Ondernemen in het Ambacht 2002 Sectorscoop



Vergelijkbare documenten
MKB-index april 2017

Exportontwikkeling van het industriële MKB

De Watersector Exportindex (WEX)

De Watersector Exportindex (WEX)

BNA Conjunctuurmeting

De stand van Mediation in Nederland

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid

Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage

Sectorscoop Ondernemen in het Ambacht 2000

De oudere starter in Nederland Quick Service

Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2015

Ondernemen in het Ambacht 2001

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Fryslân

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zeeland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Gelderland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Drenthe

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zuid-Holland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Limburg

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Flevoland

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Noord-Holland

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen

Kengetallen ondernemerschap

Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid

Conjunctuurpeiling BNA. Voorjaar René Vogels

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Tevredenheidsonderzoek Fox AOB

Belasting over de winst verdeeld naar sector en grootteklasse

Starters zien door de wolken toch de zon

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Hogeschool van Amsterdam

Bouwers en hun gemeente

Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016

Uitgevoerd in opdracht van. Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurpeiling voorjaar Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten

Effecten BTW-verandering op het. gedrag van consumenten in de. Schilders- en stukadoorsbranche. drs. K.L. Bangma drs. D. Snel

Stemming onder ondernemers in het MKB

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurmeting oktober Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Van goede naar betere dienstverlening. Tevredenheids- en behoefteonderzoek voor het Vervangingsfonds en Participatiefonds

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting

Tevredenheidsonderzoek. ROC Drenthe College meetperiode: 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 Definitief rapport

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Regionaal Autisme Centrum onderdeel Autismewerk.nl

Tevredenheidsonderzoek De Opstap, Leerwerktraject van De Kapstok

Sectorscoop Ondernemen in het Ambacht 2004

M Starters en de markt. drs. A. Bruins drs. D. Snel

Tevredenheidsonderzoek ROC De Leijgraaf

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach organisatie Trace Daelzicht

Tevredenheidsonderzoek 2014 / De Nieuwe Werkgever

Stemming onder ondernemers in het MKB

Cliëntenaudit Bureau ABC

VBO Woonindex. Tweede kwartaal drs. P. Rosenboom

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

Van baan naar eigen baas

Vierde kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Provincie Zeeland

Dienstensector houdt vertrouwen

Tevredenheidsonderzoek 2012 / A&P Partners

Tevredenheidsonderzoek 2015 ROC A12

Tevredenheidsonderzoek 2015 / 2016 BABEL

Tevredenheidsonderzoek Twintaal Trainingen

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach Company

Bijdrage van buitenlandse werknemers aan innovatie in het MKB. drs. A. Bruins T. Span MSc drs. P. Gibcus

Zoetermeer, 28 februari 2018

Tevredenheidsonderzoek totaal inburgering bv

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Stichting VluchtelingenWerk Zuidwest Nederland

Benchmark klanten Qredits

Tevredenheidsonderzoek ROC Kop van Noord-Holland bedrijfsopleidingen

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Tevredenheidsonderzoek AM Werk Reïntegratie BV

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Piblw-Reïntegratie BV.

Tevredenheidsonderzoek Nieuwland Opleidingen B.V.

Tevredenheidsonderzoek 2010 / Olympia uitzendbureau

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Landstede

Tevredenheidsonderzoek ROC Alfa-college, unit Educatie

Tevredenheidsonderzoek STE Languages

Tevredenheidsonderzoek Friesland College, FC-Extra,School voor Volwasseneneducatie

Eerste kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Provincie Limburg

Effecten invoering dubbeltariefsysteem straattaxi

Conjunctuurenquête Nederland. Tweede kwartaal Coenrapportomslag eerstekwartaal.indd 1

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren ROC Mondriaan

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren ROC Midden Nederland Participatieopleidingen

Tevredenheidsonderzoek. Succes2gether.B.V meetperiode: 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019 Definitief rapport

Zakelijke dienstverlening

Tevredenheidsonderzoek Rijn IJssel, Educatie & Integratie

Algemeen beeld van het MKB in 2015

Herstel in de industrie zet door. Samenvatting. Totale industrie. Omzet stijgt. Eerste kwartaal 2014

Saldo economisch klimaat. Q (verwacht) -39,8

Tevredenheidsonderzoek. Re-integratie Zeeland meetperiode: 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017 Definitief rapport

Tevredenheidsonderzoek

Global Entrepreneurship Monitor 2002

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Pappenheim Re-integratie en Outplacement

M Vrouwen aan de start. Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven. drs. A. Bruins drs. D.

