Met het oog op de toekomst

Vergelijkbare documenten
Met het oog op de toekomst. De ideale functiemix in de begeleiding van jonge kinderen

Pedagogische kwaliteit in beweging

Kinderen profiteren van trainingen. Kinderen profiteren van training pm ers

Handout Hoe worden wij een integraal kindcentrum?

Preview. Kwaliteit van VVE in de Kinderopvang. Pedagogische doelen. Wat is kwaliteit?

ZO Opvang en Onderwijs

Minister Asscher: peuterspeelzaal onder de kinderopvang

Stuurgroep Harmonisatie VVE VVE beleidsgroep

Congres Brede School 19 april 2016

Stichting Kinderopvang Alkmaar. Pedagogisch Beleid. Peuterspeelzalen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Impressie bijeenkomst 9 maart 2015 met vertegenwoordigers uit de regionale samenwerkingsverbanden

Frank Studulski - Sardes 16 december 2011

Kwaliteitsvisie kinderopvang voor pedagogisch medewerkers en gastouders

Bijlage hoofdstuk 2. Trend: Stijging van de kwaliteit tov eerdere jaren. Veel variaties in kwaliteit, binnen en tussen instellingen

Op weg naar Kindcentra 0-13 jaar in Arnhem

Associate Degree. Pedagogisch Professional Kind en Educatie

Woordenschat en daadkracht!

Hoe ziet het Nederlandse ecec-landschap eruit anno 2012?

Ontwikkelingen in het peuterspeelzaalwerk. Spelen in het belang van talentontwikkeling!

Powered by: Kindercampus King Dit zijn wij. En hier staan we voor!

De toekomst begint vandaag!

Pedagogisch PACT jonge kinderen

Early Arts 23 mei 2018

Vastgesteld Stuurgroep VVE Zaanstad 7 december 2017

De gemeente als aanjager van de doorgaande lijn

Kinderopvang in eigen beheer. Resultaten marktonderzoek

Samen staan we sterker

Algemene voorwaarden cultuurcoördinator

Aan burgemeester en wethouders

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL OP DE RODE PADDESTOEL

mei 2017 Het integraal kindcentrum

Naar nieuw Jeugd-, Onderwijs- en Zorgbeleid

De doorgaande (leer)lijn

Het Kindcentrum Informatie voor professionals

Informatie opleidingsstandaard voor de EVC procedure. Pedagogisch Werk

Model Beroepsprofiel Cliëntondersteuner voor mensen met een beperking

Het IKC in Linne is bedoeld voor Basisschool Triangel en Kinderopvang Echt- Susteren en Maasgouw.

Achtergrond. Missie Onze missie op basis van deze situatie luidt:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. Kinderopvang Friesland: Visie en kwaliteit. 2. Kinderopvang Friesland en Thomas Gordon. 3. Kinderopvang Friesland en opvoeden

Conceptvisie Brede Scholen in Sliedrecht Samenwerken & verbinden voor de jeugd

Convenant Kindcentra

Tussen de opvang en ontwikkeling van kinderen staan wetten in de weg en praktische bezwaren

IKC. Geen sexy naam, he?! Inleiding IKC conferentie Arnhem 11 november Toni Britsia, projectleider

Prestatie-overeenkomst subsidie peuterspeelzaal Lennisheuvel en WE- doelgroepkinderen in 2016: H. SchujjŗmşíP-^''^

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE KINDERDAGVERBLIJF DE KLEINE WERELD

Conferentie Brede buurtschool Kansen voor iedereen!

Nieuwe koers brede school

Uitvoeringsnotitie VVE gemeente Dalfsen Uitwerking VVE-beleid en toelichting op de beleidsregels VVE

RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE KINDERDAGVERBLIJF VILLA KAKELBONT

Het IJsselgroep IKC-model. Anders kijken naar uw Integrale Kindcentrum. IJsselgroep. Educatieve Dienstverlening

Pedagogisch beleidsplan 2016

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

De tijden van het kind Congres De basisschool van half acht tot zeven. A.M.L. van Wieringen Voorzitter Onderwijsraad. Amersfoort, 2 november 2006

UITWERKING KOERS BEST ONDERWIJS

A. Pietersen Vergunningen, Voorzieningen en Handhaving / Renske van der Peet

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. 2Spel

Keuzedeel mbo. BSO 8 tot 12 jaar. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0611

Veranderingen in de kwaliteitseisen voor ondernemers in de kinderopvang. Update maart 2018

Pedagogisch beleidsplan Integraal Kindcentrum de Weide

Workshop Onderwijsdag 2012 Enschede

Nota. Ouderbeleid Voor- en Vroegschoolse Educatie gemeente Hilversum

Welzijn. > gereformeerd mbo Zwolle Ben jij: sociaal, zorgzaam en vol initiatief? Kom dan bij ons studeren!

