Leerplan klassieke talen 2 de graad NIEUW LEERPLAN KLASSIEKE TALEN 2 DE GRAAD 3 DE JAAR: VANAF 1 SEPTEMBER 2013 4 DE JAAR: VANAF 1 SEPTEMBER 2014 Inleiding WAAROM EEN NIEUW LEERPLAN? HOE IS EEN LEERPLANCOMMISSIE SAMENGESTELD? SET S, DS, LEERINHOUDEN TENDENSEN VAN HET NIEUWE LEERPLAN 2 Dietske Lehembre 15-mei juni 2013 1
Tendensen van het nieuwe leerplan 3 Hoofddoelstelling = authentieke teksten ontleden, interpreteren en commentaar leveren Nauwelijks vermindering leerinhouden Autonomie en vrijheid leraar geen onderscheid basis- en uitbreidingsleerstof beperking verplichte termen en auteurs geen opgelegde hoeveelheid teksten, leesmethode, werkvormen of evaluatie Tendensen van het nieuwe leerplan 4 Bouwt voort op het nieuwe leerplan van de 1ste graad leraren moeten leerplan 1ste graad kennen uitleg bij gebruikte termen verplichte minimumterminologie onderscheid tussen leesmethode en grammaticale kader! legt de lat didactisch wat hoger servicegedeelte 2
Latijn en Grieks TAALVERWERVING LECTUUR ONDERZOEKSCOMPETENTIES Taalverwerving BEGRIPPEN WOORDENSCHAT MORFOLOGIE SYNTAXIS 3
Begrippen 7 Kennis LP 1 ste graad noodzakelijk Betekenis gebruikte termen Lijst verplichte minimumterminologie Specifiek voor de 2 de graad: modaliteit = houding van de spreker t.o.v. de boodschap Woordenschat 8 Latijn: ca. 1000 woorden / Grieks ca. 800 leenwoorden aanleren i.f.v. lectuur woordsamenstelling stammen = systematisch trainen 4
Morfologie - Latijn 9 Conjunctief MAAR geen omschreven vormen Infinitief perf. A/P en fut. A DUS geen inf.fut. P Part.fut. Gerundium gerundivum Verkorte vormen: Verkorting perfstam Verkorting erunt tot -ere Morfologie - Grieks 10 5
Morfologie - Grieks 11 Leerstof die uitgesteld kan worden tot het 4 de jaar: Athematische aorist Perfectum Plusquamperfectum Leerstof die niet meer tot het leerplan behoort: Conj. perf. Opt. perf. Opt. fut. Athetatische aorist ALLEEN bij lectuur Taalverwerving BEGRIPPEN WOORDENSCHAT MORFOLOGIE SYNTAXIS 6
Zinsmodel 13 Zinsmodel 14 7
Zinsdelen en zinsdeelstukken 15 zinsdelen zinsdeelstukken horen bij een gezegde gezegde Ond. LV MV voorwerp BWB BVG horen bij een kern Kern BVB Voorwerp BWB vorm functie - rol 16 VORM abl.m.enk. Infzin/a + i Ut + ind. pr A 2 de pers. Enk. FUNCTIE BWB Ond. BWB ROL middel Vgl. 8
Waarbij leren we de rol aan? Dietske Lehembre 15-02-12 17 Bij BWB s (dezelfde als in het vorige leerplan) + handelende persoon Bij BVB s: Bezitter Geheel Ondgen. Vwgen. Bij enkele voorwerpen: Bezitter (datief) Vergelijking/ongelijkheid (vroegere 2 de lid van vergelijking) Wanneer vragen we de rol? 18 Als die vraag de leerling helpt voor tekstbegrip: Zelden bij voorzetselgroepen, behalve als het vz. verschillende betekenissen kent Vaak bij de genoemde voorwerpen omdat de betekenis daar heel specifiek is. Als vraag tijdens lectuur als de leerling een vertaling geeft die wijst op een verkeerde interpretatie van de rol of een gebrek aan aandacht daarvoor 9
Wezenlijke veranderingen 19 VROEGER Prefixdatief Handelend voorwerp NU Voorwerp - BWB met de rol handelende persoon - BWB met de rol oorzaak/middel 2 de lid van vergelijking Voorwerp met de rol vergelijking/ ongelijkheid Datief van bezit Epexegetische bijzin (bij een subst.) Hoofdzin = zin zonder bijzinnen PN bij bv creari Voorwerp met de rol bezitter BVB Hoofdzin = de hele zin (Nederlands uitbreiding: rompzin zin zonder bijzinnen) (noodzakelijke) BVG Functies van het participium 20 VOORBEELD Amatus est. Numquam cadentia sidera vidi. Plato scribens mortuus est. Deo iuvante, vincam. Victis clementiam praebuit. FUNCTIE NWD (+ HWW= gezegde) BVB (niet-noodz.) BVG Gezegde van de LA/LG Zelfst. (functies van een subst.) 10
Alleen voor het Griekse participium 21 VOORBEELD pau'sai levgousa e]laqon hjma'" ajpodravnte" ejpei; h]kouse Ku'ron ejn Kilikiva/ o]nta FUNCTIE Noodz. BVG (bij fasewerkwoorden) Noodz. BVG (bij lanqavnw, tugcavnw) Gezegde (van de LV-zin bij verba declarandi en sentiendi) nd-vormen 22 Gerundium = subst. Gerundivum = adj. Functies van een subst. BVB NWD (+ kww = NWG) In bibendo laeti fiunt. Cupidus legendae historiae Nunc est bibendum. 11
