8 Ergonomie. 1 Inleiding

Vergelijkbare documenten
13 Ergonomie. 1 Inleiding

Ergonomie. Thema. 1 Inleiding

Praktische tips In dit boekje vind je enkele handige tips om fysieke overbelasting te voorkomen als je werkt met kinderen.

Een werkgever is ook verplicht zich aan allerlei wetten te houden. Een van die wetten is de Arbeidsomstandighedenwet, kortweg de Arbo-wet.

Praktijkrichtlijnen Fysieke Belasting voor niet-cliëntgebonden werkzaamheden

Ergonomiewijzer. Met tips en adviezen uit de praktijk. Het hoe en waarom van verminderen van fysieke belastingen in een medisch kinderdagverblijf

Risk & Safety zinnen (Risico- en veiligheidsaanduidingen op etiketten)

7. Tillen en Dragen. Tillen en Dragen. Fysieke belasting. Het arbothemablad Tillen en Dragen is onderdeel van de Arbocatalogus Tuincentra.

Hogeschool van Amsterdam. Beeldschermwerk? Voorkom RSI!

RSI. Informatie voor werknemers en werkgevers

niveau 2, 3, 4 thema 5.4

Omgaan met fysieke belasting in de zorgsector

Subject: Taak

Adviezen bij KANS/rsi

Motor info Metaal beschermen

Stenose- en/of herniaoperatie Oefeningen voor herstel

Tillen en dragen. Een uiteenzetting over het tillen en dragen van lasten. Hierbij komen de volgende subonderwerpen

Dé VCA-specialist van Zuid-Nederland

Richtlijn voor het inrichten van de werkplek Categorie en subcategorie 640 Arbo Versie Pagina 1 van 5

Wat is er aan de hand?

Checklist werkplekinstelling voor de werknemer

Beeldschermwerk en werken in de e-gemeente

Informatiemateriaal ergonomie

Praktijkrichtlijnen fysieke belasting ambulancezorg

Checklist werkplekinstelling voor de medewerker

Arbocatalogus pkgv-industrie Fysieke belasting

Omgaan met fysieke belasting tijdens werk

vervolg plaatsen cv ketel/boiler/radiator

Ergonomiewijzer. Met tips en adviezen uit de praktijk

Veiligheid, gezondheid, welzijn (ARBO)

Verstandig tillen. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Beeldschermwerk en werken in de e-gemeente

Hernia met een radiculair syndroom in de lage rug Adviezen & oefeningen. Afdeling Fysiotherapie IJsselland Ziekenhuis

3 Zorg voor houding, beweging en mobiliteit

Gezond werken met computers

Ergonomie zitten en liggen. Ergotherapeuten: Sara Bernaerts, Lore Jacobien, Mieke Konings en Leen Verelst

Lichaamshouding vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Ergonomie in de supermarkt. Infodocument

MEDEWERKERS VRAGENLIJST BRANCHE-RIE TECHNISCHE GROOTHANDEL

Het organiseren van werk zonder gevaren kan het volgende inhouden: -- aanpassingen in werkzaamheden/werkmethoden

Lage Rugpijn, Aspecifieke Lage Rugpijn, Lumbago, Spit,

Til les, les 2. A : Hogerop in bed verplaatsen bij een persoon die nog veel zelf kan Beginsituatie: Een persoon onderuitgezakt in bed

TILLEN EN DRAGEN. Wat is de gewenste situatie? Maatregelen. Sector Glastuinbouw

Let op je lijf! Zo werk je prettiger!

Oefenen na een keizersnede

Checklist voor opsporen beeldschermgebonden lichamelijke klachten

Tips voor de beeldschermwerkplek

Tillen. Tips voor werknemers voor veilig tillen

Breedte van het werkvlak Uw werkblad moet een breedte hebben van minimaal 120 cm.

Rekoefeningen voor de Gehandicapte schutter

Toelichting Arbochecklist Algemeen

Gezond werken met de computer Hoe u zelf klachten kunt voorkomen aan armen, nek en/of schouders

KANS door beeldschermwerk

Veilig en gezond werken. Ook zo n gezonde beeldschermwerker?

STEP WerkPlekAnalyse bij

Oefenenprogramma na een HNP (hernia)operatie of een kanaalstenoseoperatie

Acute klachten aan rug of nek: houdings- en bewegingsadvies. Informatie voor patiënten

Weer aan de gang na een operatie in de halswervelkolom

TILLEN EN DRAGEN, DUWEN EN TREKKEN

Kantel-/draaimechanisme Met de ingebouwde voet kun je de monitor kantelen en/of draaien voor de meest comfortabele kijkhoek.

OOGSTEN VAN HARDFRUIT

OEFENSCHEMA HARTREVALIDATIE

Aspecifieke klachten aan arm, nek en/of schouder 1

Ook zo n gezonde. beeldschermwerker? dé arbo- en verzuimspecialisten in transport en logistiek

Oefeningen bij schouderklachten

Betrekken medewerkers bij de uitvoering van de RI&E.

Lichamelijke belasting

Van lig naar zit en vise-versa. A1: actief

Stafpersoneel / leidinggevenden / technici

Adviezen voor een goed herstel in de eerste weken na de ingreep

Pauzes als noodzakelijk onderdeel van gezond werken

Optimale instelling beeldschermwerkplek

Kinderen krijgen? Denk na over risico s op je werk!

Ergonomie. 1. Werkhouding

vervolg Transport van zware materialen horizontaal en verticaal

Arbo checklist administratief

Arbeidsomstandigheden

Beeldschermwerk en werken in de e-gemeente

Basisinspectiemodule

Duwen en trekken (Met het gehele lichaam)

Fysiotherapie na een hernia- of stenose operatie

RSI voorlichting studenten FEW RSI in relatie tot:

M_6_002. Toetsingsformulier "Tillen met behulp van een passieve tillift" M.C. de Vries - Hoefakker ROC Utrecht

Rivierenland Move BEWEGEN TIJDENS DE BEHANDELING VAN KANKER

Checklist voor het opsporen van RSI- en werkdrukrisico s beeldschermwerk voor individuele werknemers

Het betrekken van medewerkers bij de uitvoering van de RI&E

Toolbox-meeting Gevaarlijke stoffen

Praktijkregels voor fysieke belasting in de thuiszorg Huishoudelijke zorg

Tips voor het omgaan met artrose van de hand

Globale beoordeling fysieke belasting bij particulier verhuisvervoer

- 1 - Informatie over veilig werken met de PC

FYSIEKE BELASTING BIJ MICROSCOOPWERK & PIPETTEREN

vervolg Verplaatsen gereedschap/laden en lossen van bedrijfswagen

5.3.3 Een patiënt verplaatsen Verplaatsen in het bed: een patiënt op de zij draaien (omkeren) Zachtjes het gebogen been en de schouder van de

Inrichting beeldschermwerkplek

11 Steunkousen. 1 Inleiding

Geen tijd om elke dag te sporten? Kom thuis in actie met 1-minuut oefeningen!

