TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een goede manier doet. Verder leert u wat aandringen betekent en hoe u dat doet. U leert ook het verschil tussen beleefd en onbeleefd iets vragen. Deze les bestaat uit 15 opdrachten. De laatste opdracht is een spreekopdracht op uw werk (een praktijkopdracht). les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 1
opdracht 2a: een dag vrij vragen Ahmed heeft een gesprek met Bertus. Bertus is zijn chef. Ahmed wil een dag vrij. Luister 2 x naar het verhaal. Lees mee. Beantwoord dan de vragen op pagina 3. Ahmed Hallo Bertus, mag ik je iets vragen? Bertus Ja hoor. Wat wil je vragen? Ahmed Mag ik morgen een dag vrij nemen? Bertus Morgen al? Ahmed Ja. Bertus Waarom morgen? Je weet dat we het erg druk hebben. Nee, liever niet. Het spijt me. Een andere keer misschien. Ahmed Ja, dat begrijp ik wel. Maar er is een familielid van mij in Nederland. Hij blijft maar één dag. Als ik hem morgen niet zie, zie ik hem één jaar niet meer. Bertus Je kunt hem toch morgenavond opzoeken? Ahmed Dat is te kort. Ik vind zelfs één dag te kort. Bertus Het kan echt niet. We hebben je morgen nodig op het werk. Ahmed Maar het is erg belangrijk voor me. Bertus Je ziet hem dus erg graag? Ahmed Ja. Bertus Weet je wat we kunnen doen? Als jij overmorgen doorwerkt, wil ik jou morgen vrij geven. Ahmed Oké, bedankt. Bertus Oké. les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 2
opdracht 2 b: een dag vrij vragen 1 Krijgt Ahmed een vrije dag? a ja b nee 2 Hoeveel vragen stelt Ahmed? vragen Welke vragen zijn dat? a (schrijf op) b (schrijf op) 3 Waarom wil Bertus geen vrije dag geven? a Ahmed moet overmorgen werken. b Er zijn veel mensen ziek. c Er is veel werk. 4 Waarom wil Ahmed een vrije dag? 5 Ahmed krijgt niet meteen een vrije dag. Wat zegt hij dan tegen Bertus? 6 Ahmed krijgt toch een vrije dag. Welke afspraak maken hij en Bertus? 7 Begrijpt u de tekst? a ja b nee ga naar de docent 8 Welke woorden begrijpt u niet? les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 3
opdracht 3: zoek bij elkaar voorbeeld: Vindt u het goed als ik de radio zachter zet? Zet hem maar uit. 1 Vindt u het goed als ik de radio zachter zet?... Ja, maar kom voor 10.00 uur. 2 Zou het raam een open mogen? 1 Zet hem maar uit. 3 Zou ik een andere keer terug mogen komen?... Kom morgen maar. 4 Is het goed als ik morgen iets later kom?... Liever niet. Het is nu erg druk. 5 Mag ik een dag vrij?... Nee, het is hier al koud. 6 Zou ik je iets mogen vragen?... Nee, dat is hier verboden. 7 Vindt u het goed als ik bel?... Wanneer wil je komen. 8 Kan ik nu een afspraak maken?... Ja hoor, wat wil je? 9 Ik wil vanmiddag eerder naar huis. Kan dat?... Dat is goed. Om drie uur. 10 Mag ik hier roken?... Ja, daar staat de telefoon. opdracht 4: manieren om toestemming te vragen Er zijn veel manieren om toestemming te vragen. Hieronder ziet u er een paar. Lees ze. Begrijpt u wat er staat? nee: ga naar de docent. ja: maak dan de opdracht op pagina 5. Mag ik iets vragen? Mag ik nog een kopje koffie? Kan ik nu naar huis gaan? Kan ik vannacht hier blijven slapen? Vindt u het goed dat ik rook? Vindt u het goed dat ik straks kom? Zou ik hier misschien mogen zitten? Zou ik je pen mogen gebruiken? Is het goed als ik iets later kom? Is het goed als ik naar de dokter ga? les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 4
