Inleiding. 1 Doelstellingen

Vergelijkbare documenten
GRAMMAIRE DE BASE FRANS VOOR DE LAGERE SCHOOL

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen.

Het project Nederlandse Grammatica voor Franstaligen en het probleem van de terminologie

Voorwoord 7 Lijst van gebruikte afkortingen 8 Overzicht van gebruikte grammaticale termen 9

DIOCESANE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST BISDOM BRUGGE

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

Inhoud. Inleiding 15. Deel 1 Spelling 18

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Z I N S O N T L E D I N G

Voorwoord 9 Gebruikte afkortingen 10 Overzicht van gebruikte grammaticale termen 11

LESSTOF. Ontleden en Benoemen

Inleiding: Combinaties

Appendix 2 Woordsoorten en fl exiecategorieën

Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

Formuleren voor gevorderden

Formuleren voor gevorderden

Formuleren voor gevorderden

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

Visuele Leerlijn Taal

Online cursus spelling en grammatica

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

1 Woordvolgorde in de zin

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Ontleden. a) het onderwerp b) het gezegde c) de voorwerpen (lijdend en meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp) d) de bepalingen

We gaan het hebben over de woordvolgorde in Engelse zinnen.

DE NOMINALE GROEP of NOMINALE CONSTITUENT (NC)

Toets grammaticale termen met sleutel

Programma van Inhoud en Toetsing

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

2 Правописание Spelling 11 Hoofdletters en kleine letters 11 Klinkers na de sisklanken ж, ч, ш, щ / г, к, х / ц 12 Interpunctie 12

Stap voor stap Latijn leren (en) lezen in het eerste jaar

tafel tafels, jongen jongens, vakantie vakanties auto auto s, taxi taxi s, baby baby s maan manen, man mannen

Jan Heerze. Kortom. Nederlandse grammatica. Walvaboek

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I

GRAMMATICA. taalkundig ontleden - theorie. samenstellers Ans Mathu - Hans Wellink

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

i n h o u d Inhoud Inleiding

Landelijke kennistoets voor de tweedegraads lerarenopleiding. Handreiking Frans. studiejaar september 2016 Versie 2016/2017-1A

DE SAMENGESTELDE ZIN ONDERWERPSZIN. ( Wie niet sterk is ),( moet ) [ slim ] { zijn }.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing

Antwoorden Nederlands Ontleding

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk Lycipedia: Beter leren CAPUT SECUNDUM TAALSTUDIE. Werkwoorden vervoegen

Handboek Spraakkunst. Sleutels Handboek Spraakkunst DEEL I HET WOORD

Programma van Inhoud en Toetsing

Eigen vaardigheid Taal

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

Studiewijzer TaalCompetent

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Ce précis grammatical s'adresse à tout public francophone (souhaitant actualiser ses connaissances grammaticales en néerlandais) et en particulier

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3

1

WERKBOEK NEDERLANDS. Mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid. Danielle De Smet Liesbet De Vuyst

1 WOORDSOORTEN 3 2 ZINSDELEN 8

LESSTOF. Grammatica 3F

HANDBOEK NEDERLANDS. Mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid

Combinaties. Stof bij dit college

Over de verschillen en gelijkenissen tussen talen bij taalbeschouwing

Zinnen 1. Henriëtte de Swart

Samenvatting in het Nederlands

Grammatica. Op niveau onderbouw - Naslag

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Lesstof. Formuleren 4F

Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus

(werkwoordelijk gezegde)

Samenvatting Nederlands formuleren

Aartsbisdom Mechelen-Brussel Vicariaat Onderwijs Diocesane Pedagogische Begeleiding Secundair Onderwijs

Handige lessen Zweeds

Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding

Hiermee wijs je een speciaal iemand of iets aan. Je begint met de ene zinsstructuur en maakt de zin af in een andere zinsstructuur.

Lesstof. Formuleren. voor gevorderden

INHOUDSTAFEL. Les 1 Terug naar school! Les 2 Na school TAALCHECK. Les 3 Je ziet er goed uit! Les 4 - Vakantie... Schiet in actie!

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

1 Spelling en uitspraak

Grammatica Zinsontleding - Uitgebreid. Ondersteunend materiaal - Uitlegkaarten Geschikt voor de groepen 7 en 8

zinsleer begrip van de syntaxis Jan-Wouter Zwart Understanding Syntax van Maggie Tallerman voor het Nederlands bewerkt en vermeerderd door

instapkaarten taal verkennen

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

instapkaarten taal verkennen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

[vn.bw.] of PRONOMINALE ADVERBIA

4 Essentiële Zinsdelen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Teksten samenvatten: wat mag er wel en niet in een samenvatting? Zou je dit wel/niet in een samenvatting zetten?