Bijlage 6 Voorbeeldstellingen teampeiling

Aard der bijzondere gevaren toegeschreven aan gevaarlijke stoffen en preparaten: R-zinnen

Werkplekinstellingen

Transcriptie:

DC 8 Ergonomie 1 Inleiding Ergonomie gaat over fysieke en sociale omstandigheden en je gezondheid. In feite gaat ergonomie over alle situaties, ook die bij je thuis. In dit thema hebben we het echter alleen over de arbeidsomstandigheden. We gaan onder andere in op de werkplek, het meubilair, de handelingen, de werkdruk, gevaarlijke stoffen en de sociale omgang met collega s en cliënten. De inhoud van dit thema: 2 Wat is ergonomie? 3 Risico s in de verschillende sectoren 1 1

2 Wat is ergonomie? Ergonomie is de studie van wat goede arbeidsomstandigheden zijn. Het doel is veilige en gezonde werkomstandighedenheden voor werknemers. Gebruiksvoorwerpen, ruimten en technische systemen (als bijvoorbeeld tilliften) moeten het werk verlichten. Taken, handelingen en werkomstandigheden moeten de lichamelijke en geestelijke gezondheid niet bedreigen. Ergonomie gaat over verschillende terreinen: fysieke omstandigheden: bijvoorbeeld werkhoudingen, herhalende bewegingen, zwaar tillen, inrichting van de werkplek, veilige en gezonde hulpmiddelen en beeldschermen; sociale en psychische factoren op het werk als werkdruk en werkstress, agressie, ploegendienst; werken met gevaarlijke stoffen en besmettingsgevaar. In de Nederlandse wet is niets in detail geregeld over ergonomie. Wel is er een Arbeidsomstandighedenwet waarin staat dat er gezonde en veilige werkomstandigheden moeten zijn. Er staat ook in dat werkgevers het welzijn van hun werknemers moeten bevorderen. Iedereen is het erover eens dat het een belangrijk onderwerp is. Daar moet veel aandacht aan besteed moet worden. Daarom zijn er normen en regels opgesteld voor goede arbeidsomstandigheden. Daarin staat precies wat je wel en niet moet doen. Over deze normen en over richtlijnen lees je in dit thema. 3 Risico s in de verschillende sectoren In alle sectoren lopen medewerkers het risico om ziek en arbeidsongeschikt te worden. Om die kans zo klein mogelijk te houden, moet elke organisatie in Nederland ieder jaar de risico s inventariseren. Het gaat om de risico s die medewerkers lopen op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn. Dit wordt de RI&E genoemd: de risico-inventarisatie en evaluatie. Naar aanleiding van de RI&E wordt een plan bedacht om de situatie te verbeteren. Niet op alle werkplekken zijn de risico s even groot. En niet overal gaat het om dezelfde risico s. 2 HZW Digitale Content

Werk je de hele dag achter de computer dan loop je heel andere risico s dan wanneer je met kinderen werkt. Werk je met volwassenen met een meervoudige beperking dan eist dat iets heel anders van je dan wanneer je met kinderen met een lichte verstandelijke beperking werkt. Werk je alleen bij mensen thuis dan heb je met andere problemen te kampen dan wanneer je in teamverband in een instelling werkt. We behandelen de risico s voor verschillende beroepsgroepen: de gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg; de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk; niet-cliëntgebonden beroepsgroepen. We delen de risico s die je kunt lopen in de volgende categorieën in. Risico s: fysieke belasting psychische en sociale belasting werken met gevaarlijke stoffen en besmettingsgevaar 2 We bespreken deze verschillende soorten belasting. We maken als dat nodig is onderscheid tussen de verschillende beroepsgroepen. 3

3.1 Fysieke belasting In alle zorgberoepen is de fysieke belasting groot. Dat komt omdat daar veel lichamelijk inspanning bij komt kijken. Je zit weinig, bukt veel, knielt en reikt naar iets. Je verplaatst de cliënt van de stoel naar het bed. Je tilt cliënten en materialen. Fysieke belasting betekent dat het werk belastend is voor je lichaam. Bukken en tillen vormen de grootste belasting. Als patiënten zelf niet veel kunnen zijn zij passief. Dan werken ze niet mee. Jij moet dan alles doen en veel kracht hebben. Dat maakt de belasting nog extra groot. Veel verzorgers werken meer dan een kwart van hun tijd in een voorovergebogen of gedraaide houding. Daardoor staat er voortdurend een hoge druk op de tussenwervelschijven. De kans op rugklachten neemt toe als je: meer dan 23 kilo tilt; meer dan 25 kilo met twee handen duwt of trekt; meer dan10 tot 15 kilo met één hand duwt of trekt. Soms gebruik je vooral je vingers om te trekken of te duwen. Dan mag de belasting maar maximaal 5 kilo zijn. Dit is de NIOSH-norm. Hij wordt in de meeste sectoren gehanteerd wordt. In de norm staat dat niemand meer dan 23 kilo mag tillen. Dat is de norm voor ideale omstandigheden. Maar soms moet je tillen op een manier die niet goed is voor je lichaam. Dan is de belasting extra groot. Dit komt vaak voor. Daarom ligt de tilnorm in veel instellingen lager, bij 10 á 15 kilo. Dan mag de medewerker niet meer dan 10 á 15 kilo tillen. Is een last te zwaar dan moeten hulpmiddelen gebruikt worden. Bijvoorbeeld een tillift. Je lichaam kan op drie manieren belast worden. Belasting van het lichaam: statische belasting: je spant je spieren lang aan omdat je steeds in dezelfde houding moet blijven, bijvoorbeeld als je voorovergebogen staat om iemand te wassen dynamische belasting: belasting door bewegingen: tillen, bukken, reiken, enzovoort repeterende bewegingen: lang achter elkaar steeds dezelfde beweging maken 3 4 HZW Digitale Content

