Probleemanalyse bereikbaarheid Grensstreek. Provincie Noord-Holland



Vergelijkbare documenten
Probleemanalyse. in kader van Planstudie/MER Duinpolderweg. Willem Homan. Maart Royal HaskoningDHV, All rights reserved

Notitie / Memo. Verkeerskundige analyse Hillegoms alternatief

ffi '?",irîhorrand EhÍiE 0 7 okt 2016 Lid Gedeputeerde Staten Aan de leden van Provinciale Staten

S. Jansen (PVV) (d.d. 5 januari 2012) Nummer Onderwerp Bereikbaarheid Bollenstreek. Aan de leden van Provinciale Staten

Duinpolderweg technische toelichting oplossingsrichtingen PlanMER. Bert Grotenhuis projectmanager Duinpolderweg PNH 8 september 2016

RAPPORT. Verkeersproductie MAA 2015 en actualisatie 2015

RAPPORT. Compensatieopgave bosje N737 - Oude Vliegveldweg Deurningen

Lievenset. nfra water milieu. Bijlage 1: Rapport verkeersproductie MAA 2015 en 2025

Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu?

RAPPORT. Uitgangspuntenrapport Constructie. Verbouwing entree NEMO

RAPPORT. Variantenstudie geluidseffecten Arnhemseweg (Zevenaar) T.b.v. ondersteuning onderbouwing landschappelijk inpassing. Provincie Gelderland

RAPPORT. Beeldkwaliteitsplan Hoebenakker- Salmespad. Gemeente Nederweert

Provincie Noord-Holland

Provinciale Staten van Noord-Holland door tussenkomst van de statengriffier mw. drs. K. Bolt Dreef 3, tweede etage 2012 HR Haarlem

Bij de behandeling van de NRD in de Staten is door de Gedeputeerde(n) toegezegd:

RAPPORT. PlanMER Duinpolderweg. Van probleemanalyse naar te onderzoeken oplossingsrichtingen. provincie Noord-Holland

BINRAPPORT. MER Duinpolderweg. Deelrapport verkeer. Provincie Noord-Holland en Provincie Zuid-Holland

RAPPORT. Quickscan varianten Keutelbeek fase 1B. Royal HaskoningDHV Enhancing Society Together. Datum: 20 juni 2017

Actualisatie Bereikbaarheidsstudie Grensstreek

Plan van aanpak. Onderzoek verkeersmaatregelen dubbeldorp Lisse Lisserbroek

Onderzocht zijn: de Hillegommervariant, de Oosteindervariant en de Bennebroekervariant.

Besluiten: 1. In te stemmen met het opnemen van de voorgestelde alternatieven in de MER Duinpolderweg.

Rapport Haalbaarheidsstudie tankstations te Maarsbergen

Verkeersafwikkeling nieuw restaurant McDonald s bij de knoop Leiden-West

Geachte mevrouw Dekker,

SPOORVARIANT NEE! NIEUWSBRIEF ACTUEEL. Uitgavenummer juni Nieuwsbrief

1 Aanleiding. Randweg Klaaswaal. Provincie Zuid-Holland. Toelichting modelanalyse. 27 juni 2018 ZHA355/Mes/

RAPPORT. Recreatieverdeelweg 3e fase op Schouwen-Duiveland. Onderzoek luchtkwaliteit. Provincie Zeeland

Samenwerkingsagenda. Bereikbaarheidsstudie Grensstreek Provincie Noord-Holland en Zuid-Holland

Aan de leden van de Zuid-Hollandse Statencommissie Verkeer en Milieu

RAPPORT. Verkeersstudie N201. Opstellen statisch en dynamisch model en analyse denkrichtingen. Provincie Utrecht

VERKEERSKUNDIGE TOETS NIEUW GEMEENTEHUIS LEIDERDORP VERKEERSGENERATIE, VERKEERSAFWIKKELING EN PARKEREN

N35 Nijverdal - Wierden Uitgangspunten verkeersberekeningen

bal : Verkeerskundige aspecten herontwikkeling Datum : 8 december 2015 Opdrachtgever : BRO Projectnummer : 211x07628 Opgesteld door : Arjan ter Haar

Verkeerseffect aanpassing bestemmingsplan 'De Driehoek', vier scenario s

3. De bereikbaarheidsindicator

Klankbordgroep. Inhoud. Presentatie verkeersmodel huidige situatie Verkeersstudie Stationsontwikkeling Soest Zuid

MIRT-Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel - Gouda

Bouwen en Wonen. Aanleiding. Probleemstelling. Aan de leden van de gemeenteraad. Geachte leden van de gemeenteraad,

INGEKOMEN 0 9 JUNI JUN Paraaf Provinciesecretaris

Nut en noodzaak Parklaan

TB A1 Apeldoorn-Zuid - Beekbergen

AUDIT VERKEERSMODEL RVMK HOLLAND RIJNLAND audit RVMK Holland Rijnland

Larserknoop Lelystad Verkeerskundige analyse

Voorstel 1. Het MRDH-verkeer- en vervoermodel 2.0. vast te stellen en het model vrij te geven voor gebruik aan de MRDH-gemeenten.

Mi±r. Noord-Holland. ineekome:: 3» Provincie

MIRT onderzoek Noordwestkant Amsterdam. 1 juni 2016 PORA Terugblik Analysefase en Vooruitblik Oplossingsrichtingenfase

NOG Beter 2.0. Een BETER alternatief voor een Duinpolderweg. Update mei 2016

Technische rapportage verkeersonderzoek SLP met statisch verkeersmodel

vaart Een overzicht van de gegevens voor de N243 uit het verkeersmodel Westfrisiaweg

Verkeersonderzoek Rossum Noord - t.b.v. realisatie 24 woningen in Rossum Noord - Gemeente Dinkelland

Onderwerp Zaaknummer Uw kenmerk Datum Verkeerskundige analyse Torenlaan

BUREAUSTUDIE FASE 1, BEDRIJVENTERREIN STEPELERVELD VERKEER

Bestemmingsplan. Bedrijventerrein Vorstengrafdonk - Oss bijlage 11 bij toelichting. Onderzoek ontsluiting Vorstengrafdonk december 2008

CultuurHistorisch Genootschap Duin- en Bollenstreek

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk 10 december Betreft Simulatie Herenweg Nollenweg

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer

1 Inleiding. 2 Interne wegenstructuur. Kerkdriel Noord. Gemeente Maasdriel. Verkeerseffecten woningen fase september 2015 MDL013/Fdf/0074.

: Verkeersberekeningen centrumplan Susteren : Resultaten modelberekeningen

Flevokust_verkeersmodel_Lelystad\ LLS Met de varianten Referentie 2011 Planjaar 2020 GE Planjaar 2020 RC Planjaar 2030 GE Planjaar 2030 RC

Onderbouwing aspect verkeer ROP Schiphol

Heemstede, 19 november 2018

Rapportage relatieve effectbepaling SALTO 2

'foto bereikbaarheid 2016' hoe, wat en waarom

Reactienota zienswijzen. Ontwerp Bestemmingsplan Ammerzoden Noord mei 2017

HOLLAND OUTLET MALL De verkeersstudies kritisch beschouwd 8 DECEMBER 2016

MER Waterfront. Opdrachtgever. Documentatie Verkeersprognoses. Gemeente Harderwijk Postbus AC HARDERWIJK

Gevoeligheidsanalyse samenstel op basis van Hillegomse Zienswijze

Toelichting op vragen over het MER

Statenmededeling. Regionale verkeersvisie N605 en randweg Boekel. Aan Provinciale Staten van Noord-Brabant,

De U10-regio - enkele kenmerken

Factsheet Verkeer. 1. Inleiding. 2. Ambities. Definities, bestaande wetgeving en beleid

Wat ging vooraf? Dit is gedaan aan de hand van het beoordelingskader uit de NRD (zie hiernaast).

NOG geen oplossing. WEL een oplossing! Heeft de N205-N206 verbinding nut voor de regio Haarlem?

Memo. A. Inleiding. Aan. Gedeputeerde Staten. 8 bijlagen

RAPPORT. Verkeerskundige toets Greenport Venlo

RAPPORT. Parkeer- en verkeersonderzoek centrumplan Bunde

Brug Rhenen - Verbinding verbroken?

MIRT-Verkenning N65 Vught- Haaren. Resultaten uitwerking Quickscan, Bijlage 1: Achtergrondinformatie verkeer

1 Verkeermodel. Bestemmingsplan Larserknoop (reparatie) Gemeente Lelystad. Uitgangspunten notitie modelberekeningen. 6 januari 2016 LLS120/Bqt/0877.

Nota van B&W. Onderwerp Resultaten gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek

7.1 Toekomstige Verkeersafwikkeling Haven Hedel

Verkeerskundig onderzoek Ruimtelijke ontwikkeling De Del

Duinpolderweg TITEL. Reikwijdte en Detailniveau. Provincie Noord-Holland Provincie Zuid-Holland

Statenmededeling aan Provinciale Staten

Notitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit

RAPPORT. Akoestisch onderzoek Windturbines Tata Steel

abcdefgh Aan Provincie Zuid-Holland t.a.v. de voorzitter van de adviescommissie IODS de heer M. Huls Postbus LP DEN HAAG Geachte heer Huls,

Dit zijn belangrijke criteria voor de bereikbaarheid van het regionale bedrijventerrein Laarberg.