Voor een sterke basis. Wet- en regelgeving voor positieve ontwikkeling in opvang en onderwijs

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE BASISSCHOOL DE KINDERVRIEND

Vierde jaarcongres Brede School Congrescentrum t Spant in Bussum 20 april 2006 A.M.L. van Wieringen

KINDCENTRA 2020 HET INITIATIEF

RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL 'T WOELIGE HOEKJE

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE BASISSCHOOL DE SLEUTELBLOEM

Samenvatting bijeenkomst Stip aan de Horizon 14 maart 2016

SPH Beleid Kwaliteit in opvang

Basiskwaliteit Voorschool VVE Zaanstad CRITERIA PROFESSIONELE COMPETENTIES VOOR MEDEWERKERS, TEAM EN ORGANISATIE

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. Het Veldboeket Doomijn peuterspeelopvang Geraniumstraat

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Doorgaande lijn in beeld. Instrument voor onderwijs en opvang

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL HAASJE WIP

Strategie in Beweging. Koersnotitie. versie 4

Zeeuwse opleiding. Welkom op de voorlichtingsavond certificeringstraject

Veranderingen in de kwaliteitseisen voor ondernemers in de kinderopvang

VVE op het platteland biedt kansen!?

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. 't Krekeltje

Bijlage 8.8: Professionele leergemeenschappen (Verbiest, 2012)

PE,PEPP en Samen Werken

De doorgaande leerlijn

NIEUW LEIDERSCHAPSOPLEIDING INTEGRAAL KINDCENTRUM

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. kinderdagverblijf Dikkie Dik kinderdagverblijf Jip & Janneke

Trainingen en workshops

Leren & Leven in het Kindcentrum

Thermometer leerkrachthandelen

Smart Competentiemeting BSO

sine limite voor ieder kind

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin

Vastgesteld november Visie op Leren

Kwaliteit in de kinderopvang

Opleidingsprogramma DoenDenken

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL HET KLEINE AVONTUUR BASISSCHOOL AVONTURIJN

5 pedagogisch medewerkers

RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL WERELDWIJZER BASISSCHOOL OBS WERELDWIJZER

Doel resultaat - Opbrengsten passend bij landelijk gemiddelde en analyseren opbrengsten

Transcriptie:

Met het oog op de toekomst De ideale functiemix in de begeleiding van jonge kinderen Publieksversie

COLOFON Met het oog op de toekomst De ideale functiemix in de begeleiding van jonge kinderen. Publieksversie Rotterdam, Januari 2014, Caty Bulte Deze publicatie is gemaakt in opdracht van de regiegroep Convenant Kinderopvang Onderwijs Rotterdam Rijnmond, met financiële ondersteuning van Bureau Kwaliteit Kinderopvang BKK 2

. Inhoudsopgave Inleiding 4 1. Samenvatting 5 2. De vraagstelling 7 3. Toekomstverwachtingen 8 3.1 Het gonst 8 3.2 Tussen wil en daad is nog een weg te gaan 10 4. De ideale functiemix 12 4.1 Welke rollen dienen vervuld 12 4.2 Kwaliteit doet er toe 15 5. Een toekomstbestendig functiegebouw 17 6. De medewerker van de toekomst: gekwalificeerd aan de slag 19 6.1 Opleiding setting - kennisaccenten 19 6.2 werken met een functiemix 24 7. Op weg naar de toekomst 24 Bijlage literatuur, websites, publicaties 26 3

Inleiding In Rotterdam Rijnmond hebben de kinderopvangorganisaties en de beide roc s Albedacollege en Zadkine een convenant afgesloten om hun samenwerking te optimaliseren 1. Het convenant legt vast op welke wijze de roc s en de kinderopvang vorm en inhoud geven aan de middelbare beroepsopleidingen voor aankomend en zittend personeel in de kinderopvang. Men wil proactief inspelen op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt. Eenzelfde proactieve houding is de aanleiding voor dit onderzoek naar de ideale functiemix. Men constateert: o Een situatie van krimp in de kinderopvang met consequenties voor personeelsbeleid; o Een veranderende visie op de functie van kinderopvang en de rol van de pedagogisch medewerker; o Een verschuiving in het denken over de positionering van kinderopvang Om beter voorbereid te zijn op die wijzigingen, wil men dieper op deze materie ingaan: welke trends zijn zichtbaar, hoe gaat kinderopvang in de toekomst er uit zien, welke betekenis heeft dat voor het functiegebouw en/of teamsamenstelling. De regiegroep van het Convenant Kinderopvang en Onderwijs Rotterdam Rijnmond heeft BKKmaatwerk-budget aangevraagd en gekregen om een inventariserend onderzoek onder stakeholders te doen uitvoeren. Zij fungeren in deze als opdrachtgever. In deze publieksversie leest u de belangrijkste bevindingen. Na een overzicht van te verwachten ontwikkelingen ligt de focus op een toekomstbestendige ideale functiemix. Het is een samenvatting van het meer uitvoerige onderzoeksrapport Met het oog op de toekomst: de ideale functiemix in de begeleiding van jonge kinderen. Dat kunt u vinden op website www.koenmbo.nl 1 Deze samenwerking is tot stand gekomen met steun van Calibris en Bureau Kwaliteit Kinderopvang. Het convenant loopt van 2010 tot en met 2013. 4