Door een te grote belasting krijg je klachten aan je rug, nek en schouder, armen, polsen en vingers. Dat kan slijtage zijn. Dan slijten je gewrichten. Maar het kan ook CANS zijn (voorheen heette dat RSI). Bij CANS heb je problemen met je spieren. CANS kun je krijgen door het vaak herhalen van dezelfde bewegingen. Bijvoorbeeld klikken met de muis of typen. Maar ook door een slechte werkhouding, onvoldoende pauzes en werkstress. Doordat bepaalde bewegingen en spierspanningen heel vaak herhaald worden, krijg je op den duur CANS. Je hebt dan last van een dof gevoel, krachtverlies, stijfheid of tintelingen op een aantal plaatsen. Bijvoorbeeld in je schouders, je pols of de onderarm. CANS komt in alle beroepen voor waar vaak handelingen herhaald worden. Stofzuigen is bijvoorbeeld zo n handeling waarbij je veel herhaalt. Die herhalingen kunnen in alle beroepen voorkomen. Ze komen bijvoorbeeld voor bij verzorgende beroepen, beroepen in de huishouding, onderhoud, keuken en bij magazijnwerk. En bij mensen die veel achter de computer zitten. We behandelen nu de fysieke belasting per sector. De gehandicaptenzorg en de gezondheidszorg trekken we samen. De belasting in die twee sectoren is ongeveer hetzelfde. Hetzelfde geldt voor de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. We maken onderscheid tussen cliëntgebonden taken en niet-cliëntgebonden taken. Bij cliënt-gebonden taken werk je direct met cliënten. Bij niet-cliëntgebonden taken niet. Voor elke sector geven we tips om de belasting zo laag mogelijk te houden. 3.1.1 Fysieke belasting in de gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg Zowel in de gezondheidszorg als in de gehandicaptenzorg is de fysieke belasting door tillen, bukken, reiken en verplaatsen groot. In de gezondheidszorg zijn patiënten vaak bedlegerig. Ze moeten op bed verzorgd worden. In de gehandicaptenzorg is de lichamelijke belasting groot doordat veel cliënten niet mee kunnen werken. Dan moet de verzorger alles doen. Vooral bij verzorgende taken is de belasting groot. Bijvoorbeeld bij douchen, naar het toilet brengen en halen en bij tillen. In de intramurale voorzieningen (instellingen voor permanent verblijf) voor gehandicapten is de belasting nog extra vergroot. Dat komt omdat mensen met een minder ernstige handicap voortaan in gewone woningen in wijken wonen. In de intramurale voorziening blijven mensen achter die ernstigere beperkingen hebben. Bovendien worden die mensen steeds ouder. Daardoor wordt de belasting nog groter. Dat komt omdat oudere mensen vaak zwaardere zorg nodig hebben. En ze kunnen zelf niet veel meer. 5

De sectoren hebben zelfrichtlijnen ontwikkeld voor het werken met patiënten. Bij onderstaande tips zijn deze betrokken. Je kunt ze op internet vinden. Tips voor de gezondheidszorg en gehandicaptenzorg Bij de volgende tips is gebruik gemaakt van de tips van PreGo+, de NIOSH-norm. En met de praktijkrichtlijnen van het Europees agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk. Algemene tips Laat je werk, je werkplek en werkomstandigheden beoordelen. Let ook zelf op ergonomische aspecten, zoals: - werken met je handen en vermoeiende houdingen; - de mogelijkheid om technische hulpmiddelen en verstelbare apparatuur te gebruiken; - de indeling van de werkplek; - het meubilair; - richtlijnen voor werkhoudingen en de omgang met apparatuur. Neem geregeld kleine pauzes. Luister naar je lichaam. Dat geeft voldoende signalen af als het overbelast raakt: pijn in de spieren of de gewrichten, stijfheid, dof gevoel, tintelingen, enzovoort. Ga dan na wat de oorzaken kunnen zijn. Hanteer de tips bij statische en dynamische belasting. Die zie je hierna. Gaan de klachten niet over, vraag dan advies van je huisarts. Gebruik de wassen-zonder-water techniek. Daarbij worden washandjes of doekjes gebruikt die in een speciale vloeistof gedrenkt zijn. Washandjes zijn ergonomisch het beste. Daarmee kun je meer ontspannen en snellere werken. Ze sparen dus ook tijd. Afkoeling van de cliënt kun je voorkomen door de washandjes in de magnetron op te warmen. Daarna bewaar je ze in folie tot je ze gebruikt. Statische belasting De richtlijn voor statische belasting is: niet langer dan één minuut werken met een gedraaide romp. Je mag ook niet meer dan 30 graden voor- of zijwaarts gebogen staan of zitten. Je mag niet langer dan 4 uur werk doen waarbij je in veel statisch belastende houdingen bent. Ook als de belasting per keer de periode van 1 minuut niet overschrijdt. Wissel vaak van houding om statische belasting te voorkomen. 6 HZW Digitale Content

Dynamische belasting Overweeg vóór je gaat tillen of de tilnorm niet overschreden wordt. Die tilnorm heb je hiervoor al gezien. Je kunt bij de berekening van de tilnorm de tilschijf gebruiken of het tilprotocol van de instelling. Vraag daarnaar. Til zware voorwerpen met beide handen op. Houd het voorwerp dicht bij je lichaam. En houd je rug recht. Als de last groot is, is het voor je rug beter om niet door de knieën te gaan bij het tillen. Als de last klein is, kun je hem tussen de knieën door omhoog tillen. Daarbij ga je wel door je knieën. Draai door je voeten te verplaatsen. Draai níet door om je as te draaien. Als iets of iemand meer dan 23 kilo weegt, dan til je niet. Gebruik dan de manieren die hierna genoemd worden. Andere methoden voor tillen zijn: - Stimuleer dat de cliënt zoveel mogelijk zelf doet. Het ontlast jou en het stimuleert de beweging van de cliënt. Bovendien voelt de cliënt zich beter en waardiger als hij het zelf kan doen. - Til op de goede manier (zonder daarbij meer dan tien à vijftien kilo te tillen). - Gebruik een hulpmiddel, bijvoorbeeld een tillift. Trek of duw niet meer dan 25 kilo met twee handen. Trek of duw niet meer dan 15 kilo met één hand. Als de kracht vooral vanuit je vingers moet komen, trek dan niet meer dan vijf kilo. Bedtips: - Stel het bed regelmatig bij. De ideale hoogte is niet alleen afhankelijk van je lengte. Die is ook afhankelijk van wat je doet. - Zet het bed wat hoger bij het verplaatsen van de patiënt. - Vergeet niet het bed in hoogte te verstellen bij het opmaken en schoonmaken. - Zet het bed zodanig in de kamer dat je er van beide kanten goed bij kunt. - Gebruik de elektrische hoofdsteun om de cliënt tot zit te brengen. - Zet regelmatig je knie in bed. Je kunt dan dichter bij de cliënt komen. Je beperkt de lastarm. En de belasting van je rug is dan minder. - Zet de voetensteun van het bed omhoog bij het aantrekken van de steunkousen in liggende positie. De stichting PDL heeft allerlei tips om cliënten zo te verzorgen dat je lichaam zo min mogelijk belast wordt. Zij geven ook trainingen. Je vindt meer informatie op internet. Repeterende bewegingen Wees alert op de beginklachten. Zoals pijn in hand, pols, arm, nek of schouders. Let niet alleen op pijn. Denk ook aan tintelingen, kramp, krachtverlies of een stijf gevoel in de ledematen. Gebruik zo nu en dan je andere arm. 7

