatie bestaat. De bijzonderheid van die relatie uit zich vooral doordat het arbeidsovereenkomstenrecht mede ten doel heeft ongelijkheid tussen werknemer en werkgever die bestaat omdat de werknemer doorgaans ten opzichte van de werkgever in een economisch zwakkere positie verkeert te compenseren. Zie over de ongelijkheid in het arbeidsrecht uitvoerig P.F. van der Heijden & F.M. Noordam, De waarde(n) van het sociaal recht. Over beginselen van sociale rechtsvorming en hun werking, Preadvies NJV 2001, Deventer: 2001. Zie ook L. Betten e.a. (red.), Ongelijkheidscompensatie als rode draad in het recht Deventer: 1997. Zie over de betekenis van het feit dat het de werkgever is die zeggenschap heeft over de arbeidsomstandigheden voor de invulling van de zorgplicht nader nr. 10. Vgl. voorts Alt, diss. De werknemer zal in geval van ziekte en arbeidsongeschiktheid ook aan zijn rechtspositie aanspraken kunnen ontlenen. In de eerste plaats bepaalt art. 7:629 BW dat de werkgever bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte gedurende twee jaar een deel van het loon dient door te betalen. Deze verplichting kan bij cao aangevuld worden (en is dit ook veelal), zodat de werkgever vaak gehouden zal zijn het loon tot een groter deel door te betalen. Zie over de begrenzing van die verplichting bijvoorbeeld HR 14 maart 2008, NJ 2008/567, m.nt. E. Verhulp (Zutekouw/Van Oort), dat een werknemer betrof die door zijn werkgever tevergeefs was gemaand te stoppen met zaalvoetbal omdat hij daardoor reeds enige malen geblesseerd was geraakt. 9

7.2 Hoofdstuk 2 / Schade en bronnen van compensatie Het hof oordeelde met instemming van de Hoge Raad dat de opnieuw als gevolg van sportblessures opgetreden arbeidsongeschiktheid aan eigen schuld van de werknemer was te wijten. In de tweede plaats is de werkgever krachtens de regels inzake de arbeidsovereenkomst verplicht zijn werknemer die letsel heeft opgelopen feitelijk en financieel te ondersteunen bij diens revalidatie en re-integratie (vgl. art. 7:658a en 7:658b BW). Met name rond de laatste eeuwwisseling is door de overheid sterker ingezet op re-integratie in plaats van vergoeding. Een belangrijk element in deze ontwikkeling vormde de Wet verbetering poortwachter van 22 november 2001, Stb. 2001, 685, die onder meer beoogde de poort naar arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen in de sociale zekerheid (m.n. de WAO) te bewaken door re-integratie te bevorderen. Zie daarover, en over de betekenis daarvan voor civiele aansprakelijkheid, onder meer T. Hartlief, Arbeidsreïntegratie en resocialisatie, TVP 2001, p. 58-61; A.J. Van, Arbeidsreïntegratie: een zaak van slachtoffers én hun belangenbehartigers, TVP 2001, p. 78-81; S. Klosse, Vergoeding als noodverband, AV&S 2003, p. 25-33; W.H. van Boom, Waarheen leidt de weg van werknemersschade?, AV&S 2003, p. 33-40 en W.H. van Boom, De gevolgen van Poortwachter voor de civiele letselschadepraktijk, NJB 2004, p. 928-936. In de derde plaats kan de werkgever ten behoeve van zijn werknemers daartoe al dan niet krachtens cao verplicht verzekeringen hebben afgesloten die in geval van arbeidsongeschiktheid aanspraak geven op een uitkering. Men denke aan door de werkgever afgesloten ongevallen- of schadeverzekeringen. Is de werkgever verplicht tot het afsluiten van een dergelijke verzekering en komt hij die verplichting niet na, dan zal hij voor de gevolgen daarvan aansprakelijk zijn. Zie over de betekenis van deze verzekeringen in verband met aansprakelijkheid van de werkgever op grond van art. 7:611 BW nader nr. 41 e.v. De rechtspositie kan evenwel ook op een meer indirecte wijze een bron vormen voor dekking van schade van de werknemer. Is de schade van de werknemer het gevolg van schending door de werkgever van een krachtens de rechtspositie op hem rustende plicht, dan is de werkgever gehouden de werknemer zoveel mogelijk te plaatsen in de situatie waarin deze zonder de tekortkoming vermoedelijk zou hebben verkeerd. De werkgever is krachtens de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst verplicht tot zorg voor de veiligheid van zijn werknemers (art. 7:658 BW). Schendt hij die plicht, dan heeft de werknemer recht op volledige vergoeding van alle door hem als gevolg van het tekortschieten geleden schade (vermogensschade en ander nadeel). Zie voor de specifieke betekenis daarvan bij aansprakelijkheid op grond van art. 