WOORDLEER Woordsoorten theorie



Vergelijkbare documenten
Woordsoorten. Begrip Omschrijving Voorbeeld

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad

Z I N S O N T L E D I N G

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3

2 Правописание Spelling 11 Hoofdletters en kleine letters 11 Klinkers na de sisklanken ж, ч, ш, щ / г, к, х / ц 12 Interpunctie 12

2 hv. 1

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

instapkaarten taal verkennen

Antwoorden Nederlands Ontleding

1

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

Beknopte grammatica. voor. de cursus. Grieks van het Nieuwe Testament

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

instapkaarten taal verkennen

Werkwoordelijk gezegde Dit zijn alle werkwoorden in een zin met alles wat bij deze werkwoorden hoort. 1. Francien stond maar te kijken.

Visuele Leerlijn Spelling

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Wegwijs in de werkwoordspelling

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

71 S. instapkaarten taal verkennen 5KM. MALtABERG. QVRre. v;rw>r t. -t.

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

Inhoud. 1 Spelling 10

Inhoud. Inleiding 15. Deel 1 Spelling 18

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Grammatica. Op niveau onderbouw - Naslag

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

instapkaarten taal verkennen

Hiermee wijs je een speciaal iemand of iets aan. Je begint met de ene zinsstructuur en maakt de zin af in een andere zinsstructuur.

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Voordat ik je uitleg wat voornaamwoorden zijn, wil ik je vragen of je bij het lezen van de onderstaande zinnen een plaatje voor je ziet.

Voorwoord 9 Gebruikte afkortingen 10 Overzicht van gebruikte grammaticale termen 11

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

3 vwo. 1

In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat.

DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD

Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus

LESSTOF. Ontleden en Benoemen

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.

Ontleden. a) het onderwerp b) het gezegde c) de voorwerpen (lijdend en meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp) d) de bepalingen

Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Jan Heerze. Kortom. Nederlandse grammatica. Walvaboek

Basis. letter a b c hoofdletter A B C woord appel banaan citroen zin Ik eet een appel. cijfer getal

Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I

Samenvatting Nederlands Grammatica Hoofdstuk 1 t/m 6

Visuele Leerlijn Taal

Kernwoord Uitleg Voorbeeld

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

instapkaarten taal verkennen

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

tafel tafels, jongen jongens, vakantie vakanties auto auto s, taxi taxi s, baby baby s maan manen, man mannen

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen.

6.2. Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei keer beoordeeld. Nederlands. Paragraaf 1. Dubbel op. Onjuiste herhaling

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Woordsoorten bloemlezing uit het 40 bladzijden tellende boek.

Toets grammaticale termen met sleutel

Een boek samenstellen over woordsoorten. Dat betekent: keuzes maken. Wat overigens ook geldt voor het gebruiken ervan.

als iets niet letterlijk is bedoeld.

DE SAMENGESTELDE ZIN ONDERWERPSZIN. ( Wie niet sterk is ),( moet ) [ slim ] { zijn }.

Samenvatting Nederlands Formuleren

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

Als muziek in je oren

Appendix 2 Woordsoorten en fl exiecategorieën

Nederlands C.T samenvatting

Grammatica 2F. Doelgroepen Grammatica 2F. Omschrijving Grammatica 2F. meewerkend voorwerp. voegwoord alle woordsoorten

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

instapkaarten taal verkennen

1 Spelling en uitspraak

handelingswijzer taalkundig ontleden woordsoorten

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

De kleine Nederlands voor Dummies. Margreet Kwakernaak

Het Muiswerkprogramma Grammatica op maat bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Muiswerk Grammatica I-III is bedoeld om anderstaligen te leren hoe het Nederlands in elkaar zit.

TAAL- en REDEKUNDIG ONTLEDEN

Waarom een cursus Woordleer Nederlands?

HANDBOEK NEDERLANDS. Mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Taalkundig ontleden A. van den Brink

GRAMMATICA WERKWOORDELIJK GEZEGDE NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VOLLEDIGE UITLEG UITLEG PER ONDERDEEL UITLEG PER ONDERDEEL VOLLEDIGE UITLEG

Grammatica Woordbenoemen 3. Werkboek gemengde opgaven Geschikt voor de groepen 5 en 6

Samenvatting Nederlands Cursus spellen (hoofdstuk 1 + 2)

Samenvatting Nederlands formuleren

Teksten samenvatten: wat mag er wel en niet in een samenvatting? Zou je dit wel/niet in een samenvatting zetten?