3.1.2 Fysieke belasting in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk De fysieke belasting in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk wordt met name veroorzaakt door veel en zwaar tillen. De fysieke belasting veroorzaakt klachten aan het bewegingsapparaat. Vooral de rug heeft te lijden. Bij het ouder worden, komen er meer klachten. Voor de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk zijn ergonomische normen en richtlijnen vastgesteld door de sector zelf. De organisaties hebben met elkaar afgesproken dat zij de normen en richtlijnen zullen hanteren. Alle kinderopvangorganisaties en peuterspeelzalen moeten zich dus aan de normen en richtlijnen houden. Er is een checklist ontwikkeld die gebruikt kan worden voor het checken van de eigen werksituatie op ergonomische aspecten. De uitkomsten kunnen in een plan van aanpak voor de verbetering ingevuld worden. Hieronder zie je de ergonomische normen en richtlijnen. Checklist kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Algemene normen A 1 Kinderen en goederen die zwaarder wegen dan 23 kg worden niet getild. Als regelmatig kinderen boven 23 kg handmatig worden verplaatst of gedragen, zijn voorzieningen aanwezig om tillen te vermijden. A 2 Kinderen en goederen onder de 23 kg worden alleen getild met toepassing van de meest gunstige tiltechniek. A 3 Gedurende de zwangerschap en de eerste drie maanden na de bevalling mogen vrouwen niet worden verplicht meer dan eenmaal per uur meer dan 5 kg te tillen of te dragen. Voor incidentele activiteiten geldt dat vrouwen niet kunnen worden verplicht meer dan 10 kg te tillen of te dragen. A 4 Werken met een gebogen rug mag gedurende een aaneengesloten periode van maximaal vier minuten. Activiteiten van volwassenen met kinderen die langer duren dan vier minuten aaneengesloten, vinden plaats op volwassenenhoogte. A 5 Het is aan te raden om voor zittende activiteiten op de vloer, die bijna altijd gepaard gaan met gebogen zitten, de norm voor het werken met een gebogen rug te hanteren, dat wil zeggen niet langer dan vier minuten aaneengesloten. A 6 Werken met geheven armen mag gedurende een aaneengesloten periode van maximaal drie minuten. A 7 Het is aan te raden hurken en knielen tijdens het werk te beperken tot maximaal 15 minuten per dag. 8 HZW Digitale Content

Ergonomische normen voor bedden B 1 Voor kinderen die in en uit bed getild moeten worden, is het bed zodanig geconstrueerd dat de bovenkant van de matras tussen 85 en 110 cm boven de vloer ligt. Het advies is een werkhoogte tussen de 85 en 100 cm. Bij gebruik van een stapelbed slapen deze kinderen uitsluitend in het bovenste bed. Een van de zijkanten aan de lange zijde van het bed moet gemakkelijk weggeschoven of weggeklapt worden. Een mogelijke constructiedwarsbalk boven de toegangszijde heeft een minimale hoogte van 180 cm, zodat de medewerker op hoofdhoogte niet gehinderd wordt door constructiedelen van het bed. B 2 Voor kinderen die zelfstandig in en uit bed kunnen klimmen, is het bed zodanig geconstrueerd dat kinderen er zelf zonder (of met weinig) hulp in en uit kunnen stappen. Wanneer geen hulpmiddelen worden gebruikt - zoals een ladder of trapje - is de opstap van vloer naar bed maximaal 30 cm. Bij gebruik van een stapelbed moeten deze kinderen via een trapje of ladder zelf in het bovenste bed kunnen klimmen. De bovenkant van de matras van het bovenste stapelbed bevindt zich op een hoogte van maximaal 110 cm boven de vloer. B 3 Voor het verschonen van bedden moet een plaats aanwezig zijn waar matrassen op volwassenenhoogte verschoond kunnen worden. B 4 Het bed is minimaal aan één lange zijde afzonderlijk bereikbaar. B 5 De werkruimte aan deze zijde is minimaal 60 cm, zodat de medewerker voldoende ruimte heeft om kinderen in bed te leggen en eruit te halen. Het gangpad tussen de bedden is dus minimaal 60 cm breed. Bij toepassing van een stapelbed is echter een werkruimte van minimaal 80 cm vereist en is het gangpad tussen de bedden dus minimaal 80 cm breed. Ergonomische normen voor aankleedtafels B 6 In een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal moet een verstelbare aankleedtafel aanwezig zijn, zodat elke medewerker kinderen op volwassen hoogte kan verschonen. Dit kan het beste gerealiseerd worden met een aankleedtafel waarvan de werkhoogte - inclusief aankleedkussen - minimaal kan variëren tussen de 85 en 105 cm in stappen van maximaal 5 cm. Let op! Voor de aankleedtafels die vóór 1 januari 2004 zijn aangeschaft is een ondergrens van 90 cm aanvaardbaar. B 7 De afmeting van de verschoonplek is zodanig geconstrueerd, dat het kind zowel recht als dwars verschoond kan worden. Het advies is een diepte van minimaal 70 cm diep en een breedte van circa 90 cm. 9

B 8 B 9 B 10 B 11 B 12 B 13 B 14 Het blad van de aankleedtafel steekt aan de voorzijde minimaal 2 cm uit boven het onder gelegen verticale vlak. De plint van de aankleedtafel wijkt minimaal 10 cm terug, zodat de medewerker de voeten goed voor de aankleedtafel kan plaatsen. Aankleedtafels staan in of aan de leefruimte. Vóór de aankleedtafel is minimaal een werkruimte van 80 cm vereist. Voor kinderen die kunnen lopen, is een voorziening aanwezig zodat ze zelf e aankleedtafel op en af kunnen klimmen of glijden. Als een kinderdagverblijf kinderen opvangt die bijvoorbeeld door een handicap niet zelf op een aankleedtafel kunnen klimmen, mag voor kinderen boven de 15 kg alleen gebruik worden gemaakt van de aankleedtafel indien een aparte voorziening aanwezig is voor het verticale transport (bijvoorbeeld een tillift). Waterkranen bij de aankleedtafel zijn onder handbereik. De maximale reikwijdte naar kleding, hulpmiddelen en toiletartikelen, gemeten vanaf de voorzijde van de aankleedtafel, is 60 cm. Ergonomische normen voor sanitaire ruimten B 15 Elementen in de sanitaire ruimte die door kinderen zelfstandig gebruikt worden zoals toilet en handenwasgelegenheid moeten zodanig afgewerkt en geplaatst zijn dat kinderen ze eenvoudig en zelfstandig kunnen gebruiken. B 16 Om kinderen te helpen op en rond het toilet is aan één zijde van het toilet (voor- of zijkant) een vrije ruimte van 100 cm. Ergonomische normen voor zitmeubilair B 17 De medewerker beschikt over een stoel of bank met adequate rugsteun en armleuningen die voldoende ondersteuning geeft bij het geven van de fles. B 18 Eten en andere activiteiten met kinderen die worden uitgevoerd onder begeleiding van een medewerker en die langer duren dan vier minuten per keer, vinden zodanig plaats dat de medewerker op volwassen hoogte kan zitten en haar voeten vlak kan neerzetten. B19 Kinderen boven de 15 kg (ongeveer twee/tweeënhalf jaar) klimmen zelfstandig of met begeleiding - zonder dat de medewerker hoeft te tillen - in en uit hoge kinderstoelen. B 20 Voor zittende activiteiten op de grond die langer duren dan vier minuten aaneengesloten duren, is een juiste steun vereist. Zittende activiteiten op de grond met een juiste rugsteun, zitkussen en/of ander hulpmiddel duren niet langer dan 15 minuten aaneengesloten. 10 HZW Digitale Content