7:611 BW wegens het ontbreken van een behoorlijke verzekering nader nr. 42. Het betreft hier de kern van de werkgeversaansprakelijkheid, die er dus toe leidt dat de werknemer aanspraak heeft op volledige vergoeding, in tegenstelling tot alle eerdergenoemde bronnen, die immers naar hun aard telkens beperkte aanspraken bieden. Zie over het eigen vergoedingsniveau van het aansprakelijkheidsrecht en het verschil met andere bronnen van compensatie uitvoerig T. Hartlief, Ieder draagt zijn eigen schade (oratie Leiden), Deventer: 1997, alsmede Barentsen, diss. 2003. De grondslag van de tekortkoming brengt evenwel mee dat de werknemer zijn werkgever aansprakelijk zal moeten stellen en zijn aanspraken zo nodig in rechte zal moeten bevechten. Hier staan werknemer en werkgever dus tegenover elkaar, hetgeen in de praktijk een drempel kan vormen en in elk geval de verhouding tussen werkgever en werknemer zal belasten. Zie daarover bijvoorbeeld P. Fischer, Waarom verhalen werknemers na een bedrijfsongeval de geleden schade niet op hun werkgever?, Recht der werkelijkheid 1993/1, p. 25-51; P. Mascini, Risico s in bedrijf: omgaan met gezondheidsrisico s op de werkvloer (diss. Rotterdam), Rotterdam: 1999 en W.A. Eshuis e.a., Leerzame schadeclaims, leren van worst case scenario s als opstap naar effectieve interventie en preventie rond beroepsziekten, Amsterdam: Hugo Sinzheimer Instituut 2009. In de praktijk vormt art. 7:658 lid 1 BW (zorgplicht voor de veiligheid) veruit de belangrijkste grond voor de werknemer om zijn schade op de werkgever te verhalen. Het gaat hier om een contractuele zorgplicht voor de veiligheid van de werknemer, ten aanzien waarvan in essentie niet-nakoming de grondslag vormt voor de aansprakelijkheid van de werkgever. 10

Bronnen van compensatie 7.4 Aan die bepaling zal hierna in hoofdstuk 3 dan ook uitvoerig aandacht worden besteed. Behalve op art. 7:658 BW kan de werknemer zijn vordering op de werkgever gronden op art. 7:611 BW (goed werkgeverschap). Het gaat hier om een restbepaling in de vorm van een open norm die volop ruimte laat voor rechtsontwikkeling. Ook op het gebied van de aansprakelijkheid van de werkgever voor gevolgen van arbeidsongevallen en beroepsziekten wordt volop en niet zonder succes getracht die ruimte te benutten. Daarom is aan de betekenis van art. 7:611 BW een afzonderlijk hoofdstuk (hoofdstuk 4) gewijd. De werkgever kan niet alleen op grond van schending van zijn zorgplicht voor de veiligheid (art. 7:658 BW) of op grond van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW) gehouden zijn een werknemer een (schade)vergoeding te betalen; ook verschillende bepalingen inzake beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben betrekking op vergoedingsplichten van de werkgever. Zie voor de samenloop van deze bepalingen met art. 7:658 BW nr. 57. 7.3 Andere gronden voor aansprakelijkheid Hoewel in de praktijk schending van de in art. 7:658 lid 1 BW neergelegde zorgplicht veruit de belangrijkste grondslag vormt voor de aansprakelijkheid van de werkgever en in het kielzog daarvan art. 7:611 BW een rol speelt, kunnen ook aansprakelijkheidsgronden uit het gemene aansprakelijkheidsrecht van betekenis zijn waar het gaat om vergoeding van aan het werk gerelateerde schade. Men denke daarbij aan de aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) en aan de in de art. 6:170 BW e.v. neergelegde kwalitatieve aansprakelijkheden. Art. 7:658 lid 3 BW laat met zoveel woorden ruimte voor aansprakelijkheid van de werkgever op deze andere gronden. Zij worden besproken in hoofdstuk 5. 7.4 Verhouding tussen de bronnen Wanneer eenmaal vaststaat dat de werkgever aansprakelijk is, is hij volgens het civiele aansprakelijkheidsrecht gehouden de werknemer zoveel mogelijk te plaatsen in de situatie waarin deze zonder de normschending vermoedelijk zou hebben verkeerd. De vraag naar de omvang van de aansprakelijkheid (welke schade moet worden vergoed en hoeveel?) wordt beheerst door afdeling 6.1.10 BW (art. 6:95 BW e.v.). De daarin vervatte regeling geldt in beginsel gelijkelijk voor iedere wettelijke verplichting tot schadevergoeding, dat wil zeggen ongeacht de grondslag waarop de aansprakelijkheid berust. Zie MvA II, PG Boek 6, p. 331. Omdat de aansprakelijkheid van de werkgever in dit opzicht niet wezenlijk verschilt van andere aansprakelijkheden voor gezondheidsschade, wordt de vraag welke schade voor vergoeding in aanmerking komt hierna in nr. 52 e.v. slechts summier behandeld. Heeft de werknemer naast aanspraken op zijn werkgever op grond van art. 7:658 BW (of een andere civielrechtelijke aansprakelijkheidsgrond, zoals art. 7:611 BW, art. 6:162 BW 11

