Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland



Vergelijkbare documenten
Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Academisch schrijven Inleiding

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Academisch schrijven Inleiding

Summary 124

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Werk in balans. verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance. turnover of nurses and health-care workers.

Mentaal Weerbaar Blauw

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering

Motivationele oriëntatie bij sociale vergelijking: Wanneer, waarom en met wie vergelijken?

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Socio-economic situation of long-term flexworkers

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

Geloof in een Rechtvaardige Wereld en Afkeuring van Geweldsslachtoffers: De Invloed

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Adherence aan HWO en meer bewegen

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt The role of mobility in higher education for future employability

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Determinantenonderzoek naar Factoren waarmee een Actief Stoppen-met-Roken Beleid op Cardiologieverpleegafdelingen kan worden bevorderd

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en

Global TV Canada s Pulse 2011

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

The Effect of Gender, Sex Drive and Autonomy. on Sociosexuality. Invloed van Sekse, Seksdrive en Autonomie. op Sociosexualiteit

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk. en Lichamelijke Gezondheidsklachten

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Master Thesis. Early Career Burnout Among Dutch Nurses: Comparing Theoretical Models. Using an Item Response Approach.

Press release Statistics Netherlands

MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate

Appendix A: List of variables with corresponding questionnaire items (in English) used in chapter 2

Impact en disseminatie. Saskia Verhagen Franka vd Wijdeven

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

Een model voor personeelsbesturing van Donk, Dirk

Verbanden tussen Coping-Strategieën en. Psychologische en Somatische Klachten. binnen de Algemene Bevolking

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Verloop bij de Politie: de Rol van Procedurele en Interactionele Rechtvaardigheid en Commitment

(1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs. (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren

S e v e n P h o t o s f o r O A S E. K r i j n d e K o n i n g

Het disciplinaire future self als bron van motivatie en activatie

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.

Geheimen en Professionele Effectiviteit: De Modererende Invloed van Type D persoonlijkheid, Negatief Affect en Sociale Inhibitie bij Werknemers

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Digital municipal services for entrepreneurs

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

CHROMA STANDAARDREEKS

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties

Tahnee Anne Jeanne Snelder. Open Universiteit

Transcriptie:

Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland Een studie naar de verklaring van de verschillen in necessity en opportunity ondernemerschap in Iran en Nederland. Masterthesis Economische Geografie, Universiteit Utrecht, Martijn Peters

Foto voorpagina: Bazaar van Teheran Bron: Vahid Shekarchi, 6 oktober 2010

3 Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland Een studie naar de verklaring van de verschillen in necessity en opportunity ondernemerschap in Iran en Nederland. GEO4-3213: Masterthesis Sectie Economische Geografie Faculteit Geowetenschappen Universiteit Utrecht mei, 2011 Begeleider: dr. V.A.J.M. Schutjens Martijn Peters, 3079996

4 Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland World research is mainly a conversation of us with us about them (Desai & Potter, 2006, p. 19)

Martijn Peters, Masterthesis Economische Geografie, Universiteit Utrecht 5 Summary Many academic studies show that nascent entrepreneurship, as a process of forming new businesses, leads to substantial benefits in terms of innovation, dynamics, productivity and economic growth. Nowadays it is taken for granted that entrepreneurship is crucial for economic development. However, research is conducted in many Westernized countries, but neglects entrepreneurship in developing countries. The work of the Global Entrepreneurship Monitor (GEM) shows for example that the start-up rates and necessity entrepreneurship in developing countries are much higher. The latter reflects those that pursue start-ups because they have no better choices for work. This masterthesis potentially closes this gap by researching empirical data on entrepreneurship in a developing country. Besides a distinction between developing and developed countries, this thesis also differentiates between necessity and opportunity entrepreneurs. Making differences between individuals decisions to engage in entrepreneurial activity is important for policy making. Measures that stimulate necessity entrepreneurship do not necessarily benefit opportunity-driven entrepreneurs and vice-versa. Another unique aspect of this study is a distinction between research on a regional and on an individual level. Until a decade ago, entrepreneurship was only researched on a regional level: a certain percentage of entrepreneurship activity in a region was explained by regional or national characteristics. However the decision to set up one s own business is an individual choice. Recently several data sources started to collect data on a individual level and this makes it possible to research individual entrepreneurs instead of entrepreneurship. This thesis will study both levels. This means it explains the variety in regional necessity entrepreneurship rates as well as factors influencing individual decisions to start a business because of necessity motivations. The idea of this masterthesis occured after an internship in Iran at the Global Entrepreneurship Monitor Iran (GEM) which is a part of the Faculty of Entrepreneurship, University of Tehran in Tehran, Iran. The GEM project studies individual entrepreneurs, but due to the large amount of data it can be used on a regional level too. This leads us to the following question: To what extent does the motivation to start a business between regions and between nascent entrepreneurs in Iran and in the Netherlands vary and which regional and individual factors influence this variety? The content is as follows: first academic studies are used to investigate which possible regional and individual factors could influence the variety between regions and entrepreneurs in motivation to start a business. Then we give a short introduction about Iran, since the country is unknown for many readers. Finally with use of empirical data the main question will be answered. Empirical evidence about regional differences between nascent necessity and nascent opportunity entrepreneurship is scarce. Cross-country research teaches us that countries with a high standard of living often have low necessity entrepreneurship rates. Further academic studies prove that entrepreneurial attitude and perceptions significantly influences entrepreneurial motivations to start a business. Several GEM indicators, concerning individuals own perceptions toward entrepreneurship, will be used in the empirical research. At the individual level it appears that characteristics that affect the necessity-driven entrepreneurs can be divided into personal characteristics, individual perceptions towards entrepreneurship, regional demographics and economic characteristics and regional perceptions towards entrepreneurship. Furthermore, scientific studies that