Administratieve lasten Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten Nulmeting 2002

Regionale economische prognoses 2016

Transcriptie:

Ondernemen in het Ambacht 2002 Sectorscoop Ro Braaksma Dick Snel Zoetermeer, december 2001

ISBN: 90-371-0830-X Bestelnummer: A0105 Prijs: ƒ 85,94 39,- Dit onderzoek maakt deel uit van het Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections. 2

Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 2 Kenschets van het ambacht 7 2.1 Kenmerken van het ambacht 7 2.2 Classificatie van het ambacht 8 3 Belang van het ambacht binnen de economie 11 4 Structuur van het ambacht in 2000 13 4.1 Het ambacht in Nederland 13 4.2 Voedingsmiddelen- en overig productieambacht 15 4.3 Metaal- en meubelambacht 17 4.4 Bouwambacht 18 4.5 Installatieambacht 19 4.6 Handels- en reparatieambacht 21 4.7 Dienstverlenend ambacht 22 5 Trends 25 5.1 Algemene trends 25 5.2 Trends in het voedingsmiddelen- en overig productieambacht 34 5.3 Trends in het metaal- en meubelambacht 35 5.4 Trends in het bouwambacht 37 5.5 Trends in het installatieambacht 38 5.6 Trends in het handels- en reparatieambacht 39 5.7 Trends in het dienstverlenend ambacht 41 6 Prognoses voor 2001 en 2002 43 6.1 Algemene prognoses voor het ambacht 43 6.2 Prognoses voor het voedingsmiddelen- en overig productieambacht 46 6.3 Prognoses voor het metaal- en meubelambacht 47 6.4 Prognoses voor het bouwambacht 47 6.5 Prognoses voor het installatieambacht 48 6.6 Prognoses voor het handels- en reparatieambacht 49 6.7 Prognoses voor h et dienstverlenend ambacht 50 Bijlagen I Statistische afbakening van het ambacht en deelsectoren 51 II Kerngegevens per branche 53 III Begrippenlijst 55 IV Publicatieschema ramingen EIM 57 V Eurotabellen 59 3

4

1 Inleiding Aanleiding Ambachtelijk ondernemerschap is in Nederland niet weg te denken. Een substantieel deel van de zelfstandige beroepsbevolking is te vinden in het ambacht. Enkele honderdduizenden werknemers hebben een baan bij een kleine bakkerij, een meubel- of instrumentmakerij, een installatie-, een kappers- of een klussenbedrijf, enzovoorts. Zij leveren met zijn allen het maatwerk waar veeleisende klanten anno 2000 om vragen, zowel op de zakelijke markt als op de consumentenmarkt. Het ambacht is daarbij ook een kraamkamer voor nieuwe bedrijvigheid. Ook het ambacht heeft te maken met de grote trends van dit moment, en wordt er diepgaand door beïnvloed: de Europese eenwording, nieuwe concurrenten uit Oost- Europa of nog verder, veranderingen op het gebied van techniek en materiaal, maar bijvoorbeeld ook gebrek aan voldoende vakmensen. Zij zorgen voor nieuwe kansen én bedreigingen. Voldoende aanleiding om speciale aandacht te besteden aan het ambacht: aan de plaats binnen de Nederlandse economie, aan de ontwikkeling en het perspectief op korte termijn, en aan de trends die nieuwe kansen of bedreigingen voor dit deel van het bedrijfsleven (kunnen) inhouden. De jaarlijkse publicatie Ondernemen in het Ambacht verschaft deze informatie. Zowel voor beleidsmakers en belangenbehartigers als voor degene die om andere redenen is geïnteresseerd in het ambacht is deze publicatie een onmisbaar stuk gereedschap. Opbouw rapport Dit rapport start met een korte beschrijving, waarin de voornaamste kenmerken van de sector ambacht alsmede de classificatie aan bod komen (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 komt de plaats van het ambacht in de nationale economie aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de structuur van de ambachtssector. Geschetst wordt wat de bijdrage is van de sector als geheel en van de verschillende deelsectoren, in termen van werkgelegenheid, kosten en andere indicatoren van de structuur en prestaties van de sector. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een schets gegeven van de belangrijkste trends die momenteel spelen in het ambacht. Eerst komt het oordeel van de ondernemers uit het ambacht over de conjuncturele ontwikkelingen aan bod. Daarna volgen de trends per deelsector. In hoofdstuk 6 komen de ontwikkelingen en vooruitzichten in 2001 en 2002 in (de deelsectoren van) het ambacht ter sprake. De bijlagen bevatten de statistische afbakening van het ambacht in zes deelsectoren (bijlage I), de kerngegevens per branche (bijlage II), definities van gehanteerde begrippen (bijlage III), een toelichting op de plaats van dit rapport binnen het totaal van de door EIM gepubliceerde ramingen (bijlage IV) en van een aantal tabellen een vertaling van guldens naar euro s (V). 5

