Babels A precommunicatieve werkvormen diverse taalhandelingen A1. Alfa Elleke Radstake

Vergelijkbare documenten
Les 17 Zo zeg je dat (niet)

Spreken. Les 4: Wat zeg je? In een kledingzaak. SPREKEN NIVEAU A1

Spreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt OPDRACHTKAART.

Spreken. Les 4: Wat zeg je? In een kledingzaak OPDRACHTKAART.

Handleiding basiswoordenschat.

Leerlingen leren hoe ze ruzies constructief kunnen oplossen. Leerlingen leren hoe ze het na een ruzie weer goed kunnen maken

LESMATERIAAL BOVENBOUW. Lespakket CliniClowns Geen kinderachtig effect. Vo or Groep 5-

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.

- Waarschuwing- dit is een pittige les!

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Spreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon OPDRACHTKAART.

Luisteren, hoe leren kinderen dat?

Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind?

Breuknotatie, breuken in verschillende verschijningsvormen

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Feedback MBO college voor Zorg & Welzijn - Hengelo v

Handleiding SHARE. Regio College. Auteur: L.E. Sinnema Master Professioneel Meesterschap MBO. Opleiders: Drs. Trudy Moerkamp Dr.

Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs

inhoud 1. er kan nu friet door hijs het zeil! piet snot ben jij nou een boef! je bent een held!...

Gezond thema: DE HUISARTS

Spreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon. SPREKEN NIVEAU A1

Keuzestress of ontspannen kiezen

Leerlingen leren wat mediatie is: conflicten oplossen met de hulp van een derde, neutrale partij.

Leerwerkboek. Chinees. Go 100

WIPSI III (2j 6m 3j 11m en 4j 7j 11m)

EEN BRIEFJE SCHRIJVEN OM EEN AFSPRAAK TE MAKEN

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Wat gebeurt er als iemand zich in de mindere positie voelt? Meer over het instinct voor zelfbehoud

7.4 Script en plaatjes les

Hoofdstuk 2. Contact maken, inlichtingen verstrekken en onderhandelen

LES 14. In het ziekenhuis OEFENBLAD 1/6. Naam Groep. Ach gut, wat naar! Oh, wat vreselijk! 3.1 Medeleven tonen

Spreekopdrachten thema 2 Geld

U leert in deze les "om raad vragen". Als u niet weet wat u moet doen, kunt u iemand om raad vragen. U vraagt of iemand u kan helpen met advies.

peuterpuber peuterpret!

Hallo, Als je vragen hebt tijdens het invullen, vraag die dan aan jouw docent(e). Bedankt voor het invullen van de vragenlijst!

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

Vaardigheden - Ruzies oplossen vmbo-b34

Marcus 14,1-11 Maak Jezus blij met jouw liefde

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Werkboekje. STOP is PESTEN. Naam:

Hallo, Als je vragen hebt tijdens het invullen, vraag die dan aan jouw docent(e). Bedankt voor het invullen van de vragenlijst!

Hallo, Als je vragen hebt tijdens het invullen, vraag die dan aan jouw docent(e). Bedankt voor het invullen van de vragenlijst!

Waarom ga je schrijven: het Jeugdjournaalfilmpje bekijken

plaatjesbrainstorm Afbeeldingen zorgen voor inspiratie tijdens het verzinnen van ideeën Ontwerpvaardigheid Denk alle kanten op Ontwerpstap

Wie ben jij? HANDLEIDING

MOEDER zit aan tafel te schrijven. OPA leest in een stoel een boek. MADELIEF staat voor het raam. MADELIEF Opa blijft voor altijd bij ons, hè mam?

(De volgorde m.b.t. de geschreven en gesproken rollenspelen kan gewijzigd worden).

Praat-plaat. post. aad/thema/post werkblad 1

de gereedschapskist the toolbox de aansteker the gas cutting lighter de bikhamer the chipping hammer de centerpunt the centerpoint de co2-tang

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.

Werkvormen beroepenkaarten

Opdracht 1. Wat speelt er om JA te zeggen tegen iets wat je niet wil?

Lesbeschrijving Nederlands

Structuren. Coöperatief leren

Werkvormen om positieve betrokkenheid te bevorderen

Cursus Omgaan met klachten

1. Maak structuurkaarten van de kernwoorden: kom, mok, kop, pak, val.

Les 4. Naar de apotheek.