Syntactische vragen 23 Verdeel de hoofdzin in zinsdelen en benoem de syntactische functie van elk zinsdeel. (i.p.v. de gebruikelijke vraag: Verantwoord de naamval ) Duid het onderwerp, elke tweede en eventueel derde noodzakelijke aanvulling aan. Onderstreep elke BWB en bepaal de vorm en de rol. Zie servicedeel! Enkele punten uit het algemene deel INHOUDSTAFEL TAALVERWERVING VERSUS LECTUUR DIFFERENTIATIE EVALUATIE 12
Taalverwerving versus lectuur 25 Taalverwerving = 1 ste stap naar leesmethode Woordenschat: zie p. 11-12 Grammatica in functie van tekstbegrip: zie p. 12-13 Helder systeem Rationalisering op basis van frequentieonderzoek Oefen in lectuurcontext Basis voor syntactische verwachtingspatronen Taalverwerving versus lectuur 26 Lectuur Leesmethode (Grieks DS 21 Latijn DS 24) de woordgroep de (morfologische) vorm, (syntactische) functie en (semantische) rol de valentie van het gezegde de Latijnse /Griekse woordvolgorde zinstypes: mededelende, vragende en gebiedende zin signaal- en verwijswoorden; vraagpartikels de juiste weergave van een woord binnen de context 13
Taalverwerving versus lectuur Lectuur 27 Grammaticale analyse alleen waar het noodzakelijk is voor tekstbegrip Leerlingen maximaal betrekken Latijn en Grieks TAALVERWERVING LECTUUR ONDERZOEKSCOMPETENTIES 14
Lectuur 29 Taalreflectie: elementair tekstbegrip op basis van verworven taalkennis en leesvaardigheid Lectuurreflectie: literaire interpretatie door inhoudelijke en stilistische analyse Cultuurreflectie: interpretatie vanuit cultuurhistorische context en transfer naar vandaag Taalreflectie 30 Verwachtingen naar tekstinhoud formuleren = aparte DS Een aangeleerde leesmethode toepassen Vertaalproblemen: DS 24 (Latijn) het vroegere aangepast gerundium persoonlijke constructie media nocte ab urbe condita Het verband tussen zinnen benoemen 15
Lectuurreflectie 31 Cultuurreflectie 32 Cultuur verweven met teksten Goed te combineren met onderzoekscompetenties 16
Verplichte auteurs 33 Latijn en Grieks TAALVERWERVING LECTUUR ONDERZOEKSCOMPETENTIE 17
Onderzoekscompetentie Vertrek vanuit wat je al doet. 35 thema: Taalkundig Literair Historisch-cultureel opbouwen: van deelaspect tot volledig onderzoek van intense tot verwijderde begeleiding van eenvoudig tot moeilijker alle fasen over de verschillende schooljaren meermaals aan bod laten komen Oriënteren Voorbereiden Uitvoeren Rapporteren Reflecteren 18
Onderzoekscompetentie Oriënteren 37 SET 36: een gegeven onderzoeksthema Voorbereiden Uitvoeren Rapporteren Reflecteren SET 37: geselecteerde bronnen SET 38: onder begeleiding SET 39: onder begeleiding SET 40: volgens opgegeven criteria SET 41: a.d.h.v. feedback Onderzoekscompetenties 38 Poolgebondenheid (maar wel voor elke pool) Elke leerling Zowel proces- als productevaluatie Afspraken binnen vakkencluster/school 19
Onderzoekscompetentie 39 Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit Zoveel mogelijk binnen de normale lesuren Vertalen kan onderdeel van onderzoek zijn, maar volstaat niet. Enkele punten uit het algemene deel INHOUDSTAFEL TAALVERWERVING VERSUS LECTUUR DIFFERENTIATIE EVALUATIE 20
Evaluatie 41 In welke mate heeft de leerling de leerplandoelstellingen bereikt? valide representatief herkenbaar betrouwbaar Evaluatie 42 tips voor evaluatie p.18-19: Alle componenten van LP: taalverwerving taalreflectie lectuurreflectie cultuurreflectie behandelde tekst: extra woordenschat erbij geven! niet-behandelde tekst: niet alleen bij examens! (taalreflectie) suggesties opdrachten: syntaxis onderzoekscompetenties 21
Enkele punten uit het algemene deel INHOUDSTAFEL TAALVERWERVING VERSUS LECTUUR DIFFERENTIATIE EVALUATIE Differentiatie 44 divergent convergent motivatie 22
Differentiatie 45 belangstel ling methode moeilijkheids graad servicedeel groeperings vorm leertijd Einde 46 VRAGEN? OEFENEN? 23