Uw brief van : 16 mei 2013 Uw kenmerk : 2013-007731 Ons kenmerk : 31338 Onderwerp : Reactie ontwerp-omgevingsvisie/reactie PlanMER/reactie ontwerp-verordening College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland Postbus 9090 6800 GX ARNHEM Zaltbommel, Bezoekadres: Hogeweg 11 Postbus 10.002 5300 DA Zaltbommel Telefoon: 14 0418 Fax: 0418-681 645 E-mail: info@zaltbommel.nl Internet: www.zaltbommel.nl BTW NL 8072.88.111.B.01 KvK Midden-Nederland nr. 30276781 Bankrelatie: BNG 28.50.81.616 Geacht college, Op 14 mei 2013 heeft u de ontwerpversies van de Gelderse Omgevingsvisie en de Verordening vastgesteld. De omgevingsvisie zal onder meer het Streekplan Gelderland 2005, het Waterplan, het Milieubeleidsplan en het Verkeers- en Vervoersplan vervangen. De ontwerp-omgevingsvisie en ontwerp-verordening liggen van 21 mei 2013 tot en met 2 juli 2013 ter inzage. Gedurende deze periode kan een zienswijze bij u worden ingediend. Allereerst merken wij op dat het ons verbaast dat, naast een ontwerp-omgevingsvisie, tevens een ontwerp-verordening ter inzage wordt gelegd. De verordening is in het voortraject vrijwel niet aan de orde geweest. Ook verbaast het ons dat de ontwerp-verordening op diverse onderdelen zeer restrictief is, wat niet past bij het karakter van de ontwerp-omgevingsvisie. Verder vinden wij dat in het door u doorlopen proces van co-creëren de tijdsdruk te eenzijdig bij de deelnemende regio s (en de gemeenten) is neergelegd. Dit heeft ertoe geleid dat de directe betrokkenheid van de gemeenten bij de totstandkoming van de regionale input voor de omgevingsvisie relatief beperkt heeft kunnen zijn en dat binnen de gemeenten weinig ruimte is geweest voor discussie. Dit betreuren wij. Namens de gemeenten in het Rivierengebied dient Regio Rivierenland een zienswijze in op de ontwerp-omgevingsvisie en de ontwerp-verordening. Deze zienswijze voegen wij voor de volledigheid als bijlage aan deze brief toe. Wij onderschrijven de regionale zienswijze, maar willen in een afzonderlijke zienswijze aanvullend enkele onderwerpen bij u onder de aandacht brengen. Op 27 juni 2013 hebben wij onze zienswijze met de gemeenteraad besproken en de raad heeft ermee ingestemd. Bijlage(n) : 2 Afschrift(en) : Griffie Voor inlichtingen : A.D. Sybesma Doorkiesnummer : 14 0418
Ontwerp Gelderse Omgevingsvisie 1. In de Omgevingsvisie dient u duidelijk te vermelden dat de woningbouwopgave voor de Buitenstad Zaltbommel, gezien het beoogde doel van het project, buiten het Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWP) valt. Gedeputeerde Verdaas heeft zich immers in het Kernteam WaalWeelde West als volgt over woningbouwontwikkeling binnen WaalWeelde West uitgelaten: Woningbouwprogramma WaalWeelde moet passen in het KWP, of het moet zijn dat de woningen zo bijzonder zijn dat ze niet van invloed zijn op de programmering binnen het KWP, of voor een doelgroep zijn bedoeld die niet in het KWP is meegenomen. In dat geval kan de regio gemotiveerd aangeven dat zij vindt dat het niet binnen het KWP valt. 2. De wijzigingsvoorstellen betreffende de herijking Ecologische Hoofdstructuur die wij op 31 mei aan u hebben toegezonden, zijn niet verwerkt op de visiekaart Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone. Dit is in elk geval niet gebeurd in het geval van Aalst Steenfabriek De Rijswaard, Nederhemert Maasdijk 3 en Zuilichem Waaldijk 18 (locatie HOWA). Weliswaar zijn deze locaties geen onderdeel van het GNN, maar ze zijn wel aangeduid als Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vinden wij zowel gezien het bestaande (bedrijfsmatige) gebruik van de locaties als vanwege de ontwikkelingsmogelijkheden van de locaties zeer ongewenst. Wij zijn overigens verheugd om te constateren dat de Doornwaard (Bern) wel onderdeel blijft van het GNN en de GO. Een kopie van onze brief van 31 mei 2012 hebben wij bijgevoegd; 3. In de omgevingsvisie dient expliciet te worden vermeld dat voor het gebied WaalWeelde West een afzonderlijke provinciale en intergemeentelijke structuurvisie wordt voorbereid. De omgevingsvisie mag geen belemmeringen opwerpen voor de ontwikkelingen die in deze structuurvisie worden voorzien. 