Wegen gebouwd op achterhaalde groeiscenario s auteur: Huib van Essen, CE Delft

: Verkeersgeneratie Intratuin Deventer (concept)

BEROEPSBEVOLKING EN PENDEL PROVINCIE FLEVOLAND 2000 SAMENVATTING

memo verkeersaansluiting KNSF-terrein commissievergadering 13 februari 2013

Duinpolderweg TITEL. Reikwijdte en Detailniveau. Stuurgroep Duinpolderweg

Verkeersonderzoek Ter Aar

Stand van zaken onderzoek Brienenoordcorridor Zuid

Schriftelijke vragen ex art. 39 Reglement van orde

Analyse verkeerseffecten variant 2.1

Onderzoek ontlasten Vlietbruggen. Onderzoeksresultaten. Adviesgroep 10 mei 2016

Verslag 60 e vergadering ARO, 24 januari 2018 agendapunt Planstudie Duinpolderweg

Transcriptie:

Probleemanalyse bereikbaarheid Grensstreek Klant: Provincie Noord-Holland Referentie: INFRABC5809R001D04 Versie: 02/Finale versie Datum: 9-2-2016

HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. Postbus 1132 3800 BC Amersfoort Netherlands Transport & Planning Trade register number: 56515154 +31 88 348 20 00 +31 33 463 36 52 info@rhdhv.com royalhaskoningdhv.com T F E W Titel document: Probleemanalyse bereikbaarheid Grensstreek Ondertitel: Referentie: INFRABC5809R001D04 Versie: 02/Finale versie Datum: 9-2-2016 Projectnaam: Duinpolderweg Projectnummer: BC5809 Auteur(s): Jan van den Bedem en Alex van Gent Opgesteld door: Alex van Gent Gecontroleerd door: Hans Marinus Datum/Initialen: Goedgekeurd door: Willem Homan Datum/Initialen: Classificatie Open Disclaimer No part of these specifications/printed matter may be reproduced and/or published by print, photocopy, microfilm or by any other means, without the prior written permission of HaskoningDHV Nederland B.V.; nor may they be used, without such permission, for any purposes other than that for which they were produced. HaskoningDHV Nederland B.V. accepts no responsibility or liability for these specifications/printed matter to any party other than the persons by whom it was commissioned and as concluded under that Appointment. The quality management system of HaskoningDHV Nederland B.V. has been certified in accordance with ISO 9001, ISO 14001 and OHSAS 18001. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 i

Inhoud Samenvatting 1 1 Inleiding 6 1.1 Context 6 1.2 Doel van de probleemanalyse 7 1.3 Uitgangspunten verkeersstudie 7 1.4 Leeswijzer 8 2 Ruimtelijk-economische context 9 2.1 Inleiding 9 2.2 Wonen 9 2.2.1 Huidige situatie 9 2.2.2 Toekomstige ontwikkeling 10 2.3 Werken 12 2.3.1 Huidige situatie 12 2.3.2 Toekomstige ontwikkeling 14 2.4 Economische activiteiten 15 2.4.1 Huidige situatie 15 2.4.2 Toekomstige ontwikkeling 15 2.5 Ontwikkeling wegennet studiegebied 16 2.6 Verkeer- en vervoerrelaties in het studiegebied 17 3 Verkeerskundige analyse 20 3.1 Inleiding 20 3.2 Bereikbaarheid studiegebied 20 3.2.1 Bereikbaarheidsindicator 20 3.2.2 Reistijd op trajecten 23 3.2.3 Snelheid op wegvakken 25 3.2.4 Verkeersafwikkeling (I/C-verhoudingen) 27 3.3 Samenhang functie, vorm en gebruik wegen 28 3.3.1 Verkeer in kernen 28 3.3.2 Verkeer over lokale Ringvaartbruggen 31 3.3.3 Verkeer op Dwarsverbindingen 35 3.3.4 Verkeer op de Bennebroekerweg (tussen A4 en Spoorlaan) 35 3.3.5 Fietsers 36 3.3.6 Vrachtverkeer 37 3.3.7 Keukenhof 39 3.4 Verkeersstructuur 39 3.4.1 Onvolledige wegenstructuur tussen de Duin- en Bollenstreek en Haarlemmermeer 39 3.4.2 Beperkt aantal regionale Ringvaartbruggen 41 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 ii

3.4.3 Wegenstructuur Haarlemmermeer 41 3.4.4 Robuustheid 42 4 Conclusies 43 4.1 Ruimtelijk-economische context 43 4.2 Bereikbaarheid 44 4.3 Samenhang functie, vorm en gebruik wegen 44 4.4 Verkeersstructuur 45 5 Opgaven en doelstellingen 46 Bijlagen 49 Bijlage 1. Bronnen 49 Bijlage 2. Afkortingenlijst 50 Bijlage 3. Scheepvaart en brugopeningen Ringvaart 51 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 iii

Samenvatting Context probleemanalyse Grensstreek De Grensstreek van Noord- en Zuid-Holland, tussen de Duin- en Bollenstreek enerzijds en de Haarlemmermeer en Zuid-Kennemerland anderzijds, heeft te maken met verkeer- en vervoervraagstukken nu en in de toekomst. Om deze economisch belangrijke regio goed bereikbaar te houden, hebben de provincies Noord- en Zuid- Holland, op verzoek van de gemeenten uit de regio, in 2006 het initiatief genomen voor de Bereikbaarheidsstudie Grensstreek. Dit heeft geresulteerd in de samenwerkingsagenda (2008). Hierin is een aantal maatregelenpakketten benoemd: Maatregelenpakket Openbaar Vervoer Herstructurering aansluiting Bollenstreek A44 Maatregelen bereikbaarheid/leefbaarheid Duin- en Bollenstreek en Zuid-Kennemerland Route Zuid-Kennemerland (verbinding tussen N206 en N205) Ten behoeve van de laatste maatregel is in 2013 de planstudie Duinpolderweg gestart. Als stap in deze planstudie en als uitwerking van de door de Provinciale Staten van Zuid-Holland en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland vastgestelde Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD 1 ), is een probleemanalyse uitgevoerd om scherper in beeld te brengen welke problemen er in de Grensstreek spelen op het gebied van bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid. Voorliggend rapport bevat deze probleemanalyse. Problematiek in de Grensstreek nader in beeld De Grensstreek kent een grote economische dynamiek. Met de aanwezigheid van Mainport Schiphol en de Greenports Aalsmeer en Duin- en Bollenstreek is dit gebied van groot economisch belang voor Nederland. De Greenport Duin- en Bollenstreek met bijbehorende activiteiten maakt onderdeel uit van de topsector tuinbouw en de Keukenhof heeft een belangrijke recreatieve en economische waarde, met meer dan één miljoen bezoekers in twee maanden tijd. Ook de kuststrook en de hotel- en congresfaciliteiten in Noordwijk en Noordwijkerhout trekken veel bezoekers. In de periode 1990-2015 is de gemeente Haarlemmermeer gegroeid met meer dan 50%, zowel wat betreft inwonertal als aantal arbeidsplaatsen. In de Duin- en Bollenstreek zijn Katwijk (invloedsgebied) en Teylingen in omvang fors gegroeid. Nieuwe woningbouwlocaties zijn met name in deze gemeenten voorzien. Nieuwe bedrijvigheid zal vooral worden gevestigd in de gemeente Haarlemmermeer, in relatie tot Schiphol. Naar verwachting daalt het aantal arbeidsplaatsen in de Duin- en Bollenstreek richting 2030, terwijl het aantal inwoners wel groeit. Dit betekent dat de inwoners van de Duin- en Bollenstreek voor werk vaker buiten de eigen regio moeten zijn; dit gaat meer woon-werkverkeer over langere afstanden opleveren. Voor de regio Zuid-Kennemerland geldt dat de bevolking harder groeit dan het aantal arbeidsplaatsen. Deze regio kenmerkt zich door een hoog opgeleide bevolking die werkt buiten de regio. Hierdoor gaat de uitgaande pendel uit deze regio tot 2030 toenemen. N444 N206 Duin- en Bollenstreek N443 Zuid-Kennemerland N442 N208 A44 N207 N205 N201 A4 A5 Haarlemmermeer Figuur 1: De Grensstreek van Noord- en Zuid-Holland A9 1 De NRD is vastgesteld door de Staten (Zuid-Holland) en Gedeputeerde Staten (Noord-Holland) 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 1

Het wegennet in de Grensstreek is van oudsher noord-zuid gericht. De Duin- en Bollenstreek was economisch met name gericht op Leiden en Haarlem, langs de lijn van de huidige N208 en de spoorlijn Oude Lijn. Pas na het inpolderen van de Haarlemmermeer zijn er ook wegen met een oost-westoriëntatie aangelegd, maar met name in de Haarlemmermeer zelf (N207, Nieuwe Bennebroekerweg en N205). Er is de laatste jaren nauwelijks nieuwe weginfrastructuur gerealiseerd tussen de Haarlemmermeer en Duin- en Bollenstreek. In de Duin- en Bollenstreek en Zuid-Kennemerland is geen grootschalige infrastructuur toegevoegd; wel zijn wegen gereconstrueerd om de veiligheid te vergroten zoals de N208 door Hillegom. Als gevolg van de historische ontwikkelingen is het verkeer tussen de Duin- en Bollenstreek en Zuid- Kennemerland enerzijds en de Haarlemmermeer anderzijds sterk toegenomen. De oorspronkelijke noordzuidoriëntatie van het verkeer is hiermee in oost-westrichting verschoven. Ook de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Amsterdam (o.a. Zuidas) en Greenport Aalsmeer speelt hierbij een rol. Door de geplande ontwikkelingen in Haarlemmermeer en Schiphol zal het verkeer tussen de Duin- en Bollenstreek en Zuid- Kennemerland enerzijds en oostelijk gelegen bestemmingen anderzijds nog verder toenemen, Duin- en Bollenstreek en Zuid-Kennemerland (zuid) relatief slecht bereikbaar Om de bereikbaarheidsproblematiek in beeld te brengen is gebruik gemaakt van de Bereikbaarheidsindicator 2. Uit deze analyse blijkt dat de Duin- en Bollenstreek en Zuid-Kennemerland slecht bereikbaar zijn (relatief ten opzichte van andere gebieden in Nederland). Zowel vanuit de Duin- en Bollenstreek als vanuit Zuid-Kennemerland is de bereikbaarheid richting zuiden en richting de Haarlemmermeer aanmerkelijk slechter dan gemiddeld in Nederland. De donker gekleurde segmenten in de figuur laten zien in welke richting en bij welke afstand de bereikbaarheid slecht is voor de betreffende locatie. De oorzaak van de slechte bereikbaarheid ligt, naast doorstromingsproblemen, in de verkeersstructuur: ontbrekende schakels in het netwerk, waardoor verkeer om moet rijden, bijvoorbeeld door fysieke barrières, zoals de spoorlijn Oude Lijn, de Leidsevaart en de Ringvaart (met name in oost-westrichting); geen oost-west georiënteerde wegen in de Duin- en Bollenstreek en Zuid- Kennemerland met een stroomfunctie, waardoor er over een langere afstand met een lage gemiddelde snelheid moet worden gereden. Figuur 2: Bereikbaarheidsindicator voor kernen in het studiegebied Doorstromingsproblemen op aantal wegen in Grensstreek De doorstromingsproblematiek in het gebied is op verschillende manieren beoordeeld. Gekeken is naar de reistijden op trajecten, snelheden op specifieke wegvakken en naar de verhouding tussen de intensiteit en capaciteit op wegen. Aan de hand van de analyses zijn op een aantal wegen in het studiegebied doorstromingsproblemen geconstateerd: op de autosnelwegen A5, A4 en A44; op de N201 tussen de A4 en de N205; 2 De Bereikbaarheidsindicator is door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu (I&M) geïntroduceerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en is een indicator voor de bereikbaarheid van een gebied, ten opzichte van het gemiddelde voor Nederland. De bereikbaarheid wordt bepaald per windrichting en per afstandsklasse (< 7,5 km, 7,5-30 km, > 30 km). 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 2