1. Samenvatting 1. Uitgangssituatie: de huidige krimp en te verwachten ontwikkelingen De kinderopvang verkeert in een situatie van sterke krimp. Dat maakt het relevant om na te gaan welke ontwikkelingen te verwachten zijn in de toekomst en welke betekenis die hebben voor het functiegebouw. Twee ontwikkelingen staan centraal: o Inhoudelijk staat de ontwikkeling van kinderen centraal; meer eisen gaan gesteld worden aan de kwaliteit van de opvang / professionaliteit van de medewerkers; o Qua structuur zal intensiever samengewerkt worden met het onderwijs: nu gebeurt dat al in experimentele vorm, en op termijn komen er integrale kindcentra waarin onderwijs en opvang één organisatie gaan vormen, eventueel aangevuld met welzijn en/of zorg. NB. Voor de peuterspeelzalen en met name de voorscholen / nulgroepen is op dit moment geen sprake van krimp, integendeel. De beide hierboven genoemde ontwikkelingen gelden ook voor hen. 2. Nu actief worden Het is wijs om in het huidig personeelsbeleid te anticiperen op de toekomst en te werken aan duurzame inzetbaarheid van medewerkers met potentie. Ook is het zaak om mee te bewegen met de ontwikkelingen, ze worden als onomkeerbaar beschouwd. 3. Een toekomstbestendig functiegebouw Op basis van de inhoudelijke en organisatorische veranderingen en de daarmee gepaard gaande verwachtingen / eisen aan de te leveren kwaliteit, zal het functiegebouw de volgende kenmerken hebben: o o o Hoger opleidingsniveau: in het algemeen zal basiskwalificatie 4 het uitgangspunt zijn; mbo3 is onder specifieke condities inzetbaar; Heterogene teamsamenstelling van lager- en hoger opgeleide, en/of van verschillende disciplines (pedagogisch / didactisch, of pedagogisch / vakkracht activiteiten, of pedagogisch-didactisch / zorg). Opleidingen mbo3 mbo4 ad Pem hbo pedagogiek pabo; T-shape professionals: vanwege de structuurwijzigingen waarin de opvang ingebed wordt in bredere organisaties zullen medewerkers zowel over gedegen vakkennis moeten beschikken met specifieke kennisaccenten (de verticale poot van de T), als over generieke competenties in het samenwerken met andere disciplines (de horizontale as): men moet elkaars taal verstaan en elkaar kunnen aanvullen. 4. 60% mbo3-geschoolden In de sector werkt meer dan 60 procent van de medewerkers met een mbo-3 opleiding. Door de disbalans in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en door de toekomstige kwaliteitseisen is de verwachting reëel dat straks hoger opgeleiden deze medewerkers zullen verdringen. Het is daarom zaak om als goed werkgever te anticiperen op de toekomst en waar mogelijk het zittend personeel te behouden voor de sector. 5

Dat kan onder de volgende condities: o Kiezen voor een smallere leeftijdssetting (0-2, 2-4, 4-8, 8-12) en je daarin verder specialiseren. Het is nader te bepalen of dit al gedurende de initiële opleiding plaats vindt, of pas na de startbekwaamheid, op weg naar vakbekwaam en vakvolwassenheid. o Mbo3-geschoolden in een functiemix op de groep complementair aan een hoger opgeleide plaatsen; o Lerende organisatie: regulier coaching on the job aanbieden ter verbetering van reflectief handelen. 5. De weg er naar toe Zittend personeel zou men kunnen scannen op leerpotentieel; De sector kan daartoe een toets nader uitwerken op basis van de beschreven verwachtingen. Medewerkers met een positief resultaat kan men vragen een keuze te maken voor de setting waarin zij willen werken en hen vervolgens bijscholing aanbieden in de beschreven kennisaccenten om hen duurzaam inzetbaar te maken. Medewerkers die negatief scoren kan men omscholen en begeleiden naar een andere branche. 6. Opleidingen De beroepsopleidingen kunnen bijdragen aan de gewenste bijscholing, en dienen hun eigen medewerkers daar ook in mee te nemen. Initiële opleidingen zouden meer rekenschap moeten geven van de te verwachten ontwikkelingen: de branche zou zich daar explicieter over kunnen uitspreken. In elk geval blijft het zaak om goed in contact te blijven met het veld. In onderstaand schema is de opbouw van het rapport weergegeven. 6