6 Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland research necessity and opportunity-driven entrepreneurs are rarely analyzed in developing countries. Along with research in the Netherlands, this study is also conducted in Iran. Iran is a country in the Middle-East. The capital is Tehran and is home to 12 million people. Tehran is a good example of a primate city: it s a leading city and disproportionately larger in terms of GRP and citizens than any others in the urban hierarchy. The economics of Iran are largely based on oil, found in the southern provinces of Khuzestan en Kohgiluyeh & Boyer Ahmad. The relatively well developed city of Tehran and the distribution of hydrocarbons are two main reasons for the large inequality of wealth. Our Iranian sample comprises of 355 necessity entrepreneurs and 494 opportunity entrepreneurs (out of 849 nascent entrepreneurs, 9508 observations). In the Netherlands our sample covers 35 necessity entrepreneurs and 440 opportunity entrepreneurs (out of 475 nascent entrepreneurs, 14996 observations). In Iran the share of necessity entrepreneurs is 41,8% of all nascent entrepreneurs, while in the Netherlands it s only 7,4%. The empirical results indicate that on a regional level in poorer Iranian regions the likelihood that entrepreneurs start out of necessity is larger in comparison with regions with more welfare. In the Netherlands no evidence was found that any regional characteristic influences the regional rate of necessity entrepreneurship. These findings were expected and consistent with previous studies. More difficult to explain is the relationship in Iran between the regional unemployment rate and regional rate of necessity entrepreneurship. On the one hand, high unemployment rates may lead to start-up activity of nascent entrepreneurs (the refugee effect). On the other hand, higher rates of self-employment may indicate increased entrepreneurial activity reducing unemployment in subsequent periods (the entrepreneurial effect). In Iran no clear explaination was found to explain the negative relationship between regional unemployment rate and regional rate of nascent necessity entrepreneurship. This relationship only exists on a regional level. On the individual level, in the Netherlands, age and education seem to have a very strong (positive and negative resp.) relationship with the likelihood of starting a new necessity-driven business. Further, a striking result is that the regional characteristics do not have any influences on the motivational choice of the nascent entrepreneur. This is in comparison with the findings in Iran: Gross Regional Product as well as Regional perceptions towards entrepreneurship both influencing the individual choice to start a business because of necessity reasons. Another difference in Iran in comparison with the empirical result of the Netherlands is that age doesn't influence nascent necessity-driven entrepreneurs. Also a positive relationship between population density and entrepreneurial activity in Iran is found: areas of agglomeration mostly have lower levels of entrepreneurial necessity-driven activity than rural areas. In general we can say that in Iran location seems to be more relevant for the nascent necessity-driven entrepreneur. In the Netherlands only personal characteristics influence the decision to start a business because of necessity motivations. In Iran it matters where nascent entrepreneurs are living. Probably the best way to stimulate the local economy is to have an eye for the local situation. Regions may first reach a certain developed level to benefit from nascent entrepreneurship. This makes geography even more relevant.

Martijn Peters, Masterthesis Economische Geografie, Universiteit Utrecht 7 Voorwoord Met deze masterthesis over necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland sluit ik een mooie periode aan de Universiteit Utrecht af, die begon 6 jaar geleden als eerstejaars student sociale geografie en planologie. Een tijd waarin ik mezelf heb kunnen ontplooien en waar mijn interesse voor de geografie en met name de economische geografie flink is gegroeid. Het is niet toevallig dat ik mijn studie afsluit met een thesis over Iran, onderzoek naar landen, regio s en steden die minder voor de hand liggen heeft altijd al mijn aantrekkingskracht gehad. Ik realiseer me, terugkijkende op de periode die ik aan deze masterthesis heb gewerkt, dat het veel bijzondere evaringen en leermomenten heeft opgeleverd. Veel dank ben ik dan ook verschuldigd aan de universiteit van Teheran. Allereerst aan Dr. Mohammad Reza Zali, hoofd van het GEM Iran team. Dank voor alle goede zorgen, de gastvrijheid, voor het beschikbaar stellen van een werkplek en voor de toegang tot fantastische data van GEM Iran project. Zelfs toen ik in november 2010 redelijk onverwacht voor de tweede keer een bezoek aan Iran bracht, stond hij onmiddellijk voor mij klaar. Ook ben ik veel dank verschuldigd aan de studenten van de Universiteit van Teheran en met name Sepehr Nazari, Poya Farzadnia en Vahid Shekarchi voor alle discussies, vertaalwerk en gezelligheid. Naast contacten in Iran heb ik ook veel gehad aan de docenten in Nederland. Mijn dank gaat met name uit naar Gideon Bolt, voor de statistische hulp en Niels Bosma, voor het aanbieden van de GEM bestanden uit Nederland. Deze thesis had echter niet geschreven kunnen worden zonder de hulp en de deskundigheid van mijn begeleider Veronique Schutjens. Dank voor al het geduld, de vele begeleidingsuren en de altijd uitgebreide kritieken en verbeterpunten. Ik heb ontzettend veel geleerd van haar kritische en vaak gerechtvaardigde notities. Ik ben ervan overtuigd dat haar kritische houding en betrokkenheid van grote waarde zijn voor de universiteit en ik hoop dat zij ook voor komende generatie studenten veel zal kunnen betekenen. Nogmaals dank voor alles. Utrecht, 16 mei 2011

8 Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland Inhoud Hoofdstuk 1: Introductie... 11 1.1 Aanleiding... 13 1.2 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie... 15 1.3 Afbakening: een combinatie van het regionale en individuele niveau... 17 1.4 Doelstelling, probleemstelling en deelvragen... 18 1.5 Definitie van een nieuwe ondernemer... 19 1.6 Aanpak empirisch onderzoek... 20 1.7 Leeswijzer... 20 Hoofdstuk 2: Necessity- en opportunity-driven ondernemerschap: een literatuurstudie 23 2.1 Inleiding op necessity nieuw ondernemerschap... 25 2.2 Determinanten van het regionaal aandeel necessity ondernemerschap... 27 2.3 De determinanten van de kans om een onderneming te starten uit necessity motieven... 31 2.4 Conceptueel model, verwachte samenhang en conclusie... 37 Hoofdstuk 3: De context van Iran... 43 3.1 Inleiding... 45 3.2 Geografie, demografie, politiek en economie van Iran... 46 3.3 Sociaaleconomische positie van Iran in internationaal perspectief... 47 3.4 Ondernemerschap in Iran in internationaal perspectief... 49 3.5 Iraanse regio s nader bekeken... 51 3.6 Conclusie... 57 Hoofdstuk 4: Opzet van het empirisch onderzoek... 59 4.1 Inleiding... 61 4.2 Operationalisering van de factoren... 62 4.3 Uitleg van de statistische methoden... 71 4.4 Beschrijving van de populatie met behulp van de steekproef... 74 Hoofdstuk 5: Wat verklaart de start van een eigen bedrijf uit necessity motieven?... 77 5.1 Inleiding... 79 5.2 Regionale variatie in aandeel necessity ondernemerschap... 80 5.3 Individuele kans op start van een eigen bedrijf uit necessity-motieven... 86 5.4 Regionale variabelen in twee verschillende analyses... 93 Hoofdstuk 6: Conclusie en discussie... 95 6.1 Eindconclusie... 97 6.2 Aanbevelingen voor onderzoek, beleid en discussie... 101 6.3 Tot slot... 103 Literatuur... 104 Bijlagen... 110

