Woordsoorten theorie BERLE Pagina 1 van 11 WOORDLEER Woordsoorten theorie Woordleer = indelen van de woorden in 10 soorten. 1. Het lidwoord (=lw) In het Nederlands zijn er drie lidwoorden: de, het, een. - de diva - het popidool - een vrouw De en het noemen we bepaalde lidwoorden, omdat ze die éne man of dat éne kind aanduiden. Een noemen we een onbepaald lidwoord omdat het met een tafel iedere willekeurige tafel bedoeld kan zijn. Lidwoorden tref je alleen aan in combinatie met zelfstandige naamwoorden. 2. Het werkwoord (=ww) Begrip omschrijving voorbeeld Infinitief Stam Persoonsvorm O.T.T. O.V.T. O.Tk.T. Onvervoegde vorm van het werkwoord. Hoe zoeken? Door ik kan voor het ww te zetten. infinitief zonder (e)n ik-vorm van het werkwoord Vervoegde vorm van het werkwoord Onvoltooid Tegenwoordige Tijd Onvoltooid Verleden Tijd Onvoltooid Toekomende Tijd dansen zingen (ik) dans (ik) zing (ik) acteer Zij danst snel. Zij zong gisteren weer. Ik zing Ik acteer Zij debuteerde Zij schokte Zij zal spelen Zij zal lachen V.T.T. Voltooid Tegenwoordige Tijd Zij heeft geacteerd..
Woordsoorten theorie BERLE Pagina 2 van 11 V.V.T. V.Tk.T. VD imperatief scheidbare werkwoorden Voltooid Verleden Tijd Voltooid Toekomende Tijd Voltooid Deelwoord Hoe zoeken? Door ik heb of ik ben voor het ww te zetten Gebiedende wijs/ bevelzin / geen onderwerp Werkwoorden die gescheiden worden als ze vervoegd worden. In het voltooid deelwoord wordt ge- tussen de twee delen geplaatst. Zij heeft gedanst. Zij had geacteerd. Zij had gedanst. Zij zal geacteerd hebben. Zij zal gedanst hebben. De fans hebben gejuicht. Zij is geweest. Schreeuw! Zing! aannemen - ik neem aan - aangenomen achteruitgaan - ik ga achteruit - achteruitgegaan ademhalen - ik haal adem -ademgehaald binnenloodsen - ik loods binnen binnengeloodst gebruikmaken - ik maak gebruik-gebruikgemaakt gevangennemen - ik neem gevangen-gevangengenomen ineenzakken - ik zak ineen-ineengezakt kennismaken - ik maak kennis-kennisgemaakt openbreken - ik breek open-opengebroken plaatsvinden - het vindt plaats-plaatsgevonden tekeergaan - ik ga tekeer-tekeergegaan teleurstellen - ik stel teleur-teleurgesteld Onscheidbare werkwoorden Hulpwerkwoord Regelmatige werkwoorden Onregelmatige werkwoorden Sterk werkwoord Zwak werkwoord Werkwoorden die niet kunnen gescheiden worden als ze vervoegd worden. werkwoord dat een ander werkwoord helpt vervoegen werkwoorden die netjes de regels volgen werkwoorden die de regels niet volgen de klinkers van de stam wijzigen als het vervoegd wordt. Het heeft een voltooid deelwoord dat eindigt op en. de stam blijft ongewijzigd als het vervoegd wordt. Het heeft een voltooid deelwoord dat eindigt op -d of -t. Stofzuigen ik stofzuig - gestofzuigd De fans hebben gejuicht. Zij is geweest. dansen: ik dans, jij danst, wij dansen zijn: ik ben, zij is, wij zijn zingen: zij zingt, zij zong, zij heeft gezongen dansen: zij danst, zij danste, zij heeft gedanst
Woordsoorten theorie BERLE Pagina 3 van 11 3. Het zelfstandig naamwoord (=zn) KENMERKEN 1. Het zn heeft een genus of woordgeslacht. DE- woorden: mannelijk kan vervangen worden door hij bijv.: de single, de langspeelplaat, de wereldhit vrouwelijk kan vervangen worden door zij bijv.: de vrouw, de beroemdheid, de popmuziek HET woorden: onzijdig worden vervangen door het bijv.: het album, het podium, het debuut 2. Je kan er een lidwoord voor plaatsen. 3. Je kan het zelfstandig naamwoord in het meervoud zetten. Wij vormen meestal de meervouden door achter het zelfstandige naamwoord een s of en te plaatsen. Voorbeelden: tafel-tafels, schaap-schapen. OPGELET Zn die alleen in het enkelvoud voorkomen. Bijv.: het meel, het goud Zn die alleen in het meervoud voorkomen. Bijv.: de hersenen, de paparassen. 4. Van zn kan je ook verkleinwoorden maken. Verkleinwoorden maak je door achterplaatsing van een van de volgende uitgangen. -je (boot-bootje), -tje (maan-maantje) -etje (ding-dingetje), -pje (raam-raampje), -kje (woning-woninkje). VERDELING IN GROEPEN - Verzamelnamen: dit zijn zelfstandige naamwoorden die een verzameling inhouden. Voorbeelden: de jeugd, de politie, de burgerij, de regering. - Eigennamen: dit zijn namen van personen, landen, steden, rivieren, gebergten enz. In deze groep vind je veel zelfstandige naamwoorden die niet in het meervoud kunnen staan en waar je moeilijk een verkleiningsuitgang achter kunt zetten. Voorbeelden: Kees, Engeland, Rotterdam, de Alpen, de Maas. - Stofnamen: dit zijn die zelfstandige naamwoorden waar je het woord veel voor kunt zetten. Ook deze woorden kennen vaak geen meervoud. Voorbeelden: het goud, het water, de honger enz. Let op: alle werkwoorden kunnen tot zelfstandig naamwoord gemaakt worden door een lidwoord voor de infinitief te plaatsen. In de zin (Het) zwemmen in open water is verboden is zwemmen een zelfstandig naamwoord!!!!!
