de uitzendkracht en de WIA

Vergelijkbare documenten
2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

UWV Kennisverslag

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten

Grootste stijging aantal nieuwe WIA-uitkering in het hoger beroepsonderwijs

Kwantitatieve informatie Eerste vier maanden 2015 UWV

Bijlagen. Bijlage B Tabellen en figuren behorend bij hoofdstuk Bijlage C Tabellen en figuren behorend bij hoofdstuk

Kwantitatieve informatie Eerste acht maanden 2016 UWV

Gezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners (april 2010) Aanleiding

Kwantitatieve informatie Eerste vier maanden 2016 UWV

KENNISMEMO 10/07. Samenvatting

Kwantitatieve informatie Eerste acht maanden 2018 UWV

verzekerde werknemers

UWV Kennisverslag

Kwantitatieve informatie Eerste vier maanden 2018 UWV

Kwantitatieve informatie Eerste acht maanden 2017 UWV

Kwantitatieve informatie Eerste acht maanden 2015 UWV

Kwantitatieve informatie Eerste vier maanden 2017 UWV

Schatting effect aangepaste Schattingsbesluit (asb) op aandeel afwijzingen WIA (september

Duurzaam niet-duurzaam?

DEEL VI WIA TOETREDING

UWV Tijdreeksen 2017

Duurzaam nietduurzaam?

DE WIA, EEN INGEWIKKELDE WET

UWV Tijdreeksen 2018

Hoe voorkom ik een loonsanctie WELKOM. Henriëtte Sterken Werkgeversrelaties UWV

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

UWV Kennisverslag

UWV Kennisverslag

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Bijlage uitkomsten dagloonmonitor

Duurzaam nietduurzaam?

WELKOM. Wet WIA 28 oktober 2015 Jos Walraven

Kwantitatieve informatie Eerste acht maanden 2014 UWV

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De WIA, een ingewikkelde wet Door Ynske Jansen en Gemma de Meijer, m.m.v. mr. Sjoerd Visser

WGA verdiepingsonderzoek

Kwantitatieve informatie Eerste vier maanden 2014 UWV

Welkom bij de workshop Wet en Regelgeving. Maria van Nies Coach en Supervisor MS Coach voor MS Vereniging Nederland

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk

Werknemers 1 ZIEK. werknemer en verzekerd voor ZW en WIA is degene die een ww-uitkering geniet

Arbeidsongeschiktheid in het UMC. Wat nu?

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Kwantitatieve informatie Eerste acht maanden 2012 UWV

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage W&I/IBA/03/17448

Modernisering Ziektewet

Gezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

UWV Kennisverslag

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Monitor Economie 2018

Bijlage B3. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Ans Merens

Op verzoek van de divisie AG is de klachtanalyse zoals beschreven in UKV 2007-I

Het belang van begeleiding

Actualiteiten Ziektewet. Verzekeren Sociale Zekerheid

Kwantitatieve informatie eerste vier maanden 2019

Weg naar de WIA - 3 Langdurig zieke vangnetters

Zorg & Inkomen. Janthony Wielink Enkwest Opleiding & Advies

Kwantitatieve informatie 2016

KENNISMEMO. Puntsgewijze samenvatting van de belangrijkste bevindingen

Het werk van de verzekeringsarts

BeZaVa. Wet Beperking Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid Vangnetters

Kansen & knelpunten op de arbeidsmarkt. Marieke Schramm & Michel van Smoorenburg Arbeidsmarktinformatie en -advies UWV Zwolle, 13 november 2017

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Kwantitatieve informatie Eerste vier maanden 2013 UWV

Meerdere keren zonder werk

U wordt ziek en dan? Waarom krijgt u dit overzicht?

Positieve trends in (gezonde) levensverwachting

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

Kortetermijnontwikkeling

Modernisering Ziektewet. Wet BeZaVa. Waarom Modernisering Ziektewet. door Anja Heijstek

UWV Kennisverslag

Geen tekort aan technisch opgeleiden

UWV Kennisverslag

Arbeidsparticipatie en Reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten. Bijlageboek

Ziek of arbeidsongeschikt?

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Kwantitatieve informatie 2013

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

WGA-instroom grote werkgevers in 2011

BIJLAGE 1. SER-adviezen WAO 2002 en 2004 Kabinetsvoorstellen WAO maart 2004

Vereenigde Arbeidskundige Compagnie BV

Wia Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (verdiencapaciteit)

Re-integratie inspanningen van publiek (UWV) en privaat verzekerde werkgevers sinds de WIA

Analyse stijging WIA-instroom I

6 Meervoudige problematiek bij werknemers

Werking van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)

Verzuim- en reïntegratietraject

Verzuimduur en WIA-instroom uitzendkrachten: vergelijking UWV en Acture 2017

WGA-instroom grote werkgevers in 2013

WGA-instroom grote werkgevers in 2012

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Let op: in onderstaand overzicht is de nieuwe regeling voor Wajonguitkeringen, die zijn ingegaan vanaf 1 januari 2015, nog niet verwerkt.

WIA

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

WGA-instroom grote werkgevers in 2015

Transcriptie:

1044 de uitzendkracht en de WIA PHILIP DE JONG TOM EVERHARDT MAARTJE GIELEN ONDERZOEK IN OPDRACHT VAN DE STICHTING ARBO FLEXBRANCHE SEPTEMBER 2013 Ape

de uitzendkracht en de WIA Philip de Jong, Tom verhardt, Maartje Gielen Ape rapport nr. 1044 2013 Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE) Website: www.ape.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt via druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. ii Ape

Inhoud 1 INLEIDING 1 2 WIA-AANVRAGEN NAAR UITKOMST, HERKOMSTGROEP EN JAAR 3 2.1 Inleiding 3 2.2 Ontwikkeling van de aanvraagpopulatie, 2007-2011 3 2.3 Samenstelling van de aanvraagpopulatie naar uitkomst claimbeoordeling 4 2.4 Uitkomst WIA-aanvragen naar kenmerk en herkomstgroep 5 2.5 Bevindingen 32 3 DETERMINANTEN VAN WIA-TOEKENNING 35 3.1 Inleiding 35 3.2 Analyse van de WIA-toekenningskans bij uitzendkrachten en werknemers 36 3.3 Analyse van de WIA-toekenningskans bij de andere vangnetgroepen 42 3.4 Bevindingen 45 4 DE IVA-KANS 47 4.1 Inleiding 47 4.2 WIA-toekenningen naar kenmerk en WIA-categorie 47 4.3 Determinanten van duurzaamheid 52 4.4 Bevindingen 60 5 UITSTROOMKANSEN EN RE-INTEGRATIETRAJECTEN VANUIT WGA 80-100 VAN UITZENDKRACHTEN 61 5.1 Inleiding 61 5.2 Transities vanuit WGA 80-100 en de inzet van trajecten 61 5.3 Determinanten van transities 64 5.4 Bevindingen 70 6 SAMENVATTING & CONCLUSIES 71 6.1 Samenvatting van de bevindingen 71 6.2 Conclusies 75 Ape iii

1 INLEIDING Aanleiding In dit rapport doen wij verslag van een onderzoek naar de samenstelling van de WIA-claimbeoordelingspopulatie en van de WIA-populatie, naar vijf herkomstgroepen: (vaste) werknemers, uitzendkrachten, eindedienstverbanders, WW ers en overige vangnetters 1. De aanleiding voor dit onderzoek is de bijzondere positie van vangnetters in het algemeen, en van uitzendkrachten in het bijzonder, zoals gebleken is in recent onderzoek naar de omvang, samenstelling en ontwikkeling van de groep niet-duurzaam volledig arbeidsongeschikten de zogenoemde WGA 80-100 populatie. 2 In die groep zijn vangnetters oververtegenwoordigd. Voor een deel blijkt dit te komen doordat vangnetters een geringere kans hebben door te stromen naar de IVA-populatie de groep die duurzaam volledig arbeidsongeschikt is. Het onderhavige onderzoek richt zich echter niet alleen op toelating tot de IVA maar allereerst op toekenning van een WIA-uitkering in het algemeen. Bovendien is de focus niet zozeer gericht op vangnetters als geheel maar specifiek op uitzendkrachten in vergelijking met werknemers en andere vangnetters. Data We belichten hier de bijzondere positie van de arbeidsongeschikte uitzendkrachten in vergelijking met werknemers en met de andere vangnetgroepen. We doen dit aan de hand van twee administratieve bestanden die UWV ter beschikking stelde. Het eerste bestand bevat alle WIA-aanvragen die tussen 1 april 2007 en 30 juni 2011 tot een claimbeoordeling geleid hebben. Het tweede bestand omvat de WIA-toekenningen vanaf 1 april 2007 tot 1 januari 2011. Aan dat bestand zijn enkele extra uitkerings- en claimbeoordelingsgegevens gekoppeld, zoals een meer gedetailleerde diagnoseverdeling, het maatmanuurloon, de maatmanuren per week, de aanwezigheid van een dienstverband en de aanwezigheid van een urenbeperking. 1 2 Overige vangnetters omvatten bijzondere groepen voor wie de werkgever is vrijgesteld van loondoorbetaling bij ziekte, zoals vrouwen die ten gevolge zwangerschap of bevalling ziek gemeld zijn, arbeidsgehandicapten en orgaandonors. De Jong, Everhardt & Schrijvershof, Duurzaam niet-duurzaam?, APE-rapport 967, Den Haag, 2013. Ape 1