Martijn Peters, Masterthesis Economische Geografie, Universiteit Utrecht 9 Lijst van tabellen Tabel 1: Push and pull indicatoren...25 Tabel 2: Verwachte samenhang tussen verschillende factoren en het regionale aandeel necessity (t.o.v. opportunity) ondernemerschap...42 Tabel 3: Verwachte samenhang tussen de factoren en de kans om uit necessity (t.o.v. opportunity) motieven een onderneming te starten...42 Tabel 4: GCI en GEM classificatie van een ontwikkelingsland (2010)...48 Tabel 5: The World Bank classificatie van een ontwikkelingsland (2009)...48 Tabel 6: Human Development Index classificatie van een ontwikkelingsland (2010)...49 Tabel 7: Ondernemerschapsactiviteiten uit GEM 2010...49 Tabel 8: Early-Stage Entrepreneurial Activity en Establish Business Ownership-rate in Iran ( 07-09) en Nederland ( 01-06)...50 Tabel 9: Mogelijke antwoorden op vraag 2g en 3g en de operationalisering hiervan...63 Tabel 10: Afhankelijke variabelen van Iran ( 07-09) en Nederland ( 01-06)...65 Tabel 11: Regionaal niveau: Determinanten van het regionale aandeel necessity ondernemerschap...66 Tabel 12: Beschrijving van de individuele en regionale verklarende determinanten van Iran ( 07) en Nederland ( 01-06)...67 Tabel 13: Dichotome variabelen...68 Tabel 14: Onderverdeling in klassen van de variabele leeftijd...68 Tabel 15: Onderverdeling in klassen van de variabele opleiding...68 Tabel 16: Onderverdeling in klassen van de variabele type woonplaats naar stedelijkheid...68 Tabel 17: Individueel niveau: Determinanten van de kans om te starten uit necessity-driven motieven...69 Tabel 18: Opbouw van de verschillende statistische methodes...72 Tabel 19: Operationalisering van de dummy en categorale variabelen voor de logistische regressie...73 Tabel 20: Gemiddelden (niet gewogen) van de afhankelijke variabelen van Iran en Nederland...74 Tabel 21: Karakteristieken van de onafhankelijke variabelen (niet gewogen) van Iran en Nederland...75 Tabel 22: Correlatiematrix tussen regionale kenmerken en het regionaal aandeel necessity ondernemerschap in Iran en Nederland...81 Tabel 23: Het regionale aandeel necessity ondernemerschap in Iran en Nederland...84 Tabel 24: Verschil tussen de verwachte samenhang op basis van de literatuur en op basis van de empirische analyse van het regionaal aandeel necessity ondernemerschap en verschillende regionale kenmerken...85 Tabel 25: Bivariate relatie tussen diverse kenmerken en de kans om te starten uit necessity of opportunity-motieven in Iran en Nederland...87 Tabel 26: Individuele kans om een necessity-driven nieuwe ondernemer in Iran of in Nederland te zijn....89 Tabel 27: Verschil tussen de verwachte samenhang op basis van de literatuur en op basis van de empirische analyse van het de individuele kans om een bedrijf te starten uit necessity motieven en verschillende kenmerken...92 Tabel 28: Overzicht classificatie van Porter, Global Competitiveness Report 2010... 111 Tabel 29: Mirco-analyse, de gebruikte literatuur... 112 Tabel 30: Mirco-analyse, toetsing, afhankelijke en onafhankelijke variabelen van de gebruikte literatuur... 113 Tabel 31: Samengestelde statistische gegevens van diverse landen (2010)... 115 Tabel 32: Bevolkingsaantal en bevolkingsdichtheid van Iran op NUTS2, 1389 (2010-2011)... 116 Tabel 33: BRP en werkloosheid van Iran op NUTS2, 1386 (2007-2008)... 117 Tabel 34: Bevolkingsaantal, bevolkingsdichtheid, BRP en werkloosheid van Nederland op NUTS2, diverse data... 118 Tabel 35: Early Stage Entrepreneurial Activity in regio s in Iran (2007-2009)... 119 Tabel 36: Early Stage Entrepreneurial Activity in regio s in Nederland (2001-2006)... 119 Tabel 37: Regionale verschillen in ondernemerschapsmotieven in Iran (2007-2009)... 120 Tabel 38: Regionale verschillen in ondernemerschapsmotieven in Nederland (2001-2006)... 120 Tabel 39: Pearmans correlatiematrix (two-tailed) tussen het regionale aandeel necessity ondernemerschap en de onafhankelijke variabelen in Iran en Nederland... 122 Tabel 40: Pearmans correlatiematrix (two-tailed) tussen de individuele kans op necessity ondernemerschap en de onafhankelijke variabelen in Iran en Nederland... 123 Lijst van figuren Figuur 1: Conceptueel model...37 Figuur 2: Conceptueel model, aangepast aan de empirische resultaten van Iran... 100 Figuur 3: Conceptueel model, aangepast aan de empirische resultaten van Nederland... 100 Figuur 4: Spreidingsdiagram, afhankelijke variabele regionaal aandeel necessity-driven... 121 Lijst van kaarten Kaart 1: Ligging van Iran...46 Kaart 2: Overzicht van de provincies in Iran (2010)...52 Kaart 3: Bevolkingsdichtheid in inwoners per km2 in Iran, 1389 (2010-2011)...53 Kaart 4: Bruto Regionaal Product per persoon in Iran 1386 (2007-2008)...54 Kaart 5: Regionale werkloosheidspercentages in Iran in 1387 (2008-2009)...54 Kaart 6: Regionale Early Stage Regional Entrepreneurial Activity in Iran (2007-2009)...56 Kaart 7a en b: Regionale Early Stage Entrepreneurial Activity in Nederland (2001-2006)...56 Kaart 8: Regionale percentages ondernemerschapsmotieven Iran (2007-2009)...80 Kaart 9a en b: Regionale percentages ondernemerschapsmotieven in Nederland (2001 2006) (met a: Iraanse klassenindeling en b: Nederlandse gemiddelde als nulpunt)...81

11 Hoofdstuk 1: Introductie Bron: Franchiseondernemer in Teheran, Shahid Moayeri winkelcentrum, 6 oktober 2010, Vahid Shekarchi