op de N208 (bij de aansluiting met de N207, in Hillegom en Bennebroek); op de dwarsverbindingen N443 en N444; bij de bruggen over de Ringvaart (Hillegommerbrug, Bennebroekerbrug en Lisserbrug); op de Bennebroekerweg bij Hoofddorp; op de hoofdwegenstructuur binnen Hoofddorp; op de N208 en Glipperdreef in Heemstede. - Verkeer in woonkernen. Er rijdt op diverse plekken in het studiegebied veel verkeer door woonkernen, over wegen die daar niet op zijn ingericht (tot 50% teveel in 2030). Hierdoor is de weg moeilijk over te steken (barrièrewerking) en zijn er conflicten tussen (vracht)autoverkeer enerzijds en langzaam verkeer en uitwisselend verkeer naar erven, parkeervakken en zijstraten anderzijds. Dit leidt tot knelpunten op het gebied van Figuur 3: Verkeer in woonkern Vogelenzang verkeersveiligheid, verkeersafwikkeling en leefbaarheid. - Verkeer over lokale Ringvaartbruggen. Er rijdt tot 50% te veel verkeer over lokale bruggen, die daar door hun smalle wegprofiel niet op zijn ingericht (knelpunten t.a.v. verkeersveiligheid, verkeersafwikkeling en leefbaarheid). - Verkeer over dwarsverbindingen. De N442, N443, N444, Delfweg en Stationsweg hebben relatief veel verkeer vergeleken met hun smalle wegprofiel, met parkeren langs de rijbaan, sloten langs de weg, fietspaden dicht langs de weg, erftoegangen en toegangen tot bollenpercelen (knelpunten t.a.v. verkeersveiligheid en leefbaarheid). - Verkeer over Bennebroekerweg (tussen Spoorlaan en A4). De Bennebroekerweg is niet ingericht op de hogere functie die de weg heeft gekregen met het openstellen van de nieuwe aansluiting op de A4. Dit knelpunt gaat in de toekomst toenemen door de geplande ontwikkelingen aan de zuidzijde van Hoofddorp (knelpunten t.a.v. verkeersveiligheid en doorstroming). - Verkeersveiligheid fietsers. In de Duin- en Bollenstreek en Zuid-Kennemerland (zuid) lopen de fietsroutes veelal over de wegen die ook fungeren als ontsluitingsroute voor (vracht)autoverkeer, met name in kernen (knelpunt t.a.v. verkeersveiligheid). - Vrachtverkeer. Door de aard en omvang van de economische activiteiten in het gebied rijdt er veel vrachtverkeer in de Duin- en Bollenstreek. Dit leidt ertoe dat de bovengenoemde knelpunten als extra zwaar worden ervaren (knelpunten t.a.v. verkeersveiligheid en doorstroming). - Keukenhof. Gedurende de twee maanden dat de Keukenhof open is ondervinden (en veroorzaken) de vele autobezoekers problemen met de verkeersafwikkeling op de toeleidende wegen door Sassenheim en Lisse (N208 en N207). Als gevolg hiervan zoekt veel verkeer andere routes over wegen die daar niet geschikt voor zijn qua capaciteit en weginrichting (knelpunten t.a.v. verkeersveiligheid, leefbaarheid en doorstroming). Conclusie: Gebrekkige verkeersstructuur leidt tot knelpunten Op basis van de uitgevoerde analyses kan geconcludeerd worden dat de Grensstreek van Noord- en Zuid-Holland knelpunten kent op het gebied van bereikbaarheid, verkeersveiligheid, leefbaarheid en robuustheid van het wegennetwerk. Geconstateerd is dat dit voor een belangrijk deel veroorzaakt wordt door een onbalans in functie, vorm en gebruik van de wegen. De onbalans wordt op haar beurt weer veroorzaakt door de verkeersstructuur van de Grensstreek (zie Figuur 4): 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 3

De doorgaande wegen in het gebied hebben een noordzuidoriëntatie; goede oostwestverbindingen zijn er niet. Het gebied kent weinig wegen A9 met een functie voor doorgaand verkeer; wegen met N205 A5 N201 een stroomwegfunctie. De doorgaande provinciale N442 wegen in de Bollenstreek N206 (N206 en N208) gaan aan de noordzijde over in wegen met N207 A4 een lokaal karakter. N443 N208 Stroomfunctie Het aantal bruggen over de A44 Gebiedsontsluitingsfunctie Ringvaart met een N444 Erftoegangsfunctie stroomwegfunctie is beperkt; regionaal verkeer moet Figuur 4: Wegenstructuur en functies van wegen in het studiegebied daardoor gebruik maken van bruggen met een lokale functie (Bennebroekerbrug, Hillegommerbrug en Lisserbrug) of moet door de bebouwde kom van Hillegom en Heemstede om de bruggen met een regionale functie (N201 en N207) te bereiken. Dit leidt tot de volgende problemen, die hieronder verder worden beschreven: Doorgaand en regionaal verkeer maakt gebruik van wegen door woonkernen Door de gebrekkige verkeersstructuur belandt verkeer vanuit de Duin- en Bollenstreek en Zuid- Kennermerland richting Haarlem en de Haarlemmermeer op wegen door woonkernen (waaronder Bennebroek, Zwaanshoek, Beinsdorp, Vogelenzang, Hillegom en De Zilk). Deze lagere orde wegen (zogenaamde erftoeganswegen) zijn niet toegerust op de hoeveelheid verkeer die er nu gebruik van maakt. Auto, vrachtauto en fietser concurreren om de beperkte ruimte. De snelheid op deze wegen is beperkt en de reistijden over grotere afstanden daardoor lang. Dit gaat ten koste van de bereikbaarheid van de economisch belangrijke bestemmingen in het gebied, zoals de Greenport Duin- en Bollenstreek, de Keukenhof en congrescentra in Noordwijkerhout. Verkeer door woonkernen veroorzaakt bovendien verkeersveiligheidsproblemen voor fietsers en voetgangers en leefbaarheidsproblemen voor de mensen die in de nabijheid van deze wegen wonen. Bereikbaarheid van de Duin- en Bollenstreek en de Haarlemmermeer staat onder druk Hoofddorp wordt door de N201 en de (Nieuwe) Bennebroekerweg ontsloten op het autosnelwegnet (A4). De doorstroming op de N201 laat nu al te wensen over. Dat geldt ook voor de Bennebroekerweg, die niet is toegerust op de verkeersfunctie die de weg onlangs heeft gekregen door de nieuwe aansluiting op de A4. In de Haarlemmermeer worden in de komende jaren nieuwe woongebieden en bedrijfslocaties gerealiseerd. Hierdoor neemt de verkeersdruk op de N201 en de (Nieuwe) Bennebroekerweg verder toe, met als gevolg dat de bestaande doorstromingsproblemen verergeren en de bereikbaarheid van de Haarlemmermeer verder onder druk komt te staan. De bereikbaarheid van het noordelijk deel van de Duin- en Bollenstreek staat onder druk door het ontbreken van regionale oost-west verbindingen, de aanwezigheid van barrières in noord-zuidrichting (spoorlijn, Leidsevaart en de Ringvaart) en het ontbreken van regionale verbindingen in noordelijke richting (regionale verbindingen eindigen in woonkernen). 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 4

Wegennet is niet robuust door fysieke barrières en het ontbreken van alternatieve routes Een robuust wegennet is belangrijk, zodat ook in geval van calamiteiten en verstoringen verkeer gebruik kan maken van routes die vergelijkbaar zijn qua reistijd en verkeersveiligheid. Daarnaast is een robuust wegennet van belang om ook tijdens topdrukte goed te blijven functioneren (bijvoorbeeld wanneer kruispunten vastlopen in verband met bezoek aan de Keukenhof). Voor Zuid-Kennemerland (zuid) en de noordelijke Duin- en Bollenstreek is de robuustheid van het wegennet slecht. De beperkte beschikbaarheid van alternatieve (regionale) routes vanuit deze twee gebieden naar de Haarlemmermeer hangt sterk samen met de aanwezigheid van de natuurlijke en fysieke barrières die de spoorlijn Oude Lijn, de Leidsevaart en de Ringvaart met zich meebrengen. Dit betekent dat in geval van calamiteiten het verkeer gebruik moet maken van lokale wegen en lokale Ringvaartbruggen, die daarvoor ongeschikt zijn. Opgaven en doelstellingen Op basis van de geactualiseerde probleemanalyse kan worden geconcludeerd dat de opgaven en doelstellingen uit de Bereikbaarheidsstudie Grensstreek (2008) en Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD, 2013) nog steeds actueel zijn. Op verzoek van de Commissie MER en op verzoek van beide Statencommissies worden eerdere doelstellingen aangescherpt zodat deze meetbaar kunnen worden gemaakt. Dit leidt tot de dezelfde doelstellingen, vertaald naar opgaven, die beter aansluiten bij de geactualiseerde probleemanalyse voor de planstudie Duinpolderweg: Hoofddoelstelling 1: Het faciliteren van de ruimtelijk-economische activiteiten en ontwikkelingen door het verbeteren van de bereikbaarheid van de Duin- en Bollenstreek, Zuid-Kennemerland en de Haarlemmermeer. Met als concrete subdoelstellingen: 1A. Faciliteren van de toenemende oost-west pendel in de periode 2010-2030 tussen woongebieden in de Duin- en Bollenstreek en Zuid-Kennemerland enerzijds en de werkgebieden in Haarlemmermeer/Amsterdam anderzijds. Dit wordt beoordeeld op basis van reistijden in ochtendspits en/of avondspits. De reistijden in 2030 zijn minimaal gelijk aan de reistijden in 2010. 1B. Streven naar het verbeteren van de bereikbaarheid van de noordelijke Duin- en Bollenstreek en Zuid-Kennemerland en de Haarlemmermeer. Dit wordt in beeld gebracht met behulp van de bereikbaarheidsindicator. Het percentage sterk vertraagde ritten in 2030 moet minimaal gelijk of lager zijn dan het percentage sterk vertraagde ritten in 2010. 1C. Verbeteren van de bereikbaarheid tussen Hoofddorp/Nieuw-Vennep enerzijds en het hoofdwegennet (A4 en A9) anderzijds, door het verminderen van de verliestijd op de hoofdstructuur (N201, N207 en N205 en de (Nieuwe) Bennebroekerweg). Het aantal voertuigverliesuren (VVU s) moet in 2030 minimaal gelijk of lager zijn dan in 2010. Voor de Bennebroekerweg (tussen Spoorlaan en A4) geldt dat de vorm niet overeenkomt met het functioneren als hoofdstructuur. Voor dit wegvak moeten functie, vorm en gebruik in overeenstemming met elkaar worden gebracht. 1D. Vergroten van de robuustheid van het wegennet in het studiegebied, gericht op het minimaliseren van verkeershinder als gevolg van het wegvallen van een regionale oeververbinding, dan wel een sterke toename van de (seizoensgebonden) verkeersvraag (Keukenhof). Dit wordt beoordeeld door de toename van het aantal voertuigverliesuren (VVU s) in het studiegebied in beeld te brengen voor 2030 autonoom en 2030 alternatieven bij blokkade van de Elswoutbrug (N207). Hoofddoelstelling 2: Verminderen van de verkeershinder in de leefomgeving. Met als concrete subdoelstellingen: 2A. In overeenstemming brengen van functie, vorm en gebruik van het wegennet, zodanig dat de verkeersintensiteit op wegen met kenmerken van een erftoegangsweg onder de streefwaarde van 6.000 motorvoertuigen per etmaal blijft. Dit geldt specifiek voor de wegen uit Tabel 9 uit deze rapportage. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 5