Online cursus spelling en grammatica

Transcriptie:

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 1 van 11 WOORDLEER Woordsoorten theorie Woordleer = indelen van de woorden in 10 soorten. 1. Het lidwoord (=lw) In het Nederlands zijn er drie lidwoorden: de, het, een. - de diva - het popidool - een vrouw De en het noemen we bepaalde lidwoorden, omdat ze die éne man of dat éne kind aanduiden. Een noemen we een onbepaald lidwoord omdat het met een tafel iedere willekeurige tafel bedoeld kan zijn. Lidwoorden tref je alleen aan in combinatie met zelfstandige naamwoorden. 2. Het werkwoord (=ww) Begrip omschrijving voorbeeld Infinitief Stam Persoonsvorm O.T.T. O.V.T. O.Tk.T. Onvervoegde vorm van het werkwoord. Hoe zoeken? Door ik kan voor het ww te zetten. infinitief zonder (e)n ik-vorm van het werkwoord Vervoegde vorm van het werkwoord Onvoltooid Tegenwoordige Tijd Onvoltooid Verleden Tijd Onvoltooid Toekomende Tijd dansen zingen (ik) dans (ik) zing (ik) acteer Zij danst snel. Zij zong gisteren weer. Ik zing Ik acteer Zij debuteerde Zij schokte Zij zal spelen Zij zal lachen V.T.T. Voltooid Tegenwoordige Tijd Zij heeft geacteerd..

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 2 van 11 V.V.T. V.Tk.T. VD imperatief scheidbare werkwoorden Voltooid Verleden Tijd Voltooid Toekomende Tijd Voltooid Deelwoord Hoe zoeken? Door ik heb of ik ben voor het ww te zetten Gebiedende wijs/ bevelzin / geen onderwerp Werkwoorden die gescheiden worden als ze vervoegd worden. In het voltooid deelwoord wordt ge- tussen de twee delen geplaatst. Zij heeft gedanst. Zij had geacteerd. Zij had gedanst. Zij zal geacteerd hebben. Zij zal gedanst hebben. De fans hebben gejuicht. Zij is geweest. Schreeuw! Zing! aannemen - ik neem aan - aangenomen achteruitgaan - ik ga achteruit - achteruitgegaan ademhalen - ik haal adem -ademgehaald binnenloodsen - ik loods binnen binnengeloodst gebruikmaken - ik maak gebruik-gebruikgemaakt gevangennemen - ik neem gevangen-gevangengenomen ineenzakken - ik zak ineen-ineengezakt kennismaken - ik maak kennis-kennisgemaakt openbreken - ik breek open-opengebroken plaatsvinden - het vindt plaats-plaatsgevonden tekeergaan - ik ga tekeer-tekeergegaan teleurstellen - ik stel teleur-teleurgesteld Onscheidbare werkwoorden Hulpwerkwoord Regelmatige werkwoorden Onregelmatige werkwoorden Sterk werkwoord Zwak werkwoord Werkwoorden die niet kunnen gescheiden worden als ze vervoegd worden. werkwoord dat een ander werkwoord helpt vervoegen werkwoorden die netjes de regels volgen werkwoorden die de regels niet volgen de klinkers van de stam wijzigen als het vervoegd wordt. Het heeft een voltooid deelwoord dat eindigt op en. de stam blijft ongewijzigd als het vervoegd wordt. Het heeft een voltooid deelwoord dat eindigt op -d of -t. Stofzuigen ik stofzuig - gestofzuigd De fans hebben gejuicht. Zij is geweest. dansen: ik dans, jij danst, wij dansen zijn: ik ben, zij is, wij zijn zingen: zij zingt, zij zong, zij heeft gezongen dansen: zij danst, zij danste, zij heeft gedanst