opdracht 5: bedenk en schrijf een goed vraag voorbeeld: Mag ik de radio zachter zetten? Kan ik Mag ik de radio het raam u morgen naast eerder morgen een afspraak naar huis een vrije dag een vraag open zachter om 10.00 uur met u jou zetten zetten beginnen stellen zitten maken krijgen gaan? 1 Mag ik de radio zachter zetten? 2 Kan ik 3 Mag ik 5 Kan ik 6 Mag ik 7 Kan ik 8 Mag ik Vindt u het goed dat ik morgen de radio morgen hier uw pen een sigaret even later een vrije dag uit kom neem gebruik rook zet? 1 Vindt u het goed dat ik 2 Vindt u het goed dat ik 3 Vindt u het goed dat ik 4 Vindt u het goed dat ik 5 Vindt u het goed dat ik les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 5
opdracht 6: bedenk en schrijf een goed vraag voorbeeld: U vraagt toestemming of u de radio zachter mag zetten. Mag ik de radio zachter zetten? 1 U vraagt toestemming of u mag roken. Mag ik? 2 U vraagt toestemming of u een dag vrij kan krijgen. Kan ik? 3 U vraagt toestemming of u eerder naar huis mag. Mag ik? 4 U vraagt toestemming of u het raam dicht kan doen. Kan ik? 5 U vraagt toestemming of om 8.30 uur naar school mag. 6 U vraagt toestemming of u uw collega kan helpen. 7 U vraagt toestemming of u iets mag vragen. 8 U vraagt toestemming of u een afspraak met de chef kan maken 9 U vraagt toestemming of u naast iemand mag zitten. 10 U vraagt toestemming of u koffie kan meenemen. les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 6
opdracht 7: bedenk en schrijf een goed vraag 1 U hebt problemen op uw school. U wilt uw docent spreken. Hij zit op het kantoor. U klopt op de deur van het kantoor. U vraagt toestemming aan uw docent om hem te spreken. 2 U hebt een vergadering op uw werk tot half vier. Uw zoontje komt om drie uit school. U wilt op tijd thuis zijn. U vraagt toestemming aan uw chef of u om half drie naar huis mag gaan. 3 U moet snel een boodschap doen. Een collega van u heeft een fiets. U vraagt toestemming om de fiets te lenen. 4 U loopt op straat. Op de stoep staan veel mensen. U kunt niet doorlopen. U vraagt toestemming om er langs te mogen. 5 U wilt in juni op vakantie naar uw familie in uw eigenland. U heeft uw familie al lang niet gezien. U vraagt toestemming om in juni op vakantie te mogen. 6 U bent op bezoek bij een vriend(in). U wilt een sigaret roken. U vraagt toestemming om te roken. 7 U werkt in een fabriek. De muziek (de radio) staat erg hard aan. U vraagt toestemming of u de radio zachter mag zetten. 8 U zit in een klas. U luistert naar uw docent. U begrijpt iets niet en u wilt een vraag stellen. U vraagt toestemming of u een vraag mag stellen. les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 7
opdracht 8: aandringen voorbeeld 1: Ahmed Mag ik je fiets even lenen? A collega Liever niet. Ik ga over een half uur naar huis. B Ahmed Ik heb je fiets maar even nodig. aandringen C collega Goed. Ben je wel op tijd terug? D Ahmed vraagt toestemming aan een collega of hij de fiets mag lenen. Dat mag niet. De collega geeft geen toestemming. Ahmed dringt aan. Hij zegt dat hij de fiets maar even nodig heeft. Dan geeft de collega wel toestemming. voorbeeld 2: Ahmed Kan ik morgen een vrije dag opnemen? A chef Liever niet. We hebben het erg druk. B Ahmed Maar er is een familielid in Nederland. Ik wil hem opzoeken. aandringen C Het is voor mij erg belangrijk. chef Oké. Het is goed als jij morgen doorwerkt. D opdracht 9: zet de zinnen in de goede volgorde aandringen voorbeeld Nee, het spijt me. - Maar ik zet de deur open. - Dan is het goed. - Zou ik een sigaret mogen roken? A Zou ik een sigaret mogen roken? B Nee, het spijt me. C Maar ik zet de deur open. aandringen D Dan is het goed. Opdracht 9 gaat verder op pagina 9. les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 8
