Collectief Vraagafhankelijk Vervoer Stand van zaken en toekomstbeeld Inleiding Het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) deed zijn intrede aan het eind van de jaren '90. CVV is ingezet als aanvulling op het reguliere OV en heeft daarmee verbanden met de provinciale OV-concessie als ook met gemeentelijk beleid omtrent doelgroepenvervoer. Inmiddels zijn er een aantal ontwikkelingen geweest die van invloed zijn op de manier waarop het CVV wordt georganiseerd. Naar aanleiding van die ontwikkelingen wordt in deze notitie de huidige werking van CVV beschreven en wordt ingegaan op een mogelijke werkwijze die beter pas bij de ontwikkelingen. Hierbij staat voorop dat het huidige voorzieningenniveau niet mag worden aangetast. Over CVV Het CVV bestaat uit twee typen vervoer: a. CVV voor specifieke doelgroepen Gemeenten pakken vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) de verantwoordelijkheid op voor het vervoeren van specifieke doelgroepen (gehandicapten, ziekenvervoer, etc.). Deze doelgroepen kunnen niet of in zeer beperkte mate gebruik maken van het reguliere openbaar vervoer. Met CVV wordt voor deze groepen een deur-tot-deur vervoerssysteem aangeboden. Voor dit type CVV zijn samenwerkende gemeenten binnen een CVV-regio verantwoordelijk. b. CVV met een OV-functie In gebieden waar met regulier Openbaar Vervoer (OV) niet kan worden voldaan aan de vraag naar vervoer wordt CVV ingezet. Dit type CVV is toegankelijk voor iedereen. Momenteel wordt op deze manier deur-tot-deur vervoer aangeboden maar wordt CVV (in een aantal regio's) ook ingezet om reiziger van huis te vervoeren naar belangrijke haltes van het reguliere OV (de zogenaamde sterhaltes). Voor dit OV-deel van CVV is de provincie verantwoordelijk. De provincie als vervoersautoriteit besteedt het vervoer aan en is daarmee de opdrachtgever voor beide typen CVV-vervoer. Verhoudingen Het CVV-deel dat valt onder de verantwoordelijkheid van de samenwerkende gemeenten beslaat ongeveer 80% van het totale CVV-vervoer. De provinciale verantwoordelijkheid in het geheel is daarmee beperkt en zal in de toekomst verder dalen door het overhevelen van een deel van het CVVvervoer naar de reguliere OV-concessie (zoals toegelicht op pagina 3, huidig beleid). CVV-overeenkomsten In de drie concessiegebieden zijn momenteel de volgende vijf CVV-systemen actief: Duin- en Bollenstreek / Leiden en Rijnstreek / Midden-Holland: o Rijnstreekhopper o GroeneHarthopper o Regiotaxi Leidse regio Drechtsteden / Alblasserwaard / Vijfheerenlanden: o Molenhopper Hoeksche Waard / Goeree-Overflakkee: o Regiotaxi Goeree-Overflakkee 1
Financiën Bijdragen Provincie aan CVV De Provincie draagt momenteel financieel op een aantal manieren bij aan het CVV-vervoer in de vijf regio's. Er wordt een bijdrage gegeven voor zowel het WMO-deel als het OV-deel van CVV (vanuit de BDU) en daarnaast wordt financieel bijgedragen aan de kosten die de regio's maken voor de uitvoeringsorganisatie (vanuit de eigen middelen van de afdeling Verkeer & Vervoer). In de vorige collegeperiode is per jaar 500.000,= ingezet voor CVV vanuit het programma "Senioren en Mobiliteit"; een gezamenlijk actieprogramma van de afdelingen Samenleving en Verkeer & Vervoer. Voor de komende collegeperiode is nog niet bekend of voor dit actieprogramma opnieuw financiële middelen beschikbaar zijn. In onderstaand overzicht staan de bedragen vermeld die per jaar aan de regio's wordt bijgedragen. Belangrijk is te vermelden dat de bijdrage aan het WMO-deel voor de Leidse regio in een aantal jaren wordt afgebouwd. Deze bijdrage is nu nog hoog in vergelijking met de andere regio's. Dit is het gevolg van de afwijkende tariefstructuur die er in de Leidse regio was bij de overgang van de toenmalige Leidse OV-taxi naar CVV. Over het afbouwen van deze