Onderzoeksvragen Aan de hand van deze data belichten wij de positie van uitzendkrachten voor en na de poort van de WIA door antwoord te geven op de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat zijn de kenmerken van uitzendkrachten die bij de poort van de WIA komen en hoe verschillen die van de andere herkomstgroepen? 2. Wat is de kans dat een uitzendkracht een WIA-uitkering krijgt toegekend en door welke kenmerken wordt die kans bepaald? Hoe verschilt die kans voor een uitzendkracht met bepaalde kenmerken van iemand uit een andere herkomstgroep met dezelfde kenmerken? 3. Als een uitzendkracht volledig arbeidsongeschikt verklaard wordt wat is dan de kans dat hij een IVA-toekenning krijgt en door welke kenmerken wordt die kans bepaald? Hoe verschillen de IVA-kans en de kenmerken die bepalend zijn voor die kans tussen de verschillende herkomstgroepen? 4. Wat is de kans dat een uitzendkracht vanuit WGA 80-100 overgaat naar de WGA 35-80 groep of herstelt, en waardoor worden die kansen bepaald? Wat is de invloed van de inzet van een reintegratietraject? Leeswijzer In de volgende hoofdstukken beantwoorden we de vier onderzoeksvragen in volgorde van opkomst. In hoofdstuk 6 vatten we de bevindingen samen. Om dit rapport niet te belasten met een beschrijving van het stelsel en de uitvoering van de WIA verwijzen we hiervoor naar het rapport Duurzaam niet-duurzaam? het onderzoek naar de groep WGA 80-100 - dat op 11 juni 2013 aan de Tweede Kamer is aangeboden. 2 Ape

2 WIA-AANVRAGEN NAAR UITKOMST, HERKOMSTGROEP EN JAAR 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk is gewijd aan een beantwoording van de eerste onderzoeksvraag: Wat zijn de kenmerken van uitzendkrachten naar uitkomst van de WIA-claimbeoordeling en hoe verschillen die kenmerken van andere herkomstgroepen? We kijken eerst naar de ontwikkeling van de aanvraagpopulatie naar herkomstgroep over de periode die door de UWV data gedekt wordt. Die periode begint in april 2007, omdat daarvoor in de uitkeringsadministratie geen onderscheid gemaakt werd naar herkomstgroep. De aan ons ter beschikking gestelde data lopen tot juli 2011. Vervolgens maken we geen onderscheid meer naar jaar maar beschouwen we de aanvraagpopulatie al geheel. Dit betreft 175.284 personen die een claimbeoordeling hebben gehad. Voor deze groep laten we eerst (in par. 2.3) de verdeling van herkomstgroepen naar uitslag van de claimbeoordeling zien en vervolgens (in par. 2.4) kruisen we steeds per herkomstgroep de uitslag tegen een bepaald kenmerk, zoals leeftijd, opleiding en diagnose. In paragraaf 2.5 vatten we de bevindingen samen. 2.2 Ontwikkeling van de aanvraagpopulatie, 2007-2011 De aanvraagpopulatie is tussen 2007 en 2011 verschoven van werknemers naar vangnetters: het aandeel van de eindedienstverbanders is toegenomen van 17% naar 27% en het aandeel van de werknemers nam af van 55% naar 50%. De ontwikkeling van deze aandelen is mede het resultaat van de omvang van de verzekerde populatie: zo is de toename bij eindedienstverbanders voor een deel toe te schrijven aan een afname van het aantal vaste dienstverbanden en van ontslagen en bedrijfssluitingen als gevolg van de financiële crisis. Ape 3

Figuur 2.1 Samenstelling WIA-aanvraagpopulatie naar herkomstgroep, 2007-2011 a a 2007 betreft de periode april-december; 2011 betreft de periode januari-juni. Ditzelfde speelt een rol bij het aandeel uitzendkrachten: de afname tussen 2010 en 2011 is voor een deel toe te schrijven aan de krimp in het aantal uitzenduren. Daarbij geldt dat schokken op de arbeidsmarkt met een vertraging van anderhalf à twee jaar doorwerken op de WIA-aanvragen. In 2011 worden dus pas de gevolgen van de crisis van 2009 merkbaar. Op zich is het aandeel van uitzendkrachten in het totaal aan WIA aanvragers met 6% niet groot. Wel is dit aandeel meer dan twee keer zo groot als hun aandeel in het WIA-verzekerde deel van de beroepsbevolking. Uitzendkrachten hebben dus, evenals andere vangnetgroepen een hoger dan gemiddelde kans om bij de poort van de WIA terecht te komen. 2.3 Samenstelling van de aanvraagpopulatie naar uitkomst claimbeoordeling Uitzendkrachten krijgen vaker dan de andere herkomstgroepen te maken met een afwijzing van een aanvraag voor en WIA uitkering. Voor een deel zal dit te maken hebben met hun relatief jonge leeftijd (zie ook de tabellen 2.2 tot en met 2.6). Werknemers en WW ers krijgen het vaakst een WIA- 4 Ape

toekenning. Bij toekenning worden vangnetgroepen meer dan gemiddeld niet-duurzaam volledig arbeidsongeschikt verklaard. Met name uitzendkrachten en overige vangnetters komen minder dan gemiddeld in de IVA. Uitzendkrachten krijgen ook minder vaak dan gemiddeld een gedeeltelijke WGA uitkering toegekend. Dit kan te maken hebben met een laag loon of een kleine baan die minder ruimte laat voor toekenning van een gedeeltelijke uitkering. Tabel 2.1 Uitslag claimbeoordeling naar herkomstgroep, aanvragen van 1 april 2007 t/m 30 juni 2011, n=175.284 Aantal Percentage Uitzendkrachten 52,7 7,4 33,5 6,3 100,0 11.415 6,5 Werknemers 40,4 14,0 28,4 17,2 100,0 94.149 53,7 Eindedienstverbanders 43,4 12,5 35,6 8,4 100,0 37.119 21,2 Zieke WW ers 40,6 11,2 35,3 12,9 100,0 25.162 14,4 Overige vangnetters 48,8 12,6 32,5 6,0 100,0 7.439 4,2 Totaal 47,8 11,2 29,2 11,8 175.284 100,0 2.4 Uitkomst WIA-aanvragen naar kenmerk en herkomstgroep 2.4.1 Leeftijd Uitzendkrachten die een WIA-aanvraag doen zijn aanmerkelijk jonger dan de andere herkomstgroepen, met uitzondering van de overige vangnetters waarin zwangerschaps- en bevallingsziekten domineren. Van de WIAaanvragers die als uitzendkracht werkten is 37% ouder dan 45. Bij eindedienstverbanders is dit percentage 43, bij werknemers 63 en bij WW ers 62. Verder laten de uitslagcategorieën zich rangschikken naar gemiddelde leeftijd: de groep die wordt afgewezen is gemiddeld het jongste, dan komt de groep WGA 80-100 en dan de gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA 35-80). De IVA-groep is het oudst. Ape 5