Voorbereiding post 5. Kleuren om (van) te snoepen Groep 1-2

Het gedragmodel. 1. Inleiding

Spreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt. SPREKEN NIVEAU A1

Voorbeeldles VSO/Zorgonderwijs/MG/Blok 3 We zijn aardig voor elkaar Les 9 a+b: Blij!»

Seksualiteit: Grenzen en Wensen

Peutergedrag en grenzen stellen

Taalklas.nl Plus Cursistenmateriaal

Algemene instructies voor de Integratielessen. Introductiefase

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Voorbereiding post 5. Kleuren om (van) te snoepen Groep 1-2

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Scratch les 3: Quiz! Je eigen spelshow

Onderzoek: Telefoonetiquette

Coöperatief leren (CLS) Volgens Dr. Spencer Kagan Verwerkt door Peter Steurs en Natascha Vansteelant

Het is goed om een dagelijks ritueel te hebben, bv. even lezen en zingen voor het naar bed gaan.

Kop. Romp. Lesbrief Zoekgedrag Leerjaar 1-Profiel 1,2,3

De Drakendokter: Gideon

KIJK! mijn leven. Leerjaar 2. Leskatern 1. Ont wikkeld voor. praktijkonderwijs Basis - Kader

Ik geef mijn grenzen aan (lessenserie Omgaan met pesten)

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Over ruzie en hoe je dat oplost natuurlijk!

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

Thema 5 Gedachten. Kernwoorden. De toekomst (morgen)

Benadering 6: Positieve instelling, rekening houden met anderen

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

3 Pesten is geen lolletje

Algemene instructies voor de strategie: Voorspellen. Introductiefase bij de eerste les: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?

Workshop Handleiding. Striptekenen deel 3. wat is jouw talent?

Patiënt weigert medicijnen in te nemen. Probleemoplossend gesprek

Evaluatie PMA Training Gesprekken met leerlingen - Da Vinci College

Roodkapje en haar zieke voorleesoma

Monsterfilm. De illustratie en het lesidee bij dit verhaal staan ook op

3 Hartentips Waardevol en makkelijk toepasbaar voor meer

APPORTEREN MIJN PERFECTE PUPPY

Leerlingen leren hoe ze zelf (zonder hulp van de leerkracht) conflicten constructief kunnen oplossen.

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein OPDRACHTKAART.

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

Transcriptie:

Niveau: A1 Alfa+ Onderwerp: Precommunicatieve werkvormen Doel: Cursisten breiden hun woordenschat uit vanuit taalhandelingen. Cursisten leren die taalhandelingen met de juiste routines te hanteren. Vocabulaire: Cursisten dienen over een woordenschat te beschikken alvorens te kunnen toelichting: communiceren. Deze woordenschat (de bouwstenen) kunnen geleerd worden aan de hand van voorwerpen, plaatjes of naar aanleiding van een tekst. Het doel van deze werkvorm is dat cursisten niet alleen de namen leren maar de namen van voorwerpen ook in een pre-communicatieve situatie gebruiken. Ze leren dan niet alleen de namen van de voorwerpen maar ook een taalroutine die een taalhandeling weergeeft. Deze routines kunnen allerlei vormen aannemen. Materiaal: (optioneel) werkbladen met taalroutines/taalhandelingen. Voorwerpen of plaatjes daarvan naar keuze. Tijd: 20 minuten per les; herhalingen over diverse lessen verspreid per taalhandeling. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ Introductie: - De docente verricht een handeling + een taalhandeling. Bij voorbeeld nummer 3a: verzoeken/.instemmen/weigeren. De docente vraagt een voorwerp. Cursisten reageren. - De docente vraagt cursisten de handeling + taalhandeling te verrichten. Zij geeft een reactie en ondersteunt de taalhandeling door de handeling. Bij voorbeeld: Een cursist vraagt een voorwerp. De docente reageert met de woorden "Ja hoor, dat is goed." en reikt het voorwerp aan. - De docente benoemt de taalhandeling en geeft aan welke taalroutines zij daarvoor heeft gebruikt/kan gebruiken. Zo mogelijk leest zij de taalroutines met de cursisten door. Bij voorbeeld: 3a. verzoeken - mag ik een... - De docente geeft het register van elke taalroutine aan. Bij voorbeeld: "pak het zelf maar" is minder beleefd en informeler dan "Ja hoor, dat is goed." Eventueel bespreekt zij varianten op taalroutines. Dat kunnen routines zijn die cursisten zelf aandragen of eigen varianten. Verwerking: - De cursisten oefenen de taalroutines. Bij voorbeeld 3a verzoeken: leg een aantal (plaatjes van) voorwerpen neer. Cursist 1 vraagt aan cursist 2: Mag ik een. Cursist 2 antwoordt: Pak het zelf maar. Cursist 1 pakt het item. Als cursist 2 antwoordt: Ja hoor, dat is goed. Hier. geeft zij het item aan cursist 1. Oefenen kan eerst plenair gebeuren; daarna werken cursisten in tweetallen. Zorg voor beurtwisselingen. - Als cursisten met plaatjes van voorwerpen werken, kunnen positieve en negatieve antwoorden als volgt gestuurd worden: de cursisten hebben ieder een eigen set plaatjes (maar beschikken wel over een identieke set). Zij schudden hun set plaatjes. Ze pakken het bovenste plaatje. De ene cursiste vraagt. Bij voorbeeld: "Mag ik de...?" Als de andere cursiste hetzelfde plaatje heeft, stemt zij in; als zij een ander plaatje heeft, weigert zij.