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 3 van 11 3. Het zelfstandig naamwoord (=zn) KENMERKEN 1. Het zn heeft een genus of woordgeslacht. DE- woorden: mannelijk kan vervangen worden door hij bijv.: de single, de langspeelplaat, de wereldhit vrouwelijk kan vervangen worden door zij bijv.: de vrouw, de beroemdheid, de popmuziek HET woorden: onzijdig worden vervangen door het bijv.: het album, het podium, het debuut 2. Je kan er een lidwoord voor plaatsen. 3. Je kan het zelfstandig naamwoord in het meervoud zetten. Wij vormen meestal de meervouden door achter het zelfstandige naamwoord een s of en te plaatsen. Voorbeelden: tafel-tafels, schaap-schapen. OPGELET Zn die alleen in het enkelvoud voorkomen. Bijv.: het meel, het goud Zn die alleen in het meervoud voorkomen. Bijv.: de hersenen, de paparassen. 4. Van zn kan je ook verkleinwoorden maken. Verkleinwoorden maak je door achterplaatsing van een van de volgende uitgangen. -je (boot-bootje), -tje (maan-maantje) -etje (ding-dingetje), -pje (raam-raampje), -kje (woning-woninkje). VERDELING IN GROEPEN - Verzamelnamen: dit zijn zelfstandige naamwoorden die een verzameling inhouden. Voorbeelden: de jeugd, de politie, de burgerij, de regering. - Eigennamen: dit zijn namen van personen, landen, steden, rivieren, gebergten enz. In deze groep vind je veel zelfstandige naamwoorden die niet in het meervoud kunnen staan en waar je moeilijk een verkleiningsuitgang achter kunt zetten. Voorbeelden: Kees, Engeland, Rotterdam, de Alpen, de Maas. - Stofnamen: dit zijn die zelfstandige naamwoorden waar je het woord veel voor kunt zetten. Ook deze woorden kennen vaak geen meervoud. Voorbeelden: het goud, het water, de honger enz. Let op: alle werkwoorden kunnen tot zelfstandig naamwoord gemaakt worden door een lidwoord voor de infinitief te plaatsen. In de zin (Het) zwemmen in open water is verboden is zwemmen een zelfstandig naamwoord!!!!!

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 4 van 11 4. Het bijvoeglijk naamwoord (=bn) Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets meer zegt over het zn. In een zin kun je een bijvoeglijk naamwoord op drie plaatsen aantreffen: voor het zelfstandig naamwoord: een vrouwelijke popster; als naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde: Madonna is ziek; in gevallen als: de poetsvrouw schrobt het podium schoon; de belichting kleurde de zaal rood; vrolijk kwam de zangeres naar binnen. Ook in de laatste twee gevallen zegt het bijvoeglijk naamwoord iets van een zelfstandig naamwoord. Je kunt namelijk ook zeggen: zieke Madonna, het schone podium, de rode zaal, de vrolijke zangeres. GEBRUIK: - BIJVOEGLIJK: gebruikt bij een zelfstandig naamwoord. - ZELFSTANDIG: gebruikt als naamwoordelijk deel of een dubbel verbonden bepaling. BUIGINGSVORMEN! Je kunt een bijvoeglijk naamwoord herkennen aan de verbuigingsmogelijkheden. Je kunt er e, er of st achter zetten. - Krijgt soms de uitgang E Bijv. de sterke personaliteit; de legendarische tournee, de aanstootgevende vamp, de stijlvolle videoclip.!!! Let op voor spelling voor open en gesloten lettergrepen en klankveranderingen! - Of uitgang S Met de woorden : iets, wat, minder, niets, veel, genoeg, velerlei, weinig, voldoende, allerlei, meer, wat voor Bijv. iets moois; allerlei lekkers; weinig goeds; niets waardevols - Uitgang EN Bn die een stof aanduiden (stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden) Bijv. een houten podiumtrap; een zilveren trompet; een gouden microfoon

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 5 van 11 TRAPPEN VAN VERGELIJKING o STELLENDE TRAP (onverbogen vorm bn) de gewone vorm van het bn Bijv. Zij is even groot als haar achtergrondzangeres. / Dat kind, Lourdes, was net zo lief als Rocco. Ik vind hem niet zo slim als de popdiva. o VERGROTENDE TRAP (comparatief) bn + ER Bijv. Haar succes is waarschijnlijk groter dan dat van Britney Spears. o OVERTREFFENDE TRAP (superlatief) bn + st(e) / +t(e) voor sisklank Bijv. Het grootste succes behaalde ze als actrice in de film Evita. Van sommige woorden is de overtreffende trap moeilijk uit te spreken. We gebruiken dan de omschrijvende vorm. Bijv. praktisch, praktischer, meest praktisch!!! goed, beter, best / veel, meer, meest / weinig, minder, minst Alleen stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden kennen deze mogelijkheden niet! (gouden, gouder, goudest)