Tabel 2.2 Percentage uitzendkrachten naar leeftijdscategorie en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=11.415 Afwijzing WGA 35-80 WGA 80-100 IVA 15 t/m 24 6,6 3,9 6,7 2,6 6,2 25 t/m 34 26,5 23,8 29,0 9,5 26,1 35 t/m 44 33,0 29,8 28,9 21,9 30,7 45 t/m 54 25,6 27,4 26,7 30,3 26,4 55 t/m 64 8,3 15,1 8,7 35,7 10,7 Tabel 2.3 Percentage werknemers naar leeftijdscategorie en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=94.148 Afwijzing WGA 35-80 WGA 80-100 IVA 15 t/m 24 2,0 0,8 1,6 0,4 1,5 25 t/m 34 16,2 10,7 13,8 3,8 12,6 35 t/m 44 26,8 22,2 24,2 11,7 22,9 45 t/m 54 35,1 37,1 37,0 34,9 35,9 55 t/m 64 19,8 29,2 23,5 49,2 27,2 6 Ape

Tabel 2.4 Percentage eindedienstverbanders naar leeftijdscategorie en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=37.119 15 t/m 24 6,6 3,1 5,6 2,1 5,4 25 t/m 34 24,3 20,5 24,1 9,0 22,5 35 t/m 44 30,9 28,0 29,2 16,7 28,7 45 t/m 54 27,7 29,8 28,3 32,9 28,6 55 t/m 64 10,6 18,7 12,7 39,2 14,8 Tabel 2.5 Percentage zieke WW ers naar leeftijdscategorie en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=25.162 15 t/m 24 1,2 0,8 1,3 0,2 1,1 25 t/m 34 14,6 9,4 13,6 3,3 12,2 35 t/m 44 29,3 21,2 25,8 8,9 24,6 45 t/m 54 32,6 35,2 33,1 22,7 31,8 55 t/m 64 22,3 33,4 26,2 65,0 30,4 Tabel 2.6 Percentage overige vangnetters naar leeftijdscategorie en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=7.439 15 t/m 24 6,6 4,3 6,6 2,2 6,1 25 t/m 34 47,5 36,5 46,1 18,8 43,9 35 t/m 44 29,1 28,4 27,2 19,9 27,8 45 t/m 54 9,9 14,9 11,0 23,0 11,7 55 t/m 64 7,0 16,0 9,1 36,0 10,5 Ape 7

2.4.2 Sekse Onderstaande tabellen laten de volgende patronen zien: uitzendkrachten die aan de poort van de WIA komen zijn vaker man dan de overige herkomstgroepen. Een algemeen patroon is dat mannen minder vaak worden afgewezen en vaker gedeeltelijk, of duurzaam volledig arbeidsongeschikt verklaard worden. Het hogere afwijzingspercentage van uitzendkrachten kan dus niet aan de verdeling naar sekse liggen. Tabel 2.7 Percentage uitzendkrachten naar sekse en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=11.415 Afwijzing WGA 35-80 WGA 80-100 IVA Man 60,3 63,4 55,6 71,1 59,6 Vrouw 39,7 36,6 44,5 28,9 40,4 Tabel 2.8 Percentage werknemers naar sekse en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=94.149 Afwijzing WGA 35-80 WGA 80-100 IVA Man 44,9 53,3 42,5 52,5 46,7 Vrouw 55,1 46,7 57,5 47,5 53,3 Tabel 2.9 Percentage eindedienstverbanders naar sekse en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=37.119 Afwijzing WGA 35-80 WGA 80-100 IVA Man 48,1 55,8 48,1 57,3 49,8 Vrouw 51,9 44,2 51,9 42,7 50,2 8 Ape

Tabel 2.10 Percentage zieke WW ers naar sekse en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=25.162 Man 47,7 58,2 49,3 63,0 51,4 Vrouw 52,3 41,8 50,7 37,1 48,6 Tabel 2.11 Percentage overige vangnetters naar sekse en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=7.439 Man 18,6 33,4 21,4 57,5 23,7 Vrouw 81,4 66,6 78,7 42,5 76,3 Omdat overige vangnetters bij de poort van de WA kunnen komen als gevolg van, onder meer, ziekten die samenhangen met zwangerschap en bevalling is daar het aandeel vrouwen substantieel groter dan bij de andere herkomstgroepen. Ape 9

2.4.3 Opleiding Uitzendkrachten die een WIA-uitkering aanvragen hebben gemiddeld een lagere opleiding dan de andere herkomstgroepen: 23% heeft VWO of hoger. Bij werknemers is dat percentage 43; bij eindedienstverbanders 36; bij WW ers 30 en bij de overige vangnetters 39. Ook hier zien we een vast patroon in het opleidingsniveau naar uitslagcategorie: gedeeltelijk arbeidsongeschikten zijn hoger opgeleid dan de degenen die in de beide andere categorieën terechtkomen. De opleiding wordt door UWV geregistreerd als een WIA-aanvrager benutbare mogelijkheden heeft. Degenen zonder benutbare mogelijkheden zijn hier dus buiten beschouwing gelaten. Tabel 2.12 Percentage uitzendkrachten naar opleiding en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=8.800 LO, of LBO/MAVO niet afgerond 40,9 35,3 45,9 46,3 41,8 VMBO/MBO basis 36,0 36,3 33,1 36,8 35,4 MBO/HAVO/VWO 20,1 22,4 18,4 13,8 19,6 HBO / WO 3,0 6,0 2,7 3,1 3,2 Tabel 2.13 Percentage werknemers naar opleiding en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=61.559 LO, of LBO/MAVO niet afgerond 22,2 16,8 30,2 31,8 24,4 VMBO/MBO basis 35,9 28,5 30,3 33,7 32,7 MBO/HAVO/VWO 31,7 34,0 26,5 22,3 29,6 HBO / WO 10,2 20,8 13,0 12,2 13,3 10 Ape

Tabel 2.14 Percentage eindedienstverbanders naar opleiding en uitslag WIA-claimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=28.058 LO, of LBO/MAVO niet afgerond 28,8 19,6 32,7 39,7 29,1 VMBO/MBO basis 37,9 29,0 32,7 32,0 34,7 MBO/HAVO/VWO 26,8 32,9 25,2 21,6 27,0 HBO / WO 6,5 18,5 9,3 6,7 9,2 Tabel 2.15 Percentage zieke WW ers naar opleiding en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=19.310 LO, of LBO/MAVO niet afgerond 37,5 25,8 40,7 40,1 37,0 VMBO/MBO basis 35,3 28,5 30,7 32,2 32,7 MBO/HAVO/VWO 22,1 30,0 21,6 22,0 23,0 HBO / WO 5,2 15,8 7,1 5,7 7,3 Tabel 2.16 Percentage overige vangnetters naar opleiding en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=5.482 LO, of LBO/MAVO niet afgerond 27,9 16,9 29,9 32,4 26,8 VMBO/MBO basis 35,5 31,3 33,0 32,4 34,1 MBO/HAVO/VWO 30,0 37,8 27,5 25,2 30,4 HBO/WO 6,7 14,0 9,6 9,9 8,7 Ape 11

2.4.4 Maatmanuurloon Het maatmanuurloon is het (uur) loon dat als grondslag dient voor de berekening van de uitkering. Meestal is het gelijk aan het feitelijke uurloon. Soms worden bijzondere vergoedingen die in het feitelijke uurloon zitten weggelaten bij de berekening van het maatmanuurloon. Zoals Tabel 2.27 laat zien heeft ruim 17% van de uitzendkrachten een uurloon van meer dan 15 euro. Bij werknemers is dat bijna 51% en bij de andere drie vangnetgroepen heeft tussen de 26 en 31% een uurloon van meer dan 15 euro. De uitzendkrachten zijn dus de minst verdienende categorie. Ook binnen de afzonderlijke WIA-klassen zijn de uitzendkrachten degenen die het minste verdienen. Tabel 2.17 Percentage uitzendkrachten naar uurloon en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=8.793 3,50 tot 8,00 1,0 0,5 1,1 0,7 0,9 8,00 tot 15,00 84,8 60,8 83,6 73,4 81,7 15,00 tot 20,00 13,4 26,3 13,0 21,4 14,9 Meer dan 20,00 0,9 12,4 2,3 4,5 2,5 Tabel 2.18 Percentage werknemers naar uurloon en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=61.516 3,50 tot 8,00 0,4 0,1 0,3 0,2 0,3 8,00 tot 15,00 56,1 27,8 53,4 50,9 49,2 15,00 tot 20,00 31,0 35,3 26,9 28,4 30,5 Meer dan 20,00 12,5 36,8 19,4 20,5 20,0 12 Ape