Ergonomische normen voor boxen B 21 Baby s tot een gewicht van 8 kg mogen in een standaard box liggen met een verhoogde bodem (ongeveer 45 cm boven vloerniveau). B 22 Baby s vanaf 8 kg mogen alleen in een hoge box worden gelegd. De hoogte van de bodem van een hoge box ligt tussen 85 en 100 cm boven vloerniveau. B 23 Hoge en lage boxen zijn over één gehele of bijna gehele zijkant toegankelijk, zodat de medewerker gemakkelijk bij het kind kan. B 24 De maximale diepte van hoge box is 90 cm wanneer de box aan één zijde te openen is. Een box mag een maximale diepte hebben van 160 cm wanneer die aan twee tegenovergestelde zijden te openen is. B 25 De constructie is zodanig dat de medewerker geen risico loopt op het stoten van het hoofd en op grote reikwijdtes door hinderlijke constructiedelen. Een mogelijke constructiedwarsbalk boven de toegangszijde heeft een minimale hoogte van 180 cm. B 26 Bij toepassing van een lage box is aan de toegangszijde een werkruimte van minimaal 60 cm vereist, zodat de medewerker voldoende ruimte heeft om de kinderen in de box te leggen en ze eruit te halen. B 27 Bij toepassing van hoge boxen is aan de toegangszijde een werkruimte van minimaal 80 cm vereist, zodat de medewerker voldoende ruimte heeft om de kinderen in de box te leggen en ze eruit te halen. Ergonomische normen voor intern en extern transport B 28 Goederen zwaarder dan 23 kg worden alleen verplaatst met gebruikmaking van een transportmiddel. B 29 Stoelen en tafels die frequent verplaatst worden, zijn gemakkelijk verschuifbaar. B 30 De maximale duwkracht van een vervoermiddel bedraagt maximaal 20 kg. B 31 Een duwstang van een vervoermiddel heeft een vaste hoogte van 100 cm of is in hoogte instelbaar. B 32 Kinder-, wandel- en bolderkarwagens moeten goed bestuurbaar zijn. Ergonomische normen voor keuken en wasruimte B 33 Als een medewerker langer dan twee uur per dag bukkend werk verricht - inclusief het in- en uitruimen van wasmachines (voorladers), wasdrogers en vaatwassers - staan deze apparaten op werkhoogte. Een goede werkhoogte bij deze machines is als de onderrand van de vulopening van het apparaat zich op een hoogte tussen de 70 en 85 cm van de grond bevindt. 11

Ergonomische normen voor buitenruimte B 34 Medewerkers kunnen in de buitenruimte zitten op volwassenenhoogte en -diepte. B 35 De drempel van de entree van de berging is maximaal 2 cm hoog en is bij voorkeur afgerond. Beter is om helemaal geen drempel toe te passen. B 36 De berging heeft voldoende vrij vloeroppervlak zodat spullen met een gewicht van meer dan 23 kg niet op een plank gezet of opgehangen moeten worden. Dit voorkomt onnodige tilbelasting van medewerkers en geeft kinderen de mogelijkheid zelfstandig materiaal uit de berging te halen. B 37 Planken en schappen waar iets opgezet moet worden, moeten vrij toegankelijk zijn. Er mogen dus geen voorwerpen op de grond voor de planken of schappen liggen die de toegang belemmeren. B 38 Bij de inrichting van de buitenberging moet rekening worden gehouden met het reiken, bukken en tillen. Spullen die regelmatig gebruikt worden, staan op een hoogte van maximaal 128 cm. De schappen zijn niet te diep en gemakkelijk toegankelijk. Bron: FCB Dienstverlenen in Arbeidsvraagstukken 3.1.3 Fysieke belasting bij niet-cliëntgebonden taken Ook als je niet met patiënten of cliënten werkt, kan het werk in de zorg belastend voor je lichaam zijn. Als je veel zware materialen tilt bijvoorbeeld, veel stofzuigt of met zware schrobmachines werkt. Maar ook als je veel achter de computer zit, kun je klachten krijgen. Tips voor de niet-cliëntgebonden taken Algemene tips Laat je werk, je werkplek en werkomstandigheden beoordelen. Let ook zelf op ergonomische aspecten, zoals: - werken met je handen en vermoeiende houdingen; - de mogelijkheid om technische hulpmiddelen en verstelbare apparatuur te gebruiken; - de indeling van de werkplek; - het meubilair; - richtlijnen voor werkhoudingen en de omgang met apparatuur en gevaarlijke stoffen. Wees alert op klachten, zoals pijn in hand, pols, arm, nek of schouders. Let niet alleen op pijn, denk ook aan tintelingen, kramp, krachtverlies of een stijf gevoel in de ledematen. 12 HZW Digitale Content

Statische belasting De richtlijn voor statische belasting is: niet langer dan één minuut werken met een gedraaide romp. Je mag ook niet meer dan 30 graden voor- of zijwaarts gebogen staan of zitten. Je mag niet langer dan 4 uur werk doen waarbij je in veel statisch belastende houdingen bent. Ook als de belasting per keer de periode van 1 minuut niet overschrijdt. Wissel vaak van houding om statische belasting te voorkomen. Dynamische belasting Overweeg vóór je gaat tillen of de tilnorm niet overschreden wordt. Die tilnorm heb je hiervoor al gezien. Je kunt bij de berekening van de tilnorm de tilschijf gebruiken of het tilprotocol van de instelling. Vraag daarnaar. Til zware voorwerpen met beide handen op. Houd het voorwerp dicht bij je lichaam. En houd je rug recht. Als de last groot is, is het voor je rug beter om niet door de knieën te gaan bij het tillen. Als de last klein is, kun je hem tussen de knieën door omhoog tillen. Daarbij ga je wel door je knieën. Draai door je voeten te verplaatsen. Draai níet door om je as te draaien. Als iets of iemand meer dan 23 kilo weegt, dan til je niet. Gebruik dan een hulpmiddel. Trek of duw niet meer dan 25 kilo met twee handen. Trek of duw niet meer dan 15 kilo met één hand. Als de kracht vooral vanuit je vingers moet komen, trek dan niet meer dan vijf kilo. Rollend materiaal (vuilnisbakken bijvoorbeeld) mag als je die in beweging brengt niet meer dan 20 kilo bedragen. Als hij beweegt mag het niet meer dan 10 kilo wegen. Dit kun je meten met een unster (een trekveer). Hanteer bij het vaststellen van dit gewicht de volgende zes vragen: 1 Heeft het rollend materiaal goede en soepel lopende wielen? 2 Hebben de wielen een doorsnede van twaalf centimeter of groter? 3 Is het totaalgewicht van het rollend materiaal kleiner dan 300 kilo? 4 Kun je overal over gladde en horizontale vloeren rijden? 5 Ontbreken drempels op de hele transportweg? 6 Heeft het rollend materiaal handvatten of goede duwplaatsen? En zitten die op een juiste (instelbare) hoogte? De juiste hoogte verschilt per individu maar ligt voor duwen meestal tussen de 100 en 150 cm. Voor trekken iets lager. Laat de stofzuiger het werk doen. Beweeg mee vanuit je bekken. Oefen geen kracht uit. Laat je handen laag. Stem de zuigkracht af op de soort vloerbedekking. Til de stofzuiger niet, maar til hem. 13