opdracht 9: zet de zinnen in de goede volgorde vervolg 1 Nee, dat kan niet. - Nou, vooruit dan maar. Mag ik jouw fiets even lenen? - Het is maar voor een uurtje. A B C D 2 Mag ik morgen iets later op mijn werk komen? - Dan is het goed. Nee, want het is erg druk. - Maar ik werk vanmiddag langer door. A B C D 3 Het moet dan maar. - Mag ik je auto even lenen? - Nee, nu niet. Maar ik breng hem over een uur al terug. A B C D 4 Ik wil f 100,- van je lenen! - Oké. - Nee. Ik heb niet zoveel geld. Maar je krijgt het morgen al terug. A B C D 5 Nee, liever niet. - Ik zet het raam maar een klein stukje open. Een klein stukje is wel goed. - Mag ik het raam openzetten? A B C D les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 9
opdracht 10: beleefd en onbeleefd Als u om toestemming vraagt, is het belangrijk dat u dat goed doet. U moet vriendelijk zijn en beleefd. vriendelijk = aardig beleefd = netjes onbeleefd = niet netjes Eerst kunt u zeggen: "Ik wil wat vragen." of "Mag ik iets vragen?" Dan vraagt u om toestemming: "Is het goed als ik morgen een half uur later begin?" of "Mag ik morgen een dag vrij?" Het is onbeleefd om te zeggen: "Ik wil morgen een half uur later beginnen!" of "Ik neem morgen een dag vrij!". opdracht 11: spreken 1 in tweetallen Zoek een cursist om deze opdracht mee te doen. Spreek af wie cursist 1 is en wie cursist 2. Vraag om beurten toestemming. Soms moet u aandringen. CURSIST 1 CURSIST 2 1 U moet uw dochter naar het ziekenhuis brengen. U bent op uw werk. Uw collega heeft een auto. Vraag toestemming om de auto te lenen.dring aan. 2 U bent werknemer van Maatwerk. U geeft toestemming. U bent een vader of moeder. U geeft eerst geen toestemming. Later geeft u wel toestemming. U belt met Maatwerk. U spreekt met de telefoniste U wilt uw consulent spreken. Vraag toestemming om uw consulent te spreken. les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 10
opdracht 11: spreken 1 in tweetallen vervolg CURSIST 1 CURSIST 2 U bent leraar. U geeft toestemming. 3 U bent op school. U wilt morgen een half uur later komen. U heeft een afspraak met de tandarts Vraag toestemming om 9.30 uur op school te komen. 4 U bent een collega. U geeft geen toestemming. Roken is verboden 5 Het is pauze op uw werk. U wilt bij uw chef aan tafel gaan zitten. U vraagt toestemming om bij uw chef aan tafel te gaan zitten. 6 U bent werkgever. U geeft eerst geen toestemming. Dan geeft u wel toestemming. 7 U zit in een vergadering. U wilt iets vragen. U vraagt toestemming om de vraag te mogen stellen. 8 U bent chef. U geeft eerst geen toestemming. Later geeft u wel toestemming. 9 U stapt in een bus. Het is erg druk U moet langs veel mensen lopen. U vraagt toestemming om er langs te mogen. 