12 Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland 1.1 Aanleiding... 13 1.1.1 Ondernemerschap is het sleutelwoord in beleid... 13 1.1.2 Verschil tussen ondernemerschap in ontwikkelde en ontwikkelingslanden... 13 1.1.3 Onderzoek in Iran en in Nederland... 14 1.2 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie... 15 1.3 Afbakening: een combinatie van het regionale en individuele niveau... 17 1.4 Doelstelling, probleemstelling en deelvragen... 18 1.4.1 Doelstelling... 18 1.4.2 Probleemstelling... 19 1.4.3 Deelvragen... 19 1.5 Definitie van een nieuwe ondernemer... 19 1.6 Aanpak empirisch onderzoek... 20 1.7 Leeswijzer... 20

Martijn Peters, Masterthesis Economische Geografie, Universiteit Utrecht 13 1.1 Aanleiding 1.1.1 Ondernemerschap is het sleutelwoord in beleid Sinds de jaren 90 zijn er veel nationale en regionale beleidsinitiatieven ontstaan die het starten van nieuwe bedrijven promoten (Tamásy, 2006). Het idee achter deze initiatieven is dat nieuwe ondernemingen een bijdrage leveren aan de dynamiek in de economie en een positieve invloed hebben op de economische groei (Ministerie van Economische Zaken, 2010a). De Nederlandse overheid stimuleert bijvoorbeeld nieuw ondernemerschap door het ondernemen onder de aandacht te brengen in het onderwijs of door de wet- en regelgeving ten gunste van ondernemers aan te passen (Ministerie van Economische Zaken, 2010c). Parallel hieraan is ook in de academische wereld de interesse in ondernemerschap flink toegenomen (Sternberg, 2009). In de evolutionair economisch geografische literatuur is inmiddels een consensus bereikt dat nieuw ondernemerschap inderdaad een belangrijk aandeel heeft in de economische ontwikkeling van een land of regio (Bosma et al., 2008). In de evolutionaire economie is in tegenstelling tot de traditionele (neo-) klassieke theorieën ruimte voor een bepaalde variatie in de markt, een proces van competitie tussen nieuwe ideeën en initiatieven en selectie van de meest levensvatbare bedrijven en industrieën (Wennekers & Thurik, 1999). In essentie wordt gesuggereerd dat nieuwe ondernemers bijdragen aan de economische groei, omdat ze innovaties op de markt brengen, economische veranderingen teweegbrengen en de concurrentie en de productiviteit versterken (Wong et al., 2005, Praag & Versloot, 2007 en Bosma & Levie, 2010). Onder andere Solimano & Avanzini (2009) en Block & Sandner (2009) maken onderscheid tussen een individu die vrijwillig een onderneming start, ook wel opportunity-driven genoemd en iemand die een onderneming uit noodzaak start, ook wel necessity-driven genoemd. Necessity-driven ondernemers zijn voor het merendeel individuen die vanwege het gebrek aan alternatieve economische mogelijkheden via een eigen bedrijf de noodzakelijke inkomsten genereren (Sarasvathy, 2004). Deze laatste groep is in de wetenschappelijke literatuur ook wel bekend als reluctant, survivalist, refugee of involuntary ondernemerschap. Door o.a. Verheul et al. (2010) is geconcludeerd dat er een verschil bestaat in determinanten tussen necessity-driven en andere typen ondernemers. Dit heeft belangrijke consequenties voor beleidsmakers; immers bepaalde maatregelen hoeven niet noodzakelijkerwijs voordelig te zijn voor elk type ondernemer (Liedholm, 2002 en Verheul et al., 2010). Block & Sandner (2006) schrijven hierover: Regarding further research it should be noted that we find notable differences between necessity and opportunity entrepreneurs that should receive further investigation (Block & Sandner, 2006, p.13). Het huidige vraagstuk in de wetenschappelijke literatuur richt zich dan ook op welke en in welke mate bepaalde nationale, regionale en persoonlijke factoren van invloed zijn op de startmotivatie van nieuwe ondernemers. 1.1.2 Verschil tussen ondernemerschap in ontwikkelde en ontwikkelingslanden ( ) From Ács and Audretsch through Baumol to Schumpeter and Thurik, all notable contributors to the discipline of entrepreneurship, they do not include a single reference from the development economics literature (Naudé, 2010, p. 2). Kritiek op onderzoek naar ondernemerschap, die onder andere ook uit bovenstaande quote blijkt, is gericht op het feit dat veel (ondernemerschaps)kennis is vergaard in Westerse landen met de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland als belangrijkste bronnen. Deze kennis is echter niet zonder meer van toepassing op minder ontwikkelde landen (Desai et al, 2010). Immers het economische regime en de processen die plaats vinden in ontwikkelingslanden zijn anders dan die in de ontwikkelde landen (Audretsch & Fritsch, 2002). Desai & Potter (2006) spreken zelfs van academisch imperialisme :