Woordsoorten theorie BERLE Pagina 4 van 11 4. Het bijvoeglijk naamwoord (=bn) Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets meer zegt over het zn. In een zin kun je een bijvoeglijk naamwoord op drie plaatsen aantreffen: voor het zelfstandig naamwoord: een vrouwelijke popster; als naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde: Madonna is ziek; in gevallen als: de poetsvrouw schrobt het podium schoon; de belichting kleurde de zaal rood; vrolijk kwam de zangeres naar binnen. Ook in de laatste twee gevallen zegt het bijvoeglijk naamwoord iets van een zelfstandig naamwoord. Je kunt namelijk ook zeggen: zieke Madonna, het schone podium, de rode zaal, de vrolijke zangeres. GEBRUIK: - BIJVOEGLIJK: gebruikt bij een zelfstandig naamwoord. - ZELFSTANDIG: gebruikt als naamwoordelijk deel of een dubbel verbonden bepaling. BUIGINGSVORMEN! Je kunt een bijvoeglijk naamwoord herkennen aan de verbuigingsmogelijkheden. Je kunt er e, er of st achter zetten. - Krijgt soms de uitgang E Bijv. de sterke personaliteit; de legendarische tournee, de aanstootgevende vamp, de stijlvolle videoclip.!!! Let op voor spelling voor open en gesloten lettergrepen en klankveranderingen! - Of uitgang S Met de woorden : iets, wat, minder, niets, veel, genoeg, velerlei, weinig, voldoende, allerlei, meer, wat voor Bijv. iets moois; allerlei lekkers; weinig goeds; niets waardevols - Uitgang EN Bn die een stof aanduiden (stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden) Bijv. een houten podiumtrap; een zilveren trompet; een gouden microfoon
Woordsoorten theorie BERLE Pagina 5 van 11 TRAPPEN VAN VERGELIJKING o STELLENDE TRAP (onverbogen vorm bn) de gewone vorm van het bn Bijv. Zij is even groot als haar achtergrondzangeres. / Dat kind, Lourdes, was net zo lief als Rocco. Ik vind hem niet zo slim als de popdiva. o VERGROTENDE TRAP (comparatief) bn + ER Bijv. Haar succes is waarschijnlijk groter dan dat van Britney Spears. o OVERTREFFENDE TRAP (superlatief) bn + st(e) / +t(e) voor sisklank Bijv. Het grootste succes behaalde ze als actrice in de film Evita. Van sommige woorden is de overtreffende trap moeilijk uit te spreken. We gebruiken dan de omschrijvende vorm. Bijv. praktisch, praktischer, meest praktisch!!! goed, beter, best / veel, meer, meest / weinig, minder, minst Alleen stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden kennen deze mogelijkheden niet! (gouden, gouder, goudest)
Woordsoorten theorie BERLE Pagina 6 van 11 5. Het voornaamwoord (=vnw) Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden. Dit zijn: Persoonlijke voornaamwoorden: ik, jij, mij, je, jou, u, gij, ge, hij, hem, zij, ze, haar, het, wij, we, ons, jullie, zij, ze, hen, hun. bijv.: Zij heeft als zangeres heel wat vooruitgang geboekt. persoon persoonlijk voornaamwoord onderwerp voorwerp voluit afgekort voluit afgekort 1ste enk ik k mij me 2de enk jij je jou je u u gij ge u 3de enk Hij-die ie hem m Zij-ze Haar,ze r, d r, het t het t 1ste mv wij we ons 2de mv jullie je jullie u u gij ge u 3de mv zij ze hen/hun