- Cursisten krijgen de beschikking over de onderstaande lijst met taalhandelingen. Als ze de taalroutine nog niet voldoende meester zijn, kunnen ze deze raadplegen. Analfabeten die 7/43 doorgewerkt hebben, kunnen ook al leren deze lijst te hanteren. Aanvankelijk zal bij hen dan meer aandacht besteed moeten worden aan het hanteren van deze werkvorm maar dat zal uiteindelijk het rendement ten goede komen.

1. benoemen a) dit is een... b) wat is dit? dit is een... 2. aanbieden a) wil jij een... ja, graag. nee, dank je. ik heb liever een... 3. verzoeken a) mag ik een... b) wil jij de... doorgeven? dat is goed. ja hoor. even wachten, ja geef maar. doe het zelf. c) kan jij de... opruimen? ja, ik doe het zo. ja, ik doe het dadelijk. ja, ik doe het strakjes. nee, ik heb geen zin. ik heb die rommel niet gemaakt. waarom ik? 4. verzoeken, lenen a) mag ik jouw... lenen? mag ik jouw... gebruiken? mag ik jouw... even vast houden? b) ik zie dat jij een... hebt. en die wou jij even lenen? nou en? (dat is goed) (je krijgt hem niet)

5. vragen, plaats a) waar is de... b) weet jij waar de... is. c) waar kan de... nou toch zijn. d) heeft iemand de... gezien? e) ik kan de... niet vinden. hij ligt in de kast hier is ie. zoek nou eens goed. hier, je kijkt met je neus. 6. vragen, kennis a) kan je een... eten / kopen? ja, dat kan. nee, dat kan niet. 7. wensen a) ik wou dat ik een... had. b) ik zou graag een... hebben. c) had ik maar een... maar je hebt geen... verrassing, hier is een... voor jou. daar moet je dan voor sparen, hè? d) ik wou dat ik een... was. maar dat ben je niet. dan moet je daarvoor gaan leren. 8. mening geven a) wat vind je mooier: een... of een... b) wat vind je lekkerder: een... of een... c) wat vind je erger:... of... d) ik vind een... niet mooi / lekker ik ook niet ik wel 9. onzekerheid uitdrukken a) ik weet niet of dit een... is. ja hoor, dat is een... nee, het is ook een... b) zou dat een... zijn? ja, dat is inderdaad een... nee, het is een... c) ik vraag me af of dit een... is. ja hoor, dat is een... nee, het is een...

10. waarschuwen a) kijk uit voor de... o, bedankt. b) pas op voor de... o, dat had ik niet gezien. c) voorzichtig met de... ja, rustig maar, het kan geen kwaad. maak je geen zorgen. d) je kan beter geen... eten. waarom niet? e) hé, je maakt de... kapot. o sorry, ik had het niet gezien. nou zeg, niks aan de hand. nou, dat valt wel mee. (hij is niet kapot.) (hij is niet kapot.) 11. opdracht geven a) pak de... b) leg de... neer. c) geef mij de... doe het zelf je mag zelf ook wel wat doen. laat zelf je handen wapperen. steek zelf jouw handen uit de mouwen. d) laat mij maar eens een... zien. e) geef mij maar eens een... hier, alstjeblieft. ik kan er niet bij. 12. een voorstel doen a) zullen we gaan... goed idee. ik heb niet zo'n zin. b) zullen we ruilen: jij de... en ik de... ik houd gewoon mijn... daar voel ik niet zo veel voor. doen we. (ja) 13. aanspreken a) zeg,... b) hé,... c) mag ik wat vragen,... d) wat denk je,...