2 Kenschets van het ambacht 2.1 Kenmerken van het ambacht Ambacht staat in het dagelijks taalgebruik vaak voor vakbekwaamheid, degelijkheid, echtheid en kwaliteit. Ook krijgt het woord ambacht soms een negatieve lading in de zin van achterhaalde, met uitsterven bedreigde beroepen. Het is niet zo vreemd dat er onduidelijkheid bestaat over de betekenis van het ambacht, aangezien het een groep moeilijk te duiden ondernemingen betreft. Activiteiten zoals detailhandel en groothandel zijn eenvoudig te definiëren op basis van hun functie binnen het voortbrengings- en distributieproces, en daarmee ook als sector af te bakenen. Het ambacht is moeilijker te omschrijven. Alle pogingen om het begrip inhoud te geven eindigden tot nog toe bij beschrijvingen van wat als ambacht wordt beschouwd. Maar zo'n beschrijving staat nog ver af van een echte, bruikbare definitie. Twee essentiële kenmerken van het ambacht zijn: kleinschaligheid; handmatige aard van de productie. In deze kenmerken zijn opgesloten: zelfstandige bedrijfsuitoefening, deelname van de ondernemer aan planning, productieproces en verkoop, maatwerk van individuele aard en een groot aandeel van de factor arbeid. De destijds door het Hoofdbedrijfschap Ambachten ingestelde Werkgroep Onderzoekplan Ambachten omschreef in 1980 het ambacht in Nederland als volgt: In overwegende mate zelfstandige ondernemingen, behorende tot het midden- en kleinbedrijf, die producerende, installerende, reparerende en dienstverlenende functies verrichten, met het doel te voorzien in de vraag naar behoeftebevredigingsmiddelen van individuele aard. Voor beleids- en onderzoeksdoeleinden is een operationele afbakening van het ambacht nodig. Het uitgangspunt is daarbij dat het niet primair de kernfunctie (bijvoorbeeld productie, distributie, dienstverlening) van het beroep of bedrijf is, die bepaalt of er sprake is van ambacht, maar de wijze waarop het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend. Ook dan nog is de scheidslijn tussen ambachtelijke en niet-ambachtelijke voortbrenging moeilijk te trekken, en daarmee ook het onderscheid tussen ambachtelijke en niet-ambachtelijke ondernemingen. Dat komt doordat binnen één onderneming zowel ambachtelijke als niet-ambachtelijke activiteiten kunnen plaatsvinden. Het onderscheid is dus gradueel en niet absoluut. De consequentie hiervan is dat er op mesoniveau onderscheid kan worden gemaakt tussen branches die als geheel ambachtelijk zijn aan te merken en branches die dit gedeeltelijk zijn. De geheel ambachtelijke branches, zoals de kappersbranche en de schoenherstellersbranche, zijn als doelgroep van beleid en object van onderzoek relatief eenvoudig te identificeren en te benaderen. Veel moeilijker ligt dat bij de gedeeltelijk ambachtelijke branches. 7

2.2 Classificatie van het ambacht Als we het ambacht voor onderzoeksdoeleinden willen afbakenen, is de afbakening sterk afhankelijk van de vraag of de te analyseren gegevens direct van de in het onderzoek te betrekken ondernemingen worden verkregen, dan wel uit secundaire bronnen, waarvan het CBS de belangrijkste is. Op ondernemingsniveau is het namelijk eenvoudiger om aan de hand van objectieve criteria de mate van ambachtelijkheid van het bedrijf te bepalen. Dit soort branchespecifieke informatie wordt echter bij de datavergaring ten behoeve van de productie van de CBS-statistieken niet meegenomen. Om aan deze statistieken toch informatie over het ambacht te kunnen ontlenen, is door EIM een afbakening van het ambacht ontwikkeld die bedoeld is voor onderzoeksdoeleinden op mesoniveau. De afbakening, die zeker niet compromisloos is, is tot stand gekomen in samenspraak met de voor het ambacht belangrijkste organisaties, te weten het Ministerie van Economische Zaken, het Hoofdbedrijfschap Ambachten en de Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf (tegenwoordig Raad voor het Zelfstandig Ondernemerschap, RZO). De afbakening is gebaseerd op de Standaard Bedrijfsindeling 1993 (SBI 93) van het CBS en, op een enkele uitzondering na, gedefinieerd op het niveau van bedrijfsgroepen (3 digits). In deze sectorale rapportage worden binnen het ambacht de volgende deelsectoren onderscheiden: 1 voedingsmiddelen- en overig productieambacht 2 metaal- en meubelambacht 3 bouwambacht 4 installatieambacht 5 handels- en reparatieambacht 6 dienstverlenend ambacht. Tot het voedingsmiddelen- en overig productieambacht worden kleinschalige productiebedrijven met minder dan 10 werkzame personen in onder andere de brood- en banketbranche, de ijsbereidingsbranche, de textiel-, kleding- en lederbranche, de houtbranche en de bouwmaterialenbranche gerekend. Tot het metaal- en meubelambacht worden gerekend kleinschalige industriële bedrijven met minder dan 10 werkzame personen in onder andere de meubelmakersbranche, de metaalbewerking, de machinebouw, de carrosseriebouw en het instrumenten- en optische bedrijf. Het bouwambacht omvat alle bedrijven in de bouwnijverheid met minder dan 10 werkzame personen, dus het gehele kleinbedrijf in de bouwnijverheid. Hieronder vallen kleine aannemers op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw, grond-, water- en wegenbouw, en gespecialiseerde aannemers zoals het metselbedrijf, het stukadoorsbedrijf, het schildersbedrijf en het tegelzettersbedrijf. Ook het klussenbedrijf wordt tot het bouwambacht gerekend. Het installatieambacht omvat het gehele kleinbedrijf (ondernemingen tot 10 werkzame personen) in de bouwinstallatie, waaronder loodgietersbedrijven, centraleverwarmingsbedrijven, isolatiebedrijven en elektriciens. Het handels- en reparatieambacht bestaat uit bedrijven met minder dan 10 werkzame personen uit de personenautobranche (zoals garagebedrijven en benzinestations), het slagersbedrijf, de poeliersbranche, de visbranche, de tweewielerbranche, de naaimachinebranche, de schoenherstellersbranche en de optiekbranche. Tot het dienstverlenend ambacht worden gerekend bedrijven met minder dan 10 werkzame personen in het schoonmaakbedrijf, wasserijen, fotoateliers, kappers, voetverzorgers en andere bedrijven gericht op persoonlijke verzorging. 8

