Dagelijkse dilemma s in sociaal werk SWW-estafette 3/8 Bij MDA was het volle bak! Veertig collega s vooral maatschappelijk werkers dachten tijdens de derde SWW-estafette met elkaar na over actuele dilemma s in hun dagelijks werk. Toegespitst op twee zelf gekozen thema s: outreachend werken en ondersteuning bij vechtscheidingen. Wat kun je met het bevorderen van eigen kracht bij gezinnen waarin huiselijk geweld voorkomt? Wat doe je als je ziet dat cliënten dingen doen die niet door de beugel kunnen? In welke situaties en in hoeverre blijf je naast je cliënten staan, en wanneer treed je normerend en corrigerend op 14 maart 2014 Rotterdam Maatschappelijke Dienstverlening Alexander Verslag: Wybo Vons Tekst & Video. Eindredactie: Hilde van Xanten. Als sociaal werker kun je worden geconfronteerd met uiteenlopende dilemma s. Ga je mee met bepaald gedrag om de broze vertrouwensband met cliënten niet te doorbreken? Of durf je ook confronterend en normerend op te treden? En welke rol heb je bij ex-en die verwikkeld zijn in een vechtscheiding? Wat doe je dan om te voorkomen dat je langzaam wordt meegezogen in een van beide kampen. En heb je daarbij behoefte aan een protocol, of lever je ook dan liever maatwerk door per situatie een inschatting te maken van wat er nodig is aan ondersteuning? Actuele dilemma s genoeg voor deze derde SWW-estafette bijeenkomst bij MDA in Alexanderpolder. Sociaal werk als ambachtelijk vakmanschap Voordat er in kleine groepen wordt gediscussieerd over deze dilemma s, geeft Ard Sprinkhuizen, associate lector Maatschappelijk Werk bij Inholland eerst een mini-college over de professionaliteit en vakmanschap van de sociaal werker. Hieronder beknopt de hoofdlijn van zijn verhaal met vetgedrukt de belangrijkste trefwoorden. Een uitgebreidere samenvatting kun je lezen in de verslagen van de eerste twee SWWestafettes in Amstelveen en s-hertogenbosch. Sociaal werkers zijn in hun werk gebonden aan wettelijke kaders en maatschappelijke opdrachten. Daarnaast is sociaal werk ook normatief geladen. Als professional heb je daardoor ook te maken met de vraag: klopt wat ik doe voor de mensen om wie het gaat?! Als sociale professional word je in je werk vaak met taaie problemen geconfronteerd. Maar dat niet alleen: je bent ook gebonden aan taaie oplossingen. Het beroep op de eigen kracht van burgers is zo n taaie oplossing, net als het inzetten van het netwerk en het mobiliseren van burgerkracht. Daarbij is het sociaal werk ook nog eens gesitueerd binnen een complexe beroepen- en functiestructuur, met veel overlap in functies en organisatie.
Dit alles vereist een grote mate van vakmanschap van de sociaal werker nieuwe stijl. Voor een belangrijk deel vraagt dit ook om een generalistische manier van werken. Daarbij gaat het om drie, onderling verweven, basisvormen van de generalist : individuele hulpverlening en ondersteuning, samenlevingsopbouw en activering, en persoonlijke verzorging. Als generalist onderscheid je je van specialisten door je brede scoop en praktische, oplossingsgerichte aanpak. Jouw werk en blik op cliënten en bewoners is niet ondergeschikt en minder aan dat van specialisten, maar anders en nevengeschikt. Dat betekent dat je vanuit een gelijkwaardige positie specialistische hulp- en zorgverleners kunt aansturen. Deze manier van samenwerken staat aan de basis van de vernieuwingen in het sociale domein, maar wordt nog vrijwel nergens toegepast: dat vereist dus een cultuuromslag, zowel bij sociaal werkers als bij specialisten. Als generalist ben je dus niet zozeer een schaap met vijf poten. Je bent vooral iemand die genoeg weet van een groot aantal leefgebieden, waardoor je bijtijds een niet pluis gevoel kunt ontwikkelen en met lichte interventies problemen kunt voorkomen of stabiliseren. De T-shaped professional is iemand die zijn eigen