Tabel 2.19 Percentage eindedienstverbanders naar uurloon en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=28.039 3,50 tot 8,00 1,3 0,2 1,1 0,3 1,0 8,00 tot 15,00 77,0 41,5 68,0 66,3 68,3 15,00 tot 20,00 18,4 30,8 19,7 20,7 20,9 Meer dan 20,00 3,3 27,5 11,2 12,8 9,8 Tabel 2.20 Percentage zieke WW ers naar uurloon en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=19.306 3,50 tot 8,00 1,1 0,3 1,1 0,5 0,9 8,00 tot 15,00 78,8 38,9 68,4 64,0 68,7 15,00 tot 20,00 16,9 28,0 19,0 22,7 19,7 Meer dan 20,00 3,2 32,8 11,5 12,9 10,7 Tabel 2.21 Percentage overige vangnetters naar uurloon en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=5.460 3,50 tot 8,00 2,1 2,2 3,0 6,6 2,5 8,00 tot 15,00 80,0 47,1 70,1 57,2 71,2 15,00 tot 20,00 14,6 25,3 16,4 18,7 17,0 Meer dan 20,00 3,3 25,5 10,5 17,5 9,3 Ape 13

In deze uurloonverdeling is geen rekening gehouden met inflatie: de koopkracht van 15 euro in 2007 is gelijk aan 16,50 euro in 2010. Na correctie voor inflatie daalt het aandeel van degenen die meer dan 15 euro per uur verdienen bij uitzendkrachten van 17% naar 11% en bij werknemers van 50% naar 42%. De daling bij de overeenkomstige herkomstgroepen is overeenkomstig. 2.4.5 Maatmanuren per week Maatmanuren (per week) worden op dezelfde wijze bepaald als het maatmanloon. Het levert een indicator voor het feitelijke aantal uren dat iemand (gewoonlijk) werkt. Van de uitzendkrachten die een claimaanvraag doen werkt de meerderheid (55%) 32 uur of meer per week. Dat is bijna gelijk aan werknemers en overige vangnetters en minder dan de twee andere vangnetgroepen. Zo werkt bijna 54% van de arbeidsongeschikte werknemers 32 uur of meer, 61% van de eindedienstverbanders, 64% van de WW ers en 54% van de overige vangnetters. Tabel 2.22 Percentage uitzendkrachten naar uren per week en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=9.714 Tot 12 uur 7,6 3,1 21,5 22,7 11,8 12 tot 20 uur 8,1 1,8 7,0 5,5 7,1 20 tot 32 uur 27,9 24,0 23,3 21,8 26,0 32 tot 40 uur 40,0 46,5 32,4 34,9 38,2 40 uur of meer 16,4 24,5 15,9 15,1 16,9 14 Ape

Tabel 2.23 Percentage werknemers naar uren per week en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=73.114 Tot 12 uur 20,9 8,1 17,7 23,4 18,1 12 tot 20 uur 9,5 3,5 9,9 10,2 8,6 20 tot 32 uur 20,2 18,7 20,9 17,5 19,8 32 tot 40 uur 36,5 51,1 37,6 34,9 39,2 40 uur of meer 12,9 18,6 13,9 14,0 14,3 Tabel 2.24 Percentage eindedienstverbanders naar uren per week en uitslag WIA-claimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=30.945 Tot 12 uur 8,5 2,6 19,5 21,1 11,7 12 tot 20 uur 8,5 2,0 6,9 8,3 7,1 20 tot 32 uur 22,8 17,7 19,0 18,1 20,6 32 tot 40 uur 42,7 50,3 37,9 35,7 41,9 40 uur of meer 17,5 27,4 16,7 16,8 18,7 Ape 15

Tabel 2.25 Percentage zieke WW ers naar uren per week en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=21.430 Tot 12 uur 7,0 2,5 18,3 20,0 11,4 12 tot 20 uur 7,4 2,4 5,8 5,5 6,1 20 tot 32 uur 21,5 16,3 16,6 15,1 18,6 32 tot 40 uur 46,0 53,0 40,9 41,7 44,8 40 uur of meer 18,1 25,9 18,3 17,8 19,2 Tabel 2.26 Percentage overige vangnetters naar uren per week en uitslag WIA-claimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=6.138 Tot 12 uur 10,3 4,9 21,2 23,8 13,2 12 tot 20 uur 9,9 2,4 8,2 6,3 8,1 20 tot 32 uur 28,0 17,3 22,7 17,5 24,4 32 tot 40 uur 36,0 41,3 32,1 24,7 35,1 40 uur of meer 15,8 34,1 15,8 27,7 19,2 2.4.6 Sector Tachtig procent van de uitzendkrachten die zich bij de poort van de WIA melden is afkomstig uit de uitzendsector. Omgekeerd geldt dit voor 3% van de werknemers, bij wie de gezondheidszorg de grootste sector is. Eindedienstverbanders komen voor 7% uit de uitzendsector en WW ers voor 16%. 16 Ape

Tabel 2.27 Percentage uitzendkrachten naar uren per week en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=11.407 Bouw/hout/landbouw 2,1 2,0 1,6 2,5 2,0 Industrie 2,8 1,4 2,4 2,9 2,6 Winkelbedrijf 2,9 3,2 3,1 3,2 3,0 Transport 1,7 2,5 1,9 1,2 1,8 Financiële dienstverlening 2,7 3,3 2,9 1,9 2,7 Uitzendbedrijven 79,6 80,7 81,0 78,4 80,1 Gezondheidszorg 2,7 2,5 2,4 3,5 2,6 Overheid 0,9 0,8 0,8 1,0 0,9 Overige bedrijven 4,5 3,6 4,0 5,4 4,3 Tabel 2.28 Percentage werknemers naar uren per week en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=94.108 Bouw/hout/landbouw 9,7 10,1 8,5 9,6 9,4 Industrie 11,6 12,5 10,7 11,5 11,4 Winkelbedrijf 13,6 10,8 13,8 12,7 13,1 Transport 6,5 6,6 5,4 6,5 6,2 Financiële dienstverlening 8,6 13,0 9,6 9,5 9,6 Uitzendbedrijven 4,2 1,6 2,7 1,7 3,0 Gezondheidszorg 21,4 16,6 20,1 19,4 20,0 Overheid 12,1 19,4 13,5 13,8 13,8 Overige bedrijven 12,4 9,6 15,7 15,5 13,4 Ape 17

Tabel 2.29 Percentage eindedienstverbanders naar uren per week en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=37.093 Bouw/hout/landbouw 9,8 10,1 8,9 9,9 9,5 Industrie 11,4 13,3 11,9 12,4 11,9 Winkelbedrijf 17,5 14,9 16,8 15,1 16,7 Transport 7,2 9,1 7,5 8,8 7,7 Financiële dienstverlening 11,9 17,0 13,2 12,0 13,0 Uitzendbedrijven 7,8 5,8 6,9 6,0 7,1 Gezondheidszorg 13,2 12,8 12,8 12,9 13,0 Overheid 4,3 6,8 5,5 4,8 5,1 Overige bedrijven 17,0 10,1 16,5 18,0 16,0 Tabel 2.30 Percentage zieke WW ers naar uren per week en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=25.152 Bouw/hout/landbouw 9,0 10,1 9,2 10,7 9,4 Industrie 11,7 13,9 12,4 16,3 12,8 Winkelbedrijf 16,1 14,3 15,4 13,8 15,3 Transport 5,4 5,8 5,4 6,6 5,6 Financiële dienstverlening 9,9 17,0 11,3 13,1 11,6 Uitzendbedrijven 17,3 11,4 16,9 13,1 15,9 Gezondheidszorg 11,0 10,6 10,5 9,6 10,6 Overheid 4,2 6,9 4,5 4,1 4,6 Overige bedrijven 15,5 10,1 14,3 12,7 14,1 18 Ape