Een gedetailleerd overzicht van de branches binnen deze sectoren is opgenomen in bijlage I. Op basis van de afbakening is door EIM een gegevensbestand ontwikkeld, waarmee het mogelijk is informatie te produceren over het ambacht en zijn hoofdgroepen. De hoofdstukken 3 en 4, waarin een macro-/mesobeeld van het ambacht wordt geschetst, zijn op deze informatie gebaseerd. 9

3 Belang van het ambacht binnen de economie In dit hoofdstuk wordt het ambacht vergeleken met andere sectoren in het Nederlandse bedrijfsleven: de industrie, de bouwnijverheid, de groothandel, de detailhandel en de commerciële diensten. Het ambacht is terug te vinden in al deze sectoren, met uitzondering van de groothandel. Een slager wordt bijvoorbeeld zowel tot het ambacht als tot de detailhandel gerekend, een ambachtelijke meubelmaker valt onder de industrie, en een kapper onder de dienstverlenende sector. Plaats in het particuliere bedrijfsleven In tabel 1 wordt de sector ambacht op een aantal kerngegevens vergeleken met de overige sectoren. tabel 1 intersectorale vergelijking 2000 onderne- werkzame bruto toege- arbeids- mingen per personen omzet brutowinst exportomzet voegde waarde producti- 31-12-2000 (arbeidsjaren) (ƒ mln.) (ƒ mln.) (ƒ mln.) (ƒ mln.) viteit (ƒ) particulier bedrijfsleven* 549.559 4.302.185 1.883.624 1.172.393 568.792 503.400 117.010 waarbinnen: ambacht* 161.503 411.212 106.877 65.187 5.200 30.078 73.144 industrie 47.104 854.646 518.501 454.227 277.135 124.135 145.247 bouw 71.035 476.170 129.949 129.629 2.050 47.194 99.112 groothandel 54.248 462.851 553.901 119.774 217.076 68.156 147.253 detailhandel 84.498 479.678 151.547 49.911 7.218 31.339 65.332 commerciële diensten* 275.570 2.036.250 451.972 419.927 63.551 233.127 114.488 * Sectoren tellen niet bij elkaar op. De commerciële diensten en het ambacht overlappen deels de overige sectoren. Bron: CBS, EIM. Kleinschalig karakter van het ambacht In het ambacht zijn ruim 160.000 ondernemingen actief. Dit komt overeen met zo n 30% van het totale aantal bedrijven in het particuliere bedrijfsleven (zie figuur 1). De werkgelegenheid bedroeg in 2000 ruim 411.000 arbeidsjaren, een aandeel van bijna 10%. Uit het verschil tussen beide percentages blijkt de kleinschaligheid van het ambacht. Het ambachtelijke aandeel in de omzet, de brutowinst en de bruto toegevoegde waarde van het totale particuliere bedrijfsleven ligt rond de 6%, dus duidelijk beneden het aandeel in de werkgelegenheid. Dit illustreert het relatief arbeidsintensieve karakter van de sector. 11

figuur 1 aandeel van het ambacht in het particuliere bedrijfsleven in 2000: ondernemingen, werkgelegenheid, omzet, export en productie, in procenten ondernemingen werkzame personen 10% omzet 6% 29% 71% 90% 94% brutowinst 6% bruto toegevoegde waarde 7% 94% 93% 12