vakkennis koestert en bijhoudt, maar die zijn kennis ook inzet ten behoeve van collega s met een andere inhoudelijke achtergrond, zoals jeugdzorgmedewerkers, wijkverpleegkundigen of schuldhulpverleners. Al samenwerkend in (sociale wijk)teams kun je elkaar als generalisten - die tegelijkertijd op hun eigen terrein inhoudsdeskundigen zijn - aanvullen om samen de beste oplossingen voor uiteenlopende problemen te realiseren. Dat vereist - met een mooi woord - empathische professionaliteit, waarbij je over en weer goed van elkaar weet wat je in huis hebt. Als sociaal werkers ben je sterk in improviseren, in het tastend zoeken naar oplossingen met burgers. Dat is moeraswerk waarbij je aangewezen bent op stepping stones: je kennis en ervaring. Bij dit moeraswerk past een methodiek als Dichterbij die vier componenten bevat: 1) de werkprincipes: leefwereld centraal, verbinden, eenvoudige, lichtvoetige en korte interventies, en creatief in denken en doen ; 2) een praktijktheorie, gestoeld op empowerment, wederkerigheid en moreel-gefundeerd handelen; 3) een cyclisch werkproces, gebaseerd op contact leggen, verkennen, afwegen, uitvoeren en evalueren; en 4) concreet instrumentarium, zoals een leefgebiedenlijst, een lijst met gespreksthema s een participatielijst, sociale netwerkanalyses en risico-taxatielijsten. Heel belangrijk onder de huidige omstandigheden is dat je in je werk kunt terugvallen op een professionele organisatie die je ondersteunt en rugdekking geeft in onveilige situaties; die actief problemen en kansen signaleert en daarop anticipeert; die zorg draagt voor de nodige kennisontwikkeling en innovatie en die je als sociaal werker ook positioneert in het lokale krachtenveld. Blijf in elk geval RELLEN, besluit Sprinkhuizen zijn betoog: Reflecteren, Experimenteren en Leren! Doe dat met ambitieuze traagheid. Sociaal werk heeft immers een meer dan honderd jaar oude traditie, en er is heel veel wijsheid opgebouwd in alle decennia die we achter ons hebben. Daardoor kun je teruggrijpen op een schat aan kennis en kunde die nog steeds waardevol is.
Meer sturingsmogelijkheden nodig! Dit slaat de spijker op zijn kop klinkt het enthousiast vanuit de zaal. Uit de reacties op het verhaal van Ard Sprinkhuizen blijkt net als in de voorgaande bijeenkomsten opnieuw veel herkenning. Als professionals moeten we van veel leefgebieden kleine beetjes weten, en voeding zoeken bij én bieden aan andere disciplines in de wijk. We willen die rol van aansturend generalist best vervullen. Maar in de jeugdzorg en ggz zien we vaak deuren dichtgaan. Ook in de samenwerking met huisartsen en praktijkondersteuners gaat de samenwerking nog niet altijd even soepel, omdat de ggz daar in feite met een vooruitgeschoven tweedelijns post zit. Bij wie moeten cliënten dan terecht: bij ons of toch bij een praktijkondersteuner? Ook door bezuinigingen in de AWBZ zijn die grenzen nu enorm aan het schuiven; mensen moeten met minder begeleiding zelfstandig wonen, waardoor ze nu bij ons of bij vrijwilligers terecht komen Mij spreekt de ambitieuze traagheid aan, zegt een ander. Gelach in de zaal. Er gebeurt nu zo ontzettend veel tegelijkertijd. Daarom is het belangrijk om voor onszelf de rust te bewaren en gewoon ons werk te doen. Dat betekent dat we de basis van ons werk het ondersteunen van burgers niet moeten verliezen door van overleg naar overleg te vliegen. We lopen soms op tegen tegenwerking bij andere organisaties. Hoe kom je verder als wij essentiële zorg nodig achten, terwijl die elders niet wordt geboden. Dan kun je verbinden tot je een ons weegt, maar ondertussen zit je wel met een cliënt op schoot. Bij het begeleiden van een multi-problem gezin merk ik dat veel instanties niet thuis geven. De ggz begint er niet aan omdat de situatie in het gezin te onrustig is. Tegelijkertijd zegt de gezinscoach