Repeterende bewegingen bij computerwerk Gebruik andere hulpmiddelen zoals armsteunen of een andere muis. Neem geregeld kleine pauzes. Er is speciale software die je waarschuwt als je te lang achter je scherm zit. Zit niet langer dan twee uur achtereen achter het beeldscherm. En totaal op een dag niet langer dan 5 tot 6 uur. Hanteer de muis eens met je andere hand. Veel gemaakte fouten bij computerwerk: - verkeerde plaats van de documenten (83%); - onjuiste hoogte-instelling van de bureaustoel (69%); - monitor niet op afstand (60%); - geen armsteunen of niet op juiste hoogte ingesteld (58%); - monitor niet op de goede hoogte (57%). 3.2 Psychische en sociale belasting Psychische en sociale belasting in de zorg wordt vooral veroorzaakt door een tekort aan personeel. Daardoor en om andere redenen is er vaak een te hoge werkdruk. Het werken in ploegendiensten wordt door medewerkers in zowel de gezondheidszorg als de gehandicaptenzorg soms als zwaar ervaren. In de gehandicaptensector zijn de belangrijkste risico s voor de psychische en sociale belasting de werkdruk en agressie. De belangrijkste oorzaken van werkdruk zijn: opgejaagd zijn en tempodruk in het werk; gebondenheid aan één werkplek; gebrek aan waardering van de leidinggevende; gebrekkige communicatie met de leidinggevende; weinig invloed op de uitvoering en verdeling van het werk; slecht functionerend werkoverleg en slechte afstemming; tekort aan personeel; groot verantwoordelijkheidsgevoel van medewerkers; stress door traumatische (waardoor je gewond raakt) of ingrijpende gebeurtenissen. In de kinderopvang wordt de psychische en sociale belasting vooral veroorzaakt door werkdruk en werkstress. De begrippen leggen we hierna uit. Door medewerkers in de kinderopvang wordt meer werkstress ervaren dan bij de gemiddelde Nederlander. De oorzaken van werkdruk en werkstress in de kinderopvang zijn met name regelproblemen, regelmogelijkheden, organisatiecultuur, werk en zorg, privé-problemen en belastbaarheid. 14 HZW Digitale Content

In het peuterspeelzaalwerk is de psychische en sociale belasting minder groot. We behandelen de belangrijkste oorzaken van psychische en sociale belasting. Psychische en sociale belasting: tekort aan personeel werkdruk en werkstress werken in ploegendienst agressie 4 Tekort aan personeel Veel zieken of een structureel tekort aan personeel kan een hoge werkdruk op je leggen. Je voelt je verantwoordelijk voor het werk en gaat dan soms over je eigen grenzen heen. Bijvoorbeeld als er weer overgewerkt moet worden. Of als je weer alleen voor taken staat die je anders met meer mensen doet. De zorg voor voldoende personeel is niet jouw verantwoordelijkheid. Toch kun je wel iets doen. Hieronder zie je tips. Tips bij een personeelstekort Plan de vakanties en vrije dagen tijdig en neem die na elkaar op. Beperk overwerk tot wat je aankunt. Werk nieuwe medewerkers of invalkrachten goed in. Op korte termijn kost dat wat meer inspanning. Maar dat verdien je op de langere termijn terug. Bespreek met je collega s hoe je het werk beter kunt verdelen als er minder mensen zijn. En stel prioriteiten: wat doe je nu en wat kan wachten. Kijk of andere groepen of afdelingen bij kunnen springen in zware tijden. Werkdruk en werkstress Werkdruk ontstaat als je gedurende een langere periode je taken niet op tijd af krijgt. Of als je je taken steeds niet op een goede manier kunt uitvoeren. 15

Werkstress is een reactie op psychische overbelasting. Die wordt niet alleen veroorzaakt door werkdruk. Die wordt ook veroorzaakt door een slechte sfeer, gebrek aan collegialiteit, problemen met de leiding, problemen met cliënten, het lijden van cliënten, eenzaam werk, eentonig werk, gebrek aan steun, geweld en agressie, enzovoort. Je kunt hierdoor lichamelijke en emotionele problemen krijgen. Maar ook gedrags- en motivatieproblemen. Vooral in de gehandicaptenzorg is dit een probleem. Op agressie komen we later nog terug. Tips ter voorkoming van werkdruk Zoek de echte oorzaken van de toenemende werkdruk. Praat daarover met je collega s en leidinggevende. Geef het tijdig aan als de werkdruk te hoog wordt. Geef ook aan waar de druk precies zit. Denk mee over mogelijke oplossingen. Vraag eventueel om een cursus timemanagement. Bespreek in teamverband problemen en mogelijke oplossingen. Kijk of de taken en verantwoordelijkheden onderling goed verdeeld zijn. Plan het werk goed zodat extra werk en werkoverleggen op rustige momenten gedaan worden. Bespreek of alle vergaderingen wel nodig zijn. Vergader effectief en efficiënt. Bijvoorbeeld door: een goede agenda, goede voorbereiding door iedereen, beperkte vergadertijd, niet uitweiden maar concreet en kort blijven, actiepunten met afspraken maken. Tips ter voorkoming van werkstress Zorg met elkaar voor een goede sfeer op het werk waarbij je aandacht hebt voor elkaar. Steun elkaar en praat met elkaar. Doe ook eens iets met elkaar naast het werk. Bijvoorbeeld: vier met elkaar sinterklaas, bedenk personeelsuitjes, drink af en toe iets met elkaar. Zorg dat je werkplek zo prettig mogelijk is. Stem taken en verantwoordelijkheden onderling goed af. Dan kunnen er geen misverstanden ontstaan. Uit kritiek en ongenoegens tijdig. Bespreek die redelijk met elkaar. Heb het niet over iemands persoonlijkheid of karakter. Maar praat over iemands gedrag en de taak die hij moet doen. Uit kritiek door duidelijk aan te geven wat je nu precies verkeerd vindt. Formuleer in de ik-vorm wat je precies stoort: Ik heb er last van als jij. Benut de werkoverleggen goed. Laat die niet schieten bij toenemende werkdruk. Kijk of het werk je nog wel voldoende uitdaging biedt en of je nog op de goede plek zit. Heb je behoefte aan meer afwisseling in je werk of verandering van werk, bespreek dat dan met je leidinggevende. 16 HZW Digitale Content