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 6 van 11 5. Het voornaamwoord (=vnw) Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden. Dit zijn: Persoonlijke voornaamwoorden: ik, jij, mij, je, jou, u, gij, ge, hij, hem, zij, ze, haar, het, wij, we, ons, jullie, zij, ze, hen, hun. bijv.: Zij heeft als zangeres heel wat vooruitgang geboekt. persoon persoonlijk voornaamwoord onderwerp voorwerp voluit afgekort voluit afgekort 1ste enk ik k mij me 2de enk jij je jou je u u gij ge u 3de enk Hij-die ie hem m Zij-ze Haar,ze r, d r, het t het t 1ste mv wij we ons 2de mv jullie je jullie u u gij ge u 3de mv zij ze hen/hun r, d r, ze Wederkerende voornaamwoorden: me, je, zich, ons bijv.: Zij spoedt zich naar het podium. ENKELVOUD MEERVOUD 1 ste persoon me mij mezelf mijzelf ons onszelf 2 de persoon je jezelf je jezelf u-zich uzelf zichzelf u zich uzelf zichzelf 3 de persoon zich zichzelf zich zichzelf Wederkerige voornaamwoorden: elkaar(s), elkander(s), mekaar(s) spreektaal bijv.: De achtergrondzangeressen beoordelen elkaars zangprestatie. Bezittelijke voornaamwoorden: mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, ons, onze, jullie, hun (de/het mijne, de/het jouwe, de/het uwe, de/het zijne, de/het hare, de/het onze, de/het hunne). bijv.: In 2003 brengt Madonna met American Life haar zoveelste succesalbum uit. persoon 1ste enk 2de enk 3de enk 1ste mv 2de mv 3de mv bezittelijk vnw. bijvoeglijk+zelfstandig mijn, de mijne, het mijne jouw, de jouwe, het jouwe uw, de uwe, het uwe uw, de uwe, het uwe zijn, de zijne, het zijne haar, de hare, het hare zijn, de zijne,het zijne ons/onze, de onze, het onze jullie, de uwe, het uwe uw, de uwe, het uwe uw, de uwe, het uwe hun, de hunne, het hunne

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 7 van 11 Aanwijzende voornaamwoorden: die, dit, dat, deze, degene, diegene, datgene, dezelfde, hetzelfde, datzelfde, soortgelijk, zodanig, dusdanig, dergelijke, zo n, zulk(e), zelf. bijv.: Dergelijke videoclips zijn een product van zo n superster als Madonna. Vragende voornaamwoorden: wie, wat, welke, wat voor (een), wiens. bijv.: Wie heeft een kaartje voor het concert? Betrekkelijke voornaamwoorden: die, dat, wie, wat, hetgeen, welke, wiens, wier bijv.: Madonna is de eerste vrouwelijke ster die volledige controle verkrijgt over haar muziek. Onbepaalde voornaamwoorden: men, iemand, niemand, iets, niets, alles, elk(e), ieder(een), enig(e), menig(een), de een of de ander, om het even wie, gelijk wie, een paar, sommige, verscheidene, verschillende, genoeg, voldoende, alle, allemaal, alles, bijv.: Men durft er niet aan denken dat iemand als Madonna besluit te stoppen met zingen. Uitroepend voornaamwoord Bijv.: Wat zing jij mooi! Wat een mooi liedje! Het kan lidwoord, persoonlijk vnw. of onbepaald vnw. zijn. - het als lidwoord : hoort bij een zelfstandig naamwoord: het meisje - het als pers. vnw. verwijst naar iets wat voorafgaat of volgt: Het lijkt me logisch dat hij dat doet. - het als onbepaald vnw. staat op zichzelf: Het vriest

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 8 van 11 6. Het bijwoord (=bw) Een bijwoord is een onveranderlijk woord dat iets zegt van 1. het werkwoord in de zin: Madonna zingt mooi. Vandaag is de charmante diva te gast in het Sportpaleis te Antwerpen. 2. het bijvoeglijk naamwoord Zij is erg sexy. Miljoenen meisjes namen haar heel populaire look over. 3. het andere bijwoord: De bandleden spelen heel hard. Enkele soorten bijwoorden: - graad: tamelijk, erg - modaliteit: kennelijk, mogelijk - plaats: hier, elders - tijd: dadelijk, nu Opmerking: Sommige bijwoorden kunnen gesplitst worden: Daarbij laat ik het. - Daar laat ik het bij. Je benoemt beide delen als één geheel.