14 Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland conclusies uit onderzoeken in ontwikkelde landen worden zonder enig besef ook van toepassing geacht op ontwikkelingslanden (Desai & Potter, 2006, p. 19). Belangrijk onderscheid tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden blijkt de omvang in ondernemerschapactiviteiten te zijn. Bosma & Levie (2010) berekenen het percentage individuen dat bezig is met het starten van een onderneming op de totale populatie en concluderen dat er grote nationale verschillen zijn. Minder ontwikkelde landen zoals Oeganda, Jemen, Guatemala of Peru hebben start-up percentages van boven de twintig procent, dit houdt in dat 1 op de 5 respondenten (individuen tussen de 18 t/m 64 jaar) bezig is met het starten of te runnen van een onderneming. Ontwikkelde landen zoals België, Japan, Denemarken of Hong Kong daarentegen meten percentages van onder de vier procent, oftewel slechts 1 van de 25 respondenten is bezig met een nieuwe eigen onderneming. In landen met een laag inkomen per hoofd van de bevolking wordt de nationale economie (over het algemeen) gekarakteriseerd door een groot aandeel startups (Bosma & Levie, 2010). Niet alleen het aantal nieuwe ondernemers, maar ook de onderverdeling naar type ondernemer verschilt tussen ontwikkelings- en ontwikkelde landen. Ondernemers zijn een brede groep van individuen waar zowel de bloemenverkoper op de hoek van de straat als Bill Gates toe behoort (Smart & Smart, 2005 en Wennekers et al. 2010). In ontwikkelde landen wordt met ondernemerschap vaak de innovatieve ondernemer bedoeld die door middel van nieuwe producten of diensten de concurrentie scherp houdt en/of de productiviteit verhoogt (Thurik et al., 2008). Anders dan in ontwikkelde landen bestaat ondernemerschap in ontwikkelingslanden veel meer uit zelfstandigen die niet onder de noemer Schumpeterian entrepreneurs (innovatieve ondernemers) vallen (Thurik et al., 2008 en Coad & Tamvada, 2008). Bosma & Levie (2010) geven aan dat in ontwikkelingslanden ondernemers voornamelijk concurreren op basis van de prijs en dat de producten die men verkoopt nagenoeg overal gelijk zijn. Veel ondernemers in ontwikkelingslanden hebben een familiebedrijf of zijn petty capitalists (Smart & Smart, 2005). Dit zijn bedrijven, die ondanks enkele werknemers, sterk afhankelijk zijn van de inspanning van de eigenaar (Ács & Virgill, 2009). Ook zijn ondernemers in ontwikkelingslanden vaker actief in de informele en/of de agrarische sector. In ontwikkelingslanden is dat een veel grotere bron van economische activiteit. (Ács & Virgill, 2009 en Desai, 2009). De drijfveren van de startende ondernemers in ontwikkelingslanden zijn dan ook vaak anders dan de beweegredenen van nieuwe ondernemers in ontwikkelde landen. Door Bosma et al. (2008a) en Bosma & Levie (2010) is aangetoond dat het aandeel necessitydriven ondernemers in ontwikkelingslanden veel hoger is dan het aandeel in de meer ontwikkelde landen. Kortom in ontwikkelingslanden zijn relatief meer nieuwe ondernemers die uit noodzaak een bedrijf starten. 1.1.3 Onderzoek in Iran en in Nederland Deze masterthesis onderzoekt het verschil tussen de determinanten van necessity en opportunity ondernemers in een ontwikkeld en een ontwikkelingsland. Als het te onderzoeken ontwikkelingsland is de keus gevallen op Iran. Dit naar aanleiding van een stage in het voorjaar van 2009. In dat jaar heb ik stage gelopen aan het GEM office (Global Entrepreneurship Monitor) van de faculteit van Entrepreneurship van de Universiteit van Teheran in Iran. Het GEM project is kort gezegd een studie naar ondernemerschap en wordt inmiddels uitgevoerd in vierenvijftig landen (GEM, 2009). Vernieuwend aan het GEM project is dat niet (macro-) economische cijfers van landen of regio s, maar de ondernemer zelf centraal staat. Dankzij deze stage kon ik dan ook beschikken over een groot aantal (mirco-) gegevens over nieuw ondernemerschap in Iran. De classificatie van Iran als ontwikkelingsland is overgenomen van het GEM publicaties, deze gebruiken een rangschikking van landen op basis van de indeling van Porter (1998). Iran blijkt volgens deze classificatie een land in ontwikkeling, in transitie naar

Martijn Peters, Masterthesis Economische Geografie, Universiteit Utrecht 15 een meer efficiënt gedreven economie, te zijn. In bijlage 1 (Tabel 28) is een volledig overzicht opgenomen van Porter s onderverdeling van landen. O.a. Botswana, Jamaica, Indonesië en Saoedi-Arabië blijken landen te zijn die in dezelfde categorie vallen als Iran (Schwab, 2010). Hoewel Iran centraal staat, is er ook aandacht voor ondernemerschap in Nederland. Onderzoek naar het ondernemerschap in Nederland dient in dit verslag slechts ter vergelijking met onderzoeksgegevens uit Iran. In Nederland is namelijk de welvaart relatief homogeen verdeeld (Sternberg, 2009) en is de ruimtelijke (economische) structuur voor de lezer al bekend. 1.2 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie Wetenschappelijke relevantie houdt in op welke wijze het onderzoek theoretisch, methodisch of qua resultaten van belang is voor verdere theorievorming (Bryman, 2008). In paragraaf 1.1.2 is besproken dat veel kennis over ondernemerschap is vergaard in Westerse landen, maar dat de ondernemerschapsprocessen die in ontwikkelingslanden spelen in de wetenschappelijke literatuur onderbelicht zijn gebleven. Dit onderzoek werp een nieuw licht op de bestaande conclusies (uit Westerse onderzoeksliteratuur) over determinanten die van invloed zijn op de motivatie van startende ondernemers. De onderzoeksresultaten zijn een eerste stap op weg naar een bredere beschouwing van nieuw ondernemerschap. Maatschappelijke relevantie houdt de vraag in op welke wijze de probleemstelling voor de dagelijkse praktijk van het leven van belang is (Bryman, 2008). In paragraaf 1.1.1 is uiteengezet dat nieuwe bedrijven een bijdrage leveren aan de economische dynamiek van een regio en dat er een variatie bestaat in de motivatie van nieuwe ondernemers. Met kennis van kenmerken die verschillende typen startende ondernemers beïnvloeden, kan gericht beleid gevoerd worden ten aanzien van het stimuleren van nieuw ondernemerschap. De vraag die hierop volgt is of het stimuleren van start-ups ook zin heeft voor necessitydriven (t.o.v. andere typen) ondernemers in ontwikkelingslanden. Als er immers geen invloed van nieuwe necessity-driven ondernemers op de ontwikkeling van een regio waar te nemen is, is de relevantie in het doen van onderzoek in een ontwikkelingsland ook discutabel. In de wetenschappelijke literatuur zijn drie positieve effecten van nieuwe necessity-driven ondernemers op de economische groei van een ontwikkelingsland gevonden. Het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap versterkt in ontwikkelinglanden de transitie naar een meer efficiëntere economie (1), de werkloosheid daalt (2) en de armoede vermindert (3). Deze drie effecten worden hieronder uitgelegd en uitgewerkt. 1. In de laatste eeuw nam in landen als Frankrijk, Verenigde Staten en Nederland een het aantal ondernemers af. Recentelijk stabiliseert echter het aantal startende ondernemers (Carree et al., 2007) of vindt er een opwaartse trend plaats en neemt het aantal startende ondernemers weer langzaam toe (Wennekers et al., 2010). Wennekers et al. (2010) beschrijven twee revoluties die verklaren hoe het komt, dat wanneer de economie van een land zich ontwikkelt het percentage nieuwe ondernemers afneemt, vervolgens stabiliseert en/of weer toeneemt. De eerste revolutie beschrijft de lange periode van daling van het aantal zelfstandigen in ontwikkelde landen in de vorige eeuw. De oorzaak is het gevolg van een drietal elementaire veranderingen; sectorverandering (afname van landbouw naar productie en transport), opkomende schaalvoordelen (industrialisatie, technologische ontwikkelingen, automatisering en centralisering van kapitaal) en stijging in lonen (afname van de prikkel om zelfstandige te worden). Vervolgens beschrijven Wennekers et al. (2010) een aantal recente ontwikkelingen waardoor deze trend lijkt te keren: de ontwikkeling van de