Tabel 2.31 Percentage overige vangnetters naar uren per week en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=7.417 Bouw/hout/landbouw 7,5 12,7 7,1 15,1 8,5 Industrie 7,3 8,2 6,6 9,9 7,4 Winkelbedrijf 19,3 16,2 19,0 14,2 18,5 Transport 4,7 4,2 4,9 8,1 4,9 Financiële dienstverlening 11,1 18,1 12,8 13,1 12,7 Uitzendbedrijven 13,8 8,2 11,8 2,7 11,8 Gezondheidszorg 16,2 15,4 16,0 11,1 15,7 Overheid 4,0 6,7 4,1 4,1 4,4 Overige bedrijven 16,2 10,3 17,7 21,7 16,3 2.4.7 Diagnose Onder uitzendkrachten die een WIA-uitkering aanvragen komen aandoeningen aan het bewegingsapparaat vaker voor dan bij de andere herkomstgroepen. Dit is echter ook de diagnosegroep die het vaakst geconfronteerd wordt met een afwijzing. Niet-duurzaam volledige arbeidsongeschiktheid wordt relatief vaak veroorzaakt door psychische aandoeningen. Zo bestaat bij uitzendkrachten de populatie WGA 80-100 voor meer dan de helft (51%) uit mensen met psychische klachten. Dit geldt ook voor eindedienstverbanders. Om welke specifieke aandoeningen het daarbij gaat, komt in par.4.2 aan de orde. Bij degenen die een IVA-toekenning krijgen zijn hart- en vaatziekten of kanker het vaakst de medische oorzaak van hun duurzaam volledige arbeidsongeschiktheid. Een IVA-uitkering wordt uitsluitend toegekend aan degenen die geen uitzicht (meer) hebben op een medische behandeling die hun functionele capaciteiten kan vergroten. Deze strenge regel is bepalend voor het diagnosepatroon dat de IVA-groep, in afwijking van de andere categorieën, kenmerkt. Ape 19

Tabel 2.32 Percentage uitzendkrachten naar diagnose en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=11.261 Hart- vaatziekten of kanker 8,7 14,8 11,5 42,2 12,3 Psychisch 30,9 38,0 51,3 17,3 37,5 Bewegingsapparaat 48,9 34,8 25,2 23,4 38,2 Overig 11,5 12,4 12,0 17,0 12,1 Tabel 2.33 Percentage werknemers naar diagnose en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=92.657 Hart- vaatziekten of kanker 15,3 31,6 23,4 58,2 27,4 Psychisch 20,8 25,8 35,5 9,3 23,7 Bewegingsapparaat 40,4 27,3 26,8 15,0 30,2 Overig 23,5 15,4 14,3 17,5 18,7 Tabel 2.34 Percentage eindedienstverbanders naar diagnose en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=36.677 Hart- vaatziekten of kanker 9,1 16,5 13,9 47,8 15,0 Psychisch 38,0 45,4 50,4 17,1 41,6 Bewegingsapparaat 41,4 26,4 23,3 20,4 31,2 Overig 11,5 11,8 12,5 14,7 12,2 20 Ape

Tabel 2.35 Percentage zieke WW ers naar diagnose en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=24.863 Hart- vaatziekten of kanker 10,4 16,9 14,0 44,3 16,8 Psychisch 38,3 43,8 48,0 15,3 39,4 Bewegingsapparaat 39,4 26,9 25,2 22,1 30,6 Overig 11,9 12,5 12,9 18,3 13,1 Tabel 2.36 Percentage overige vangnetters naar diagnose en uitslag WIAclaimbeoordeling, n=7.288 Hart- vaatziekten of kanker 6,0 12,0 10,5 40,9 10,4 Psychisch 37,4 39,3 52,4 16,8 41,4 Bewegingsapparaat 40,5 34,6 23,3 22,6 32,9 Overig 16,1 14,2 13,8 19,7 15,3 2.4.8 Benutbare mogelijkheden De eerste stap in de claimbeoordeling is de verzekeringsgeneeskundige beoordeling van de benutbare mogelijkheden (belastbaarheid) van de WIAaanvrager. Als mensen op het moment van claimbeoordeling geen benutbare mogelijkheden hebben dan blijft arbeidskundig onderzoek achterwege. De afwezigheid van benutbare mogelijkheden betekent logischerwijs dat iemand volledig arbeidsongeschikt is. Maar zoals de hiernavolgende tabellen laten zien zegt dit niets over de duurzaamheid. Zo heeft de IVAgroep in meerderheid benutbare mogelijkheden. Deze zijn echter zo beperkt dat ze gangbare arbeid uitsluiten of, meestal in combinatie met een urenbeperking, tot een verlies aan verdiencapaciteit van meer dan 80% leiden. Bovendien is er geen uitzicht op een behandeling die de beperkingen zou kunnen verminderen. Ape 21

Tabel 2.37 Percentage uitzendkrachten naar wel of geen benutbare mogelijkheden (bm) en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=11.031 Wel bm 100,0 100,0 71,9 75,0 88,1 Geen bm 0,0 0,0 28,1 25,0 11,9 Tabel 2.38 Percentage werknemers naar wel of geen benutbare mogelijkheden (bm) en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=86.666 Wel bm 100,0 100,0 72,8 61,4 84,4 Geen bm 0,0 0,0 27,3 38,6 15,6 Tabel 2.39 Percentage eindedienstverbanders naar wel of geen benutbare mogelijkheden (bm) en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=35.824 Wel bm 100,0 100,0 71,0 70,5 86,4 Geen bm 0,0 0,0 29,0 29,5 13,6 Tabel 2.40 Percentage WW ers naar wel of geen benutbare mogelijkheden (bm) en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=24.390 Wel bm 100,0 100,0 77,0 75,9 87,9 Geen bm 0,0 0,0 23,0 24,1 12,1 22 Ape

Tabel 2.41 Percentage overige vangnetters naar wel of geen benutbare mogelijkheden (bm) en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=7.017 Wel bm 100,0 100,0 71,0 76,9 87,7 Geen bm 0,0 0,0 29,0 23,1 12,3 2.4.9 Functionele beperkingen Als iemand benutbare mogelijkheden heeft dan stelt de verzekeringsarts de functionele beperkingen via een zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst vast. Deze bestaat uit zes rubrieken waaronder persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen en werktijden. Beperkingen in die mogelijkheden worden gemeten door ze af te zetten tegen het niveau van functioneren dat het dagelijkse leven regelmatig vereist. We laten hier het aantal beperkingen zien, niet hun aard. Tabel 2.42 Percentage uitzendkrachten naar aantal functionele beperkingen en uitslag WIA-claimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=9.717 0 tot 7 30,1 13,8 5,8 2,7 20,6 8 tot 15 48,7 45,2 33,5 17,0 42,5 >15 21,2 41,1 60,8 80,3 36,9 Het aantal functionele beperkingen volgt een duidelijk patroon: het aandeel personen met meer dan 15 beperkingen neemt toe met de omvang en de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. Gemiddeld genomen hebben uitzendkrachten minder beperkingen, oftewel meer benutbare mogelijkheden dan de overige herkomstgroepen. Dat volgt uit vergelijking van het percentage meer dan 15 beperkingen tussen herkomstgroepen. Voor een deel heeft het lage percentage met meer dan 15 beperkingen te maken met de relatief grote omvang van afwijzingen onder de uitzendkrachten. Maar ook binnen de WGA 80-100 categorie heeft de groep uitzendkrachten het laagste percentage meer dan 15 beperkingen. Ape 23

Tabel 2.43 Percentage werknemers naar aantal functionele beperkingen en uitslag WIA-claimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=73.123 0 tot 7 37,6 18,7 6,6 2,6 21,7 8 tot 15 40,4 39,6 25,4 10,5 32,5 >15 22,0 41,7 68,0 86,9 45,8 Tabel 2.44 Percentage eindedienstverbanders naar aantal functionele beperkingen en uitslag WIA-claimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=30.958 0 tot 7 30,6 23,3 6,8 2,5 20,6 8 tot 15 45,9 42,9 30,8 15,8 39,0 >15 23,5 33,8 62,4 81,7 40,4 Tabel 2.45 Percentage WW ers naar aantal functionele beperkingen en uitslag WIA-claimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=21.431 0 tot 7 25,7 18,3 5,3 3,2 15,9 8 tot 15 44,8 42,4 27,2 13,1 35,5 >15 29,5 39,3 67,5 83,8 48,6 24 Ape

Tabel 2.46 Percentage overige vangnetters naar aantal functionele beperkingen en uitslag WIA-claimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=6.156 0 tot 7 27,1 17,3 5,7 3,0 18,5 8 tot 15 44,6 41,3 28,3 18,5 38,3 >15 28,3 41,3 66,0 78,6 43,2 2.4.10 Comorbiditeit Van comorbiditeit is sprake als er een persoon meer dan één aandoening heeft. Comorbiditeit is geen indicator van de ernst van de beperkingen. Het betekent wel dat er, medisch gezien, meer aan de hand is. Bij vangnetters, waaronder uitzendkrachten, komt comorbiditeit vaker voor dan bij werknemers. Tabel 2.47 Percentage uitzendkrachten naar wel of geen comorbiditeit en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=9.717 Geen comorbiditeit 50,9 43,5 41,8 43,7 47,4 Wel comorbiditeit 49,2 56,5 58,2 56,3 52,6 Tabel 2.48 Percentage werknemers naar wel of geen comorbiditeit en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=73.088 Geen comorbiditeit 59,3 51,1 45,0 51,9 53,2 Wel comorbiditeit 40,7 48,9 55,0 48,1 46,8 Ape 25