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 9 van 11 7. Het telwoord (=tw) Telwoorden tellen of nummeren. Er zijn twee soorten: HOOFDTELWOORDEN Bijv.: één, twee, drie, veertig, honderd, RANGTELWOORDEN Bijv.: eerste, tweede, derde, veertigste, honderdste,. Wanneer telwoorden nauwkeurig een getal aangeven, heten ze bepaalde telwoorden (zoals vier, twintig, honderd); wanneer ze dat niet doen, heten ze onbepaalde telwoorden (zoals veel, verscheidene, enkele). Zo kunnen we onderscheiden: bepaalde hoofdtelwoorden bijv. vijf, driehonderd onbepaalde hoofdtelwoorden bijv. enkele, verschillende, genoeg, verscheidene, wat, veel, weinig, bepaalde rangtelwoorden bijv. vijfde, driehonderdste onbepaalde rangtelwoorden bijv. hoeveelste, zoveelste, laatste, voorlaatste, middelste LET OP: niet ieder woord dat een getal noemt is een telwoord. In de volgende zinnen vinden we zelfstandige naamwoorden, zoals uit het gebruik van lidwoorden of meervoudsuitgangen blijkt. 1 Hij heeft een zes gegooid. 2 Bij het mondeling haalde ze twee achten en één zeven. 3 Je moet je achten wat duidelijker schrijven.

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 10 van 11 8. Het voegwoord (=vw) De meest courante voegwoorden zijn: EN, OF, WANT, MAAR, DAT, OF, OMDAT, ZODAT, DAAR, AANGEZIEN, OPDAT, ALS, WANNEER, TERWIJL, HOEWEL, ZOALS, INDIEN Voorbeelden: Madonna scoort haar eerste hits in 1982 en zij groeit uit tot een superster. De zangeres uit Amerika trakteert haar publiek op popmuziek en een heuse show. Madonna heeft het concert uitgesteld, want zij is ziek. Twee soorten NEVENSCHIKKEND VOEGWOORD De meest voorkomende nevenschikkende voegwoorden zijn: EN, MAAR, DUS, OF EN WANT. Met een (nevenschikkend) voegwoord kun je zinnen of zinsdelen met elkaar verbinden. Voorbeelden: Madonna scoort haar eerste hits in 1982 en zij groeit uit tot een superster. De zangeres uit Amerika trakteert haar publiek op popmuziek en een heuse show. Ze verbinden altijd gelijkwaardige eenheden, dus bijvoorbeeld twee of meer hoofdzinnen, twee of meer bijzinnen, twee of meer gelijksoortige woordgroepen, twee of meer woorden van dezelfde woordsoort. Voorbeelden: Lourdes is binnen en Rocco is in de tuin. (twee hoofdzinnen) Madonna en Sean zijn binnen. (twee zelfstandige naamwoorden) In de keuken of in de tuin. (twee voorzetselgroepen) ONDERSCHIKKEND VOEGWOORD Zeer veel voorkomende onderschikkende voegwoorden zijn: DAT, OF, OMDAT, ZODAT, DAAR, AANGEZIEN, OPDAT, ALS, WANNEER, TERWIJL, HOEWEL, ZOALS, INDIEN. Onderschikkende voegwoorden verbinden altijd bijzinnen met andere (hoofd- of bij-)zinnen. Voorbeelden: Ik hoor dat Madonna vermoeid is door haar tournee. Weet jij of Madonna nog altijd met Sean Penn getrouwd is?

Woordsoorten theorie BERLE Pagina 11 van 11 9. Het voorzetsel (=vz) Voorzetsels zijn woorden die je kunt plaatsen op de puntjes in de volgende groepen: 1....het huis. (deze voorzetsels duiden een plaats aan.) Vul maar in: OP, IN, NAAST, VOOR, ACHTER enz. 2.... het concert. (deze voorzetsels duiden een tijd aan.) Vul maar in: VOOR, NA, TIJDENS, SINDS, GEDURENDE enz. Blijft er een restgroep met woorden als: ONDANKS, VOLGENS, TE, PER enz. Er zijn voorzetsels die een nauwe verbinding hebben met een werkwoord, bijvoorbeeld: verlangen naar, spotten met, enz. In zinsleer vormen deze vaste voorzetsels het begin van het voorzetselvoorwerp. 1O. Het tussenwerpsel (=tssw) Tussenwerpsels of interjecties zijn woorden die uitroepen van emotie (verbazing, schrik, pijn enzovoort) of klanknabootsingen zijn. Het zijn geen zinsdelen of zinsdeelstukken: je hoeft ze dus ook niet als zodanig te benoemen. Hé, dit concert heb ik al eens gezien? Speel maar verder, hoor. Pats, daar sloeg de drummer zijn drumstel stuk. Bah, wat een flop van een concert! Donders, hoe blijft Madonna toch zo mooi? Tot de veel voorkomende interjecties behoren groetformules als dag, morgen, goedenavond en de woordjes ja en nee. Tussenwerpsels zijn woorden als ach, jaja, vet, donders, hihi, hemeltjelief, oeps, oesje.