16 Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland dienstensector, differentiatie in de wensen van de klant, afname van de transactie kosten, opkomende informatietechnologie en de toenemende wens om autonoom te zijn. Een starter in een ontwikkelingsland hoeft geen Schumpeterian ondernemer te zijn of een spectaculair nieuw idee te hebben (Ács & Virgill, 2009), om bij te dragen aan de transitie van een land met een overwegend op de landbouw gerichte economie naar een meer stedelijk en op industrie gerichte samenleving (Goedhuys & Sleuwaegen, 2009). Nieuwe ondernemers zijn niet de eenzame helden die zelfstandig het economische landschap veranderen, maar ook geen machines die uitvoeren wat door de omgeving bepaald wordt. Ondernemers voeren, net zoals elke ander individu, onder vaststaande condities hun handelingen uit, maar zijn ook ondernemend omdat ze de economische structuur kunnen veranderen (Stam & van Stel, 2009 en Carree et al., 2007). 2. Het Ministerie van Economische Zaken (2010a) beoogt dat nieuw ondernemerschap een positieve invloed op de werkgelegenheid heeft. Hoe meer mensen een bedrijf starten, hoe meer (absolute) werkgelegenheid dat oplevert. Voor de ondernemer zelf, maar ook voor de mensen die hij in dienst neemt. De Europese Commissie bevordert dan ook beleid ten aanzien van het stimuleren van een entrepreneurial society (Europese Commissie, 2003). De literatuur is echter minder eenduidig. Sommige auteurs beargumenteren dat werkloosheid het aantal start-ups positief beïnvloeden, andere claimen het omgekeerde. Er zijn zowel theoretische redenen als empirische bewijs voor beide opvattingen: werkloosheid veroorzaakt immers meer nieuwe ondernemers ( refugee effect), maar met meer nieuwe ondernemers daalt ook de werkloosheid ( entrepreneurial effect). De relatie tussen werkloosheid en nieuwe ondernemerschapsactiviteiten blijkt dynamisch en inter-temporeel te zijn, dat wil zeggen iets wat nu gebeurt, pas later waar te nemen is. Het zijn gelijktijdige relaties die elk in contrasterende richting werken en een verschillend tijdsverloop hebben (Thurik et al., 2008). Uit het onderzoek van Thurik et al. (2008) blijkt dat zowel een stijging in de werkloosheid een stijging van het aantal nieuwe ondernemers teweegbrengt (het refugee effect) en dat tegelijkertijd een stijging van het aantal nieuwe ondernemers een daling in het werkloosheidspercentage veroorzaakt (het entrepreneurial effect). Het tweede effect is echter sterker dan het eerste effect. Voor ontwikkelingslanden, waar het midden- en kleinbedrijf relatief groter is (Nichter & Goldmark, 2009) en waarvan relatief een groter gedeelte van de nieuwe ondernemers necessity-driven is (Bosma & Levie, 2010), is dit een positief gegeven. Vooral in ontwikkelingslanden blijkt het stimuleren nieuw ondernemerschap bij te dragen aan de daling van de werkloosheid. Het moge duidelijk zijn dat voor ontwikkelingslanden het startende ondernemerschap geen wondermiddel is, maar evenmin geldt dat nieuwe ondernemers niet wenselijk voor de ontwikkeling zouden zijn. Ontwikkelingslanden moeten daarnaast ook actief werken aan oplossingen om structurele problemen zoals stabiliteit, infrastructuur, onderwijs en gezondheid op orde te krijgen. Zoals Hillman & Aven (2010) concluderen is het ontbreken van een goede functionerende institutionele omgeving, zoals vaak in ontwikkelingslanden, echter geen absolute voorwaarde om ondernemerschap tot bloei te laten komen. 3. Ten slotte wordt door het stimuleren van necessity ondernemerschap de armoede verminderd. Immers nieuwe necessity-driven ondernemers zorgen er met de eigen onderneming voor dat ze zichzelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien (Amerós & Cristi, 2010). In veel wetenschappelijke literatuur (bijvoorbeeld in Ács et al., 2005, Ács & Varga, 2005 Wong et al., 2005, Valliere & Peterson, 2009 en Shane 2009), wordt gesuggereerd dat nieuwe ondernemers gunstig zijn voor de economische ontwikkeling, maar dat necessitydriven ondernemers in vergelijking met opportunity-driven ondernemers weinig tot geen economische groeipotentie hebben. Het beleid zou zich moeten focussen op opportunitydriven of high-growth ondernemers. Door Block & Sandner (2009) wordt echter betoogd dat niet alle necessity-driven ondernemers per se minder succesvol zijn. Op dezelfde manier kan beredeneerd worden dat opportunity-driven ondernemers ook niet allemaal