Tabel 2.49 Percentage eindedienstverbanders naar wel of geen comorbiditeit en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=30.946 Geen comorbiditeit 50,7 46,8 42,9 45,7 47,5 Wel comorbiditeit 49,3 53,2 57,1 54,3 52,5 Tabel 2.50 Percentage WW ers naar wel of geen comorbiditeit en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=21.418 Geen comorbiditeit 44,7 40,4 36,3 40,6 41,1 Wel comorbiditeit 55,3 59,6 63,7 59,4 58,9 Tabel 2.51 Percentage overige vangnetters naar wel of geen comorbiditeit en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=6.151 Geen comorbiditeit 50,6 46,1 41,7 41,7 47,0 Wel comorbiditeit 49,4 53,9 58,4 58,3 53,0 26 Ape

2.4.11 Objectiveerbaarheid UWV registreert ook de objectiveerbaarheid van de aandoening. Aandoeningen zijn minder gemakkelijk objectiveerbaar als de verzekeringsarts moeite heeft de oorzaak en de ernst van de gezondheidsklachten vast te stellen. Toch is ook een deel van de IVA-toekenningen gebaseerd op minder gemakkelijk te objectiveren klachten. Objectiveerbaarheid is dus op zich geen indicator voor ernst. Wel is het aandeel minder gemakkelijk objectiveerbaar in de IVA-groep aanzienlijk geringer dan in de andere uitslagcategorieën. Met uitzondering van de groep overig is ongeveer de helft van de aandoeningen waarmee vangnetters een WIA-aanvraag doen minder gemakkelijk objectiveerbaar. Dit aandeel is bij werknemers kleiner (35%) en bij de overige vangnetters groter (61%). Tabel 2.52 Percentage uitzendkrachten naar mate van objectiveerbaarheid van de aandoening en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=11.029 Relatief gemakkelijk objectiveerbaar Minder gemakkelijk objectiveerbaar 49,2 51,3 46,7 84,8 50,8 51,8 48,7 53,3 15,2 49,2 Tabel 2.53 Percentage werknemers naar mate van objectiveerbaarheid van de aandoening en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=86.614 Relatief gemakkelijk objectiveerbaar Minder gemakkelijk objectiveerbaar 57,3 65,7 58,7 92,1 65,2 42,7 34,3 41,3 7,9 34,8 Ape 27

Tabel 2.54 Percentage eindedienstverbanders naar mate van objectiveerbaarheid van de aandoening en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=35.810 Relatief gemakkelijk objectiveerbaar Minder gemakkelijk objectiveerbaar 44,5 46,5 46,1 85,7 48,8 55,5 53,5 53,9 14,3 51,2 Tabel 2.55 Percentage WW ers naar mate van objectiveerbaarheid van de aandoening en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=24.376 Relatief gemakkelijk objectiveerbaar Minder gemakkelijk objectiveerbaar 44,5 47,1 46,7 84,1 50,7 55,5 52,9 53,3 15,9 49,3 Tabel 2.56 Percentage overige vangnetters naar mate van objectiveerbaarheid van de aandoening en uitslag WIA-claimbeoordeling, n=6.151 Relatief gemakkelijk objectiveerbaar Minder gemakkelijk objectiveerbaar 32,7 43,2 37,5 86,3 39,0 67,3 56,8 62,5 13,7 61,0 28 Ape

2.4.12 Urenbeperking De laatste rubriek in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) betreft de werktijden die iemand aankan. Met de FML meet de verzekeringsarts de belastbaarheid van cliënten die benutbare mogelijkheden hebben. Bepaalde beperkingen (bijv. energetische) brengen met zich mee dat iemand niet meer het aantal uren per dag of per week kan werken dat als normaal beschouwd wordt (8 uur per dag, 40 uur per week). Een dergelijke urenbeperking is een dimensie die los staat van de andere beperkingensoorten. Het is een afzonderlijke factor die van invloed kan zijn op de toekenningskans. Zo kan een urenbeperking ertoe leiden dat iemand die overigens voldoende benutbare mogelijkheden heeft om als arbeidsgeschikt beschouwd te worden door een urenbeperking gedeeltelijk of zelfs volledig arbeidsongeschikt verklaard wordt. 26% van de uitzendkrachten heeft bij claimaanvraag een urenbeperking. Dit lage percentage wordt vooral bepaald door de afgewezen groep. Bij degenen die een gedeeltelijke uitkering toegekend krijgen heeft 57% een urenbeperking en bij de IVA-groep 48% (Tabel 2.57). Urenbeperkingen komen het minst voor bij degenen die niet-duurzaam volledig arbeidsongeschikt verklaard worden (43%). Deze verschillen tussen WIA categorieën gelden voor alle herkomstgroepen. Wel varieert het gemiddelde aantal vastgestelde urenbeperkingen nogal. Zo wordt bij 45% van de werknemers een urenbeperking geconstateerd, tegenover 26% bij uitzendkrachten (Tabel 2.58). Dit hangt samen met de omstandigheid dat veel meer werknemers dan uitzendkrachten gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden verklaard en dat die gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, vaker dan bij vangnetters, mede het gevolg is van een urenbeperking (zie ook Tabel 2.1). Dat neemt niet weg dat urenbeperkingen ook een rol spelen bij volledige arbeidsongeschiktheid. Zo kan een urenbeperking ertoe leiden dat de verdiencapaciteit lager wordt dan 20% van het maatmanloon en betrokkene op loonkundige gronden volledig arbeidsongeschikt verklaard wordt. Als dan de medische oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van dien aard is dat behandeling geen uitzicht biedt op een toename van de functionele mogelijkheden dan kan een urenbeperking tot een IVA-toekenning leiden. Bij uitzendkrachten in de WGA 80-100 groep heeft 43% een urenbeperking, terwijl dit voor 62% van de werknemers geldt. Uitzendkrachten worden dus minder vaak dan werknemers (en dan eindedienstverbanders) met een urenbeperking volledig arbeidsongeschikt verklaard. Ape 29

Tabel 2.57 Percentage uitzendkrachten naar urenbeperking en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=9.714 Geen urenbeperking 88,6 43,4 56,6 51,9 74,0 Maximaal 10 uur per week Maximaal 20 uur per week Maximaal 30 uur per week Maximaal 40 uur per week 5,4 4,4 5,3 6,3 5,3 1,9 9,8 4,3 4,0 3,3 3,8 40,8 24,7 26,9 13,9 0,3 1,7 9,1 10,9 3,4 Tabel 2.58 Percentage werknemers naar urenbeperking en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=73.114 Geen urenbeperking 80,9 30,9 38,0 37,2 55,3 Maximaal 10 uur per week Maximaal 20 uur per week Maximaal 30 uur per week Maximaal 40 uur per week 6,4 4,8 4,2 4,8 5,3 5,8 12,1 5,6 3,8 6,6 6,0 45,8 32,2 30,4 23,0 0,9 6,4 20,0 23,8 9,8 Bij eindedienstverbanders spelen in 35% van de claimbeoordelingen urenbeperkingen een rol. Daarmee bevinden zij zich tussen uitzendkrachten en werknemers in. WW ers en overige vangnetters lijken op eindedienstverbander, wat betreft de aanwezigheid van een urenbeperking (zie Tabel 2.60 en Tabel 2.61). 30 Ape

Tabel 2.59 Percentage eindedienstverbanders naar urenbeperking en uitslag WIA-claimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=30.945 Geen urenbeperking 85,0 40,7 48,0 47,2 65,0 Maximaal 10 uur per week Maximaal 20 uur per week Maximaal 30 uur per week Maximaal 40 uur per week 7,0 5,8 5,4 5,3 6,2 3,0 10,3 5,4 4,4 4,9 4,7 41,1 28,9 28,9 18,9 0,4 2,1 12,4 14,2 5,1 Tabel 2.60 Percentage WW ers naar urenbeperking en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=21.430 Geen urenbeperking 86,0 49,5 53,8 52,1 67,5 Maximaal 10 uur per week Maximaal 20 uur per week Maximaal 30 uur per week Maximaal 40 uur per week 7,0 6,1 6,1 6,2 6,5 2,2 9,6 4,7 4,0 4,1 4,5 33,5 26,0 25,8 17,3 0,5 1,4 9,4 11,9 4,6 Ape 31