r, d r, ze Wederkerende voornaamwoorden: me, je, zich, ons bijv.: Zij spoedt zich naar het podium. ENKELVOUD MEERVOUD 1 ste persoon me mij mezelf mijzelf ons onszelf 2 de persoon je jezelf je jezelf u-zich uzelf zichzelf u zich uzelf zichzelf 3 de persoon zich zichzelf zich zichzelf Wederkerige voornaamwoorden: elkaar(s), elkander(s), mekaar(s) spreektaal bijv.: De achtergrondzangeressen beoordelen elkaars zangprestatie. Bezittelijke voornaamwoorden: mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, ons, onze, jullie, hun (de/het mijne, de/het jouwe, de/het uwe, de/het zijne, de/het hare, de/het onze, de/het hunne). bijv.: In 2003 brengt Madonna met American Life haar zoveelste succesalbum uit. persoon 1ste enk 2de enk 3de enk 1ste mv 2de mv 3de mv bezittelijk vnw. bijvoeglijk+zelfstandig mijn, de mijne, het mijne jouw, de jouwe, het jouwe uw, de uwe, het uwe uw, de uwe, het uwe zijn, de zijne, het zijne haar, de hare, het hare zijn, de zijne,het zijne ons/onze, de onze, het onze jullie, de uwe, het uwe uw, de uwe, het uwe uw, de uwe, het uwe hun, de hunne, het hunne
Woordsoorten theorie BERLE Pagina 7 van 11 Aanwijzende voornaamwoorden: die, dit, dat, deze, degene, diegene, datgene, dezelfde, hetzelfde, datzelfde, soortgelijk, zodanig, dusdanig, dergelijke, zo n, zulk(e), zelf. bijv.: Dergelijke videoclips zijn een product van zo n superster als Madonna. Vragende voornaamwoorden: wie, wat, welke, wat voor (een), wiens. bijv.: Wie heeft een kaartje voor het concert? Betrekkelijke voornaamwoorden: die, dat, wie, wat, hetgeen, welke, wiens, wier bijv.: Madonna is de eerste vrouwelijke ster die volledige controle verkrijgt over haar muziek. Onbepaalde voornaamwoorden: men, iemand, niemand, iets, niets, alles, elk(e), ieder(een), enig(e), menig(een), de een of de ander, om het even wie, gelijk wie, een paar, sommige, verscheidene, verschillende, genoeg, voldoende, alle, allemaal, alles, bijv.: Men durft er niet aan denken dat iemand als Madonna besluit te stoppen met zingen. Uitroepend voornaamwoord Bijv.: Wat zing jij mooi! Wat een mooi liedje! Het kan lidwoord, persoonlijk vnw. of onbepaald vnw. zijn. - het als lidwoord : hoort bij een zelfstandig naamwoord: het meisje - het als pers. vnw. verwijst naar iets wat voorafgaat of volgt: Het lijkt me logisch dat hij dat doet. - het als onbepaald vnw. staat op zichzelf: Het vriest
Woordsoorten theorie BERLE Pagina 8 van 11 6. Het bijwoord (=bw) Een bijwoord is een onveranderlijk woord dat iets zegt van 1. het werkwoord in de zin: Madonna zingt mooi. Vandaag is de charmante diva te gast in het Sportpaleis te Antwerpen. 2. het bijvoeglijk naamwoord Zij is erg sexy. Miljoenen meisjes namen haar heel populaire look over. 3. het andere bijwoord: De bandleden spelen heel hard. Enkele soorten bijwoorden: - graad: tamelijk, erg - modaliteit: kennelijk, mogelijk - plaats: hier, elders - tijd: dadelijk, nu Opmerking: Sommige bijwoorden kunnen gesplitst worden: Daarbij laat ik het. - Daar laat ik het bij. Je benoemt beide delen als één geheel.