Martijn Peters, Masterthesis Economische Geografie, Universiteit Utrecht 17 succesvolle bedrijven voortbrengen en niet iedere opportunity-driven ondernemer een omvangrijke bijdrage levert aan de economische ontwikkeling (Amorós & Cristi, 2010). Verheul et. al. (2010) bewijzen empirisch dat er geen significant verschil is tussen voortbestaan van necessity-driven ondernemers, zodra deze gestart is met het bedrijf, en de overlevingskans van opportunity-driven ondernemers. Er is dus geen duidelijke reden om alle necessity-driven ondernemers te kwalificeren als onproductief. Dit maakt het stimuleren van nieuwe necessity-driven ondernemers wel degelijk zinvol. 1.3 Afbakening: een combinatie van het regionale en individuele niveau Naast onderscheid tussen verschillende typen ondernemers en onderscheid tussen een ontwikkeld en ontwikkelingsland wordt in dit onderzoek ook onderscheid gemaakt tussen het regionale en individuele niveau. Conform de verdeling van Davidsson & Wiklund (2001) wordt op regionaal niveau de variatie in het regionale aandeel necessity ondernemerschap en op het individuele niveau de individuele kans om te starten vanwege necessity-driven redenen onderzocht. In deze paragraaf zal nader toegelicht worden waarom deze onderverdeling is gemaakt. Het motief om een bedrijf te starten is in eerste instantie een individuele aangelegenheid. Sarasvathy (2004) schrijft dat elke nieuwe ondernemer een andere achtergrond heeft en anders reageert op bepaalde gebeurtenissen en prikkels. Als er slechts op regionaal niveau onderzoek gedaan zou worden, mist men de individuele kenmerken die in veel wetenschappelijke onderzoeken bepalend zijn (zoals bijv. in Bhola et al., 2006). Naudé et al. (2008) vragen zich echter af of er niet bepaalde kenmerken van het (regionale) economische systeem zijn die boven deze individuele karakteristieken staan. Kenmerken die bijvoorbeeld zorgen voor de kennis- en informatiestromen of toegang tot de markt (Naudé et al., 2008). Sternberg (2009) concludeert dan ook dat de individuele beslissing om wel of geen bedrijf te starten het resultaat is van de wisselwerking tussen tal van persoonlijke, micro, meso én macro determinanten. Determinanten die de verschillen tussen de startmotivatie van nieuwe ondernemers verklaren worden, afhankelijk van het onderzoeksonderwerp, in de wetenschappelijke literatuur dan ook op drie verschillende niveaus onderzocht. 1. Nationale determinanten die van invloed zijn op het nationale percentage van een bepaald startmotief. Het onderzoek is een vergelijking tussen landen (bijv. in de Wereld, Zuid-Amerika of de Europese Unie) en heet ook wel internationaal of cross-country onderzoek. 2. Regionale en nationale determinanten die van invloed zijn op het regionale percentage van een bepaald startmotief. Het onderzoek is een vergelijking tussen regio s in een bepaald gebied (bijv. binnen de Europese Unie of Duitsland) en heet ook wel interregionaal onderzoek. 3. Persoonlijke, regionale en nationale determinanten die van invloed zijn op de individuele motivatie om een bedrijf te starten. Het onderzoek is een vergelijking tussen individuen in een bepaald gebied (bijv. binnen de Europese Unie of binnen Duitsland). De contextuele aanpak in onderzoek naar verschillen in percentage (startende) ondernemers is lange tijd slechts vanuit het perspectief van nationale economieën onderzocht (Sternberg, 2009). In deze masterthesis is gekozen om geen cross-country onderzoek, maar interregionaal de verschillen te onderzoeken. De reden komt overeen met de conclusie van Sternberg (2009): ondernemerschap is namelijk primair een regional event. In Duitsland bijvoorbeeld varieert het percentage startende ondernemers per regio tussen de 2.6% in Rostock tot 6,6% in de regio Keulen (Tamásy, 2006). Bosma (2009) verklaart dit als volgt: Het blijkt dat de meeste nieuwe

18 Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland ondernemers hun bedrijf starten in de regio waarin ze geboren zijn of waar men gewerkt heeft. Het informele netwerk van vrienden en collega s dat nodig is om zijn of haar ideeën te realiseren is regionaal gebonden. Ook de kennis die men heeft van de branche waarin de nieuwe ondernemer actief is, is vaak regionaal van aard. Het beoordelen en ontwikkelen van nieuwe opportunities wordt in zijn of haar eigen regio vaker sneller en beter ingeschat en geëxploiteerd. Vooral in de eerste drie jaar beperken nieuwe ondernemers hun ruimtelijke blik tot hun eigen regio (Bosma, 2009). In diverse studies (Tamásy, 2006 en Sternberg, 2009) komt deze hoge mate van immobiliteit van nieuwe ondernemers naar voren. Iran meet ongeveer vier en half keer de oppervlakte van Duitsland en kent een grote (economische) variëteit aan regio s (CIA, 2010). In de hoofdstad Teheran heerst een bedrijvigheid en economische voorspoed die niet overeenkomst met een land in transitie: de hoogte van de huizenprijzen zijn vergelijkbaar met Nederland, het openbaar vervoer is goed georganiseerd, er zijn indrukwekkende autosnelwegen, er is een grote diversiteit in het aanbod van producten, het prijsniveau voor goederen ligt hoog, er worden hoge salarissen uitgekeerd etc. Kortom; een goed ontwikkelde en geïndustrialiseerde samenleving. Wat voor de stad Teheran geldt, is niet van toepassing op andere regio s. Het zuiden van de stad en een groot aantal grensregio s zijn bijvoorbeeld een stuk minder welvarend. Regionale (sociaal-) economische verschillen binnen een land kunnen tal van politieke, geografische, evenals historische redenen hebben. Over het algemeen geldt dat de economische ongelijkheden in minder ontwikkelde landen veel groter zijn dan in de meer ontwikkelde landen (Barrios & Strobl, 2009). Vanwege de hoge mate van immobiliteit van nieuwe ondernemers en vanwege de bijzonder grote regionale verschillen binnen Iran lijkt de regio in plaats van een hele natie een geschiktere analyse-eenheid (Bosma et al., 2009). Door het combineren van het regionale en individuele niveau is het mogelijk verschillende regionale kenmerken te vergelijken en empirisch vast te stellen in hoeverre bepaalde kenmerken wel, niet of slechts op regionaal of individueel niveau van invloed zijn. Sterker nog, juist deze samenhang tussen het regionale en het individuele niveau maakt deze masterthesis interessant. Temeer daar nog weinig bekend is over ondernemerschap in ontwikkelingslanden (Desai et al, 2010) en duidelijk is dat de processen tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden verschillen (Audretsch & Fritsch, 2002 en Benzing & Chu, 2009). 1.4 Doelstelling, probleemstelling en deelvragen 1.4.1 Doelstelling Zoals in voorgaande al uitgebreid is toegelicht ontbreekt het aan gedegen onderzoek naar ondernemerschap in ontwikkelingslanden. Het blijkt dat de determinanten van startende necessity-driven en opportunity-driven nieuwe ondernemers afwijken van de determinanten in ontwikkelde landen (Nichter & Goldmark, 2009). De doelstelling van deze masterthesis is dan ook als volgt: 1. Inzicht gegeven in de verschillende determinanten die van invloed zijn op het regionale aandeel necessity ondernemerschap in een ontwikkeld land en een ontwikkelingsland. 2. Inzicht gegeven in de verschillende determinanten die van invloed zijn op de individuele kans om een bedrijf uit necessity-driven motieven te starten in een ontwikkeld land en een ontwikkelingsland. 3. Inzicht gegeven in de verschillen tussen het regionale aandeel necessity ondernemerschap en de individuele kans om een bedrijf uit necessity-driven motieven te starten