2 De vraagstelling De huidige situatie van krimp in de kinderopvang maakt een focus op een toekomstbestendig functiegebouw voor de kinderopvang uiterst relevant. Door de noodzaak om afscheid te nemen van een deel van de medewerkers komt de vraag naar voren hoe nu al te anticiperen is op het functiegebouw van de toekomst. Onder invloed van alle ontwikkelingen zal dat immers veranderen. Bij de peuterspeelzalen, en dan met name de voorscholen en nulgroepen is geen sprake van krimp. Wel zijn de onderzoeksvragen naar de ideale functiemix voor hen relevant vanwege de veranderende structuur en de hogere kwaliteitseisen die aan de professionals (zullen) worden gesteld. In het onderzoek stellen we de volgende vragen: Hoe kunnen we werken aan de duurzame inzetbaarheid van medewerkers met potentie. Hoe gaan teams er uit zien, en welke medewerkers heeft de kinderopvang en peuterspeelzaalwerk dan straks nodig, vanuit welke opleidingen, met welke opleidingsniveaus, competenties en kennisaccenten. Eerst gaan we in op de te verwachten ontwikkelingen. Veranderingen in de kinderopvang staan zelden op zichzelf; zij worden voortdurend beïnvloed in een context van beleidsmatige, maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen. In wisselwerking daarmee maakt de sector keuzes, legt ze accenten en speelt ze in op wijzigende omstandigheden. Daarom kijken we vervolgens welke gevolgen die ontwikkelingen hebben voor het functiegebouw van de toekomst en verkennen we de te nemen stappen op weg daar naar toe. Dataverzameling Om informatie te vergaren over op gang zijnde en te verwachten ontwikkelingen en de opvattingen over de consequenties daarvan, zijn 25 semi-gestructureerde interviews gehouden met stakeholders uit de volgende sectoren: o landelijke en lokale overheden; o werkveld kinderopvang en peuterspeelzalen; o onderwijs; o beroepsopleidingen; o branche-organisaties, sociale partners en ondersteunende instellingen. Daarnaast is literatuur bestudeerd, zijn actuele publicaties gevolgd en is deelgenomen aan bijeenkomsten over deze thematiek. 7

3. Toekomstverwachtingen 3.1. Het gonst. overal! Of we nu spreken met overheden, wetenschappers, branche- en beleidsorganen, bestuurders in kinderopvang, welzijn en onderwijs: ieder is het er over eens dat er wat staat te veranderen in de wereld van de opvang, ontwikkeling en onderwijs aan jonge kinderen. In trefwoorden gaat het dan om veranderingen in de functie van kinderopvang en wijzigingen in de structuur, en daarmee in de eisen die we er aan gaan stellen. a. Verandering in de functie van kinderopvang: ontwikkeling van kinderen centraal In november 2013 verschijnt een lijvig rapport 2 van de Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid waarin men pleit om te investeren in goede ontwikkelingsgerichte kinderopvang. Kinderen die goede ontwikkelingsgerichte kinderopvang bezoeken, zo stelt het rapport, presteren niet alleen intellectueel beter, maar beschikken ook over meer sociale vaardigheden, innovatief vermogen en creativiteit dan kinderen die niet naar de opvang zijn gegaan. De WRR benoemt als eerstvolgende stap het onderling afstemmen van de doelstellingen van de verschillende voorschoolse voorzieningen, en die vervolgens af te stemmen met het basisonderwijs. Ook de respondenten zijn van mening dat met de ontwikkelingsgerichte functie een onomkeerbare weg is ingeslagen, of men nu afkomstig is uit de wereld van de kinderopvang / peuterspeelzaal, basisonderwijs, overheid of beroepsopleidingen. Men wijst dan op de talloze wetenschappelijke publicaties waarin wordt aangegeven hoe belangrijk juist interventies in de jonge leeftijdsfase zijn voor de ontwikkelingskansen van kinderen. Ook noemt men andere studies waarin wordt gesteld dat dergelijke interventies op termijn aanzienlijk renderen. Zij wijzen ook op alle beleid dat vanuit die inzichten al in gang is gezet (bijvoorbeeld vve, preventieve opvoedingsondersteuning) of op beleid dat nog in voorbereiding is (harmonisatie en integratie). Gezien al deze ontwikkelingen acht men een dergelijke toekomstverwachting als niet meer dan logisch. Hooguit door de vergrijzing zal de arbeidsmarkt-functie weer enigszins aan gewicht winnen, maar dat zal niet ten koste gaan van de kindgeoriënteerde functie, zo stelt men. en zeker niet in de grote steden met z n voortdurende instroom van anderstaligen.. b. Verandering in de structuur: kinderopvang en onderwijs op weg naar één voorziening In het regeerakkoord 3 lezen we dat onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie op elkaar afgestemd moeten zijn...bij buitenschoolse opvang is afstemming noodzakelijk om waar mogelijk een sluitend dagarrangement te realiseren, bijvoorbeeld in het kader van brede school of integrale kindcentra. 2 WRR, Naar een lerende economie. November 2013 3 Uit het Regeerakkoord Bruggen slaan, kabinet Rutte 2, 29 oktober 2012 8