dat het om te complexe problematiek gaat die hij niet aan kan. En zo zit ik al bijna een jaar met dit gezin opgescheept om hen toch iets te bieden. Meer flexibiliteit van andere organisaties is dus echt hard nodig: we zouden meer sturingsmogelijkheden moeten hebben naar de tweedelijn. Dat is echt een aandachtspunt. Positief is wel dat er steeds meer in integrale arrangementen wordt gedacht, waarbij verschillende organisaties samenwerken aan het oplossen van deelproblemen. Dat moet ertoe leiden dat verschillende problemen door meerdere partijen tegelijk worden opgepakt, zonder dat er een veelheid aan hulpverleners over de vloer komt. Wij kunnen daarbij een scharnierfunctie vervullen en dat proces bewaken. Daarnaast kan het sociaal werk er ook op toezien dat hierbij de informele kant het eigen netwerk - wordt meegenomen. Nu overal de financieringskraan dichter wordt gedraaid, neemt de bereidheid om samen te werken toe. De huidige bezuinigingen bieden dus ook kansen! Het is duidelijk: sociaal werkers hebben vaak nog niet de gewenste aansturings-mogelijkheden om bij andere organisaties noodzakelijke hulp te mobiliseren. Ook zien zij zelf nog niet goed hoe zij deze rol beter kunnen pakken. Dat vereist een andere positionering en een cultuuromslag bij alle betrokken partijen. Taken voor vrijwilligers Wat kun je vragen aan vrijwilligers bij het versterken van de zelfredzaamheid en eigen regie van kwetsbare burgers? Over die vraag van de tweede SWW-estafette bij Juvans en Divers, hebben de MDA-medewerkers wel ideeën. Natuurlijk is de ene vrijwilliger de andere niet. En natuurlijk moet je ervoor waken dat burgers door de inzet van vrijwilligers in een (oude) passieve rol terecht komen. Toch zien de deelnemers tal van mogelijkheden om vrijwilligers zinvol en verantwoord in te zetten. ze kunnen maatjesprojecten opzetten, ook voor kinderen; ze kunnen netwerk-coaching bieden om het netwerk van cliënten uit te breiden en te verstevigen; ze kunnen worden ingezet bij het vergroten van de leefbaarheid in wijken: bijvoorbeeld buurtvaders die toezicht houden, ervoor zorgen dat kinderen hun rommel opruimen, en als aanspreekpunt fungeren voor kinderen die geen vader in de buurt hebben;
ze kunnen helpen bij praktische ondersteuning, zoals administratieve ondersteuning. Discussiëren over dilemma s Na een korte pauze discussiëren de deelnemers naar aanleiding van twee thema s. Bij het thema outreachend werken praten ze door over het dilemma zelfredzaamheid versus erop af! en over de spanning tussen het accepteren van cliënten versus het geven van disciplinerende en normerende feedback. In andere groepen gaan de deelnemers in gesprek over het ondersteunen van cliënten die in een vechtscheiding verwikkeld zijn: het aantal vechtscheidingen neemt namelijk aanzienlijk toe door verandering in wetgeving, met alle nadelige gevolgen van dien voor kinderen. Welke rol heb je hierbij als sociaal werker? Reacties op Outreachend werken Accepteren versus normeren Accepteer cliënten binnen de mogelijkheden die zij hebben. Laat ze leven zoals ze leven, ook als ze daarmee niet voldoen aan breed gedeelde normen. Maar als sociaal werker vorm je voor deze cliënt tegelijkertijd een schakel naar de samenleving en organisaties die normering en begrenzing opleggen. Het helpt als je daarbij samenwerkt met netwerkpartners die in eerste instantie vanuit zorg werken en niet vanuit normering. Kijk bijvoorbeeld naar scholen: veel juffen en meesters willen dat gezinnen volgens de regels van de witte samenleving leven. Alles netjes, niet schreeuwen en de kinderen op tijd naar bed. Er zijn echter veel Antilliaanse gezinnen waar de kinderen pas om tien uur naar bed gaan. Als die kinderen eten krijgen, op tijd op school zijn en daar goed mee doen, zie ik het probleem niet; ook al zouden wij dat anders