Martijn Peters, Masterthesis Economische Geografie, Universiteit Utrecht 19 1.4.2 Probleemstelling Deze doelstelling mondt uit in de volgende hoofdvraag: In hoeverre varieert tussen regio s en tussen nieuwe ondernemers in Iran en Nederland de motivatie om een bedrijf te starten en welke regionale en persoonlijke determinanten liggen hieraan ten grondslag? 1.4.3 Deelvragen De probleemstelling is onder te verdelen in de volgende onderzoeksvragen. 1a. Welke factoren hebben volgens de wetenschappelijke literatuur invloed op het regionale aandeel necessity of opportunity nieuw ondernemerschap in ontwikkelde en ontwikkelingslanden? 1b. Welke factoren hebben volgens de wetenschappelijke literatuur invloed op de individuele kans van nieuwe ondernemers om te starten uit necessity-driven (t.o.v. opportunity-driven) redenen in ontwikkelde en ontwikkelingslanden? 2a. Wat is kenmerkend voor de geografie, demografie, landsbestuur en economie van Iran? 2b. Wat is de sociaal-economische positie van Iran in vergelijking met andere landen en in hoeverre is Iran een ontwikkelingsland? 2c. Wat is kenmerkend voor de positie van ondernemen in Iran? 2d. Hoe kan Iran regionaal worden verdeeld en wat is kenmerkend voor de verschillende Iraanse regio s? 3a. In hoeverre varieert het regionale aandeel necessity (t.o.v. opportunity) ondernemerschap in Iran en in Nederland en wat zijn volgens de empirie verklaringen hiervoor? 3b. In hoeverre varieert de individuele kans om een bedrijf te starten uit necessitydriven (t.o.v. opportunity-driven) redenen in Iran en in Nederland en wat zijn volgens de empirie verklaringen hiervoor? 3c. In hoeverre verschillen de verklaringen die gevonden zijn tussen het regionale niveau (deelvraag 3a) en het individuele niveau (deelvraag 3b) in Iran en in Nederland? 3d. In hoeverre komen gevonden empirische resultaten overeen met de uitkomsten in de literatuur en besproken in deelvragen 1a, 1b? 1.5 Definitie van een nieuwe ondernemer Ondernemerschap is een ontwikkeling die verschillende fases kent die niet eenvoudig als moment aan te duiden zijn (Grilo & Thurik, 2008). In de literatuur worden verschillende fases van het ondernemerschapproces engagement levels genoemd (Bosma & Levie, 2010) en er bestaan verschillende werkwijzen om deze fases te definiëren. Vanwege praktische redenen, deze masterthesis maakt gebruik van de gegevens van het GEM project, is gekozen om de verschillende fases te gebruiken die het GEM onderscheidt. In het GEM onderzoek wordt verschil gemaakt tussen nascent entrepreneur en een owner-manager of a new business. Een nascent entrepreneur is een individu dat op dit moment bezig is met het starten van een nieuw bedrijf of bezig is met het verkopen van goederen of diensten aan derden. Een individu is bezig met starten als hij of zij in de afgelopen twaalf maanden handelingen heeft verricht die bijdragen aan het starten; zoals het zoeken naar de juiste apparatuur of locatie, het bijeenbrengen van een team, het werken aan een businessplan, het starten met sparen of het ontplooien van andere activiteiten in het kader van het ontwikkelen van een eigen bedrijf. Een Nascent entrepreneur heeft tot 3 maanden salaris uitbetaald (Bosma & Levie, 2010).

20 Nieuwe necessity-driven ondernemers in Iran en Nederland Een owner-manager of a new business is een individu dat op dit moment eigenaar of mede-eigenaar van een bedrijf is of bezig met het verkopen van goederen of diensten aan derden. Hij of zij heeft hierbij tussen de 3 en 42 maanden achtereenvolgens salaris of andere betalingen uitgekeerd (Bosma & Levie, 2010). In het GEM onderzoek vallen zowel nascent entrepreneurs als owner-manager of a new business in de early stage entrepreneurial activity fase (ESEA) (Bosma & Levie, 2010). In deze thesis worden alle type ondernemers die in deze fase zitten nieuwe ondernemers genoemd. De reden dat specifiek voor deze groep ondernemers is gekozen, is omdat nieuwe ondernemers staan voor de vernieuwing in de economie (Bosma & Levie, 2010 en paragraaf 1.1). 1.6 Aanpak empirisch onderzoek De empirische analyse valt in twee onderdelen uiteen. Eerst staat de verklaring van het regionale aandeel necessity (t.o.v. opportunity) ondernemerschap in Iran en in Nederland centraal. De afhankelijke variabele is dan ook het regionale aandeel necessity ondernemerschap in Iran en Nederland. De samenhang tussen de verschillende factoren en het regionaal aandeel necessity ondernemerschap wordt eerst apart (bivariate), met behulp van een correlatiematrix onderzocht. Vervolgens wordt de samenhang van alle factoren (multivariate) en het regionaal aandeel necessity ondernemerschap met een multiple regressie onderzocht. Daarna staat de verklaring van de individuele kans om een bedrijf te starten uit necessity motieven centraal. De afhankelijke variabele is dan ook de startende necessity-driven ondernemer in Iran en Nederland. Voor de samenhang van de verschillende factoren en de individuele kans om een bedrijf te starten uit necessity motieven wordt eerst separaat (bivariate) met behulp van een Chi-kwadraat onderzocht. Ten slotte wordt de samenhang van alle factoren (multivariate) en de individuele kans om een bedrijf te starten uit necessity motieven met een logistische regressie onderzocht. 1.7 Leeswijzer In paragraaf 1.1.3 staat dat dit onderzoek is opgezet naar aanleiding van een stage in de afdeling op de Faculteit van Entrepreneurship, Universiteit van Teheran. Zoals Desai & Potter (2006) al schrijven wordt er in de wetenschap weinig gebruik gemaakt van secundaire gegevens die in ontwikkelingslanden door universiteiten zelf verzameld worden. Het GEM onderzoek is wereldwijd actief en maakt in het desbetreffende land gebruik van lokale onderzoeksbureaus of universiteiten. Dankzij deze aanpak is er in minder toegankelijke landen grote hoeveelheid data op individueel niveau beschikbaar. Hier wordt in deze thesis dankbaar gebruik van gemaakt. In hoofdstuk 2 worden de eerste twee deelvragen beantwoord aan de hand van een literatuurverkenning. Na een inleidende paragraaf waarin necessity ondernemerschap nader wordt toegelicht wordt in de daaropvolgende paragraaf, conform de verdeling van de deelvragen, onderzocht welke determinanten van invloed zijn op het regionale aandeel necessity (t.o.v. opportunity) nieuw ondernemerschap. In paragraaf 2.3 staan vervolgens de determinanten centraal die van invloed op het de individuele kans voor nieuwe ondernemers om te starten uit necessity (t.o.v. opportunity-driven) redenen (deelvraag 1b). In paragraaf 2.4 worden hypotheses opgesteld en het conceptueel model beschreven. In hoofdstuk 3 wordt Iran nader omschreven. Iran is voor veel lezers een onbekend land. In de eerste paragraaf staat de geografie, demografie, landsbestuur en economie