Ervaar je al stress noteer dan eens over een bepaalde periode op welke momenten je stress voelt. En hoe je op zo n moment reageert. Kijk ook of het steeds om hetzelfdesoort dingen gaat. Zo zie je het probleem beter. Dan kun je beter aan de oplossing werken. Kijk of je je werk wel goed indeelt. Bepreek dit eventueel met je collega s en leidinggevende. Vraag jezelf af of je niet te hoge eisen aan jezelf stelt. Besef dat iedereen fouten maakt. Accepteer je eigen fouten ook. Blijf niet steeds denken aan je fouten. Kijk gewoon hoe het de volgende keer beter kan. Ga daarna door met andere dingen. Neem je werk niet mee naar huis. Zorg dat je voldoende ontspanning hebt. Eet genoeg en gezond. Beweeg en slaap voldoende. Werken in ploegendienst Als je in een ploegendienst werkt, werk je onregelmatige uren volgens een vast rooster. Er zijn verschillende mogelijkheden. Zoals 2-, 3- en 5-ploegendiensten. In de gehandicaptenzorg en de gezondheidszorg is een continurooster nodig omdat er ook s nachts en in de weekenden gewerkt wordt. In deze sectoren wordt daarom in 3 of 5 ploegen gewerkt. Het werken in ploegendiensten heeft veel effect op je psychische en lichamelijke belasting. Medewerkers die veel in ploegendiensten werken, hebben vaak last van hoofdpijn, vermoeidheid, migraine, concentratieverlies, slaapgebrek en humeurigheid. Zij zijn ook eerder ziek. Veel mensen zeggen dat het lijkt op een jetlag. Medewerkers in ploegendiensten kunnen hierdoor tijdens hun dienst minder presteren. Er is nog geen rooster gevonden dat deze klachten geheel kan voorkomen. Bij het werken in ploegendiensten zijn de volgende punten van belang. Tips voor het werken in ploegendiensten: Een natuurlijk verloop van de ploegendiensten is belangrijk: eerst dagdienst vanaf 7.00 uur, dan avonddienst vanaf 15.00 uur en vervolgens nachtdienst vanaf 23.00 uur. Als je nachtdienst draait, moet je voldoende tijd hebben om je slaaptekort in te halen. Tijdens de ploegendienst moeten er voldoende pauzes zijn. Zorg dat je het rooster ruim vooraf hebt, zodat je je daarop voor kunt bereiden. Wijzigingen moeten tot een minimum beperkt worden. Zorg voor voldoende lichaamsbeweging en blijf gezond eten. Zoek naar alternatieven om toch het contact met je collega s die andere diensten hebben, te behouden. Zorg dat je je vrije tijd prettig doorbrengt en aandacht blijft houden voor familie en vrienden. 17

Agressie Als je op je werk met agressie te maken krijgt, verhoogt dat de werkstress en werkdruk. In bepaalde beroepen komt agressie op het werk meer voor dan in andere. Zoals in de gehandicaptenzorg. Dat komt onder andere doordat je fysiek dicht in de buurt van cliënten werkt. En door hun afhankelijkheid van jou. De belangrijkste oorzaak ligt echter in hun stoornissen. Door hun stoornis zijn ze soms agressiever dan een ander. Agressie op het werk komt ook tussen medewerkers onderling voor. De oorzaken daarvan liggen vaak in de cultuur van de organisatie. Er heerst bijvoorbeeld een sfeer waarin gepest wordt. Of er wordt geroddeld. Als dat niet verandert en de leiding grijpt niet in, kun je daar ziek van worden. Agressie kan bestaan uit fysiek, psychisch of verbaal geweld. Dat uit zich in uitschelden, bedreigingen, vernederingen of gepest worden, seksuele intimidatie, geslagen, geschopt of overvallen worden, enzovoort. Agressie kan zich ook uiten in het vernielen van eigendommen van de organisatie of van de medewerkers. Tips ter voorkoming van agressie Voorkom zoveel mogelijk dat je alleen bent met cliënten. Werk invalkrachten en nieuwe medewerkers goed in zodat agressie bij cliënten door het niet goed uitvoeren van taken zoveel mogelijk vermeden wordt. Probeer een concentratie van cliënten met ernstige problematiek te vermijden. Leer de persoon kennen en te begrijpen. Dan kun je goed op hem reageren en kun je handelingen aanpassen aan wat hij prettig vindt. Laat je goed voorlichten door de behandelaren over de aard van de stoornissen. En over de eigen aard van de cliënt, de symptomen en de aanpak. Bespreek vooraf hoe je in bepaalde situaties het beste kunt reageren. Bespreek regelmatig in werkoverleggen de omgang met cliënten die agressief kunnen worden. Probeer tijdig signalen bij cliënten te herkennen die duiden op oplopende wrevel of agressie. Maak de leefsituatie zo veilig mogelijk voor cliënten die uit angst agressief worden. Werk rustig en zorg voor een rustige sfeer. Als de cliënt voelt dat jij rustig bent, heeft dat een positief effect op hem. Praat niet over het hoofd van de cliënt heen met een collega of familielid. 18 HZW Digitale Content

Zorg dat je warme handen hebt als je een cliënt verzorgt. Koude handen kunnen voor spasmen zorgen en weerstand en is onaangenaam voor de cliënt. Zorg dat dove mensen je eerst gezien hebben vóór je met ze praat, zodat ze niet schrikken. Zeg altijd wat je gaat doen en vraag bij intieme handelingen om toestemming. Zorg samen met je collega s voor een goede werksfeer onderling. Bespreek problemen met elkaar. Uit kritiek op een zorgvuldige manier naar elkaar. Betrek je leidinggevende erbij als je problemen onderling niet op kunt lossen Tips bij het omgaan met agressie Bij deze tips is gebruikt gemaakt van de theorie van Timothy Leary. Maak zowel bij kinderen als volwassenen altijd duidelijk waar de grenzen liggen. Neem geen onderdanige positie in. Zorg dat je even dominant bent als degene die agressief is. Laat merken dat je aan hem gewaagd bent. Maar daag hem niet uit en dreig niet. Door je zo op te stellen, voelt hij zich gehoord en begrepen. Dat werkt letterlijk en figuurlijk ontwapenend. Ga daarbij niet in discussie maar zeg wat je verwacht. Of doe een concreet voorstel: Ik kan het daar nu niet met je over hebben want je bent te onrustig. Je kalmeert eerst en daarna praten we verder. Neem een kind bij de hand en vraag hem je aan te kijken. Zorg dat je op ooghoogte van het kind bent. Leg duidelijk en kort uit wat je van hem verwacht of wat hij niet mag doen. Leg uit waarom zijn gedrag voor andere kinderen vervelend is. Geef complimentjes als hij zich goed gedraagt. Blijf steeds beleefd en behandel de ander met respect. Wijs niet de persoon af maar het gedrag. Probeer begrip op te brengen. Uit dat begrip ook, maar niet op een onderdanige manier. Vergroot het zelfvertrouwen van de cliënt en het gevoel van eigenwaarde. Praat regelmatig over de aanpak met je collega s en je leidinggevende. Vraag desnoods deskundige begeleiding van een specialist op dit terrein. Hanteer het protocol als de organisatie dat heeft. Bovenstaande tips zijn ook van toepassing op het werken met je collega s. 19