1 Inleiding 1.1 Context Grote economische dynamiek Grensstreek De Grensstreek van de provincies Noord- en Zuid- Holland vormt een belangrijke schakel tussen de Noordvleugel en de Zuidvleugel van de Randstad. Zuid-Kennemerland Het gebied kent een grote economische dynamiek, A9 N205 onder andere door de aanwezigheid van A5 N201 Schiphol/Haarlemmermeer en de Greenports Aalsmeer en Duin- en Bollenstreek. De Grensstreek Haarlemmermeer N442 N206 is ook landschappelijk en recreatief een rijk gebied, Duin- en Bollenstreek met bijvoorbeeld de Duingebieden, Zuid- N207 A4 N443 N208 Kennemerland, de Keukenhof en met hotel- en A44 congresfaciliteiten in Noordwijk en Noordwijkerhout. N444 De Grensstreek heeft te maken met forse toekomstopgaven. Naast wateropvang, uitbouw van Figuur 5: De Grensstreek van Noord- en Zuid-Holland economische functies en het aanbieden van nieuwe woonfuncties, gaat het ook om het duurzaam geleiden van de mobiliteit in het gebied. Uitgevoerde bereikbaarheidsstudies Om hierbij ook de mobiliteitsopgave goed in te vullen, hebben de provincies in 2006 op verzoek van de gemeenten uit de regio het initiatief genomen voor de Bereikbaarheidsstudie Grensstreek Noord- en Zuid- Holland 3. Een belangrijke aanleiding voor deze studie was de verkeershinder in een aantal kernen in Zuid-Kennemerland en de Duin- en Bollenstreek en congestie op diverse delen van het wegennet in het gehele gebied. In de bereikbaarheidsstudie is de toekomstige situatie in beeld gebracht bij ongewijzigd beleid (autonome situatie) en is een aantal alternatieven aangedragen voor een nieuwe oostwestverbinding. De analyses uit de Bereikbaarheidsstudie Grensstreek hebben uiteindelijk geleid tot een Samenwerkingsagenda. Deze agenda bestaat uit een aantal onderdelen: - OV pakket (trein en bus); - Noordelijke verbinding N206-N205; - Herverdeling oude structuur A44 en Noordelijke Randweg Rijnsburg; - Kleinschalige maatregelen gericht op het verbeteren van (boven)lokale bereikbaarheid en leefbaarheid in het middengebied van de Duin- en Bollenstreek. Op basis van de uitkomsten van de Bereikbaarheidsstudie Grensstreek is in 2010 gestart met een verkenning 4 naar de verbinding tussen de N206 en N205 in het noordelijke gebied tussen Hillegom en Bennebroek. In dit onderzoek zijn diverse tracéalternatieven beschouwd. In 2012 zijn belanghebbenden uitgenodigd om in drie sessies mee te denken over de in hun ogen beste varianten om de verkeersproblemen op te lossen. De ingebrachte varianten zijn onderling verkeerskundig vergeleken en afgewogen en verwoord in het rapport Huiswerkvarianten Duinpolderweg. Op basis van de uitkomsten van dit rapport heeft de stuurgroep Duinpolderweg vervolgens besloten om een aantal alternatieven verder uit te werken in de planfase. 3 Bereikbaarheidsstudie Grensstreek Noord- en Zuid-Holland (provincies Noord- en Zuid-Holland, 2008) 4 Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) verkenning Van Greenport tot Mainport N205-N206 (2010) 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 6

Notitie Reikwijdte en Detailniveau project MER Duinpolderweg en tussenstap In 2013 is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld voor het project Duinpolderweg. Deze notitie markeert de start van de m.e.r.-procedure (milieueffectrapportage) voor dit project. Alvorens het MER op te stellen, hebben de beide provincies een tussenstap ingebouwd, waarin de probleemanalyse van de verkeerskundige knelpunten en regionale bereikbaarheid in de regio Duin- en Bollenstreek worden aangescherpt. Op basis van de tussenstap nemen Provinciale Staten van Noord- en Zuid-Holland in het voorjaar van 2016 een besluit over het vervolg en de inhoud van de MilieuEffectRapportage (MER). Dit rapport is onderdeel van deze tussenstap. 1.2 Doel van de probleemanalyse Deze probleemanalyse heeft tot doel om voor de toekomstige situatie in 2030 de verkeerskundige knelpunten in het studiegebied scherp te krijgen. Dit wordt bereikt door het gebruik van het wegennet in de Grensstreek te analyseren en de huidige en toekomstige knelpunten inzichtelijk te maken. Hierbij worden ook de sociaal-economische ontwikkelingen in de regio betrokken. Het gebruik van het wegennet wordt geanalyseerd voor verschillende verkeerskundige aspecten. 1.3 Uitgangspunten verkeersstudie Verkeersmodel VENOM Omdat gegevens uit de toekomstige situatie niet gemeten kunnen worden, wordt een verkeersmodel gebruikt voor het voorspellen van toekomstige verkeersintensiteiten en reistijden op trajecten. Een verkeersmodel is een hulpmiddel om de effecten van projecten, maatregelen en beleid op het gebied van ruimte, mobiliteit en infrastructuur in kaart te brengen. Het gehanteerde verkeersmodel is VENOM (Verkeerskundig Noordvleugel Model). Dit is het verkeersmodel ontwikkeld door en voor dertien samenwerkende partners in de Metropoolregio Amsterdam. Speciaal voor het project Duinpolderweg is in VENOM de Duin- en Bollenstreek verfijnd en aan het studiegebied toegevoegd. VENOM wordt in deze studie ingezet om inzicht te krijgen in de verkeer- en vervoerstromen in het gebied en de veranderingen naar de toekomst. Hiermee ontstaat een beeld van de verwachte verkeersdruk op de verschillende wegen in het studiegebied en de verwachte veranderingen richting 2030. Ook de effecten op verkeersafwikkeling, reistijden en gereden snelheden worden in beeld gebracht. De verkeersberekeningen zijn uitgevoerd met modelversie VENOM2013, dat als basisjaar 2010 heeft en 2030 als toekomstjaar. Wat betreft modelopbouw sluit VENOM aan bij het Nederlands Regionaal Model van Rijkswaterstaat voor de Randstad; het NRM West. Autonome situatie en toekomstscenario s De autonome situatie is de toekomstige situatie bij ongewijzigd beleid, inclusief huidige vastgestelde plannen, maar zonder nog niet vastgestelde (infrastructurele) plannen. De autonome situatie wordt in MER-studies doorgaans gebruikt als referentie situatie. Projectalternatieven worden afgezet tegen de autonome situatie, om daarmee de effecten in beeld te brengen en te vergelijken. Ook voor de toekomstscenario s voor 2030 sluit VENOM aan bij het NRM. In verband met de onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling, heeft het CPB vier scenario s opgesteld voor de toekomstige situatie wat betreft Welvaart en Leefomgeving (WLO). Deze zijn gebaseerd op prognoses van onder andere de bevolkingsontwikkeling, economische ontwikkeling en mate van internationale samenwerking. Bij infrastructuurprojecten wordt doorgaans met twee toekomstscenario s gerekend: een hoog groeiscenario (Global Economy, GE) en een laag groeiscenario (Regional Communities, RC). Beide scenario s vormen 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 7

een bandbreedte voor de toekomstige ontwikkeling. De verwachting is dat de werkelijke ontwikkeling in 2030 zich ergens binnen deze bandbreedte bevindt. Hiermee wordt aangesloten bij de methode die het Rijk hanteert in haar planstudies. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van zowel het hoge (GE) als het lage (RC) CPB-groeiscenario. Hiermee wordt extra inzicht gegeven in de grootte van de knelpunten; treden deze alleen in het hoge scenario op, of ook in het lage groeiscenario? Overige modeluitgangspunten zijn te vinden in het Handboek VENOM 5. Hierin zijn alle afspraken opgenomen over de aansluiting en afstemming en de richtlijnen voor de toepassing van VENOM. Studiegebied Voor de probleemanalyse van de Grensstreek is een studiegebied gedefinieerd dat zich toespitst op het gebied tussen en rondom de N206, A44, A4, A5 en de A9. In Figuur 6 is dit gebied aangegeven. 1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op de ruimtelijk-economische context. Hierbij worden zowel de relevante ontwikkelingen uit het verleden, als de toekomstige ontwikkelingen in het gebied betrokken. Hoofdstuk 3 bevat de verkeerskundige Figuur 6. Studiegebied probleemanalyse Grensstreek probleemanalyse, zowel voor de huidige situatie als voor de toekomst (bij autonome ontwikkeling). In hoofdstuk 4 worden conclusies getrokken, op basis van de analyses uit voorgaande hoofdstukken. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 een vertaling gemaakt van de geconstateerde problemen in doelstellingen om de knelpunten op te lossen. 5 Meer informatie over VENOM is te vinden op: www.stadsregioamsterdam.nl/beleidsterreinen/ruimte-wonen-0/verkeervervoer/venom-verkeersmodel 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 8

