Vogelbescherming Nederland. Recht op klinkende munt



Vergelijkbare documenten
Hoe kunt u meedoen? Help

Toelichting flexibiliteit binnen het ANLB 2016

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN

Naar een goed weidevogelbeheer. Cees Witkamp Senior beleidsmedewerker boerenlandvogels Vogelbescherming Nederland

Beste Randy, Bedankt voor de medewerking. Met vriendelijke groet, Danny Eijsackers.

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

STUREN MET WATER. over draagvlak en draagkracht in de westelijke veenweiden

Landschapswaaier Bouwstenen voor duurzame landbouw en natuur in het Groene Hart Henk Kloen en Rita Joldersma, CLM

Melk van Hier, kansen voor landbouw en natuur?

Biologische boeren in Noord-Holland. Digitale enquête Annelies Maarschalkerweerd Stella Blom SAMENVATTING. fotografie: Dick Boschloo

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 2 november 2010) Nummer 2411

Uitleg flexibiliteit beheer ANLb

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 18 april 2017) Nummer 3288

UITSLAGEN WONEN ENQUÊTE

Resultaten landbouwenquête. September 2013

De kern ligt bij plasdras

Weidevogelnieuws. Landbouwkundige situatie vroeger en nu. Rijswijkse Veld

De instrumentenkoffer. Mogelijkheden om natuurdoelen in te passen in uw bedrijfsvorming

Bezoekeffecten en nestbescherming bij weidevogels. Paul Goedhart Wolf Teunissen Hans Schekkerman Maja Roodbergen

Nieuwsbrief algemeen

Weidevogelbeheer 2016

Parafering besluit PFO Woo B Gewijzigd akkoord Ingetrokken D&H B Conform Geparafeerd

Even wachten met maaien voor de gruttokuikens

Brussel op afstand? Tegen deze achtergrond is het doel van deze studie is om:

Weidevogelbescherming ~ jaarverslag Staphorsterveld

GS brief aan Provinciale Staten

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment

Terugkoppeling testen egeo internetpanel

PROVINCIAAL BLAD. Artikel 1 De Uitvoeringsregeling Natuur- en Landschapsbeheer Noord-Holland (SVNL) wordt als volgt gewijzigd: A

uw project centraal in de omgevingsvergunning

Reactie op ingediende zienswijze tegen het ontwerp-peilbesluit

Nieuwe landgoederen Nederland

Voorlichtingsavonden SNL Fryslan Vragen en antwoorden

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

Agrarische grondmarkt eerste kwartaal 2013

De Vogelvriendelijke weken van Ekoplaza en Vogelbescherming

Groene diensten Leveren van biodiversiteit. Jetze Genee, 11 april 2019

Subsidie voor het Texelse weidevogelgebied.

Weidevogelpact Midden-Delfland

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 27 september 2011) Nummer 2553

Bomenbeleidsplan Sliedrecht

Blad 2. Beoordeling verzoek

LANDGOED BUITEN PEKELINGE Uniek wonen nabij zee en duin

Notitie gevolgen inrichting natuur en landschap voor agrarische bedrijfsvoering

Rechtspositie waterbewoners

Meer ruimte voor ruimte?

8.9 Konijn (Oryctolagus cuniculus)

Selectief maar voortvarend investeren in effectief agrarisch natuurbeheer

1 Natuur in de Krimpenerwaard

Was word tabel Natuurbeheerplan 2017 ontwerp Natuurbeheerplan tekstdeel

J^ J. provmcie ~^^^ groningen

Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader

K a n s e n. voor particulier natuurbeheer i n B r a b a n t. Onderzoeksrapport. Mei 2007

Case Medewerkerstevredenheiden betrokkenheidscan

1. Bevolkingsontwikkeling (demografie):

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken

Het belang van kruidenrijk grasland voor de Grutto Grutto-onderzoek Rijksuniversiteit Groningen

... BELANGRIJK FLEXIBELBEHEER. Purmerend, 16 augustus 2014

Beleidsnotitie. Kleine Windturbines in de Gemeente Oude IJsselstreek

BLk format Bedrijfsnatuurplan BLk melkkoe 1 ster

Weidevogelbeheer 2016

Resultaten interviews met patiënten Vervolgens wordt een korte samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten uit de gelabelde interviews.