3.4 Gevaarlijke stoffen en besmettingsgevaar Medewerkers kunnen op het werk met allerlei gevaarlijke chemische stoffen in aanraking komen. Denk maar aan schoonmaakmiddelen en ontsmettingsmiddelen. Daarnaast kunnen medewerkers in de gezondheidszorg ook besmet raken. Bijvoorbeeld door schimmels, bacteriën, virussen, besmet bloed, straling en antibiotica. Zij kunnen daar ziek door worden. De legionella- en salmonellabacterie zijn bekende ziekteverwekkers. Sommige stoffen kunnen allergische reacties teweegbrengen. Zoals huiduitslag, astma, shock en aandoeningen aan neus, neusholten en ogen. De volgende aandoeningen komen het meest voor: Latexallergie: in beschermende handschoenen en sommige hechtpleisters zit latex. Door o.a. antibiotica, zepen, ontsmettingsmiddelen en oplosmiddelen kunnen huidaandoeningen en contacteczeem ontstaan. Tips voor het omgaan met gevaarlijke stoffen en besmettingsgevaar: In de Arbowet staat dat er in een organisatie richtlijnen voor het werken met gevaarlijke stoffen moeten zijn. Tenminste als er met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt. Vraag naar de richtlijnen en ga volgens deze richtlijnen te werk. Lees de productinformatie goed. Houd je aan de richtlijnen die daarin staan. Let op of je een symbool voor gevaar op het etiket ziet staan. Hieronder zie je de symbolen en betekenissen. Stop de brandslang bij het testen in een emmer met een laag water. Daardoor ontstaat er geen nevel en is ook het risico op besmetting met de legionellabacterie uitgesloten. Doe hetzelfde met douches die een tijd niet gebruikt zijn. Kijk voor verdere tips tegen besmetting met legionella op de site van het ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid. Werk hygiënisch: gebruik beschermende huidcrèmes, handschoenen en was regelmatig je handen. Gebruik handschoenen die weinig latexeiwitten afgeven. Gebruik zoveel mogelijk handschoenen die poedervrij zijn. Gebruik latex handschoenen alleen bij infectiegevaar. Heb je twijfels of vragen over het omgaan met gevaarlijke stoffen en besmettingsgevaar, ga dan naar je werkgever en de ondernemingsraad. De werkgever moet de risico s van gevaarlijke stoffen opgenomen hebben in de RI&E. Je kunt vragen naar de RI&E. Je kunt ook de vakbond bellen. Of informatie inwinnen bij productschappen. De ondernemingsraad kan de Arbodienst bellen. En jij kunt naar het arbeidsomstandighedenspreekuur van de Arbodienst gaan. 20 HZW Digitale Content

Etikettering gevaarlijke stoffen Onderstaande informatie is afkomstig van Arbobondgenoten. De etiketten van veel stoffen moeten de voorgeschreven symbolen en R- en S-zinnen bevatten. De indeling is afhankelijk van de eigenschappen van de stof. Ook als de stof b.v. voor intern gebruik in een andere verpakking wordt gedaan, blijft deze verplichting bestaan. Laatste update: 9 oktober 2001 Symbool Aanduiding Categorie Betekenis E Ontplofbaar Stoffen die door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken kunnen ontploffen O Oxiderend Stoffen die na contact met brandbaar materiaal, brand c.q. ontploffing kunnen veroorzaken. F+ Zeer licht ontvlambaar Vloeistoffen die een vlampunt hebben < 0 C en een kookpunt =< 35 C F Licht ontvlambaar Vloeistoffen met een vlampunt < 21 C en > 0 C of een vlampunt < 0 C en een kookpunt > 35 C; Vaste stoffen die zelf kunnen ontbranden of ontvlambaar zijn na een kortdurend kontakt met een ontstekingsbron; Gassen die met lucht ontvlambaar zijn; Stoffen die met water brandbare gassen ontwikkelen Geen symbool - Ontvlambaar Vloeistoffen met een vlampunt > 21 C en < 55 C 21

T+ Zeer vergiftig LD50 rat =< 25 mg/kg (oraal); LD50 rat =< 50 mg/kg (via huid); LC50 rat =< 0,25 mg/liter in 4 uur (via inademing) Zie tevens verklaring onderaan deze pagina T Vergiftig LD50 rat 25-200 mg/kg (oraal); LD50 rat 50-400 mg/kg (via huid); LC50 rat 0,25-1 mg/liter in 4 uur (via inademing) Zie tevens verklaring onderaan deze pagina Xn Schadelijk LD50 rat 200-2000 mg/kg (oraal); LD50 rat 400-2000 mg/kg (via huid); LC50 rat 1-5 mg/liter in 4 uur (via inademing) Zie tevens verklaring onderaan deze pagina C Corrosief of bijtend Stoffen die de ongeschonden huid van een proefdier over de volledige dikte kunnen aantasten Xi Irriterend Stoffen die huidontstekingen of oogbeschadigingen kunnen veroorzaken N Milieugevaarlijk Stoffen die onmiddelijk of na verloop van tijd gevaar voor één of meer milieucompartimenten opleveren of kunnen opleveren 22 HZW Digitale Content

T Carcinogeen Stoffen waarvan bekend is dat zij voor de mens kankerverwekkend zijn of stoffen die beschouwd worden als kankerverwekkend voor de mens Xn Carcinogeen Stoffen die in verband met hun mogelijk kankerverwekkende eigenschappen reden geven tot bezorgdheid voor de mens, waarvan de effecten door een tekort aan informatie niet voldoende kunnen worden bepaald T Mutageen Stoffen waarvan bekend is dat zij voor de mens mutageen zijn of stoffen die beschouwd worden als mutageen voor de mens Xn Mutageen Stoffen die in verband met hun mogelijke mutagene eigenschappen reden geven tot bezorgdheid voor de mens T Teratogeen Stoffen waarvan bekend is dat zij voor de mens mutageen zijn of stoffen die beschouwd worden als teratogeen voor de mens Xn Teratogeen Stoffen die in verband met hun mogelijke teratogene eigenschappen reden geven tot bezorgdheid voor de mens 23