2 Ruimtelijk-economische context 2.1 Inleiding Het studiegebied kent een grote economische dynamiek, onder andere door de aanwezigheid van Mainport Schiphol en de Greenports Aalsmeer en Duin- en Bollenstreek. Daarnaast kent het gebied nog een aantal recreatieve attractiepunten zoals de Keukenhof en de kuststrook en zijn er hotel- en congresfaciliteiten in Noordwijk en Noordwijkerhout. Deze gebieden moeten worden ontsloten, maar ook de verbindingen tussen de gebieden moeten worden gefaciliteerd. De ruimtelijke en economische ontwikkelingen die voor de toekomst in het gebied worden voorzien, zullen de bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblemen vergroten. In dit hoofdstuk is de ruimtelijk-economische context nader toegelicht, zowel de ontwikkeling vanuit het verleden richting de huidige situatie, als richting de toekomst (2030). Als eerste wordt ingegaan op het aantal inwoners en woningbouwplannen ( 2.2). Ten tweede wordt ingegaan op de werkgelegenheid in het studiegebied ( 2.3). Ten derde komen de belangrijkste economische plannen in het studiegebied aan bod. ( 2.4). Ten vierde wordt de ontwikkeling van het wegennet behandeld in 2.5. Tot slot worden de verkeer- en vervoerrelaties binnen en met het studiegebied inzichtelijk gemaakt ( 2.6). 2.2 Wonen 2.2.1 Huidige situatie In Tabel 1 is het verloop over de jaren van het aantal inwoners in de gemeenten binnen het studiegebied vermeld. Het totaal aantal inwoners in het studiegebied in 2015 was 550.800. Tabel 1. Verloop aantal inwoners in studiegebied (bron CBS) Index 1990 = 100 Gemeente 1990 2000 2010 2015 1990 2000 2010 2015 Bloemendaal 22.900 21.800 22.000 22.300 100 95 96 97 Haarlem 149.300 148.500 149.600 156.600 100 99 100 105 Heemstede 26.300 25.900 26.100 26.500 100 98 99 101 Zandvoort 15.500 15.900 16.600 16.700 100 103 107 108 Subtotaal Zuid-Kennemerland 214.000 212.100 214.300 222.100 100 99 100 104 Haarlemmermeer 95.800 111.200 142.800 144.200 100 116 149 151 Subtotaal Haarlemmermeer 95.800 111.200 142.800 144.200 100 116 149 151 Hillegom 19.900 20.700 20.500 21.100 100 104 103 106 Katwijk 56.500 59.100 61.800 63.600 100 105 109 113 Lisse 21.100 21.900 22.300 22.500 100 104 106 107 Noordwijk 25.200 24.900 25.400 25.600 100 99 101 102 Noordwijkerhout 15.000 15.300 15.600 16.100 100 102 104 107 Teylingen 29.400 33.600 35.800 35.600 100 114 122 121 Subtotaal Bollenstreek 167.100 175.500 181.400 184.500 100 105 109 110 Totaal 476.900 498.800 538.400 550.800 100 105 113 115 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 9

Meest opvallend hierin is de grote groei van de gemeente Haarlemmermeer tussen 1990 en 2015, met meer dan 50%. Ook in Teylingen en Katwijk is het aantal inwoners in deze periode fors gegroeid. In de overige gemeenten is de groei beperkt. 2.2.2 Toekomstige ontwikkeling In het Global Economy (GE)-scenario wordt voor 2030 een groei van 17% van het aantal inwoners in het studiegebied verwacht ten opzichte van 2010, zie Tabel 2. Het inwoneraantal in het studiegebied neemt in het GE-scenario met 91.000 toe tot 629.400. Meer dan een kwart van deze toename (25.500 inwoners) komt voor rekening van de gemeente Haarlemmermeer. Zuid-Kennemerland groeit met 10%, het grootste deel van deze groei komt door de groei van Haarlem. De Duin- en Bollenstreek groeit met 24%, hiervan nemen Noordwijk, Katwijk en Teylingen het grootste deel voor hun rekening. Het Regional Communities (RC)-scenario gaat voor het totale studiegebied uit van een gelijkblijvend aantal inwoners ten opzichte van 2010. Dit betekent een daling van het aantal inwoners in het studiegebied ten opzichte van 2015. Gezien de reeds gerealiseerde en geplande ontwikkelingen die in deze paragraaf worden toegelicht, ligt wat betreft het aantal inwoners het GE-scenario meer voor de hand voor dit gebied. Tabel 2. Inwoners 2030 voor het hoge (GE) en lage (RC) groeiscenario, bron: NRM Index 2010 = 100 Gemeente 2010 2030GE 2030RC 2030GE 2030RC Bloemendaal 21.700 23.100 22.300 106 103 Haarlem 149.900 168.100 152.300 112 102 Heemstede 26.200 26.900 26.600 103 102 Zandvoort 16.600 17.100 16.800 103 101 Subtotaal Zuid-Kennemerland 214.400 235.200 218.000 110 102 Haarlemmermeer 142.500 168.300 145.000 118 102 Subtotaal Haarlemmermeer 142.500 168.300 145.000 118 102 Hillegom 20.500 22.900 19.400 112 95 Katwijk 6 61.800 85.700 62.800 139 102 Lisse 22.300 26.200 21.400 117 96 Noordwijk 25.500 30.400 25.100 119 98 Noordwijkerhout 15.600 16.900 14.700 108 94 Teylingen 35.800 43.800 32.800 122 92 Subtotaal Duin- en Bollenstreek 181.500 225.900 176.200 124 97 Totaal studiegebied 538.400 629.400 539.200 117 100 In het GE-scenario wordt voor 2030 deels rekening gehouden met de volgende (grootschalige) woningbouwplannen: 6 Katwijk en Telingen zijn opgenomen in de tabellen, aangezien deze gemeenten onderdeel zijn van de Duin- en Bollenstreek en in het invloedsgebied van deze studie liggen. Katwijk en Telingen liggen niet in het studiegebied. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 10

Haarlemmermeer-West ( Parels aan de Ringvaart ). Naast het maken van een duurzaam watersysteem en het toevoegen van omgevingskwaliteit (o.a. de aanleg van Park21, het parkgebied tussen Hoofddorp en Nieuw-Vennep) worden duurzame dubbeldorpen aan de Ringvaart gerealiseerd: Cruquius (Heemstede), Zwaanshoek (Bennebroek), Beinsdorp (Hillegom) en Lisserbroek (Lisse). De oude woningbouwopgave in de Westflank betrof 10.000 woningen. Voor 40% van deze woningen is tot nu toe een concrete locatie in de Haarlemmermeer-West gevonden. Naar invulling van de overige 60% wordt nog gezocht, omdat woningbehoefte nog steeds aanwezig is. Er wordt een goede bereikbaarheid van het gebied nagestreefd. In Figuur 7 is het plangebied Haarlemmermeer-West weergegeven. In Figuur 8 zijn de geplande ontwikkelingen langs de Nieuwe Bennebroekerweg weergegeven. Figuur 7. Locatie ontwikkelingen Haarlemmermeer (bron: Parels aan de Ringvaart. Een uitvoeringsplan voor Haarlemmermeer-West (gemeente Haarlemmermeer, maart 2014). Figuur 8. Ontwikkelingen langs de Nieuwe Bennebroekerweg (bron: Presentatie Stadsregio Amsterdam en gemeente Haarlemmermeer). 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 11

Zuid-Kennemerland. Het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) is een vertaling van de Structuurvisie van de provincie Noord-Holland. In het RAP zijn met de gemeenten IJmond en Zuid- Kennemerland afspraken gemaakt over het woningbouwprogramma. Hierin is opgenomen dat IJmond en Zuid- Kennemerland in de periode 2010 2020 in totaal 7.800 woningen aan de voorraad zullen toevoegen, waarvan 4.700 woningen in Zuid-Kennemerland (inclusief Cruquius in de Haarlemmermeer, zie Figuur 9). Figuur 9. Bouwplanlocaties Zuid-Kennemerland (bron: Structuurscan Zuid-Kennemerland, 2012) Duin- en Bollenstreek. In het programma Visie Ruimte en Mobiliteit van de provincie Zuid-Holland is opgenomen dat de Duin- en Bollenstreek een eigen woningbehoefte heeft van 11.000 woningen tot 2030. Daarbovenop bestaat er een bovenregionale behoefte aan 4.600 woningen en 600 greenportwoningen in de periode tot 2030. Dit woningbouwprogramma is opgenomen in de regionale woonvisie tot 2030 en aan locaties toegewezen. In het Afsprakenkader Greenport Duinen Bollenstreek hebben provincie en gemeenten aangegeven waar de woningbouwopgave zal plaatsvinden. Het zwaartepunt van deze woningbouwopgave ligt in Noordwijk, Teylingen en Noordwijkerhout (zie Figuur 10). 2.3 Werken Figuur 10. Woningbouwplannen Duin- en Bollenstreek. Bron figuur: Verkenning ontwikkeling Grensstreekregio (PZH) 2.3.1 Huidige situatie Het totaal aantal banen in het studiegebied bedroeg in 2010 circa 225.000. Dit aantal was in 2013 gegroeid tot bijna 228.000. In Tabel 3 is het verloop over de jaren van het aantal banen in de gemeenten binnen het studiegebied vermeld. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 12

Tabel 3. Verloop aantal banen in studiegebied (bron CBS) Index 1995 = 100 Gemeente 1995 2000 2010 2013 1995 2000 2010 2013 Bloemendaal 6.300 6.100 5.000 4.900 100 97 79 78 Haarlem 60.600 66.600 68.000 64.100 100 110 112 106 Heemstede 8.800 8.700 7.900 7.100 100 99 90 81 Zandvoort 3.200 3.700 4.200 4.300 100 116 131 134 Subtotaal Zuid-Kennemerland 78.900 85.000 85.100 80.400 100 108 108 102 Haarlemmermeer 7 87.000 117.600 140.200 148.400 100 135 161 171 Subtotaal Haarlemmermeer 87.000 117.600 140.200 148.400 100 135 161 171 Hillegom 5.400 6.500 6.400 6.600 100 120 119 122 Katwijk 16.700 21.200 21.800 21.100 100 127 131 126 Lisse 7.700 8.900 8.900 7.700 100 116 116 100 Noordwijk 9.200 11.000 12.500 11.700 100 120 136 127 Noordwijkerhout 4.000 4.800 6.900 6.500 100 120 173 163 Teylingen 10.500 12.100 14.000 13.900 100 115 133 132 Subtotaal Bollenstreek 53.500 64.500 70.400 67.500 100 121 132 126 Totaal 219.400 267.100 295.700 296.300 100 122 135 135 De werkgelegenheid heeft zich de afgelopen jaren meer gelijkmatig verdeeld over het gebied ontwikkeld dan de inwoners. De definitie die het CBS voor een baan hanteert is echter veranderd tussen 2000 en 2010. Daar moet bij de vergelijking van de gegevens van voor en na deze periode rekening mee gehouden worden. Net als bij het aantal inwoners, springt de ontwikkeling van de Haarlemmermeer er hier uit, met een groei van meer dan 70% in de periode 1995 tot 2013. Teylingen, Noordwijk, Noordwijkerhout, Katwijk en Zandvoort zijn ook flink gegroeid. De groei van de gemeenten in de Duin- en Bollenstreek en in Zuid- Kennemerland vond plaats in de periode tussen 1995 en 2010. In 2013 nam in deze regio s het aantal arbeidsplaatsen af ten opzichte van 2010. Dit in tegenstelling tot het aantal inwoners dat tussen 2010 en 2015, zij het beperkt, is toegenomen (Tabel 1). In totaal is het aantal banen in het studiegebied met 35% gegroeid tussen 1995 en 2013. Tabel 4. Werkgelegenheid bedrijfstakken binnen het studiegebied (2013, bron: CBS) Bedrijfstakken/branches (SBI 2008) Regio G Handel 20% H Vervoer en opslag 22% M-N Zakelijke dienstverlening 22% Op basis van CBS-gegevens is bepaald hoe de werkgelegenheid is verdeeld over de verschillende bedrijfstakken binnen de regio (Tabel 4). De meeste werkgelegenheid geven de branches Zakelijke dienstverlening (22%) en Vervoer en opslag (22%), gevolgd door Handel (20%). Gezien de aard van de 7 Inclusief Schiphol 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 13