Tabel 2.61 Percentage overige vangnetters urenbeperking en uitslag WIAclaimbeoordeling, alleen voor mensen met benutbare mogelijkheden, n=6.138 Geen urenbeperking Maximaal 10 uur per week Maximaal 20 uur per week Maximaal 30 uur per week Maximaal 40 uur per week 83,0 35,8 43,9 45,5 63,3 6,5 5,2 5,3 4,5 5,9 4,0 12,0 5,1 3,3 5,5 5,7 43,7 31,6 32,5 19,9 0,8 3,3 14,2 14,2 5,5 2.5 Bevindingen In de eerste helft van 2011 was 5,9% van de personen die een WIA aanvraag doorzetten uitzendkracht. Op zich is het aandeel van uitzendkrachten in het totaal aan WIA aanvragers dus niet groot. Wel is dit aandeel meer dan twee keer zo groot als hun aandeel in het WIA-verzekerde deel van de beroepsbevolking. Uitzendkrachten hebben dus, evenals andere vangnetgroepen, een hoger dan gemiddelde kans om bij de poort van de WIA terecht te komen. In vergelijk met de andere herkomstgroepen: hebben zij een lagere toekenningskans zijn ze jonger (muv. overig vangnet) zijn ze vaker man zijn ze lager opgeleid hebben ze een lager (maatman) uurloon hebben ze vaker ziekten aan bewegingsorganen hebben ze meer functionele mogelijkheden hebben ze minder vaak urenbeperkingen 58% van de uitzendkrachten heeft bij claimbeoordeling naast de hoofddiagnose andere klachten (comorbiditeit). Dit komt het minste voor bij werknemers (55%) en het meest bij WW ers (64%). 50% van de aandoeningen waarmee uitzendkrachten een WIA-uitkering aanvragen zijn relatief gemakkelijk objectiveerbaar. Dit geldt ook voor 32 Ape

eindedienstverbanders en WW ers. Bij werknemers is dit percentage 65. Objectiveerbaarheid is het grootst bij IVA-toekenningen: rond 85% van de ziekten waarmee vangnetters in de IVA komen is relatief gemakkelijk objectiveerbaar. Bij werknemers is dit percentage 92. Ape 33

3 DETERMINANTEN VAN WIA-TOEKENNING 3.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk bleek dat uitzendkrachten minder snel een WIAuitkering krijgen toegekend. Ook kwam naar voren dat ze jonger zijn, een lager uurloon hebben, en vaker dan de andere herkomstgroepen aandoeningen aan de bewegingsorganen hebben. Bovendien hebben uitzendkrachten minder vaak urenbeperkingen. Het is goed mogelijk dat dergelijke verschillen tot een lagere toekenningskans leiden. Maar uitzendkrachten kunnen ook los van deze kenmerken een lagere toekenningskans hebben. Om na te gaan welke kenmerken bepalend zijn voor de toekenningskans beantwoorden we hier de tweede onderzoeksvraag: Wat is de kans dat een uitzendkracht een WIA-uitkering krijgt toegekend en door welke kenmerken wordt die kans bepaald? Hoe verschilt die kans voor een uitzendkracht met bepaalde kenmerken van iemand uit een andere herkomstgroep met dezelfde kenmerken? Om die vraag te kunnen beantwoorden passen we een multivariate techniek toe die corrigeert voor de samenhang tussen kenmerken en aldus de eigenstandige invloed van een kenmerk op de WIA-toekenningskans aan het licht brengt. Om het tweede deel van de onderzoeksvraag aan te pakken analyseren we elke herkomstgroep afzonderlijk. Op basis van de analyse-uitkomsten gaan we vervolgens na hoe de toekenningskans voor een referentiepersoon met kenmerken, die vaak voorkomen bij uitzendkrachten die een WIA-aanvraag doen, verschilt van een werknemer, of een ander type vangnetter, met dezelfde kenmerken. Op die manier kunnen we nagaan of de lagere toekenningskans van uitzendkrachten is toe te schrijven aan de kenmerken die hiervoor beschreven zijn, of aan andere factoren die niet in de analyse betrokken zijn. Ape 35

3.2 Analyse van de WIA-toekenningskans bij uitzendkrachten en werknemers We analyseren eerst de uitzendkrachten en de werknemers. De uitkomsten van de logitanalyse staan in de tabellen 3.1 en 3.2. Logitanalyse is een regressietechniek die rekening houdt met de bijzondere eigenschappen van de data. De analyse levert het effect (coëfficiënt) van een bepaald kenmerk op de kans om in een WIA-uitkering toegekend te krijgen. We maken daarbij geen onderscheid naar type uitkering (WGA 35-80, WGA 80-100, IVA). Het teken van een coëfficiënt geeft weer of een bepaald kenmerk de toekenningskans verhoogt of verlaagt. De coëfficiënt zelf geeft de sterkte van het effect weer. De sterretjes geven aan hoe betrouwbaar de coëfficiënt is bepaald. Het gaat hier steeds om eigenstandige effecten: ze gelden elk los van de aanwezigheid van de overige kenmerken. De meeste kenmerken bestaan uit meerdere categorieën, met één categorie als referentieklasse. De effecten van de andere categorieën gelden ten opzichte van deze referentieklasse. Voor de leeftijd is een kwadratische functie gekozen. De bepalende factoren voor de toekenningskans van uitzendkrachten zijn: leeftijd, opleiding, maatmanuurloon, maatmanuren, aantal beperkingen, urenbeperking, diagnose, objectiveerbaarheid en comorbiditeit. Bij werknemers is de sector eveneens significant maar de factor comorbiditeit niet. Tabel 3.1 Determinanten van de kans op WIA-toekenning voor uitzendkrachten en werknemers, logitcoëfficiënten Kenmerk Uitzendkrachten Werknemers Constante -5,68** -5,86** Leeftijd (continue variabele) -0,09** -0,08** Leeftijd 2 (continue variabele x 0,01) 0,12** 0,11** Vrouw -0,03 0,03 Opleiding (ref=lager onderwijs of lbo of mavo niet afgerond) Vmbo of mbo basis -0,29** -0,47** Mbo, havo of vwo -0,52** -0,63** HBO of WO -0,42** -0,62** Maatmanuurloon (logaritme, continue variabele) 1,38** 1,59** Maatmanuren (continue variabele x 0,01) 3,34** 2,61** 36 Ape

Kenmerk Uitzendkrachten Werknemers Sector (ref = Uitzendbranche of overheid) 3 Bouw/hout/landbouw -0,32 0,26** Financiële dienstverlening -0,02 0,16** Gezondheidszorg -0,34-0,08* Industrie -0,13 0,14** Transport 0,23 0,16** Winkelbedrijf -0,30 0,10* Overige bedrijven -0,56** 0,28** Aantal functionele beperkingen (ref = 0 t/m 7 beperkingen) 8 t/m 15 beperkingen 1,37** 0,98** 16 of meer beperkingen 2,90** 2,49** Urenbeperking (ref = geen) Maximaal 10 uur 3,92** 3,71** Maximaal 20 uur 2,71** 2,55** Maximaal 30 uur 1,50** 1,06** Maximaal 40 uur -0,08 0,00 Diagnose (ref = Bewegingsapparaat) Hart en vaatstelsel of kanker 0,27** 0,25** Overige ziekten 0,13 0,23** Psychische ziekten 0,95** 0,86** Aandoening is minder gemakkelijk objectiveerbaar -0,43** -0,32** Comorbiditeit -0,13** 0,01 R-kwadraat 4 0,34 0,39 Aantal waarnemingen 8.789 61.476 **= significant met 99% betrouwbaarheid; *= significant met 95% betrouwbaarheid 3 4 We nemen uitzendbranche en overheid samen als referentiecategorie omdat het overgrote deel van de uitzendkrachten werkzaam is binnen de uitzendbranche (zie paragraaf 2.4.6) terwijl weinig personen uit de overige herkomstgroepen werkzaam zijn in de uitzendbranche. Omdat de overheidssector bij de overige herkomstgroepen redelijk vaak als werkgever voorkomt levert dit een zinvolle referentiegroep. De R-kwadraat geeft aan welk deel van de variatie in de toekenningkans door de in de analyse gebruikte kenmerken verklaard wordt. Ape 37