4. Op de visiekaart voor windenergie heeft u in onze gemeente te veel locaties aangeduid die mogelijk c.q. kansrijk zijn voor windenergie, waaronder het waardevol open gebied. De enige kansrijke locatie voor windenergie is het gebied tussen de A2 en de spoorlijn, zoals wij hebben aangeduid in onze Structuurvisie Buitengebied. Wij verzoeken u de kaart hierop aan te passen. Ontwerp Gelderse Verordening 1. Inleidende bepalingen, kopje bestaand stedelijk gebied. Onder bestaand stedelijk gebied dient ook te worden begrepen een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing die al planologisch is vastgelegd (in bestemmingsplannen, projectbesluiten etc.), maar nog niet feitelijk is gerealiseerd. Het begrip bestaand stedelijk gebied dient hierop te worden aangepast. 2. Inleidende bepalingen, kopje landelijke ontwikkeling. Hieraan dienen te worden toegevoegd aan het buitengebied gebonden bedrijvigheid en agrarisch verwante bedrijvigheid. Dit betreffen immers activiteiten die veel in het landelijk gebied (buitengebied) voorkomen en daar als zodanig passend zijn. Het begrip landelijke ontwikkeling dient hierop te worden aangepast. 3. Verstedelijking en wonen, paragraaf Verstedelijking: Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking. In lid 1, onder 2 wordt vermeld dat indien sprake is van een actuele behoefte aan een stedelijke ontwikkeling, in de toelichting van het bestemmingsplan wordt beschreven in hoeverre in de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de regio kan worden 2
voorzien door benutting van beschikbare gebouwen door herstructurering, transformatie of anderszins. Wij vinden het overbodig om dit in de Gelderse ladder te regelen, omdat hierin al wordt voorzien in het Kwalitatief Woningbouwprogramma. 4. Bedrijvigheid (algemene opmerking). Het wordt uit het kaartmateriaal behorende bij de ontwerp-omgevingsvisie en ontwerpverordening niet duidelijk of het bestaande bedrijventerrein Kraaijenhoef te Brakel en de ontwikkeling van een bedrijventerrein tussen de Van Heemstraweg en de Langeraksweg in Brakel volgens de geldende verordening gelegen in bestaand stedelijk gebied als zodanig zijn aangeduid. Hetzelfde geldt voor het watergebonden bedrijventerrein aan de Munnikenlandse Maaskade in Poederoijen evenals het bedrijventerrein De Wildeman, 2 de fase. Het kaartmateriaal, en de bijbehorende toelichting, dient hierop te worden verduidelijkt. 5. Kantoren. Lid 1 (in bestemmingsplannen worden kantoren met een bruto vloeroppervlak van 1.500m2 of meer alleen toegestaan binnen een afstand van 500m van de treinstations Nijmegen Centraal, Arnhem Centraal, Ede/Wageningen en Apeldoorn) dient slechts van toepassing te zijn op nieuwe kantoorlocaties (toevoegen nieuwe ). Bestaande kantoorlocaties dienen te worden gerespecteerd. Daarnaast leidt dit lid tot ernstige belemmering voor de ontwikkeling van Stationslocatie Zaltbommel. Deze locatie dient aan de genoemde treinstations te worden toegevoegd. 6. (Grootschalige) detailhandel, kopje grootschalige detailhandel. Lid 3 (in een bestemmingsplan wordt vestiging van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen op perifere locaties niet toegestaan) dient slechts van toepassing te zijn op nieuwe locaties. Bestaande locaties dienen te worden gerespecteerd. Een stationslocatie mag niet worden beschouwd als een perifere locatie, hier moet dergelijke detailhandel mogelijk te blijven. Het begrip perifere detailhandel dient hierop te worden aangepast. 7. Recreatie, par. solitaire recreatiewoningen. Toevoegen solitaire (in een bestemmingsplan worden solitaire recreatiewoningen slechts toegestaan op locaties waar ook reguliere woningen kunnen worden gebouwd). 8. Glastuinbouwontwikkelingsgebied. Het is onduidelijk wat bedoeld wordt met het in lid 2 genoemde begrip tuinbouwgelieerde activiteiten. De relatie die de tuinbouwgelieerde activiteiten met het Regionaal Programma Bedrijventerreinen zouden moeten hebben, wordt niet nader toegelicht en het is dan ook niet duidelijk wat de provincie hiermee bedoelt. Nadere toelichting is noodzakelijk. 9. Het agrarisch gebied. In lid 1 staat dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op het agrarisch gebied nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven niet wordt toegestaan. Het begrip nieuwvestiging moet worden verduidelijkt. Het verplaatsen van een agrarisch bedrijf, waarbij het oude agrarisch bouwvlak wordt verwijderd en een nieuw agrarisch bouwvlak wordt opgenomen, dient mogelijk te blijven. Het begrip nieuwvestiging dient te worden verduidelijkt. 10. Het agrarisch gebied (kopje uitbreiding ). Binnen het agrarisch bouwvlak dient bedrijfsuitbreiding (al dan niet van een grondgebonden productietak) zonder de onder 2 en 3 gestelde eisen mogelijk te zijn. Het is niet duidelijk of hier een uitbreiding buiten of binnen het agrarisch bouwvlak wordt bedoeld. Een nadere toelichting is noodzakelijk. 3