Aan deze tekst gaat een lange beleids-geschiedenis vooraf die begint in 1990 met de Brede school, gevolgd door de commissie dagindeling (1995) en de initiatiefgroep Andere tijden en de motie Van Aartsen-Bos in 2007. Een landelijke Taskforce Kinderopvang / Onderwijs, bestaande uit voorzitters van werknemers- en werkgeversorganisaties in de kinderopvang en welzijn, de PO- en VO Raad en het kinderopvangfonds pleit in 2010 voor de vorming van Integrale Kindcentra waarin kinderopvang, welzijn en onderwijs samenwerken. Het motto in hun rapport Dutch Design 4 is It takes a village to raise a child It takes a country to make it happen It takes a partnership to decide and act Ook recent, in 2013 zien we meerdere initiatieven 5 die zich hard maken voor een structuurwijziging waarin onderwijs, opvang en welzijn een geïntegreerde voorziening gaan vormen: een integraal kindcentrum voor kinderen van 0-12 jaar. Al deze instanties benoemen de voordelen die dat op gaat leveren en pleiten voor het wegnemen van belemmerende regelgeving. Begin december 2013 komt de langverwachte brief van minister Asscher (SZW) en staatssecretaris Dekker (OC&W) Een betere basis voor peuters. Zij willen de pedagogische kwaliteit van voorschoolse voorzieningen verder versterken, overgebleven knelpunten voor de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven zoveel mogelijk wegnemen en één financieringsstructuur voor werkende ouders realiseren. Vanuit diverse gremia wordt - naast een positieve beoordeling van het streven naar betere afstemming tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs - met enige teleurstelling gereageerd op de brief: men had gehoopt op een basisvoorziening van enkele dagdelen voor alle kinderen, ongeacht de arbeidsmarktpositie van hun ouders. Diverse tegenvoorstellen van o.a. VNG en brancheorganisaties zijn dan ook in de maak. Ook in onze regio is de gemeente Rotterdam zich aan het beraden op welke manier een dergelijke basisvoorziening van 2 dagdelen voor alle kinderen en 4- of 5 dagdelen voor doelgroepkinderen gerealiseerd zou kunnen worden. Zijn er inmiddels vele voorstanders van de vorming van Integrale Kindcentra, de meningen verschillen over de route die gevolgd zou moeten worden om te komen tot een geïntegreerde voorziening: is eerst de rijksoverheid aan zet om belemmerende regelgeving weg te nemen, of moeten voorstanders eerst praktijk maken waarna de beleidswijzigingen volgen. Ook is de precieze samenstelling van partners in het kindcentrum en de wijze waarop zij het werk organiseren nog wel eens een gespreksthema. Men denkt dan - in toenemende mate van integratie - aan bijvoorbeeld de startgroep of groep nul, aan opvang-arrangementen (voor 0-12 jarigen) om de 4 Taskforce kinderopvang onderwijs, onder voorzitterschap van Ina Brouwer, Dutch design, maart 2010 5 Onder meer PO Raad Brancheorganisatie Kinderopvang Mo groep; Pettelaaroverleg van schoolbesturen en hun wethouders, VNG, 4GG, KIK en Kindwijzer, een kopgroep IKC van ± 40 wethouders 9

basisschool (voor 2-12 jarigen) heen en uiteindelijk aan Integrale Kindcentra (IKC) waarbij sprake is van één voorziening voor opvang en onderwijs, met één pedagogische visie en één leiding / team. Sommigen willen geleidelijkheid, deze route doorlopen met tussenstappen van intensivering van samenwerking, anderen streven direct naar het meest ultieme resultaat, het IKC. 3.2 Tussen wil en daad is nog een weg te gaan Ondanks alle intenties, voorkeuren en uitspraken over de verschuiving om naar meer ontwikkelingsgerichte voorschoolse voorzieningen met sluitende dagarrangementen te komen en te streven naar Integrale Kindcentra voor kinderen van 0-12 jaar, zijn er in de praktijk veel belemmeringen 6. Het gaat dan om obstakels in de wet- en regelgeving, cao s, financiën, medezeggenschap en toezicht. Er zijn nieuwe beleidskaders nodig om samenwerking op lokaal niveau beter mogelijk te maken. De Brancheorganisatie Kinderopvang antwoordt op de vraag naar z n verwachtingen: Over 10 jaar is het rond: dan hebben we één wet voor de ontwikkeling van kinderen, één ministerie en één cao. Daarnaast is de voortdurende krimp in de kinderopvang en de daaruit voortvloeiende daling in het bereik van jonge kinderen niet bevorderlijk voor een dergelijk proces.. In feite tonen landelijke vertegenwoordigers van de sectoren onderwijs, kinderopvang en welzijn zich eensgezind: Eigenlijk kan het niet, volgens de huidige wet- en regelgeving op dit moment Integrale Kindcentra opzetten. Samenwerkingspartners hebben een sterke wil, lef en vindingrijkheid nodig om hun idealen te verwezenlijken. Op diverse plaatsen in het land geeft men overigens al wel blijk van dergelijk doorzettingsvermogen. Zo ook in onze regio de ontwikkelingen in Vlaardingen (zie box). Vlaardingen In onze regio is men in Vlaardingen een eind op streek met de vorming van IKC. De grootste kinderopvangorganisatie en het christelijk schoolbestuur hebben een gezamenlijke intentieverklaring om zo spoedig mogelijk te fuseren (de marsroute is per 1-8-14). Deze fusie is uitsluitend inhoudelijk gedreven, en daarmee maakt men eventuele problemen ondergeschikt aan het belang van fuseren. Voor diverse theoretische problemen zoekt men technische oplossingen. Zo is een notaris nu bezig hoe men de verantwoording aan OC&W kan regelen. Door de fusie verdwijnen de problemen die zouden ontstaan door meervoudige aansturing. De schaal van Vlaardingen helpt: zo is de kinderopvangorganisatie de enige grote aanbieder. Naast deze fusie zal ook een tweede stichting worden gevormd waardoor de kinderopvangorganisatie samen met andere kleine schoolbesturen een IKC kan vormen. De gemeente is positief over het proces. Nu is er 1 IKC, per 1-1- 2014 zijn dat er 2, en over 5 jaar zijn alle scholen van de stichting een IKC. 6 NB. In het originele rapport met het oog op de toekomst staat meer informatie over de vorming van IKC 10