4 Structuur van het ambacht in 2000 In dit hoofdstuk wordt de algemene structuur geschetst van het ambachtelijke bedrijfsleven in Nederland. Daarna komt de structuur aan bod van de zes deelsectoren die binnen het ambacht worden onderscheiden: het voedingsmiddelen- en overig productieambacht, het metaal- en meubelambacht, het bouwambacht, het installatieambacht, het handels- en reparatieambacht, en het dienstverlenend ambacht. 4.1 Het ambacht in Nederland Een omzet van 100 miljard gulden met ruim 411.000 arbeidsjaren Het Nederlandse ambacht omvat ruim 160.000 ondernemingen, die gezamenlijk ruim 100 miljard gulden omzetten. Hiervan komt zo n 5% voor rekening van exportactiviteiten. De bruto toegevoegde waarde bedraagt circa 30 miljard gulden. Het ambacht is goed voor een totaal arbeidsvolume van 411.000 arbeidsjaren. De arbeidsproductiviteit, uitgedrukt in de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten per arbeidsjaar, bedraagt ruim 73.000 gulden. Zie verder tabel 2 voor de kerngegevens van het ambacht over 2000, uitgesplitst naar deelsectoren. tabel 2 kerngegevens van het ambacht in 2000 ondernemin- werkgelegen- bruto toege- arbeids- gen per heid omzet exportomzet voegde waarde producti- 31-12-2000 (arbeidsjaren) (ƒ mln.) (ƒ mln.) (ƒ mln.) viteit (ƒ) voedingsmiddelen- en overig productieambacht 15.113 61.317 16.020 2.458 5.063 82.579 metaal- en meubelambacht 14.435 43.525 11.914 1.915 3.655 83.979 bouwambacht 53.566 112.088 20.314 42 8.550 76.277 installatieambacht 9.201 35.711 5.857 14 3.064 85.786 handels- en reparatieambacht 31.307 79.259 45.761 461 5.918 74.663 dienstverlenend ambacht 37.882 79.313 7.011 311 3.828 48.263 totaal 161.503 411.212 106.877 5.200 30.078 73.144 Bron: CBS, bewerking EIM. Bouwambacht is de grootste deelsector binnen het ambacht Het bouwambacht heeft van de zes onderscheiden deelsectoren het grootste aandeel in het aantal bedrijven, de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde. Het handels- en reparatieambacht is de deelsector met de hoogste omzet, maar door het grote volume handelsinkopen blijft het aandeel in de toegevoegde waarde hierbij achter. Het ambacht is duidelijk op de binnenlandse markt georiënteerd. Export komt voornamelijk voor rekening van de producerende deelsectoren, het voedingsmiddelen- en overig productieambacht en het metaal- en meubelambacht. In de overige deelsectoren is nauwelijks sprake van buitenlandse afzet. 13

Zelfstandigen: bijna de helft van de ambachtelijke werkgelegenheid Het arbeidsvolume in het ambacht omvat werknemers, bedrijfshoofden en meewerkende gezinsleden. Uit tabel 3 blijkt dat zelfstandigen (bedrijfshoofden en meewerkende gezinsleden) goed zijn voor bijna de helft van de werkgelegenheid in het ambacht. In het dienstverlenend ambacht zijn zelfstandigen met 60% van de werkgelegenheid in deze deelsector ruim in de meerderheid. Het dienstverlenend ambacht, dat onder meer kappers, schoonheidsspecialisten en voetverzorgers omvat, is derhalve naar verhouding kleinschaliger dan de andere deelsectoren. Bovendien werkt het personeel in deze deelsector vaak in deeltijd. tabel 3 aandeel werknemers en zelfstandigen per deelsector in het ambacht, 2000 omschrijving werknemers zelfstandigen totaal in % van het totaal voedingsmiddelen- en overig productieambacht 55 45 100 metaal- en meubelambacht 59 41 100 bouwambacht 49 51 100 installatieambacht 56 44 100 handels- en reparatieambacht 59 41 100 dienstverlenend ambacht 40 60 100 totaal 52 48 100 Bron: CBS, bewerking EIM. Winst per deelsector varieert van 11% tot 22% Nederlandse ambachtelijke bedrijven realiseerden in 2000 een winst vóór belastingen van 18% van de brutoproductie. Er zijn grote verschillen in winstpositie tussen de deelsectoren. In het dienstverlenend ambacht is de winst vóór belastingen met 22% van de brutoproductie het hoogst, en in het metaal- en meubelambacht met 11% het laagst (tabel 4). Het verschil in de aard van de activiteiten tussen de deelsectoren komt duidelijk naar voren in de exploitatiestructuur. In het handels- en reparatieambacht, het dienstverlenend ambacht en het installatieambacht is de inzet van arbeid een duidelijk grotere kostenpost dan in de overige deelsectoren. Hier is de inkoop van grond- en hulpstoffen de belangrijkste uitgavenpost. In het handels- en reparatieambacht geven bedrijven het meest uit aan administratie- en verkoopkosten: deze vallen onder het overig verbruik. 14

tabel 4 exploitatiestructuur van het ambacht in 2000 voedingsmidde- handels- en dienst- len- en overig metaal- en bouw- installatie- reparatie- verlenend omschrijving totaal productieambacht meubelambacht ambacht ambacht ambacht ambacht in % van de brutoproductie brutoproductie 100 100 100 100 100 100 100 bedrijfskosten 82 84 89 81 84 82 78 waarvan: grond- en hulpstoffen 36 47 45 44 43 12 19 energie 2 2 2 0 0 3 3 overig verbruik 17 14 15 14 10 30 16 loonsom 22 20 21 20 29 28 24 afschrijvingen 5 5 5 2 2 6 9 rente 1 1 1 0 0 2 2 saldo indir. belastingen en subsidies -1-6 0 0 0 1 4 saldo bijzondere baten en lasten 0 1 0 0 0 0 0 winst voor belasting 18 16 11 19 16 18 22 Bron: CBS, bewerking EIM. 4.2 Voedingsmiddelen- en overig productieambacht Veel intermediaire leveringen In 2000 realiseerde het voedingsmiddelen- en overig productieambacht een omzet van 16 miljard gulden. Meer dan de helft van de omzet wordt gerealiseerd via toeleveringen aan andere bedrijven. Ongeveer 15% van de omzet is afkomstig van leveringen aan het buitenland. De deelsector is goed voor een werkgelegenheid van ruim 61.000 arbeidsjaren (tabel 5). 15