10 U bent chef. U geeft geen toestemming. De andere collega's willen graag naar de radio luisteren. U zit in de kantine. U wilt graag een sigaret opsteken. Vraag toestemming om te roken. U dringt niet aan. U bent chef. U geeft toestemming. U wilt volgende week een dag vrij op uw werk. Uw kinderen zijn vrij van school. U wil een dagje met uw kinderen naar de dierentuin. Vraag toestemming en dring aan. U bent een werknemer. U geeft toestemming. U wilt vanmiddag om 15.00 uur naar huis. U wilt een familielid naar Schiphol brengen. Vraag toestemming om eerder weg te mogen. Dring aan. U bent een passagier in een bus. U geeft toestemming. U werkt in een garage. De radio staat aan. U wilt de radio zachter zetten. U vraagt toestemming om de radio uit te zetten. U dringt ook aan. les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 11
opdracht 12: toestemming weigeren Als iemand u om toestemming vraagt, kunt u op twee manieren antwoord geven. U kunt toestemming geven of u kunt weigeren. Toestemming geven is positief (+). U zegt ja. Weigeren is negatief (-). U zegt nee. toestemming geven (+) weigeren (-) Ja hoor. Wat mij betreft wel. Het kan niet. Ja hoor. Dat is goed / prima. Het mag niet. Ja hoor. Ga je gang. Nou, liever niet. Ja, natuurlijk mag dat. Nee, het spijt me. opdracht 13: toestemming geven of weigeren Vul een goed antwoord in. Gebruik de antwoorden van opdracht 12. 1 U zit in de kantine. Iemand vraagt u: "Mag ik een sigaret opsteken?" Wat zegt u? Geeft u toestemming of weigert u? 2 U loopt op straat. Iemand die u niet kent vraagt: "Mag ik f5,-- van u lenen?" Wat zegt u? Geeft u toestemming of weigert u? 3 U staat in de bus. Iemand vraagt u: "Mag ik er even langs?" Wat zegt u? Geeft u toestemming of weigert u? 4 U heeft een woordenboek. Een cursist vraagt u: "Kan ik je woordenboek gebruiken?" Wat zegt u? Geeft u toestemming of weigert u? 5 U heeft thuis een telefoon. Uw buurvrouw vraagt: "Vindt u het goed als ik bel?" Wat zegt u? Geeft u toestemming of weigert u? les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 12
opdracht 14: spreken 3 in tweetallen Zoek een cursist om deze opdracht mee te doen. Spreek af wie cursist 1 is en wie cursist 2. Cursist 1 vraagt toestemming. Cursist 2 geeft toestemming of geeft geen toestemming. Lees eerst goed de opdracht. Begrijpt u wat er staat? nee: ga naar de docent. ja: doe dan de opdracht. agenda kijken?' "Mag ik even in jouw CURSIST 1 U gaat naar een cursist. Deze cursist is een kennis. Hij is geen vriend van u. U gaat hem/haar een aantal dingen vragen. 1 U wilt zijn/haar pen gebruiken. 2 U wilt zijn/haar huiswerk overschrijven. 3 U wilt even in zijn/haar agenda kijken. 4 U wilt geld lenen. 5 U wilt met hem/haar meerijden naar school. 6 U wilt een sigaret roken. CURSIST 2 U krijgt bezoek van een kennis. Het is geen goede vriend(in). Uw kennis gaat u toestemming vragen voor een aantal dingen. Als hij/zij beleefd om vraagt, geeft u toestemming. U kunt natuurlijk ook weigeren (= nee zeggen). Zeg dan wel waarom u weigert. les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 13
opdracht 15: spreken 4 praktijkopdracht 1 Deze opdracht bestaat uit 3 stappen. 1 U denkt op school na over deze opdracht. 2 U voert de opdracht uit op uw werk, op school, bij Maatwerk, of ergens anders. 3 U vertelt in de klas hoe de opdracht is gegaan. opdracht: U vraagt om toestemming. U bepaalt zelf wat u vraagt. Ook mag u zelf kiezen waar en bij wie u om toestemming vraagt. A Waar? B Aan wie? C Wat ga je vragen? D Ga je aandringen? ja of nee Wat ga je dan zeggen? les 1 TOESTEMMING VRAGEN pagina 14