11. Het agrarisch gebied (kopje nevenactiviteiten ). Een verbodsbepaling op nevenactiviteiten, waarvan onder voorwaarden kan worden afgeweken, is te ongenuanceerd en veel te streng. Er dient onderscheid gemaakt te worden in het type nevenactiviteiten (ruimtelijke impact) en in de locatie van de activiteiten (binnen of buiten het agrarisch bouwvlak). Nevenactiviteiten die binnen bestaande gebouwen plaatsvinden en een geringe ruimtelijke impact hebben dienen bij recht toegestaan te worden. Nadere detaillering van dit artikel is noodzakelijk. 12. Natuur en landschap (par. beschermingsregime Gelders Natuurnetwerk). De wijze waarop de compensatie van effecten op de kernkwaliteiten, oppervlakte en samenhang (van het Gelders Natuurnetwerk), in het geval ontwikkelingen in het GNN toegestaan kunnen worden, dient plaats te vinden onder meer wordt een gestaffelde oppervlaktecompensatie geïntroduceerd, gebaseerd op de tijdsduur waarbinnen de natuur zich kan ontwikkelen, en als dit niet haalbaar is dient een financiële compensatie te worden geleverd is te complex, leidt tot administratieve rompslomp en is dan ook onuitvoerbaar. Een alternatieve regeling is dan ook noodzakelijk. 13. Natuur en landschap (paragraaf Beschermingsregime Groene Ontwikkelingszone). Hiervoor geldt hetzelfde als bij punt 12. De voorgestelde regeling in het geval compensatie noodzakelijk is, is te complex, leidt tot administratieve rompslomp en is dan ook onuitvoerbaar. De provincie vereist in het geval van een landelijke ontwikkeling (ontwikkeling in het landelijk gebied) in een Groene Ontwikkelingszone dat de landschappelijke inpassing wordt verzekerd door de opname van een vereveningsparagraaf in de plantoelichting en het instellen van een landschapsfonds. Dergelijke generieke verplichtingen zijn veel te streng en ongewenst. Een alternatieve regeling is dan ook noodzakelijk. 14. Natuur en landschap (paragraaf Bescherming landschap). In lid 4 dient het begrip omvangrijke uitbreiding aansluitend, maar buiten een agrarisch bouwvlak (in een waardevol open gebied), nader te worden toegelicht. Het woord omvangrijk leidt zonder nadere toelichting tot discussie. 15. Natuur en landschap (paragraaf Nieuwe Hollandse Waterlinie). Voorgesteld wordt om de gehele paragraaf te schrappen. De reden daarvoor is dat de gemeenten die (gedeeltelijk) in de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn gelegen, samen met de provincie werken aan voorbeeldregels voor het borgen van de belangen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De voorbeeldregels zullen als basis dienen voor het opstellen van intergemeentelijke bestemmingsplannen. Het is ongewenst om dit constructieve proces te frustreren door nu in de verordening regels op te nemen, die wellicht afwijken van de op te stellen voorbeeldregels. De nieuwe verordening zou te zijner tijd kunnen worden herzien op basis van de voorbeeldregels Nieuwe Hollandse Waterlinie. 16. Energie (paragraaf Locaties voor biomassavergistingsinstallaties). De voorwaarden waaronder in de bestemmingsplannen voor het buitengebied biomassavergistingsinstallaties kunnen worden toegestaan, zijn niet toetsbaar. Een verduidelijking is noodzakelijk. 17. Overgangs- en slotbepalingen (implementatietermijn). Het tijdstip waarop een bestemmingsplan in overeenstemming met de verordening moet zijn vastgesteld is twee jaar nadat de verordening in werking is getreden. Deze termijn is veel te kort en daarmee onrealistisch. De verplichting brengt voor de gemeente veel extra kosten met zich mee. Verzocht wordt om de implementatietermijn te heroverwegen en daarbij ook het moment waarop de Omgevingswet wordt ingevoerd te betrekken. 4
Wij verzoeken u met klem om zowel de ontwerp-omgevingsvisie als de ontwerp-verordening in overeenstemming met onze zienswijze te brengen. Indien u een nadere toelichting op onze zienswijze wenst, zijn wij daar uiteraard toe bereid. Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met de in de voettekst van deze brief genoemde medewerker. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Hoogachtend, BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ZALTBOMMEL de secretaris, de burgemeester, drs. L.H. Derksen A. van den Bosch 5