Hoe dan ook, Of initiatieven genomen worden door het veld of door beleid: de kinderopvang gaat er in de toekomst anders uit zien, dat is zeker. Ze zal meer of minder geformaliseerd een plaats krijgen in een groter geheel van onderwijs, zorg en welzijn. Daarnaast zal de kinderopvang explicieter aandacht hebben voor het begeleiden en stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. Dat vraagt in de toekomst om een verdieping van de kennis en vaardigheden van medewerkers en waarschijnlijk om een andere samenstelling van het team. In het volgende hoofdstuk werken we dit verder uit. 11

4 De ideale functiemix Actuele invloeden op het functiegebouw De huidige situatie van sterke krimp in de sector is de uitgangspositie. Het aantal medewerkers daalt van 2011 tot 2016 met 23% 7. Niet alleen zal de kinderopvang nu na moeten denken over het functiegebouw van de toekomst: welke mensen hebben we straks nodig, en hoe komen we tot een dergelijk personeelsbestand. Ook is in een dergelijke situatie verdringing van mbo-opgeleiden door hbo-opgeleide medewerkers een reëel vooruitzicht. Op de site van de FCB zien we dat 35% van de medewerkers in de kinderopvang zich als overgekwalificeerd beschouwt. Daarnaast hebben we gezien hoe het denken over de ontwikkelingsgerichte functie van de kinderopvang en de vorming van bredere organisaties voor de begeleiding van kinderen volop in beweging is. Tegelijkertijd is er in het sociale domein een tendens van een wijkgerichte en preventieve aanpak (nieuwe welzijn, transitie jeugdzorg, WMO). Deze ontwikkelingen hebben gevolgen: er worden andere soms hogere - eisen gesteld aan medewerkers en aan de samenstelling van teams. Dat vraagt om een verdieping van pedagogische en/of pedagogisch - didactische kennis, en om de vaardigheid om samen te kunnen werken met collega s vanuit verschillende disciplines en met externe samenwerkingspartners. 4.1. Welke rollen dienen vervuld? In de kinderopvang zijn verschillende rollen te herkennen. Sommige daarvan worden door alle medewerkers die direct met kinderen werken op enigerlei wijze / niveau vervuld, andere zijn meer exclusief voor medewerkers met een specifieke functie of opleiding. De verzorgende rol Dit is een basale rol die alle medewerkers die op de groep staan van een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang vervullen. Het gaat dan om verzorging van de kinderen èn om verzorging van de ruimte. Het is duidelijk dat verzorging niet los kan staan van de pedagogische taken, noch van de ontwikkelingsgerichte werkzaamheden. De pedagogische rol Het gaat hier om het bieden van een veilige setting waarin kinderen zich prettig voelen en zich optimaal kunnen ontwikkelen. Juist omdat jonge kinderen nog niet goed hun behoeften en welbevinden verbaal kenbaar kunnen maken worden extra eisen gesteld aan de sensitieve responsiviteit van medewerkers en aan hun pedagogisch inzicht. Naast de interactie met individuele kinderen krijgt de laatste tijd ook de interactie tussen kinderen onderling - het groepsproces meer aandacht. Omdat voor jonge kinderen meer dan op enige andere leeftijd hun welbevinden en betrokkenheid dé twee voorwaarden zijn om te komen tot ontwikkeling, is het de pedagogische rol die 7 Berekening obv de aankondiging van een sectorplan door de FCB, november 2013 12