bijdrage heeft bestuur van Holland Rijnland een brief ontvangen van GS (kenmerk DRM/06/8947). Over het volledig opheffen van de provinciale bijdrage aan het WMO-deel zijn nog geen afspraken gemaakt met de regio's. Bijdrage Provincie aan CVV (bedragen afgerond) Regiotaxi Leidse Regio Regiotaxi Goeree- Overflakkee Rijnstreek- GroeneHart- Molen- WMO-deel CVV 920.000,= ( ) 0 150.000,= 112.500,= 71.500,= OV-deel CVV 102.000,= 100.000,= 708.000,= 117.500,= 397.000,= Bijdrage aan 45.000,= beheersorganisatie 45.000,= 59.000,= 45.000,= 45.000,= Totaal 1.067.000,= 145.000,= 917.000,= 275.000,= 513.500,= ( ) Dit wordt in stappen afgebouwd naar 407.000,= in 2010. Bestuurlijke standpunten en huidig beleid Voor de provincie Zuid-Holland is CVV ook een belangrijk middel om ouderen te voorzien in hun vervoersbehoefte. In het Initiatiefvoorstel Wonen, Zorg en Welzijn (vergadering Provinciale Staten, maart 2006, nummer 5644) wordt gevraagd om voorstellen om deze taak van het CVV te versterken. Meer recent is ook door het college van GS in het Coalitieakkoord 2007-2011 (pagina 18) gesteld dat, daar waar rendabele exploitatie van buslijnen niet mogelijk is, het CVV voorziet in een goed alternatief. De huidige beleidslijn is besproken en vastgesteld door GS op 4 juli 2006. In die vergadering is gesproken over de notitie "Basisvoorzieningenniveau Openbaar Vervoer". Deze notitie geeft de volgende beleidslijn aan: CVV is aanvulling op regulier OV De provincie streeft er naar om het OV-deel binnen CVV zo klein mogelijk te houden. Hoe meer mensen met het reguliere OV kunnen reizen hoe beter. CVV is een aanvulling op reguliere OV. Dit betekent dat de provincie inzet op het verbeteren van de toegankelijkheid van materieel en haltes. 2
Daarnaast wordt er, als er een grote vraag is naar een bepaalde CVV-voorziening, gekeken of de betreffende verbinding niet opgenomen kan worden in de reguliere OV-concessie. In de besluitenlijst staat onder nummer DRM 2006/148 onder andere het volgende vermeld: Vastgesteld dat voortaan bij nieuwe openbaar vervoerconcessies de vervoerder onder bepaalde condities tot op het niveau van deur-haltevervoer openbaar vervoer moet aanbieden in het concessiegebied. Vastgesteld dat voortaan bij nieuwe openbaar vervoerconcessies het CVV in dat concessiegebied niet meer het deur-sterhaltevervoer mag omvatten. Samengevat houdt dit besluit in dat in de nieuwe OV-concessies het huidige CVV deur-haltevervoer vervalt. Als er al behoefte is aan deur-haltevervoer dan zal dat worden meegenomen in de OVconcessies. In de OV-visie (door GS vastgesteld op 12 december 2006) wordt aangegeven dat de provincie blijft inzetten op het garanderen van een minimumniveau aan openbaar vervoer bereikbaarheid, ook in het landelijk gebied. In te verlenen concessies worden hiervoor kwaliteitsnormen opgenomen, die ruimte laten aan een marktconforme invulling door de vervoerders. Voor de verschillende gebieden wordt in de komende jaren een nieuwe concessie aanbesteed. Voor de drie concessiegebieden gelden de volgende einddata: - Duin- en Bollenstreek / Leiden en Rijnstreek / Midden-Holland 31-12-2010 - Drechtsteden / Alblasserwaard / Vijfheerenlanden 31-12-2018 (*) - Hoeksche Waard / Goeree-Overflakkee 31-12-2007 (*) Is aanbesteed per 1-1-2007. Huidige beleidslijn (deur-haltevervoer opnemen in reguliere OVconcessie) is daarom nog niet volledig opgenomen vanaf de start van de concessie. Wel bestaat in deze concessie de mogelijkheid om deur-haltevervoer in een later stadium op te nemen. Uitvoering van het nieuwe beleid zal daarom wel geleidelijk kunnen plaatsvinden. Ontwikkelingen De provincie is overgegaan op een gewijzigde vorm van concessiebeheer waarbij de vervoerder meer verantwoordelijk is gemaakt voor de gehele reisketen van de reiziger, inclusief vervoer van deur