activiteiten en de te vervoeren en verhandelen producten, zijn dit bedrijfstakken die relatief veel verkeersbewegingen genereren en met relatief veel vrachtverkeer. De overige bedrijfstakken hebben een aandeel kleiner dan 10% per bedrijfstak en zijn niet in de tabel opgenomen. 2.3.2 Toekomstige ontwikkeling Het aantal arbeidsplaatsen groeit in de autonome situatie 2030 (GE-scenario) met 12% ten opzichte van 2010 tot circa 295.000. In Tabel 5 zijn de verwachte ontwikkelingen per gemeente binnen het studiegebied vermeld. De grootste groei van arbeidsplaatsen binnen de regio vindt, evenals de groei van het aantal inwoners, plaats binnen de gemeente Haarlemmermeer. In de Duin- en Bollenstreek daalt het aantal arbeidsplaatsen (-13%), terwijl het aantal inwoners wel groeit (zie vorige paragraaf). Dit betekent dat de inwoners van de Duin- en Bollenstreek voor werk buiten de eigen regio moeten zijn, dit gaat meer woon-werkverkeer over langere afstanden opleveren. Voor Zuid-Kennemerland geldt dat de bevolking harder groeit dan het aantal arbeidsplaatsen. Zuid-Kennemerland kenmerkt zich door een hoog opgeleide bevolking die werkt buiten de regio 8. De uitgaande pendel uit deze regio gaat hierdoor toenemen. De daling van het aantal arbeidsplaatsen in de Duin- en Bollenstreek zit met name in de gemeenten Hillegom, Lisse en Noordwijk. Tabel 5. Arbeidsplaatsen Basisjaar 2010 en planjaar 2030 9. Bron: VENOM Index 2010 = 100 Gemeente 2010 2030GE 2030RC 2030GE 2030RC Bloemendaal 5.700 6.100 4.700 107 82 Haarlem 63.100 69.300 52.800 110 84 Heemstede 7.800 7.500 6.500 96 83 Zandvoort 4.800 4.700 3.900 98 81 Subtotaal Zuid-Kennemerland 81.400 87.600 67.900 108 83 Haarlemmermeer 116.800 150.100 104.800 129 90 Subtotaal Haarlemmermeer 116.800 150.100 104.800 129 90 Hillegom 6.400 4.800 3.800 75 59 Katwijk 19.900 20.400 15.100 103 76 Lisse 8.000 6.300 5.100 79 64 Noordwijk 14.400 9.600 7.700 67 53 Noordwijkerhout 5.100 5.100 2.900 100 57 Teylingen 12.400 11.100 8.800 90 71 Subtotaal Duin- en Bollenstreek 66.200 57.300 43.400 87 66 Totaal 264.400 295.000 216.100 112 82 8 Bron: Intergemeentelijke Structuurscan Zuid-Kennemerland (gemeente Haarlem, 2012) 9 In verkeersmodel VENOM wordt een andere definitie van arbeidsplaatsen gehanteerd dan dat het CBS hanteert. Verschillen zitten onder andere in de manier waarop deeltijdbanen worden meegerekend. Hierdoor komen de cijfers uit tabellen 3 en 5 niet geheel met elkaar overeen. De tabellen geven wel een goed beeld van de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen over de jaren. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 14

Het aantal arbeidsplaatsen in het totale studiegebied neemt in het RC-scenario met bijna 20% af ten opzichte van 2010. Deze daling vindt plaats in alle gemeenten. De relatieve afname van arbeidsplaatsen is het grootst in de Duin- en Bollenstreek. 2.4 Economische activiteiten 2.4.1 Huidige situatie De belangrijke locaties met economische activiteiten 10 in de huidige situatie binnen het studiegebied zijn: Mainport Schiphol. De mainport functioneert als een geheel van samenhangende en elkaar versterkende bedrijven en activiteiten. Medio 2014 zijn er circa 500 ondernemingen op Schiphol met een totaal van circa 65.000 werknemers. Schiphol vervoerde 55 miljoen reizigers en 1,6 miljoen ton vracht. De Greenport Duin- en Bollenstreek. De Duin- en Bollenstreek speelt een belangrijke rol in de Topsector Tuinbouw. In de Duin- en Bollenstreek ligt circa 2.700 hectare aan bollengrond (400 landen tuinbouwbedrijven); 8% van het totale Nederlandse productieareaal van bloembollen. De teelt van bloembollen verschuift meer naar Noord-Holland en Flevoland, maar een groot deel van die bollen wordt door de handels- en exportbedrijven in de Duin- en Bollenstreek verwerkt. Zo n 70% van de wereldhandel gaat fysiek door de Duin- en Bollenstreek om te worden gespoeld en verpakt 11. De Keukenhof behoort tot de top 5 toeristische attracties in Zuid-Holland en maakt onderdeel uit van de Greenport. De Keukenhof trekt ieder jaar in twee maanden tijd meer dan één miljoen bezoekers, met 2015 als record met 1,2 miljoen bezoekers 12. De clusters bloembollen, glastuinbouw en toerisme in de Duin- en Bollenstreek bieden gezamenlijk werk aan circa 9.000 arbeidsplaatsen. Deze economische activiteiten generen verkeersstromen van, naar en door het studiegebied. 2.4.2 Toekomstige ontwikkeling In de Grensstreek moet in de autonome situatie met de volgende vastgestelde plannen (economische activiteiten en ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen) rekening worden gehouden: PrimAviera. Dit is een nieuw, toekomstig, grootschalig glastuinbouwgebied in de Haarlemmermeer. Het gebied is circa 450 hectare groot (bruto) en ligt ingeklemd tussen de A4 aan de westkant en de Aalsmeerderweg ten oosten van de locatie. Schiphol Trade Park (STP). STP is een nieuw te ontwikkelen grootschalig logistiek knooppunt ten zuidwesten van Schiphol, waar logistieke en aanverwante ondernemingen zich vestigen. De bedrijventerreinen die binnen STP worden ontwikkeld, voorzien in 142 hectare uitgeefbare grond. Mainport Schiphol. In de Nota Ruimte en Mobiliteit heeft het Kabinet uitgesproken dat Schiphol zich tot 2030 op de huidige locatie verder moet kunnen ontwikkelen. De ontwikkeling van Schiphol heeft gevolgen voor het gebruik van de infrastructuur aan de landzijde. Ontwikkelingen langs de Nieuwe Bennebroekerweg. Realisatie van een gebied ten zuiden van Hoofddorp van circa 1.000 hectare met groene en recreatieve functies voor de bewoners van de Haarlemmermeer en de regio (zie Figuur 8). 10 Economische activiteiten huidige en toekomstige situatie: Eindrapport Regionale verkenning conform MIRT wegverbinding N205- N206 (2010) 11 Bron: Stichting Greenport Duin- en Bollenstreek (in brief 22 oktober 2012 aan GS Noord-Holland met Onderwerp Verbinding A4- N206 Duinpolderweg) 12 www.keukenhof.nl 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 15

Uit de Economische Agenda voor de Duin- en Bollenstreek volgen projecten met hun eigen ruimtelijke impact. Deze ontwikkelingen zijn vooralsnog niet zo concreet dat deze meegenomen worden in prognoses. Deels zijn de activiteiten in de huidige situatie al aanwezig. Deze worden uitgebreid of de functie verandert. Zo neemt de bollenteelt in de Duin- en Bollenstreek af, maar nemen de vervoersstromen toe als gevolg van de verwerking van het grootste deel van de in Nederland geteelde bollen. Uit de Intergemeentelijke Structuurscan Zuid-Kennemerland blijkt dat er met name wordt ingezet op een voortreffelijk woonmilieu en een mooie natuurlijke omgeving, vooral gericht op de Metropoolregio Amsterdam. Wat economie betreft zijn er geen grootschalige ontwikkelingsplannen, maar wordt er vooral ingezet op een hoog opgeleide bevolking met een hoge arbeidsparticipatie. 2.5 Ontwikkeling wegennet studiegebied Het wegennet in de Grensstreek is van oudsher noord-zuid gericht. Dit stamt nog uit de tijd van voor het inpolderen van de Haarlemmermeer, toen oost-westrelaties door de aanwezigheid van het Haarlemmermeer niet mogelijk waren (zie Figuur 11). De Duin- en Bollenstreek was economisch met name gericht op Leiden en Haarlem, langs de lijn van de huidige N208 en de spoorlijn Oude Lijn. Pas na het inpolderen van de Haarlemmermeer zijn er ook wegen met een oostwestoriëntatie aangelegd, maar met name in de Haarlemmermeer zelf. De oorspronkelijke oriëntatie op Leiden en Haarlem heeft ook te maken met het feit dat de Haarlemmermeer en Schiphol tot rond de jaren 60 nauwelijks ontwikkeld waren. 1865 Figuur 11. Haarlemmermeer voor de drooglegging (1865), waardoor oost-west wegen in het verleden niet mogelijk waren (bron: www.kadaster.nl) In de Haarlemmermeer is in de afgelopen jaren de nodige nieuwe weginfrastructuur gerealiseerd, zoals: aanleg van de N207 tussen Hillegom en Nieuw-Vennep (1995) aanleg van de N205 tussen de A9 en de N207 (2002) aanleg van de Nieuwe Bennebroekerweg, parallel aan de Bennebroekerweg, tussen de N205 en de Spoorlaan (2005) aanpassing van de aansluiting van de N201 met de A4, inclusief verlegging van de N201 (2013) aansluiting van de Bennebroekerweg op de A4 (2013) verdubbeling van de N207 tussen de N205 en de A4 (2015) groot onderhoud en herinrichting van de N201 tussen de N205 en de Rijnlanderweg (2016) In de Duin- en Bollenstreek en Zuid-Kennemerland is geen grootschalige infrastructuur toegevoegd; wel zijn wegen gereconstrueerd om de veiligheid te vergroten zoals de N208 door Hillegom. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 16