doen. Zelfredzaam versus er op af! Laat burgers zoveel mogelijk zelf dingen doen om zo de eigen zelfredzaamheid te vergroten. Hiervoor zul je cliënten vaak eerst moeten motiveren. Sluit daarbij aan bij de eerste vragen van de cliënt. Vaak heb je dan de helft van het traject al op orde, terwijl je ook beter zicht krijgt op de vragen achter de eerste vraag. Als je wilt ingrijpen, kan dat op verschillende manieren, afhankelijk van de ernst van de zorgsignalen, van de vraag of er ook kinderen bij zijn betrokken, en van de vraag of er voldoende besef bestaat bij de betreffende cliënt. Houd je een confronterende spiegel voor, dan is het belangrijk dat er al een vertrouwensrelatie is gelegd. In dit dilemma gaat het dus vooral om het tijdstip waarop je ingrijpt: doe je dat (te) vroeg of (te) laat? Vaak gaan we als (outreachend) maatschappelijk werkers af op signalen van netwerkpartners, waardoor er dus al iets aan de hand is. In feite zijn we op dat moment al (te) laat, zeker als het gaat om zwaardere casussen waar wij steeds meer mee te maken krijgen. Reacties op Vechtscheiding We hebben gepraat over de stelling of sociaal werkers bij vechtscheidingen met een protocol of richtlijn zouden moeten werken, of meer op maat, passend bij wat ze tegenkomen in een casus? Zo n protocol of stappenplan is er overigens nog niet, en uit de discussie blijkt dat hier vooralsnog ook weinig behoefte aan bestaat. Bij het leveren van maatwerk is rugdekking belangrijk: bijvoorbeeld door overleg met de leidinggevende over volgende stappen. Verder zouden sommige deelnemers hiervoor aanvullende scholing en training willen krijgen. Ook moet duidelijk zijn vastgelegd hoe er met het aanvragen van dossiers wordt omgegaan, omdat ouders die vaak gebruiken in rechtszaken.
Bij gesprekken met vechtende ex-en helpt het om het kind centraal te stellen: dat kan een ingang zijn. Confronteer ouders met hun gedrag en wijs op de consequenties daarvan voor het kind. Laat de verantwoordelijkheid zo lang mogelijk bij de ouders, tenzij de veiligheid van het kind niet langer is gegarandeerd. Kijk uit dat je onderdeel wordt van het systeem en meegezogen wordt in conflicten. Bied ouders educatie over loyaliteit en hoe dat bij het kind werkt. En versterk de kinderen, want ook zij mogen hun eigen grenzen stellen. Bij dit soort casussen is soms behoefte aan kortdurende inbreng van tweedelijns deskundigen vanuit de jeugdzorg of ggz, om daarna weer zo licht mogelijke hulp te kunnen bieden. Tenslotte kan bij vechtscheidingen een creatief beroep worden gedaan op informele oplossingen en het eigen netwerk. Bekenden kunnen bijvoorbeeld worden ingezet op de financiële problematiek die er vaak speelt, maar ook bij het ondernemen van activiteiten met het kind. Zet hier bijvoorbeeld opa s en oma s in, die het kind ook emotioneel kunnen ondersteunen. Vergeet ook de inzet van ervaringsdeskundigen niet: gescheiden ouders die zelf al verder in hun proces zijn. Dat zijn vaak goede gesprekspartners die een zinnige bijdrage kunnen leveren. En wat dacht je van maatjesprojecten waar kinderen in deze situaties kwijt kunnen wat ze thuis meemaken? Estafette-vragen Moet de eigen organisatie intern vakspecialisten versterken, bijvoorbeeld professionals die een ster zijn in de spreekkamer; het werken in de wijk; het werken met specifieke doelgroepen; of het werken met een specifieke methode. Of zorg je er daarmee juist voor sociaal werkers die zich verschansen en verzwak je daarmee je positie in de buitenwereld? Welke rol krijgt de generalist zorg (zoals de wijkverpleegkundige), en hoe vul je de relatie met deze professional in als generalist hulpverlening of opbouwwerk? Specifieke vraag: Welke suggesties hebben collega s in het land voor het effectief ondersteuning bieden aan gebroken gezinnen die verwikkeld zijn in een vechtscheiding?