tabel 5 kerngegevens voedingsmiddelen- en overig productieambacht omschrijving 2000 aantal ondernemingen per 31-12-2000 15.113 werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 61.317 omzet (in ƒ mln.) 16.020 waarvan: export 2.458 consumptiegoederen 3.940 investeringsgoederen 622 intermediaire leveringen 9.000 bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.) 5.063 winst vóór belastingen (in ƒ mln.) 1.885 investeringen (in ƒ mln.) 929 Bron: CBS, bewerking EIM. De volgende alinea s gaan kort in op de ontwikkelingen in enkele branches van het voedingsmiddelen- en overig productieambacht. Brood- en banketbakkersbranche De brood- en banketbakkersbranche heeft in 2000 een gunstig jaar doorgemaakt. Hoewel het aantal kilogrammen broodverbruik in de afgelopen jaren is gedaald, zijn de bestedingen toegenomen door een verschuiving van traditionele producten naar producten met bijzondere ingrediënten. Supermarkten en warenhuizen hebben in de afgelopen decennia het grootste deel van de markt in handen weten te krijgen, maar de (banket)bakker lijkt weer licht terrein terug te winnen. De ijsbereidersbranche heeft ook te maken met grote concurrentie van branchevreemde kanalen, met name via het door supermarkten, benzinestations en andere kanalen aangeboden voorverpakte ijs. Wat eveneens geldt voor de (banket)bakkersbranche, is de groeiende vraag van de consument naar luxe en variatie. Dit heeft echter niet kunnen voorkomen dat 2000 over het geheel genomen een minder goed jaar was. Een belangrijke invloed op de vraag naar ijsproducten gaat uit van het weer. Een slechte zomer heeft in 2000 voor een negatieve omzetontwikkeling gezorgd. Grafische sector De grafische sector heeft in 2000 een goed jaar doorgemaakt door de gunstige economische ontwikkeling in de rest van het bedrijfsleven. Vooral het reclame- en verpakkingsdrukwerk groeide sterk. De door technologische ontwikkelingen voortdurend dalende werkgelegenheid in het afgelopen decennium, is in 2000 door de aantrekkende werkzaamheden op hetzelfde niveau gebleven als in 1999. Textiel-, kleding- en lederbranche De Nederlandse textiel-, kleding- en lederbranche is sterk internationaal gericht. Door een goede naam op het gebied van flexibiliteit en creativiteit hebben de modeconfectiebedrijven een belangrijke exportpositie weten op te bouwen, zowel op het gebied van consumentenkleding als voor de bedrijfskledingmarkt. Door een proces van internationalisering van ketens in de kledingdetailhandel en daarmee gepaard gaande inkoopmacht, worden steeds hogere eisen gesteld aan de snelheid en flexibiliteit. In 2000 hebben de bedrijven een lichte omzetstijging weten te realiseren. 16

Houtbranche De houtbranche (met name timmerfabrieken en werkplaatsen) heeft in 2000 kunnen profiteren van de gunstige ontwikkeling in de bouwmarkt. Vooral de groei in de woningnieuwbouw- en de utiliteitsnieuwbouwmarkt droeg bij aan een positieve omzetontwikkeling. Een positieve impuls gaat ook uit van de taakstelling van overheidswege om meer hout in de bouw toe te passen. Verder is nog steeds sprake van verschuiving van bouwactiviteiten van de bouwplaats naar de voorfase: de toeleverende bouwmaterialenindustrie. Het gevolg is bijvoorbeeld dat in de timmerwerkfabrieken deuren, kozijnen en hele gevelelementen al compleet voor plaatsing gereedgemaakt worden. 4.3 Metaal- en meubelambacht Ook veel intermediaire leveringen in het metaal- en meubelambacht De ruim 14.000 ondernemingen in deze deelsector realiseerden in 2000 gezamenlijk een omzet van bijna 12 miljard gulden. Het merendeel komt uit toeleveringen aan andere bedrijven (60%). Export was goed voor 16% van de totale omzet in de deelsector. Het metaal- en meubelambacht bood in 2000 ruim 43.000 arbeidsjaren aan werk (zie tabel 6). tabel 6 kerngegevens metaal- en meubelambacht omschrijving 2000 aantal ondernemingen per 31-12-2000 14.435 werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 43.525 omzet (in ƒ mln.) 11.914 waarvan: export 1.915 consumptiegoederen 1.208 investeringsgoederen 1.635 intermediaire leveringen 7.155 bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.) 3.655 winst vóór belastingen (in ƒ mln.) 1.042 investeringen (in ƒ mln.) 663 Bron: CBS, bewerking EIM. Metaalconstructiebedrijven De metaalconstructiebedrijven hebben in 2000 kunnen profiteren van de gunstige conjunctuur. De bouwnijverheid en industriële bedrijven zijn belangrijke opdrachtgevers voor deze branche. Deze conjunctuurgevoelige sectoren hebben in 2000 meer geïnvesteerd in gebouwen en productiemiddelen. Metaalconstructiebedrijven ondervinden echter in toenemende mate concurrentie van buitenlandse aanbieders, met name uit Oost- Europa. Een knellend probleem vormt het schaarse aanbod aan vakbekwame lassers. Dit heeft in het afgelopen jaar al geleid tot het onbenut laten van groeipotentieel doordat mankracht om opdrachten uit te voeren, ontbrak. Inmiddels worden oplossingen gezocht in het werven van buitenlandse technisch geschoolde werknemers. Carrosseriebouw Carrosseriebouwers hebben in 2000 de gunstige omzetontwikkeling weten vast te houden. Een sterke groei was er vooral te zien in het kleinere transportmaterieel. Hierin 17