A9 N206 N208 N205 N201 A5 N206 N442 N205 N207 A4 N443 N208 A44 N444 Figuur 12. Wegennet studiegebied 2.6 Verkeer- en vervoerrelaties in het studiegebied Om inzicht te krijgen in de bestaande en toekomstige relaties in het studiegebied, is met behulp van het verkeersmodel VENOM een analyse uitgevoerd van de herkomst-bestemmingsrelaties. Deze relaties zijn geaggregeerd naar een indeling van 25 gebieden. Binnen de aggregatie zijn onder andere de volgende gebieden in de regio onderscheiden: - Meerlanden (met o.a. Haarlemmermeer en Schiphol) - Zuid-Kennemerland - Duin- en Bollenstreek De relaties per auto tussen en binnen deze gebieden zijn voor het basisjaar 2010 en het prognosejaar 2030 (GE-scenario) in Figuur 13, Figuur 14 en Figuur 15 inzichtelijk gemaakt voor een gemiddelde werkdag. Per gebied is dit samengevat in een plaatje voor alle verkeersstromen (links 2010 en rechts 2030). Ook de relatieve groei van 2030 GE ten opzichte van 2010 is in beeld gebracht in de figuren voor 2030. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 17

2010 Vertrekken 319.400 mvt. Aankomsten 322.100 mvt. 2030 Vertrekken 436.700 mvt. Aankomsten 439.900 mvt. 22.200 60.100 224.400 Meerlanden + Schiphol Amsterdam= 87.100 Amstelveen = 35.500 30.400 +37% 78.000 +30% 271.600 Meerlanden + +21% Schiphol Amsterdam= 136.700 +57% Amstelveen = 47.000 +32% Zuid-Holland Noord = 38.700 Overig = 185.700 Zuid-Holland Noord = 58.900 +52% Overig = 254.000 +46% Figuur 13. Verkeersbewegingen (mvt/etmaal) intern en van en naar Meerlanden (inclusief Schiphol), 2010 (links) en 2030 (rechts) 2010 IJmond Vertrekken 233.800 mvt. 57.600 Aankomsten 230.100 mvt. Zuid-Kennemerland 2030 IJmond Vertrekken 277.300 mvt. 63.700 +11% Aankomsten 273.000 mvt. Zuid-Kennemerland 241.200 Overig = 88.800 266.900 +11% Overig = 123.200 +39% 60.100 78.000 +30% 16.200 18.500 +15% Figuur 14. Verkeersbewegingen (mvt/etmaal) intern en van en naar Zuid-Kennemerland, 2010 (links) en 2030 (rechts) 2010 Vertrekken 133.700 mvt. Aankomsten 133.200 mvt. 2030 Vertrekken 160.200 mvt. Aankomsten 161.000 mvt. 16.200 +15% 18.500 22.200 30.400 +37% 125.600 Duin- en Bollenstreek Zuid-Holland Noord = 67.500 Overig = 35.400 135.300 +8% Duin- en Bollenstreek Overig = Zuid-Holland 49.800 Noord = 87.000 +41% +29% Figuur 15. Verkeersbewegingen (mvt/etmaal) intern en van en naar Duin- en Bollenstreek, 2010 (links) en 2030 (rechts) 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 18

De oriëntatie van de verkeersstromen verschuift in de loop van de tijd. De grootste groei is op de oostwest-relaties. De relatie tussen de Duin- en Bollenstreek en Meerlanden groeit richting 2030 sterk, met ruim 35% (8.200 mvt). Ook de relatie tussen Meerlanden en Zuid-Kennemerland wordt in 2030 sterker, met een groei van 30%. Dit komt overeen met het beeld van de ontwikkeling van de Haarlemmermeer, die eerder in dit hoofdstuk beschreven is. Ook de ontwikkelingen buiten het studiegebied van Amsterdam en de Zuidas en Greenport Aalsmeer spelen hierbij een rol. Dit betekent dat in de toekomst de druk op de oost-west georiënteerde infrastructuur toeneemt. Het absolute aantal verplaatsingen op een werkdag groeit. Het aantal aankomsten en vertrekken neemt in Meerlanden toe met bijna 35% en in Zuid-Kennemerland en Duin- en Bollenstreek met 20%. Dit leidt tot een grotere verkeersdruk op de wegen in het studiegebied. Op de noord-zuid relatie (Kennemerland Duin- en Bollenstreek) neemt het aantal verkeersbewegingen per etmaal met 14% toe. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 19

3 Verkeerskundige analyse 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn de huidige en toekomstige verkeersknelpunten in het studiegebied inzichtelijk gemaakt. Hierbij is geput uit diverse bronnen, zowel gemeten gegevens uit de huidige situatie als geprognosticeerde waarden voor de toekomst op basis van verkeersmodellen. De problemen zijn beschreven voor de toekomstige situatie, maar veel knelpunten zijn er ook al in de huidige situatie. Als eerste wordt ingegaan op de bereikbaarheid van het studiegebied als geheel en de verkeersknelpunten ( 3.2). Ten tweede wordt ingegaan op de samenhang tussen functie, vorm en gebruik van wegen in het studiegebied ( 3.3). Op diverse locaties in het studiegebied staan deze drie aspecten op gespannen voet met elkaar. Tot slot wordt ingegaan op de verkeersstructuur ( 3.4). Deze vormt een belangrijke oorzaak van de verkeer gerelateerde knelpunten in de Grensstreek. 3.2 Bereikbaarheid studiegebied In deze paragraaf wordt een aantal instrumenten naast elkaar gezet om inzicht te krijgen in de bereikbaarheid van het studiegebied door naar de reistijd en snelheid te kijken. De eerste is de Bereikbaarheidsindicator voor gebieden. Als tweede is de reistijd op een aantal trajecten in beeld gebracht met werkelijk gemeten gegevens uit Google Maps en uit het verkeersmodel VENOM. Ten derde zijn werkelijk gemeten snelheidsgegevens uit de routenavigatiesystemen van TomTom geanalyseerd. Als vierde is de verkeersafwikkeling geanalyseerd met het verkeersmodel, aan de hand van intensiteit / capaciteit verhoudingen, dit geeft inzicht in de verkeersafwikkeling op wegvakken. Tot slot zijn in de laatste paragraaf conclusies getrokken over de bereikbaarheid van het studiegebied. 3.2.1 Bereikbaarheidsindicator In deze paragraaf zijn de scores van de Bereikbaarheidsindicator weergegeven voor de kernen uit het studiegebied. De Bereikbaarheidsindicator (BBI) is door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu (I&M) geïntroduceerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en heeft als doel om voor gebieden inzichtelijk te maken hoeveel moeite het kost om van A naar B te komen. Inmiddels is de Bereikbaarheidsindicator uitgewerkt tot een instrument waarmee deze moeite voor heel Nederland inzichtelijk gemaakt kan worden. In deze studie is de Bereikbaarheidsindicator gebruikt die is gehanteerd door het Ministerie van I&M ten behoeve van het programma Beter Benutten Vervolg. De gegevens zijn ontleend aan gemeten reistijden op basis van Figuur 16. Bereikbaarheidsindicator-index voor het studiegebied. navigatiesystemen en mobiele telefoons (HERE data) en verplaatsingen uit het landelijk verkeersmodel NRM West. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 20

De BBI geeft de gemiddelde snelheid (hemelsbreed) weer van verplaatsingen van deur tot deur vanuit alle herkomsten naar een bestemmingsgebied en wordt uitgedrukt in een zogenaamde BBI-score (in kilometer per uur). De BBI-index geeft de verhouding tussen de BBI-score van de geanalyseerde kernen en de referentiewaarde weer, waarbij de referentiewaarde bestaat uit de gemiddelde waarde voor heel Nederland. De BBI figuren visualiseren de score per windrichting en per afstandsklasse (0-7,5 km, 7,5-30 km en meer dan 30 km), waarbij een groene kleur betekent dat de bereikbaarheid beter is dan gemiddeld in Nederland en rood slechter dan gemiddeld (zie Figuur 16). Hoe donkerder de kleur, hoe sterker het effect, dus licht groen betekent iets beter dan gemiddeld en donker groen betekent veel beter dan gemiddeld. In Figuur 17 is de BBI-score weergegeven voor de kernen van Noordwijkerhout, Bennebroek en Hoofddorp. Per segment is ter oriëntatie een plaatsnaam weergegeven. In het vervolg van de paragraaf wordt ingegaan op de bereikbaarheid van de drie gebieden (Duin- en Bollenstreek, Zuid-Kennemerland en Haarlemmermeer). Figuur 17. Bereikbaarheidsindicator Noordwijkerhout, Bennebroek en Hoofddorp Een relatief slechte bereikbaarheid in de BBI wordt veroorzaakt door (een combinatie van): 1. een gebrekkige verkeersafwikkeling op bestaande verbindingen (congestie). 2. ontbrekende schakels in het netwerk 13. 3. relatief weinig wegen met een stroomfunctie, met een lage snelheid als gevolg. Op de oorzaak van de relatief slechte bereikbaarheidsscore voor het studiegebied wordt in het vervolg van dit hoofdstuk ingegaan. 13 De Bereikbaarheidsindicator is gebaseerd op de hemelsbrede snelheid (werkelijke reistijd gerelateerd aan de hemelsbrede afstand), hierdoor zorgt omrijden door een ontbrekende schakel voor een verslechtering van de bereikbaarheid van een gebied. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 21