Ronde 8. Grammatica: waar gaat dat eigenlijk over? Noten. 1. Visie op grammatica

Extra opdrachten met het zinsbouwpakket. Bijlage bij het Basisboek syntaxis

De kleine Nederlands voor Dummies. Margreet Kwakernaak

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Transcriptie:

Inleiding 1 Doelstellingen De Nederlandse Grammatica voor Franstaligen (NGF) is bedoeld als een descriptieve grammatica die op grondig contrastief onderzoek van de Nederlandse en de Franse syntaxis is gebaseerd en waarin de Nederlandse zinsbouw zo precies mogelijk beschreven wordt vanuit het perspectief van de Franstalige. De NGF is opgevat als een naslagwerk en is bijgevolg niet opgezet als een schoolspraakkunst of als een handboek met een primair didactische doelstelling. Bij het schrijven van de verschillende hoofdstukken zijn we altijd uitgegaan van de informatie in de ANS (1997). Voor de Franstalige leerder van het Nederlands bevat de ANS echter nog een aanzienlijk aantal lacunes en onduidelijkheden. De verklaring daarvoor ligt voor de hand: de ANS is nu eenmaal niet geschreven vanuit het perspectief van de Franstalige, noch van de Franse grammaticale traditie. Het perspectief van de Franstalige dat we in de beschrijving van het Nederlands aannemen, impliceert echter niet dat we ons beperken tot die aspecten van het Nederlands die voor een Franstalige speciaal moeilijk zijn. De grammatica die we op het oog hebben, wil een systematische beschrijving van het Nederlands geven waarbij wel speciale aandacht besteed wordt aan constructies waarin het Nederlands van het Frans afwijkt, maar ook aan die aspecten waarin de twee talen sterke overeenkomsten vertonen, maar toch in bepaalde opzichten van elkaar verschillen. De NGF behandelt in hoofdzaak de zinsleer of syntaxis. Enkele aspecten van de woordvormingsleer of morfologie komen wel aan bod in het hoofdstuk over de nominale constituent. 2 Terminologie Als men een contrastieve grammatica wil maken die bedoeld is voor een groter publiek dan louter taalkundigen, heeft men te maken met de verschillen in grammaticale traditie van de behandelde talen. Ook aan elkaar verwante (Indo-Europese) en aan elkaar aangrenzende talen als het Nederlands en het Frans kennen grote verschillen in het gebruikte (traditionele) begrippenapparaat. In de Nederlandse Grammatica voor Franstaligen gebruiken we in principe de terminologie van de ANS. In de ANS wordt een dubbele terminologie gebruikt: naast de Nederlandse termen zoals onderwerp, lijdend voorwerp, voorzetsel, bijwoord komen ook de equivalente termen subject, direct object, prepositie, adverbium voor. We hebben ervoor gekozen om stelselmatig de Europese termen te gebruiken, d.w.z. de termen die zowel in de Franse als de Nederlandse traditie voorkomen. De NGF is opgezet als een valentiegrammatica. De zo consequent mogelijke toepassing van de valentiebenadering heeft ertoe geleid dat we een aantal andere grammaticale onderscheidingen maken dan de ANS. Zo onderscheiden we bijvoorbeeld ook plaatsobjecten (bijvoorbeeld de onderstreepte constituent in Hij woont in Brussel, omdat het werkwoord wonen een plaatsaanduiding bij zich vereist. I

Terminologische lijst In de linker kolom staan soms twee termen: de Europese en de Nederlandse tussen haakjes, bijvoorbeeld: relatieve bijzin (betrekkelijke bijzin). In de grammatica zelf gebruiken we alleen de Europese termen. De Nederlandse term is hier vermeld ter informatie van de gebruiker. De rechter kolom bevat de Franse vertaling van de gebruikte termen. 1. Algemeen zin phrase kernzin phrase nucléaire hoofdzin (proposition) principale bijzin (proposition) subordonnée beknopte bijzin proposition sans verbe conjugué (infinitive ou participle) infinitiefconstructie construction infinitive enkelvoudige zin phrase simple samengestelde zin phrase complexe nevengeschikte zin phrase juxtaposée ou coordonnée zin met voor-pv phrase dont le verbe conjugué se trouve en deuxième position ou en position initiale zin met achter-pv phrase dont le verbe conjugué se trouve dans le groupe verbal final mededelende zin phrase déclarative vragende zin phrase interrogative ja/nee-vraag interrogation totale vraagwoordvraag interrogation partielle bevelende zin phrase impérative uitroepende zin phrase exclamative relatieve bijzin proposition relative (betrekkelijke bijzin) - met ingesloten antecedent -sans antécédent directe rede discours direct indirecte rede discours indirect semi-indirecte rede style indirect libre 2. Woordvolgorde verbale pool eerste zinsplaats laatste zinsplaats middenstuk aanloop uitloop verwijswoord tangconstructie inversie pôle verbal position initiale position finale partie centrale détachement ou dislocation à gauche détachement ou dislocation à droite pronom de reprise/anticipation construction en tenaille inversion II