komt de trend naar flexibilisering tot uiting. Ook de vraag naar aangepast vervoer is gestegen door de afnemende toegankelijkheid van de stedelijke gebieden voor grote vrachtwagens. Er is in het productieproces sprake van een uitbesteden van de productie van standaardonderdelen aan het buitenland, waarbij het accent van de werkzaamheden in Nederland meer komt te liggen op werk met een grotere kennisinhoud. Meubelproductie Vanwege het gunstige economische klimaat zijn bestedingen aan duurzame consumptiegoederen, waaronder meubels en woninginrichting, in de afgelopen jaren gestegen. Vooral ambachtelijke specialisten in maatwerk en design van meubels zagen de omzet flink toenemen. Dit heeft geleid tot groei van de werkgelegenheid in de meubelmakersbranche. Regionale samenwerkingsverbanden, waar stagiairs uit het beroepsonderwijs werkervaring kunnen opdoen, zijn een succesvolle methode gebleken om voor nieuwe aanwas te zorgen, en zo het wervingsprobleem te verminderen. Als antwoord op de nog steeds toenemende concurrentie vanuit de lagelonenlanden, wordt gezocht naar mogelijkheden van een betere arbeidsverdeling door specialisatie en uitbesteding. 4.4 Bouwambacht Bouwambacht is de grootste deelsector In tabel 7 staan de kerngegevens van het bouwambacht voor 2000. De omzet van het bouwambacht bedroeg in 2000 20 miljard gulden. De ruim 53.000 tot het bouwambacht gerekende bedrijven droegen zorg voor een werkgelegenheid van 112.000 arbeidsjaren. Ruim 60% van de omzet komt voor rekening van intermediaire leveringen. Deze leveringen bestaan uit in onderaanneming uitgevoerde, veelal gespecialiseerde werkzaamheden, met name in de afbouw (schilderwerk, stucwerk, etc.). Daarnaast betreft 35% van de omzet investeringsgoederen (met name utiliteitsbouw). tabel 7 kerngegevens bouwambacht omschrijving 2000 aantal ondernemingen per 31-12-2000 53.566 werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 112.088 omzet (in ƒ mln.) 20.314 waarvan: export 42 consumptiegoederen 1.060 investeringsgoederen 7.027 intermediaire leveringen 12.184 bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.) 8.550 winst vóór belastingen (in ƒ mln.) 3.900 investeringen (in ƒ mln.) 1.175 Bron: CBS, bewerking EIM. Nieuwbouw: meer kwaliteit zorgt voor groei Het bouwambacht kende in 2000 een uitstekend jaar. Zowel de nieuwbouw van woningen als die in de utiliteitsbouw droeg bij aan een flinke omzetgroei. De groei van de nieuwbouwproductie van woningen bestaat de laatste jaren meer uit de toename van de kwaliteit van woningen dan uit een toename van de hoeveelheid te bouwen wonin- 18