Duin- en Bollenstreek Binnen de Duin- en Bollenstreek is er een onderscheid tussen de kernen die meer aan de zuidzijde zijn gelegen en de kernen in het noorden (zie Figuur 19). De noordelijke kernen zijn relatief slechter bereikbaar dan de zuidelijke. Voor alle kernen geldt dat de bereikbaarheid in zuidoostelijke richting relatief slecht is, zeker in de hoogste afstandsklasse. De meer noordelijk gelegen kernen vertonen ook in noordelijke richting (Haarlem) en oostelijke richting (Haarlemmermeer) een relatief slechte bereikbaarheid 14. Zuid-Kennemerland De kernen ten oosten van de spoorlijn vertonen in zuidwestelijke richting een slechte bereikbaarheid (zie Figuur 18), maar ook in zuidoostelijke richting is de bereikbaarheid matig tot slecht. Vogelenzang is in oostelijke en zuidelijke richting slecht bereikbaar, voor alle drie de afstandsklassen. Een verklaring hiervoor is dat er in deze richting twee barrières liggen die de bereikbaarheid bepalen; de spoorlijn Haarlem-Leiden en de Ringvaart. In (zuid)westelijke richting is de bereikbaarheid juist goed, waarschijnlijk door de ligging ten opzichte van de N206. Figuur 19. Bereikbaarheidsindicator Duin- en Bollenstreek Figuur 18. Bereikbaarheidsindicator Zuid-Kennemerland Haarlemmermeer Hoofddorp is relatief goed bereikbaar in bijna alle windrichtingen (zie Figuur 20). Alleen in westelijke richting in de afstandsklasse 7,5 30 km en in zuidelijke richting in dezelfde klasse is de bereikbaarheid relatief slecht. Mogelijke verklaringen zijn de aanwezige barrières (de Ringvaart in westelijke richting en de Westeinder plassen in zuidelijke richting). Dit geldt ook voor Nieuw Vennep. De kernen langs de Ringvaart zijn vooral in noordelijke richting slecht bereikbaar. In zuidwestelijke en zuidelijke richting is de bereikbaarheid matig. Figuur 20. Bereikbaarheidsindicator Haarlemmermeer 14 In het westen is voor de (middel)lange afstand geen score weergegeven, omdat er in verband met de ligging aan zee geen bestemmingen liggen. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 22

3.2.2 Reistijd op trajecten Reistijd uit Google Maps en verkeersmodel VENOM In de vorige paragraaf is een overzicht geschetst van de bereikbaarheid van kernen in het studiegebied. In deze paragraaf is gekeken naar relaties tussen gebieden. Daarbij is voor een zestal trajecten de reistijd in beeld gebracht. Dit is voor een drietal snelwegtrajecten gedaan en voor drie trajecten over het onderliggend wegennet (OWN) tussen de Duin- en Bollenstreek en de Haarlemmermeer. Hiermee ontstaat een beeld van de reistijden in het studiegebied. Om inzicht te krijgen in de reistijd in de spitsperioden is gekeken naar de huidige situatie (Google Maps 15 en verkeersmodel VENOM). Google meet de reistijd- en snelheidgegevens aan de hand van mobiele gegevens. Op basis van de analyses voor de huidige situatie kan bepaald worden in welke mate de reistijden uit het verkeersmodel overeenkomen met de werkelijkheid. De relaties waar de reistijden voor zijn bepaald zijn: 1. A4 Badhoevedorp Leidschendam (40 km) 2. A4: De Hoek Burgerveen (8 km) 3. A44: Noordwijk Burgerveen (12 km) 4. Ruigenhoek Hoofddorp (20 km) 5. Ruigenhoek A4 (21 km) 6. Ruigenhoek A9 (23 km) 3 5 4 6 2 Met zowel trajecten over het HWN als OWN en gespreid over het studiegebied, ontstaat hiermee een representatief beeld voor de reistijd van en naar bestemmingen in het studiegebied (zie Figuur 21). In Tabel 6 staan de reistijden vermeld voor de ochtend- en avondspits 16. Naar Leidschendam Figuur 21. Overzicht reistijd trajecten 1 Uit de verschillen tussen de reistijden die met Google Maps zijn bepaald en de reistijden uit het verkeersmodel blijkt dat de huidige reistijden goed vergelijkbaar zijn 17. De marge die bij de Google Maps reistijden is weergegeven, geeft een indicatie van de betrouwbaarheid van de reistijd. Uit de verschillen tussen de hemelsbrede en werkelijk gereden afstand over de weg, blijkt dat op de oost-westrelaties soms tot 100% omgereden moet worden. 15 www.maps.google.nl 16 Voor de ochtendspits is in Google Maps de reistijd bepaald voor een dinsdagochtend om 08.00 uur, voor de terugrichting de avondspits voor een donderdagavond om 17.00 uur. 17 Alleen de reistijd in de ochtendspits op de relatie A4 Badhoevedorp Leidschendam is in het verkeersmodel hoger dan de reistijd bepaald met Google Maps. Dit wordt mogelijk verklaard doordat in 2010 (het basisjaar van VENOM) de capaciteitsuitbreiding op het traject A4 Burgeveen Leiden nog niet was gerealiseerd. De reistijden op de trajecten door de Haarlemmermeer worden met VENOM lager berekend dan de reistijden die bepaald zijn met Google Maps. Dit wordt mogelijk verklaard doordat in VENOM minder rekening wordt gehouden met kruispuntvertragingen. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 23

Tabel 6. Reistijd op zes relaties in de huidige situatie (in minuten). Heen richting in ochtendspits, terug richting in avondspits. Google Maps (2015) VENOM (2010) Afstand Richting Heen Terug Heen Terug Over de weg Hemelsbreed Nr. Traject Ochtendspits Avondspits Ochtendspits Avondspits Kilometer Kilometer 1 A4 Badhoevedorp - Leidschendam 22-35 min. 22-30 min 50,7 30,9 40 2 A4 De Hoek Burgerveen 5 min. 5 min. 3,9 3,9 8 3 A44 Noordwijk Burgerveen 7-9 min. 7-9 min. 8 7,6 12 4 Ruigenhoek Hoofddorp 22-28 min. 5 Ruigenhoek A4 18-24 min. 22-28 min. 18-26 min. 21,4 21,9 20 10 18,9 16,9 21 11 6 Ruigenhoek A9 20-26 min. 20-26 min 23,1 22,7 23 15 Investeringsstrategie Noord-Hollandse Infrastructuur (inhi) 18 De inhi is bedoeld om een selectie en prioritering van projecten te maken om te komen tot een investeringsagenda. Voor de inhi is een indicator ontwikkeld om wegen onderling te vergelijken en te scoren. De indicator kent een economisch belang toe aan wegtrajecten en knooppunten. Indicator van de streefwaarde is de gewenste snelheid in de spits. Een afwijking van deze streefwaarde geeft aan dat er een knelpunt is. Trajecten zijn gescoord op doorstroming, verkeersveiligheid en leefbaarheid. De N201 tussen de N205 en A4 komt uit deze analyse als eerste prioriteit. Dit traject scoren slecht op zowel de doorstroming als de verkeersveiligheid en leefbaarheid (zie Tabel 7, traject N201 b). Er is veel bestemmingsverkeer en de afrit bij de A4 staat vaak vast in zowel ochtend- als avondspits. Er is een aantal gelijkvloerse kruispunten. In de inhi wordt de verhouding tussen de gemiddelde snelheid gedurende de spitsperiodes (ochtend- en/of avondspits) en de gemiddelde snelheid gedurende de daluren in de avond als maat van de doorstroming gehanteerd. Het traject voldoet niet aan de norm voor de vertragingsfactor, die voor dit wegvak 1,3 bedraagt. Tabel 7. Beoordeling drie grootste knelpunten gebied Haarlemmermeer/Zuid-Kennemerland (bron inhi). Traject Doorstroming Veiligheid Leefbaarheid N201 b 3 3 3 N205 a 3 2 2 N232 b 3 2 2 18 Om een duidelijk antwoord kunnen geven op de vraag: Welke bereikbaarheidsproblemen en knelpunten pakt de provincie Noord- Holland nu aan en welke later? heeft de provincie Noord-Holland onderzoek gedaan naar de problemen op haar wegennet. De investeringsstrategie Noord-Hollandse infrastructuur (inhi) is hiervan het resultaat. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 24

Investeringsagenda weg De Stadsregio Amsterdam (SRA) heeft in het kader van de Investeringsagenda weg, met behulp van de zogenoemde Barometer Regionaal Wegennet onderzocht hoe het huidige wegennet er aan toe is op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid. Voor 37 representatieve relaties in de regio is getoetst of de reistijd van deur-tot-deur voldoet aan de beleidsdoelstellingen (streefwaarden uit het Regionaal Verkeer- en Vervoerplan). De relatie Bollenstreek Hoofddorp/Nieuw Vennep (relatie 29) heeft betrekking op het studiegebied. In Figuur 22 is aangegeven dat de score voor de relatie matig is; de streefwaarde voor de deur-totdeur reistijd wordt niet gehaald. In Tabel 8 is aangegeven dat de reistijd streefwaarde voor de relatie is vastgesteld op 35 minuten. De score op de reistijd is met 46 minuten in het hoge groeiscenario in 2030 slecht. Figuur 22. Relatie Bollenstreek Hoofddorp/Nieuw Vennep (29) uit de Investeringsagenda weg (SRA) 3.2.3 Snelheid op wegvakken Tegenwoordig leveren in-car systemen (zoals TomTom) ook informatie op over de reistijd op verschillende trajecten. TomTom meet de reistijden snelheidgegevens aan de hand van gegevens uit hun navigatiesystemen. Beide provincies gebruiken deze gegevens. Door de provincie Zuid- Tabel 8. Score relatie Bollenstreek Hoofddorp/Nieuw Vennep (29) uit de Investeringsagenda weg Holland wordt jaarlijks op basis van TomTom data de snelheid op een aantal trajecten in beeld gebracht. Door de regio lopen drie trajecten: - Noordwijk Bennebroek - Noordwijk Schiphol - Sassenheim Haarlem Om knelpunten te detecteren kijkt de provincie naar de verhouding tussen de gereden snelheden in de ochtend- / avondspits en de snelheid in de nachtperiode. Dit geeft inzicht in vertragingen op lokaal niveau en op routeniveau. In Figuur 23 is de verhouding voor de ochtendspits in noordelijke richting en voor de avondspits in zuidelijke richting weergegeven. Op de onderzochte trajecten is het verschil tussen de ochtend- en avondspits klein. Uit Figuur 23 blijkt dat de N206 tot De Zilk in de ochtendspits goed doorstroomt. De N208 kent wel problemen vooral rondom kruispunten en aansluitingen (aansluiting N207, rondom Sassenheim, in Hillegom, Bennebroek en Heemstede). Ook op de dwarsverbindingen N443 en N444 zien we lokale problemen. De rijkswegen A4 en A44 stromen redelijk door. 9-2-2016 INFRABC5809R001D04 25