aan gewicht wint. Ook (en juist nu) als de ontwikkeling van kinderen meer centraal komt te staan. Als de kinderopvang haar waarde wil expliciteren, dan ligt die vooral in de adequate pedagogische begeleiding van jonge kinderen. Voor jonge kinderen is dit een onontbeerlijke voorwaarde om zich te kunnen ontwikkelen. Met goed opgeleide pedagogisch medewerkers onderscheidt de kinderopvang zich van andere sectoren. De pedagogisch didactische rol In alle kinderopvang begeleiden pedagogisch medewerkers kinderen bij hun ontwikkeling. Als dit meer expliciet en doelgericht gebeurt zoals in de voor- en vroegschoolse educatie, dan spreken we over een pedagogisch - didactische rol. Kenmerken van het pedagogisch didactisch werken betreffen qua pedagogiek de aandacht voor het welbevinden en de betrokkenheid van het kind bij z n activiteit. Dat sluit vervolgens rechtstreeks aan bij de didactische rol die ligt in de aansluiting bij het ontwikkelingsniveau (observatie-instrumenten) en het planmatig werken naar volgende ontwikkelstadia, meestal met behulp van een vve-programma. Sinds enkele jaren ligt de nadruk op het opbrengstgericht werken waarbij systematisch en doelgericht wordt gewerkt aan het maximaliseren van prestaties 8. De didactische rol Het leren van het jonge kind onderscheidt zich van een basisschoolleerling van 6 jaar en ouder. Jonge kinderen zijn in hun leren veel afhankelijker van een pedagogisch veilige setting en een leeraanbod dat naadloos aansluit op hun ontwikkelingsniveau zodat zij vanuit welbevinden en maximale betrokkenheid als het ware vanzelf een volgende stap zetten. Kan men in een schoolklas nog werken met zaken als discipline, oefenen, groepsregels, gehoorzaamheid en doorzettingsvermogen dat is in een groep met jonge kinderen niet of nauwelijks aan de orde. De rol van activiteitenaanbieder In het kwalificatiedossier lezen we: De pedagogisch medewerker in de bso stimuleert de brede ontwikkeling van kinderen op het gebied van sport en bewegen, kunst en creativiteit, natuur en techniek en samen spelen. Zij bedenkt hiervoor zelf activiteiten of sluit aan bij bestaande initiatieven en mogelijkheden in de buurt/omgeving. Ze biedt de opvang en de activiteiten op een dusdanige wijze aan de kinderen aan, dat ze passen in het totale dagprogramma van het kind. 9 Uit onderzoek van Boogaard, Fukkink en Felix 10 komt naar voren dat de bso meer een eigen profiel zou moeten krijgen waarin het opvoeden, het organiseren van activiteiten het omgaan met groepen en het werken aan de zelfstandigheidsontwikkeling van oudere kinderen de kern vormen. 8 Inspectie van het Onderwijs. 9 Calibris, Kwalificatiedossier Pedagogisch Werk, geldig vanaf 1 augustus 2013 10 Boogaard, M., Fukkink, R. en Felix Ch.: Chillen, skaten en gamen, 2007 13

De signalerende en begeleidende rol bij zorgkinderen Naast de verplichte signalerende taken op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling die gelden voor alle pedagogisch medewerkers op de groep, krijgt ook vanuit het oogpunt van preventie het vroegtijdig signaleren van opvallend gedrag meer aandacht. Op veel plaatsen in het land vinden in het kader van de naderende transitie van de jeugdzorg al experimenten plaats om pedagogisch medewerkers met behulp van coaching on the job te bekwamen in het signaleren en begeleiden van kinderen met opvallend gedrag. Dat zal zich verder uitbreiden: steeds meer zal hulp en ondersteuning dicht bij huis en in de reguliere opvang gangbaar worden. Onderzoek 11 laat zien dat de intern begeleider (ib er) van de basisschool in de voorschool op meerdere plaatsen langzaam maar zeker in beeld komt. Daar richten zij zich vooral op de doorgaande lijn met de basisschool en op de begeleiding van zorgkinderen. De schakelende rol Onder het schakelen met de buitenwereld valt een scala aan taken. In de eerste plaats gaat het om de contacten met ouders. Regulier is dit een onderdeel van het werk van pedagogisch medewerkers. Bij vve-instellingen zien we vaak een specifiekere invulling, waarbij het er om gaat ouders aan te zetten tot ontwikkelingsondersteunend gedrag thuis. De externe contacten die zorgkinderen betreffen zitten vaak in het takenpakket van een (bege-) leidinggevende. Voor de externe contacten met het basisonderwijs in het kader van overdracht en een doorgaande lijn is het in de praktijk heel divers wie deze rol vervult. Meestal zal het een rol zijn die in de functiedifferentiatie belegd is bij de hoogst opgeleide pedagogisch medewerker. In de toekomst zal in alle gevallen meer samengewerkt worden met andere disciplines, binnen een integrale kindvoorziening of met organisaties van buiten. Het ligt in de rede om deze taken goed in te bedden in de gehele organisatie, want anders creëren we alleen maar meer in plaats van minder schotten. De coachende rol Coaching on the job is dé manier van leren van de toekomst 12 Juist bij mbo-opgeleide medewerkers heeft coaching on the job zijn waarde bewezen omdat dit hun reflectievermogen verbetert en hen ondersteuning biedt bij een helikopterview en de transfer van theoretische kennis naar hun praktijksituatie. Bijvoorbeeld Video Interactie Begeleiding is een goed coachings-instrument. De coaching blijkt effectiever naarmate de coach niet alleen beschikt over coachende vaardigheden maar ook over gedegen vakkennis over de ontwikkeling van kinderen. In de toekomst zal als gevolg van functiedifferentiatie op de groep het fenomeen coaching ook meer geïntegreerd worden in het reguliere werk. 11 Jepma, Muller en Van de Bolt (Sardes) De verbindende schakel, IB- er in de voorschool. 2013 12 Balledux, M., Alert4you, NJI 2013 14