gen. Kwaliteit betekent meer bouwvolume per woning, en duurdere materialen. De groei van de nieuwbouw van bedrijfsgebouwen komt geheel voor rekening van de private sector. Ook op het gebied van de verbouw van woningen is er sprake van een florissante ontwikkeling. Afbouw: groeiend aandeel van onderhoudswerk De groei bij de afwerkers van gebouwen, zoals de stukadoors- en schildersbedrijven, is in de afgelopen tijd wat achtergebleven bij de groei van de nieuwbouwmarkten. Het aandeel van de onderhoudsmarkt neemt bij de afwerkers steeds verder toe. Schilderwerk in de nieuwbouw staat onder druk van de verschuiving in het bouwproces naar de voorfase, en van veranderingen in het materiaalgebruik. Stukadoorsbedrijven profiteren juist van een grotere vraag in de nieuwbouw van woningen en bedrijfshuisvesting. Er is bovendien meer vraag naar luxe stucwerk. Sterke groei van klussenbedrijven De markt voor particuliere opdrachtgevers in de bouw, bekend als burger- en klantenwerk, heeft in het afgelopen decennium de opkomst te zien gegeven van het klussenbedrijf: veelal kleine, ambachtelijke specialisten die een scala aan reparatie- en onderhoudswerk verrichten, evenals kleine verbouwingen. De opdrachten komen van particulieren die wél over de financiële middelen, maar niet over tijd en/of voldoende vakkennis en handigheid beschikken om het zélf te doen. Hoewel het begrip klussenbedrijf meer omvat, gaat het in de praktijk grotendeels om bouw- en installatiewerkzaamheden. De grote toename van het aantal ondernemingen in het bouwambacht komt voor een belangrijk deel voor rekening van klussenbedrijven. Groeiend aantal zelfstandigen zonder personeel Door de gunstige bouwconjunctuur kiezen veel werknemers in de bouw voor het zelfstandig ondernemerschap. Het grootste deel daarvan zet de eigen arbeidscapaciteit in als enige of voornaamste productiemiddel. Deze zogenoemde zelfstandigen zonder personeel hebben bij de huidige groei van de markt alle mogelijkheden om voldoende werk te vinden. In de bouw is een tekort aan arbeidskrachten, en in 2000 is het aantal moeilijk vervulbare vacatures naar een historisch hoogtepunt gegroeid. Maar inmiddels is de situatie veranderd: najaar 2001 heeft de al vertragende economie in Nederland, Europa en daarbuiten een forse extra klap opgelopen van de aanslagen in de VS en de naweeën daarvan. Dit verduistert de perspectieven op middellange termijn voor de bouw, maar zeker die van degenen die zich bevinden aan het einde van de productieketen: de terwille van de flexibiliteit ingehuurde zelfstandigen zonder personeel. 4.5 Installatieambacht Relatief zwaar accent op inzet van menskracht Zoals tabel 8 laat zien, is de toegevoegde waarde in het installatieambacht ruim de helft van de behaalde omzet: een vergeleken met andere deelsectoren groot aandeel. Installatiewerk vraagt dan ook naar verhouding minder inzet van materiaal en materieel, en meer van arbeid. Het gaat daarbij om geschoolde arbeid, waaraan door de ontwikkeling van de techniek bij gebouwinstallaties ook geleidelijk steeds hogere eisen worden gesteld. Uit tabel 8 wordt ook duidelijk dat installateurs hun omzet vrijwel uitsluitend halen op de binnenlandse markt: de export is te verwaarlozen. 19

tabel 8 kerngegevens installatieambacht omschrijving 2000 aantal ondernemingen per 31-12-2000 9.201 werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 35.711 omzet (in ƒ mln.) 5.857 waarvan: export 14 consumptiegoederen 180 investeringsgoederen 3.055 intermediaire leveringen 2.608 bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.) 3.064 winst vóór belastingen (in ƒ mln.) 1.646 investeringen (in ƒ mln.) 151 Bron: CBS, bewerking EIM. Installateurs profiteren van bouwconjunctuur en meer installatietechnische voorzieningen Voor installatiebedrijven is de bouw de belangrijkste afzetmarkt. Ook zij hebben geprofiteerd van de gunstige bouwconjunctuur in de afgelopen paar jaar. Installateurs hebben hiervan bovendien extra geprofiteerd, door het groeiende aandeel van installatietechnische voorzieningen in de totale bouwkosten, voor computer- en telecommunicatienetwerken, beveiliging, klimaat, et cetera. De combinatie van een groeiende vraag met een verminderende belangstelling voor technische opleidingen, en een toenemend kennisintensief karakter van het installatiewerk, maakt opleiding en werving van voldoende monteurs en ander personeel zowel tot knelpunten van, als speerpunten voor het installatiebedrijf. Hierna wordt kort aandacht besteed aan de ontwikkelingen bij de drie belangrijkste categorieën installatiebedrijven. Elektrotechnisch installatiebedrijf Het elektrotechnisch installatiebedrijf heeft in 2000 een sterke groei van omzet en werkgelegenheid gerealiseerd. Vooral deze branche heeft te maken met een snelle ontwikkeling van de techniek, met nieuwe eisen aan installaties zoals op het gebied van telecommunicatie, computernetwerken en beveiliging, en met nieuwe specialisaties op deze en andere terreinen. Centraleverwarmings- en luchtbehandelingsinstallatiebedrijven Ook het centraleverwarmings- en luchtbehandelingsinstallatiebedrijf heeft de omzet in 2000 fors zien toenemen. De grootste bijdrage werd daarbij geleverd door de utiliteitsbouw. Door de technische complexiteit van en de veiligheidsvoorschriften voor montage van de apparatuur heeft de branche weinig te vrezen van doe-het-zelvers. Wel vervaagt de grens tussen het loodgieters- en het CV-bedrijf. Concurrentie komt van de kant van energiedistributiebedrijven, als gevolg van de liberalisering van de energiemarkt. Die bedrijven beschikken vaak over een eigen installateursorganisatie. Loodgieters-, fitters- en sanitairinstallatiebedrijf De ambachtelijke loodgieters-, fitters- en sanitairinstallatiebedrijven richten zich vooral op kleine verbouwingen, reparaties en onderhoud voor particulieren en voor de kleinzakelijke markt. Zij hebben in 2000 geprofiteerd van de gunstige bouwconjunctuur en 20