Woordsoorten theorie BERLE Pagina 9 van 11 7. Het telwoord (=tw) Telwoorden tellen of nummeren. Er zijn twee soorten: HOOFDTELWOORDEN Bijv.: één, twee, drie, veertig, honderd, RANGTELWOORDEN Bijv.: eerste, tweede, derde, veertigste, honderdste,. Wanneer telwoorden nauwkeurig een getal aangeven, heten ze bepaalde telwoorden (zoals vier, twintig, honderd); wanneer ze dat niet doen, heten ze onbepaalde telwoorden (zoals veel, verscheidene, enkele). Zo kunnen we onderscheiden: bepaalde hoofdtelwoorden bijv. vijf, driehonderd onbepaalde hoofdtelwoorden bijv. enkele, verschillende, genoeg, verscheidene, wat, veel, weinig, bepaalde rangtelwoorden bijv. vijfde, driehonderdste onbepaalde rangtelwoorden bijv. hoeveelste, zoveelste, laatste, voorlaatste, middelste LET OP: niet ieder woord dat een getal noemt is een telwoord. In de volgende zinnen vinden we zelfstandige naamwoorden, zoals uit het gebruik van lidwoorden of meervoudsuitgangen blijkt. 1 Hij heeft een zes gegooid. 2 Bij het mondeling haalde ze twee achten en één zeven. 3 Je moet je achten wat duidelijker schrijven.
Woordsoorten theorie BERLE Pagina 10 van 11 8. Het voegwoord (=vw) De meest courante voegwoorden zijn: EN, OF, WANT, MAAR, DAT, OF, OMDAT, ZODAT, DAAR, AANGEZIEN, OPDAT, ALS, WANNEER, TERWIJL, HOEWEL, ZOALS, INDIEN Voorbeelden: Madonna scoort haar eerste hits in 1982 en zij groeit uit tot een superster. De zangeres uit Amerika trakteert haar publiek op popmuziek en een heuse show. Madonna heeft het concert uitgesteld, want zij is ziek. Twee soorten NEVENSCHIKKEND VOEGWOORD De meest voorkomende nevenschikkende voegwoorden zijn: EN, MAAR, DUS, OF EN WANT. Met een (nevenschikkend) voegwoord kun je zinnen of zinsdelen met elkaar verbinden. Voorbeelden: Madonna scoort haar eerste hits in 1982 en zij groeit uit tot een superster. De zangeres uit Amerika trakteert haar publiek op popmuziek en een heuse show. Ze verbinden altijd gelijkwaardige eenheden, dus bijvoorbeeld twee of meer hoofdzinnen, twee of meer bijzinnen, twee of meer gelijksoortige woordgroepen, twee of meer woorden van dezelfde woordsoort. Voorbeelden: Lourdes is binnen en Rocco is in de tuin. (twee hoofdzinnen) Madonna en Sean zijn binnen. (twee zelfstandige naamwoorden) In de keuken of in de tuin. (twee voorzetselgroepen) ONDERSCHIKKEND VOEGWOORD Zeer veel voorkomende onderschikkende voegwoorden zijn: DAT, OF, OMDAT, ZODAT, DAAR, AANGEZIEN, OPDAT, ALS, WANNEER, TERWIJL, HOEWEL, ZOALS, INDIEN. Onderschikkende voegwoorden verbinden altijd bijzinnen met andere (hoofd- of bij-)zinnen. Voorbeelden: Ik hoor dat Madonna vermoeid is door haar tournee. Weet jij of Madonna nog altijd met Sean Penn getrouwd is?
Woordsoorten theorie BERLE Pagina 11 van 11 9. Het voorzetsel (=vz) Voorzetsels zijn woorden die je kunt plaatsen op de puntjes in de volgende groepen: 1....het huis. (deze voorzetsels duiden een plaats aan.) Vul maar in: OP, IN, NAAST, VOOR, ACHTER enz. 2.... het concert. (deze voorzetsels duiden een tijd aan.) Vul maar in: VOOR, NA, TIJDENS, SINDS, GEDURENDE enz. Blijft er een restgroep met woorden als: ONDANKS, VOLGENS, TE, PER enz. Er zijn voorzetsels die een nauwe verbinding hebben met een werkwoord, bijvoorbeeld: verlangen naar, spotten met, enz. In zinsleer vormen deze vaste voorzetsels het begin van het voorzetselvoorwerp. 1O. Het tussenwerpsel (=tssw) Tussenwerpsels of interjecties zijn woorden die uitroepen van emotie (verbazing, schrik, pijn enzovoort) of klanknabootsingen zijn. Het zijn geen zinsdelen of zinsdeelstukken: je hoeft ze dus ook niet als zodanig te benoemen. Hé, dit concert heb ik al eens gezien? Speel maar verder, hoor. Pats, daar sloeg de drummer zijn drumstel stuk. Bah, wat een flop van een concert! Donders, hoe blijft Madonna toch zo mooi? Tot de veel voorkomende interjecties behoren groetformules als dag, morgen, goedenavond en de woordjes ja en nee. Tussenwerpsels zijn woorden als ach, jaja, vet, donders, hihi, hemeltjelief, oeps, oesje.