naar halte. Dit is niet de enige ontwikkeling die van invloed is op de organisatie van het CVV-vervoer. Andere ontwikkelingen zijn: De Wet Voorzienig Gehandicapten (WVG) is vervangen door de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Voor gemeenten betekent dit een verbreding van de dienstverlening. Gemeenten krijgen binnen de WMO meer mogelijkheden om zelf doelgroepen te benoemen en voorzieningen te treffen voor deze doelgroepen. Bij de vroegere WVG betrof het een wet specifiek voor gehandicapten. De WMO biedt aan gemeenten de mogelijkheid om ook voorzieningen aan te bieden aan bijvoorbeeld ouderen. Vanuit het ministerie van VWS is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden verschillende soorten doelgroepenvervoer (bijvoorbeeld: gehandicaptenvervoer, leerlingenvervoer, vervoer naar sociale werkplaatsen, etc.) te bundelen en te organiseren binnen gemeenten Standpunt regio's Bij de besturen van de huidige vijf CVV-systemen wordt het signaal afgegeven dat een meer heldere en uniforme werkwijze van de provincie is gewenst. De regio's zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van 3
het CVV-vervoer. De provincie fungeert als opdrachtgever van het vervoer waardoor de regio's beperkt zijn in hun mogelijkheden de vervoerder aan te sturen. De regio's verschillen fysiek (bijvoorbeeld de stedelijke Leidse Regio en de landelijke Rijnstreek) waardoor er per regio een eigen aanpak van het CVV-vervoer is ontstaan. Vaak zijn afspraken per regio mondeling overeen gekomen en niet formeel vastgelegd waardoor nu een onduidelijke sitautie is ontstaan over de werkwijze van de provincie. Door de verschillen per regio kan nu niet een uniform beleid worden gevoerd. Door te schuiven in bevoegdheden (decentraal regelen waar dat kan, centraal regelen wat nodig is) kan een duidelijker lijn worden uitgezet waarbinnen de regio's maatwerk kunnen leveren aan de reiziger. Voorstel andere werkwijze OV als uitgangspunt, CVV als aanvullend maatwerk Bij het aanbieden van CVV deur-tot-deur-vervoer is het belangrijk om te voorkomen dat CVV als alternatief voor regulier OV kan worden gebruikt. Uitgangspunt voor de provincie blijft dat gebruik maken van het reguliere OV voorop staat. CVV is bedoeld als een aanvulling op het reguliere OV. De provincie zet primair in op: 1. Vergroten toegankelijkheid van het reguliere OV; 2. Het stellen van minimumeisen van bereikbaarheid van woonkernen in de OV-concessies; Hierbij heeft de vervoerder een ontwikkeltaak in de concessie. Doelgroepen en WMO-vervoer De nieuwe Wet Maatschappelijke ondersteuning geeft gemeenten een verruiming van hun mogelijkheid in vergelijking met de vroegere Wet Voorziening Gehandicapten. Bekeken kan worden of er nu doelgroepen zijn die onder het CVV-WMO vervoer kunnen vallen terwijl ze nu nog gebruik maken van de OV-functie van het CVV. Door deze doelgroepen goed in beeld te brengen kan vervoer op maat worden geleverd aan een mogelijk grotere groep mensen dan nu het geval is. Aanbesteding en beheer naar regio's Door het verdwijnen van CVV deur-haltevervoer wordt het provinciale aandeel in CVV kleiner. Onder provinciale verantwoordelijkheid valt in de toekomst alleen nog het deur-tot-deur vervoer voor wat betreft het OV-deel van CVV. Het is de verwachting (globale inschatting) dat dit provinciale aandeel ongeveer 5% gaat bedragen van het totale CVV-vervoer. Bij een dergelijke kleine uitvoerende rol binnen het CVV-systeem ligt de vraag voor de hand of het mogelijk is de volledige uitvoering van het CVV over te laten aan regio's. De huidige inzet van mankracht en middelen van de provincie staat in een scheve verhouding tot het aandeel in CVV waar de provincie verantwoordelijk voor is. In de huidige wetgeving bestaat de mogelijkheid dat, bij wederzijds akkoord, de provincie de