De managementrol Nu in de kinderopvang de ontwikkelingsgerichte taken meer op de voorgrond komen, is het van belang om in het management de pedagogische kwaliteit tenminste evenwaardig naast de bedrijfsmatige kwaliteit te plaatsen. Gelukkig zien we dit steeds meer om ons heen, en met name bij de grotere en/of gevestigde organisaties.. Ook zal het management vaker in een geïntegreerde setting plaatsvinden. Daarbij zullen vooralsnog lokale afspraken tussen de samenwerkende organisaties bepalen op welke manier managementtaken verdeeld en vervuld worden: integraal/breed; naar domein: inhoud bedrijfsvoering; naar leeftijd: 0-6 en 6-12 of 0-2 en buitenschools samen 2/12; naar sector: binnenschools buitenschools; naar ontwikkeldoelen: cognitief sociaal-emotioneel en overige ontwikkeldomeinen samen. 4.2. Kwaliteit doet er toe 13 Opleidingsniveau De literatuur is niet eenduidig over de relatie tussen opleidingsniveau van de pedagogisch medewerkers en kwaliteit. Een goede mix van de onderstaande drie aspecten lijkt volgens Paul Leseman het beste bij te dragen aan proceskwaliteit in de begeleiding van jonge kinderen: o het belang van vakkennis bij pm ers, bijvoorbeeld over het werken met het jonge kind, over meertaligheid, enz. o het belang van leren 'on the job', bijv. met behulp van intercollegiale coaching en video-interactie o het belang van team-professionaliteit: overleggen over wat je doet, hoe je het doet, bij elkaar in de groep gaan kijken. Dit heeft meer impact dan louter het opleidingsniveau van pm ers verhogen of te gaan werken met een specifiek programma. Op de vraag of het minimaal vereiste opleidingsniveau voor leidsters die werken met jonge kinderen moet worden opgetrokken tot het bachelor = hbo niveau, antwoordt hij als volgt: Onderzoek is niet eenduidig en de aandacht is te eenzijdig gericht op de individuele professional. Alternatieve benaderingen zijn het continu in-service leren, mentoraat en coaching, en vooral een uitgekristalliseerde praktijk van permanente kritische reflectie op team en centrumniveau (maak gebruik van systematische feedback, observaties en kindvolgsystemen). 14 Pedagogische kwaliteit in een integrale voorziening voor opvang, onderwijs en zorg Om bij te dragen aan toekomstbestendige inzichten over de kwaliteit van de pedagogische omgeving in geïntegreerde voorzieningen is - met financiering van Het Kinderopvangfonds - het ontwikkelprogramma Pact 15 ingericht. 13 In het originele rapport staan uitgebreider de meest recente inzichten beschreven 14 Obv Sheets van Leseman vd Toddler conferentie in Gent oktober 2013. 15 Ontwikkelprogramma Pedagogisch Pact voor kinderen, Kinderopvangfonds september 2013 15

Men gaat onder meer gebruik maken van de inzichten van Doornenbal; die zijn toegespitst op een situatie waarin professionals vanuit verschillende disciplines samenwerken. Werken in multidisciplinaire teams doet naast vakbekwaamheid immers een extra beroep op professionals, men moet kunnen samenwerken over de grenzen van het eigen vak heen. Drie aspecten van professionaliteit in een geïntegreerde voorziening zijn: 1. Een alerte basishouding Presentie: aandachtige en toegewijde betrekking op de ander, leren zien wat er bij die ander speelt, begrijpen wat er gedaan zou kunnen worden, wat dat betekent voor de ander en dat ook doen) 2. De T-shaped professional 16 De verticale as van de T verwijst naar specialistische competenties (bijvoorbeeld pedagogische vaardigheden in de omgang met jonge kinderen of vakdidactische vaardigheden met betrekking tot rekenen). De horizontale as van de T verwijst naar het kunnen samenwerken met andere disciplines, elkaars taal kunnen verstaan en de generalistische of generieke competenties, zoals reflexiviteit, communicatievaardigheden, planmatig en systematisch werken. 3. Vakbekwaamheid en professioneel leren op de werkplek Vakbekwaamheid wordt al werkend op de werkvloer ontwikkeld, in een lerende omgeving. Beroepsopleidingen dienen een goede basis te leggen die de professional startbekwaam maakt. Vervolgens helpen eigenaarschap ( ruimte voor een reflectieve leeromgeving) en coaching on the job op de weg naar vakbekwaamheid. 16 Weggeman, M. Leidinggeven aan professionals: niet doen. 2007 16