hoofd modificeerder bijvoeglijke bepaling gekloofde zin tête modifieur complément du nom phrase clivée 3. Woordsoorten werkwoord transitief werkwoord (overgankelijk werkwoord) intransitief werkwoord (onovergankelijk werkwoord) hulpwerkwoord koppelwerkwoord reflexief werkwoord scheidbaar (samengesteld) werkwoord werkwoordelijke uitdrukking substantief (zelfstandig naamwoord) soortnaam eigennaam lidwoord definiet (bepaald) lidwoord indefiniet (onbepaald) lidwoord pronomen (voornaamwoord) persoonlijk pronomen reflexief pronomen (wederkerend voornaamwoord) reciprook pronomen (wederkerig voornaamwoord) possessief pronomen (bezittelijk voornaamwoord) vragend pronomen demonstratief pronomen (aanwijzend voornaamwoord) relatief pronomen (betrekkelijk voornaamwoord) adjectief (bijvoeglijk naamwoord) predicatief gebruikt adjectief niet-predicatief/bijvoeglijk gebruikt adjectief adverbium (bijwoord) verbe verbe transitif verbe intransitif auxiliaire verbe copule verbe pronominal verbe à particule séparable locution verbale substantif nom commun nom propre article article défini article indéfini pronom pronom personnel pronom réfléchi pronom réciproque adjectif ou pronom possessif adjectif ou pronom interrogatif adjectif ou pronom démonstratif pronom relatif adjectif adjectif utilisé comme attribut adjectif épithète adverbe III

pronominaal adverbium (voornaamwoordelijk bijwoord) prepositie (voorzetsel) postpositie (achterzetsel) circumpositie (combinatie van pre- en postpositie) voegwoord pronom adverbial préposition postposition combinaison d une préposition et d une postposition conjonction 4. Constituenten nominale constituent pronominale constituent adjectivische constituent adverbiale constituent prepositionele constituent definiete constituent indefiniete constituent syntagme/groupe nominal syntagme/groupe pronominal syntagme/groupe adjectival syntagme/groupe adverbial syntagme/groupe prépositionnel constituant défini constituant indéfini 5. Zinsdelen essentieel zinsdeel niet-essentieel zinsdeel argument inherent element subject (onderwerp) subjectszin loos subject persoonsvorm / vervoegd werkwoord werkwoordelijke eindgroep predicatieve aanvulling object objectszin direct object (lijdend voorwerp) direct-objectszin inwendig/intern direct object indirect object (meewerkend voorwerp) belanghebbend voorwerp possessieve datief ethische datief sujet et complément essentiel complément non essentiel argument complément inhérent sujet proposition sujet sujet de l'impersonnel verbe conjugué groupe verbal final attribut du sujet complément d objet proposition objet complément d objet direct complétive objet direct objet interne complément d objet indirect datif d intérêt datif possessif datif éthique IV

prepositioneel object (voorzetselvoorwerp) prepositioneel-objectszin plaatsobject richtingsobject maatobject predicatieve toevoeging (bepaling van gesteldheid) predicatief complement adverbiale bepaling (bijwoordelijke bepaling) complément prépositionnel complétive introduite par une préposition complément essentiel de lieu complément essentiel de direction complément essentiel de mesure attribut du sujet ou de l'objet + épithète détachée attribut de l objet complément circonstanciel V

Inhoudstafel Bij het begin van elk hoofdstuk is een meer gedetailleerde inhoudstafel van dat hoofdstuk vermeld. 1 Woordvolgorde in de zin 1.1 Algemene principes van de Nederlandse woordvolgorde.. 2 1.2 De eerste zinsplaats 9 1.3 Het middenstuk 18 1.4 De tweede verbale pool. 26 1.5 De laatste zinsplaats. 31 1.6 De aanloop.. 34 1.7 De uitloop 38 Appendix. 39 2 Soorten zinnen 2.0 Inleiding: terminologie en definities 40 2.1 Hoofdzinnen.. 42 2.2 Bijzinnen 53 3 Het werkwoord en zijn valentie 3.1 Algemene karakterisering.... 72 3.2 Zelfstandige werkwoorden 73 3.3 Koppelwerkwoorden... 81 3.4 Hulpwerkwoorden... 87 3.5 Groepsvormende werkwoorden.. 93 4 Essentiële Zinsdelen 4.1 Het subject 100 4.2 Het direct object. 116 4.3 Het indirect object. 125 4.4. Het prepositioneel object. 135 4.5 Adverbiale objecten... 147 5 Niet-essentiële zinsdelen 5.1 De predicatieve toevoeging. 158 5.2 De adverbiale bepaling.. 161 6 Negatie 6.1 Inleiding 177 6.2 Vormen 177 6.3 Het gebruik van geen vs niet een, niemand vs niet iemand, niets vs niet iets 179 VI

6.4 Plaats en bereik van de negatie in de zin 182 7 De nominale constituent 7.1 Inleiding. 186 7.2 Substantieven met of zonder lidwoord en zelfstandige pronomina 188 7.3 NCs met voor- en/of nabepalingen 214 7.4 Enkele speciale constructies. 230 8 Hulpwerkwoorden 8.1 Inleiding.. 244 8.2 De hulpwerkwoorden van tijd.. 245 8.3 De hulpwerkwoorden van aspect. 252 8.4 De hulpwerkwoorden van modaliteit 261 8.5 De hulpwerkwoorden van het passief 272 8.6 De hulpwerkwoorden van causativiteit 275 Bibliografie VII