7.5 Hoofdstuk 2 / Schade en bronnen van compensatie etc.) ook op andere gronden aanspraken op zijn werkgever (bijvoorbeeld uit een door hem gesloten ongevallenverzekering) of op derden (bijvoorbeeld op grond van sociaal zekerheidsrecht), dan kan de vraag opkomen wat hun onderlinge verhouding is. Voor de verplichting tot doorbetaling van loon geldt dat deze in feite de schade wegneemt, zodat hierdoor de aanspraak wegens verlies aan arbeidsvermogen vermindert. Voor uitkeringen uit anderen hoofde zal (ook) gelden dat deze soms op de schadevergoeding in mindering kunnen worden gebracht (art. 6:100 BW, voordeeltoerekening). 7.5 Regres Heeft een derde, zoals een particuliere of sociale verzekeraar, de schade van de werknemer geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening genomen, dan kan hij onder omstandigheden verhaal nemen op degene die voor het ontstaan van de schade aansprakelijk is. Met het oog op het bewaren van de sociale vrede binnen de onderneming is de mogelijkheid tot het nemen van verhaal op de werkgever of een collega-werknemer evenwel beperkt. Bij particuliere schadeverzekeringen (bijvoorbeeld een zorgverzekering) wordt de uitkerende verzekeraar krachtens art. 7:962 BW van rechtswege gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer jegens de veroorzaker van de schade geldend kon maken. De ratio daarvan is dat de veroorzaker niet mag profiteren van het feit dat (een deel van de) schade van het slachtoffer door verzekering is gedekt. Verhaal krachtens subrogatie op een mede-werknemer of op de werkgever is krachtens art. 7:962 lid 3 BW uitgesloten. Dat geldt evenwel niet voor de ingeleende werknemer, aldus HR 28 november 2014, NJ 2015/194, m.nt. M.M. Mendel (Anderzorg/Veenstra). Uitkeringsinstanties belast met de uitvoering van sociale verzekeringen beschikken veelal over een wettelijk zelfstandig dat wil zeggen niet op subrogatie berustend verhaalsrecht. De sociale verzekeringswetten kennen een stelsel waarbij de uitkering op basis van die wetten in mindering wordt gebracht op de vergoeding waarop de benadeelde jegens de veroorzaker volgens het aansprakelijkheidsrecht recht zou hebben gehad. Zie bijvoorbeeld art. 52 ZW, art. 60 Anw, art. 98 WIA, art. 4.1 Wajong, art. 68 WAZ. Men spreekt hier wel van verplichte voordeeltoerekening (art. 6:100 BW). Daar staat tegenover dat de uitkeringsinstantie beschikt over een zelfstandig verhaalsrecht op de veroorzaker. Zie bijvoorbeeld art. 52a ZW, art. 2 VOA, art. 8 Wamil, art. 61 Anw, art. 99 WIA, art. 4.2 Wajong, art. 69 WAZ. Heeft de werkgever de schade zelf veroorzaakt of is de schade het gevolg van het gedrag van een collega-werknemer, dan is de mogelijkheid van verhaal uitgesloten, tenzij de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid. Zie bijvoorbeeld art. 52b ZW, art. 100 WIA, art. 62 Anw. Zie voor de ratio van de verhaalsbeperking (het meebetalen aan de verzekeringen door werkgever en collega-werknemers en het voorkomen van verstoring van de arbeidsverhouding) T. Hartlief & R.J.P.L. Tjittes, Verzekering en aansprakelijkheid, Deventer: 1999, p. 97-98. Zie voorts E.F.D. Engelhard, Regres (diss. Maastricht), Deventer: 2003, p. 360. Heeft de werkgever krachtens art. 7:629 BW gedurende arbeidsongeschiktheid het loon doorbetaald en is de arbeidsongeschikheid te wijten aan een derde, dan heeft de werkgever volgens art. 6:107a BW een verhaalsrecht op die derde. Ook hier geldt een stelsel van verplichte voordeeltoerekening (art. 6:107a lid 1 BW), gecombineerd met een zelfstandig verhaalsrecht (art. 6:107a lid 2 BW). Het verhaalsrecht omvat ook door de werkgever gemaakte kosten van re-integratie (art. 6:107a lid 3 BW). Heeft de werkgever de schade zelf veroorzaakt, dan heeft verhaal uiteraard geen zin. Is de schade te wijten aan een collega-werknemer, dan is het verhaal beperkt tot gevallen van opzet of bewuste roekeloosheid (art. 6:107a lid 4 BW). De bepaling heeft niet alleen betrekking op schade toegebracht in de uitoefening van de werkzaamheden, maar ook op schade die geen verband houdt met de dienstbetrekking. Zie MvA, Kamerstukken I 2007/08, 31 078, D, p. 3. 12