bevoegdheid tot aanbesteden van OV kan overdragen aan een gebied van één of meer gemeenten (Artikel 107, Provinciewet). Financieel zal de provincie moeten blijven bijdragen om CVV in stand te houden. Maar de aanbesteding, bestuur en beheer kan volledig door de regio's worden gedaan. Het overdragen van deze bevoegdheid kan worden gedaan onder bepaalde voorwaarden. De provincie kan kwaliteitseisen meegeven aan de regio's die bij de aanbesteding moeten worden gehanteerd. Uitgangspunt moet zijn dat een andere werkwijze niet ten koste gaat van het voorzieningenniveau. Voorzittersrol CVV-stichtingen Binnen de geschetste ontwikkelingen en gezien het OV-aandeel binnen CVV ligt het in de lijn dat een gemeentelijk bestuurder het voorzittersschap van de CVV-stichtingen op zich neemt. Op dit moment 4
wordt de voorzittersfunctie ingevuld door een ambtelijk vertegenwoordiger van de provincie. Voor het wijzigen van het voorzittersschap zal, indien het aantal bestuursleden gelijk blijft, een wijziging van de statuten nodig zijn. Een dergelijke wijziging zal daarom, naast voorliggende beleidsvisie, een eigen procedure doorlopen. Beoogd resultaat Betere verdeling verantwoordelijkheden en bevoegdheden De regio's (samenwerkende gemeenten) zijn verantwoordelijk voor het overgrote deel van het CVVvervoer. Door de nieuwe werkwijzen (de regio's het vervoer laten aanbesteden) krijgen de regio's de bevoegdheden die bij die verantwoordelijkheid past. Door zelf opdrachtgever te zijn kan de regio rechtstreeks de vervoerder aansturen. Uniformer beleid Door de betere verdeling van de bevoegdheden hoeft de provincie niet meer per regio verschillende afspraken te maken afhankelijk van de specifieke situatie in de regio's. Maatwerk wordt door de regio's geleverd. De provincie kan uniformer en daarmee naar buiten toe duidelijker haar rol als coördinerende vervoersautoriteit neer zetten. Financieel en personele consequenties Een nieuwe financiële onderbouwing zal nog moeten worden gemaakt als de organisatie van CVV wordt gewijzigd. Er zal binnen de huidige beschikbare financiën kunnen worden gewerkt. De omvang van het OV-deel van CVV zal door de andere werkwijze niet veranderen. Alleen het verschuiven van een deel van het CVV naar de reguliere OV-concessie betekent een verschuiving van kosten voor CVV naar regulier OV. Claims vanuit de regio's zijn niet te verwachten omdat het aanbod aan en de kwaliteit van het vervoer niet verandert. Organisatorisch zal er minder tijd nodig zijn voor de aansturing van regio's en CVV-vervoerders. Meer tijd is nodig voor het beheren van de reguliere OV-concessies omdat daar een deel van het CVVvervoer in wordt opgenomen. Ook zal er tijd ingeruimd moeten worden voor het begeleiden van de regio's bij de aanbesteding van het vervoer. Vervolg Gesprekken met de CVV-besturen Het overdragen van de bevoegdheid om vervoer aan te besteden is mogelijk bij wederzijds akkoord van de betrokken partijen. In de bestuursvergaderingen van de CVV-regio's zal de voorgestelde werkwijze worden toegelicht om draagvlak voor het voorstel te verwerven. Afstemming met afdeling Samenleving Het opstellen van dit voorstel is in gedaan overleg met de afdeling Samenleving. Voor de verdere uitwerking en eventuele uitvoering zal deze samenwerking worden voortgezet. De functie van CVV voor de mobiliteit van senioren staat niet ter discussie. Met de afdeling Samenleving zal deze functie worden bewaakt en waar mogelijk versterkt. Bestuurlijk Aan GS wordt gevraagd een besluit te nemen over het voorstel over te gaan tot een andere werkwijze en organisatie van het CVV. PS wordt geïnformeerd over de voorstellen zodat zij kunnen controleren of het beleid en de uitvoering in overeenstemming zijn met de doelen zoals gesteld in het Initiatiefvoorstel Wonen, Zorg en Welzijn. 5