Borgstelling geldlening SPPiLL tbv aankoop langgevelboerderij Barrierweg 4.

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer Open Grasland, beheerjaar 2018 (2)

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Intentieovereenkomst tussen het Ministerie van. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en. Rabobank met betrekking tot het Revolverend

Passen kruidenrijke weiden in de moderne melkveehouderij?

Het crowdfunding platform voor. professionals. Hypotheek

Notulen Jaarvergadering op woensdag 22 oktober 2014

FACTSHEET. Hoe denken Nederlanders over natuur van het boerenland, in de stad en natuurgebieden?

IEUWSBR. Fiscale behandeling UWS. van toeslagrechten. Task Force Economie IEUWS S NIEUWSBRIE

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer Open Grasland, beheerjaar 2019

Advies. Over het voorontwerp van decreet tot invoering van een verhoogd abattement bij hypotheekvestiging op de enige woning

Grond voor boeren. Seminar Vereniging Agrarische Bedrijfsadviseurs, 20 juni Erik Somsen

Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht Invulling regionaal maatwerk

Internetpanel Dienst Regelingen

Even (nou even..) bijpraten

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt

De familiebank - vanaf 2013

Hoe boeren afwegingen maken over weidevogelbeheer en natuurinclusieve landbouw. Theo Vogelzang, Wageningen Economic Research,

Samenvatting. Inkomensverlies per ha grasland

Op weg naar een kringloopcertificaat

Hof de Vriendschap Oordeel deelnemers en bewoners

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve

Woudhaven aankoop. Investering PM Mogelijke kosten koop Woudhaven Structurele lasten Incidentele lasten Structurele baten Incidentele baten

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Bijlage 1. Stimulanspremie op het vaste beheersdeel van 20%

Notitie evaluatie provinciaal impulsplan Starters: een eigen thuis!

Wet Natuurbescherming veranderingen bij gemeenten

Betreffende beantwoording schriftelijke vragen van de heer Maxim van Luttikhuizen (SP) inzake Deregulering in het fysieke domein.

ZZP Netwerk Nederland

Hierbij biedt de Provinciale Adviescommissie Leefomgevingskwaliteit (PAL) u het advies Weidevogels aan.

Het nieuwe GLB en de positie van agrarisch natuurbeheer en ANV s

AQUATISCHE LANDBOUW. haal meer uit land én water

Welkom. Douwe Hoogland, voorzitter Ingrid van Huizen, algemeen secretaris

Transcriptie:

Nieuwe instrumenten voor de bescherming van weidevogels Triple E TB/GS/SH/KS Deze rapportage heeft 34 pagina s

Inhoudsopgave 1. Samenvatting... 3 2. Het idee van rechten... 5 3. Analyse van het huidige instrumentarium... 7 4. Mogelijke rechten... 9 5. Wat wil de boer?...13 6. Effecten op bedrijfsniveau...17 7. Conclusies en aanbevelingen...30 Triple E TB/GS/SH/KS 2