De tekens van de coëfficiënten geven aan dat de WIA toekenningskans voor uitzendkrachten groter is: bij een hogere leeftijd 5 ; bij een lagere opleiding bij een hoger maatmanuurloon bij meer maatmanuren per week bij meer beperkingen; bij een grotere urenbeperking; bij een andere diagnose dan een aandoening aan het bewegingsapparaat. Vooral psychische ziekten verhogen de toekenningskans; als de aandoening relatief gemakkelijk te objectiveren is; en als er geen sprake is van comorbiditeit. 3.2.1 Berekening van de effecten bij uitzendkrachten Omdat de omvang van het effect van een kenmerk op de toekenningskans aan de hand van de coëfficiënten in Tabel 3.1 niet gemakkelijk te achterhalen is wordt op basis van de logituitkomsten berekend hoe groot de WIA toekenningskans is voor een referentiepersoon met vaste kenmerken. Deze referentiepersoon is een 40-jarige mannelijke uitzendkracht, werkzaam in de uitzendbranche of de overheidssector, met alleen lager onderwijs, een gemiddeld maatmanuurloon (14,20 euro), met een gemiddeld aantal uren per week (33), met 8 tot 15 functionele beperkingen ten gevolge van een relatief gemakkelijk objectiveerbare aandoening aan het bewegingsapparaat, zonder dat er sprake is van comorbiditeit, zonder urenbeperking. Voor deze persoon is de toekenningskans 11,1%. Deze is aanzienlijk lager dan het algemene gemiddelde zoals dat uit Tabel 2.1 naar voren komt, omdat de referentiepersoon slechts 8-15 functionele beperkingen heeft, geen urenbeperking en een aandoening aan het bewegingsapparaat. Vervolgens veranderen we steeds één kenmerk van deze persoon en berekenen we de toekenningskans opnieuw. Een dergelijke exercitie biedt meer inzicht in de sterkte van de gevonden effecten dan de coëfficiënten in Tabel 3.1. Bovendien biedt het de mogelijkheid de effecten direct te vergelijken met de uitkomsten voor andere herkomstgroepen. 5 De kwadratische specificatie impliceert een dalparabool met 36 jaar als minimum. Dit betekent dat vanaf 36 de toekenningskans kromlijnig (sneller dan lineair) stijgt. 38 Ape

Figuur 3.1 WIA toekenningskansen van een uitzendkracht bij verschillende combinaties van kenmerken Een andere leeftijd of sekse dan die van de referentiepersoon verandert de toekenningskans nauwelijks. Een hoger uurloon verhoogt de toekenningskans. Meer dan 15 beperkingen leidt tot een verdrievoudiging van de toekenningskans bij een uitzendkracht met een ziekte aan het bewegingsapparaat. Het hebben van psychische klachten in plaats van een aandoening aan het bewegingsapparaat levert meer dan een verdubbeling van de toekenningskans, bij overigens gelijke kenmerken van de referentiepersoon (waaronder 8 tot 15 functionele beperkingen). Nog veel sterker is het effect van een urenbeperking: als dezelfde referentiepersoon maximaal 20 uur per week kan werken dan schiet de toekenningskans naar 65,1%. Wanneer de klachten moeilijk objectiveerbaar zijn, daalt de toekenningskans met een derde. De aanwezigheid van andere aandoeningen (comorbiditeit) leidt tot een lagere kans, maar dit effect is minder omvangrijk. Ape 39

Figuur 3.2 WIA toekenningskansen van een werknemer bij verschillende combinaties van kenmerken 3.2.2 Berekening van de effecten bij werknemers In Figuur 3.2 gebruiken we de uitkomsten van de logitanalyse voor werknemers om voor een referentiepersoon met dezelfde kenmerken als gebruikt in Figuur 3.1 de toekenningskans te bepalen. Deze (referentie-) toekenningskans is nagenoeg hetzelfde voor een werknemer als voor een uitzendkracht. Wat de medische kenmerken betreft zijn de effecten overeenkomstig aan die bij uitzendkrachten. Omdat de spreiding van werknemers over de sectoren veel gelijkmatiger is dan die van uitzendkrachten (die voor 80% uit de uitzendsector komen) kijken we in Figuur 3.2 ook naar verschillen tussen afzonderlijke sectoren. De referentiepersoon komt uit de sector overheid of uit de uitzendbranche. Ten opzichte van werknemers uit die twee sectoren hebben werknemers uit andere sectoren een hogere toekenningskans bij overigens gelijke kenmerken. De enige uitzondering is de sector gezondheidszorg. Aangezien 81% van de uitzendkrachten in de referentiesector werkzaam is, betekent dit dat uitzendkrachten gemiddeld (over alle sectoren) genomen een lagere toekenningkans hebben dan werknemers. 40 Ape

Om voor het verstorende effect van de scheve verdeling van uitzendkrachten over de verschillende sectoren te corrigeren hebben we het model uit Tabel 3.1 ook bepaald zonder rekening te houden met het kenmerk sector. Voor die versie berekenen we vervolgens de WIA toekenningskans voor de referentiepersoon en voor de verschillende varianten in Figuur 3.1, zowel voor een uitzendkracht als voor een werknemer. De resultaten voor dit alternatieve model staan in Tabel 3.2. Het verschil in toekenningskans tussen een uitzendkracht en een werknemers die dezelfde combinatie van vaste referentiekenmerken hebben is 20%. Bij weglating van het kenmerk sector heeft de referentiepersoon een toetredingskans van 11% als hij uitzendkracht is, en 13% als hij werknemer is. Hebben de uitzendkracht en de werknemer 16 of meer beperkingen (en verder de referentiekenmerken) dan is het verschil in toekenningskans 29%. Is de aandoening moeilijk objectiveerbaar dan is het procentuele verschil 32%; is er sprake van comorbiditeit dan is het verschil 36%. Anderzijds is het verschil bij een psychische aandoening (in plaats van een aandoening aan het bewegingsapparaat) 9% en bij een urenbeperking valt het verschil bijna weg. Tabel 3.2 Verschil in toekenningskans tussen een werknemer en een uitzendkracht bij gelijke kenmerken a Verschil toekenningskans werknemer t.o.v. uitzendkracht Referentiepersoon +20,1% Vrouw +13,3% (Maatman)uurloon 20 +23,5% 16 of meer FML-beperkingen +29,3% Psychische ziekte +9,3% Moeilijk objectiveerbaar +32,1% Comorbiditeit +36,0% Urenbeperking: 20 uur +2,0% a deze verschillen zijn afgeleid uit een model waarin het kenmerk sector is weggelaten Ape 41

3.3 Analyse van de WIA-toekenningskans bij de andere vangnetgroepen In Tabel 3.3 staan de resultaten van de logitanalyses voor de drie andere vangnetgroepen. In termen van sterkte en statistische significantie vertonen de uitkomsten een grote gelijkenis met elkaar: hoger opgeleiden hebben een lagere WIA toekenningskans. De medische aspecten hebben dezelfde effecten als bij uitzendkrachten en werknemers. In het algemeen zijn de toekenningskansen van de andere drie vangnetgroepen iets hoger dan bij de uitzendkrachten en de werknemers. Kenmerk Tabel 3.3 Determinanten van de kans op WIA-toekenning voor drie vangnetgroepen, logitcoëfficiënten Eindedienstverbanders Zieke WW ers Overige vangnetters Constante -8,05** -5,48** -6,07** Leeftijd (continue variabele) -0,09** -0,14** -0,07** Leeftijd 2 (continue variabele x 0,01) 0,13** 0,18** 0,10** Vrouw -0,04 0,01-0,14** Opleiding (ref=lager onderwijs of lbo of mavo niet afgerond) Vmbo of mbo basis -0,43** -0,38** -0,26** Mbo, havo of vwo -0,56** -0,42** 0,37** HBO of WO -0,43** 0,19* 0,42** Maatmanuurloon (logaritme, continue variabele) Maatmanuren (continue variabele x 0,01) Sector (ref = Uitzendbranche of overheid) 2,52** 2,08** 1,69** 3,74** 2,81** 3,60** Bouw/hout/landbouw 0,09 0,10 0,41** Financiële dienstverlening 0,08 0,02 0,23 Gezondheidszorg -0,04-0,20** 0,01 Industrie 0,11 0,03-0,06 Transport 0,28** 0,00 0,16 42 Ape