1. Samenvatting Het agrarisch weidevogelbeheer heeft een nieuwe impuls nodig. Aan de ene kant staat het inhoudelijk onder druk omdat de resultaten tegenvallen, aan de andere kant wordt juist veel energie gestopt in weidevogelbeheer. Vogelbescherming Nederland zet zich zwaar in voor het behoud van de weidevogelpopulaties in ons land, met name vanwege internationale verplichtingen die Nederland heeft op dit gebied. Daarbij is gekozen voor de grutto als icoon. In dit rapport staat de financiële dimensie van het weidevogelbeheer centraal. De meeste financiële instrumenten, die zijn ontwikkeld ten behoeve van het agrarisch natuurbeheer in het algemeen en voor het weidevogelbeheer in het bijzonder, zijn (en dat is begrijpelijk) gericht op het behalen van resultaten op ecologisch c.q. landschappelijk gebied. Het betreft hier bijna zonder uitzondering vergoedingen aan de boer in de vorm van subsidies. De gesubsidieerde maatregelen betreffen onder meer het verhogen van waterpeilen, maaibeheer et cetera. Met de ontwikkelingen op de agrarische markt is het duidelijk dat een boer in principe blij is met iedere vorm van inkomsten die hij krijgt. Ook als het min of meer gaat om een vergoeding voor geleden schade. Dat wil echter niet zeggen dat het instrumentarium dat binnen het weidevogelbeheer centraal staat voor een boer op maat is gesneden, in die zin dat instrumenten ook een bijdrage leveren aan een oplossing voor bedrijfsmatige vraagstukken waar een boer mee worstelt. Volgens de zienswijze van deze rapportage zou weidevogelbeheer echter ook moeten worden ingezet als een oplossing voor de verschillende problemen die de boer ondervindt, zoals bedrijfstechnische of financiële. Dat wil zeggen dat wij weidevogelbeheer zien als een instrument dat kan helpen bepaalde bedrijfsmatige problemen van boeren op te lossen, met name het onzekere en discontinue karakter van de huidige financiële instrumenten van de overheid. Vogelbescherming Nederland gaf tegen deze achtergrond opdracht aan Kenniscentrum Triple E om een financieringsvorm voor weidevogelbeheer vorm te geven, die zowel agrarische ondernemers als weidevogels een duurzaam perspectief kan bieden. Kenniscentrum Triple E is namelijk al langs meerdere lijnen bezig met het ontwikkelen van nieuwe instrumenten voor weidevogelbeheer dan wel Het Groene Hart. Voor onder andere het Zuid- Hollands Landschap en het Ministerie van EL&I zijn studies op dit terrein uitgevoerd. Uitgangspunt daarbij is financiering met behulp van het toekennen van (ontwikkelings)rechten. Rechten die geld waard zijn, die mogelijk zelfs kunnen worden verhandeld, en waarmee een lening bij een bank kan worden verkregen. Dergelijke rechten zijn niet nieuw, maar juist zeer oud. We kennen vanuit het verleden onder meer visrecht, pootrecht, marktrecht, et cetera. Maar ook in de huidige tijd draait het in de economie veel vaker om rechten dan wordt beseft. Denk bijvoorbeeld aan octrooirecht, auteursrecht en emissierechten. Het grote voordeel van rechten is dat zij een continue geldstroom opleveren en dus zeer geschikt zijn voor financiering van beheer en het leggen van een gedegen financiële basis onder agrarische bedrijfsvoering. Met behulp van de juiste (ontwikkelings)rechten willen we dus enerzijds het boerenbedrijf ondersteunen en anderzijds het weidevogelbeheer een impuls geven. Het achterliggende idee is, dat door de boeren meer te bieden, ook meer gevraagd kan worden op het gebied van weidevogelbeheer. Zo hopen we ook meer boeren over de streep te trekken om weidevogelbeheer uit te voeren. Op deze manier kan ook een breder maatschappelijk draagvlak worden verkregen, doordat niet alleen de weidevogels profiteren, maar ook de agrarische sector. De zoektocht naar de juiste rechten is uitgevoerd via het netwerk van weidevogelboeren van Vogelbescherming Nederland. Daartoe zijn allereerst interviews met boeren gehouden. Hierbij is vooral gevraagd naar hoe het weidevogelbeheer en de huidige regelgeving van invloed zijn op het productieproces, hoe dat kan worden verbeterd, et cetera. Vervolgens is met de resultaten een opzet Triple E TB/GS/SH/KS 3

gemaakt van mogelijke rechten voor weidevogelboeren. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar soorten rechten. We onderscheiden: 1. Privileges: deze hebben betrekking op het afwijken van bepaalde beheersmaatregelen, waardoor de kwaliteit van het beheer toeneemt, maar die geen extra inkomsten opleveren. Bijvoorbeeld het privilege om ruige mest eerder uit te rijden. 2. Individuele rechten: rechten die een individuele boer op zijn erf kan implementeren. Bijvoorbeeld het recht op een bouwvergunning voor logiesaccommodatie waaraan de boer extra geld kan verdienen door gasten te ontvangen. 3. Collectieve rechten: rechten die door groepen boeren moeten worden geïmplementeerd c.q. te gelde worden gemaakt. Een voorbeeld hiervan is het windoogstrecht. Dit kan zeer rendabel zijn, maar het is ongewenst dat iedere boer zijn eigen windmolen kan plaatsen. Dergelijke rechten kunnen gezamenlijk worden benut in de weidevogelcollectieven en de opbrengsten kunnen vervolgens worden verdeeld over de boeren binnen het collectief en worden ingezet voor het weidevogelbeheer. Tegenover deze rechten staan natuurlijk ook plichten, maar deze plichten bestaan al. Dit zijn namelijk de eisen die aan het weidevogelbeheer worden gesteld binnen de huidige SNL-regeling. Door middel van een workshop met 15 weidevogelboeren uit het netwerk weidevogelboeren van Vogelbescherming Nederland is gekeken of het idee van specifieke ontwikkelingsrechten aanspreekt bij de boeren, welke rechten specifiek aanspreken en welke plichten ze hiertegenover zouden willen vervullen. Aan de hand van deze workshop, overleg met de Vogelbescherming en literatuuronderzoek is vervolgens het idee van rechten verder uitgewerkt en specifiek gemaakt voor het weidevogelbeheer. Daarbij is een en ander voor een gemiddelde melkveehouder annex weidevogelbedrijf uitgewerkt. Uit de workshop en gesprekken kwam duidelijk naar voren dat een systeem van rechten aansluiting vindt bij de boeren. Het is een duidelijk ondernemersgerichte manier van denken en het kostte de boeren dan ook geen moeite om zelf ook met ideeën van rechten te komen. De collectieve rechten zijn het meest kansrijk voor een duurzame oplossing voor het weidevogelbeheer. Hierdoor worden substantiële geldstromen voor de boeren gecreëerd, die ervoor zorgen dat de weidevogels beter kunnen worden beschermd en de kuikens onder betere omstandigheden kunnen opgroeien. Wel vragen dergelijke collectieve maatregelen een wat langere implementatietermijn dan privileges en sommige individuele rechten. Het is daarom van groot belang dat VBN en boeren pilots gaan draaien, waarbij het systeem van collectieve rechten tegenover strengere plichten wordt georganiseerd. Het heeft de voorkeur een Trust als organisatievorm in het leven te roepen aan wie de overheid de rechten toebedeeld en die onder vooraf gestelde voorwaarden de inkomsten uit rechten verdeelt. Op deze manier kan een organisatie van het weidevogelbeheer ontstaan die onafhankelijk is, lange termijnplannen kan aanhouden en efficiënt te werk gaat, hetgeen zowel de boeren als de weidevogels ten goede komt.. Triple E TB/GS/SH/KS 4

2. Het idee van rechten Om de weidevogels in Nederland te beschermen is consistent agrarisch natuurbeheer onmisbaar. Consistent beheer is alleen mogelijk wanneer de agrariër langjarig inkomsten genereert uit agrarisch natuurbeheer. Langjarig en consistent beheer komt ook de kwaliteit van het beheer ten goede door meer continuïteit. Duurzaamheid heeft in onze samenleving in het algemeen steeds meer te maken met consistentie, langjarige contracten, langjarige samenwerking, continuïteit en wat al niet meer. Het beheer dat broedende weidevogels en weidevogelkuikens nodig hebben behelst onder meer een uitgestelde bewerking van het land. Door later te maaien blijft meer voedsel en dekking aanwezig voor de weidevogelkuikens. Later maaien betekent voor de agrariër echter een verminderde opbrengst als gevolg van een lagere productie. Deze extra kosten worden momenteel vergoed door weidevogelpakketten in het Subsidiestelsel Natuur- & Landschapsbeheer (SNL). Subsidies zijn echter een discontinue bron van inkomsten. De hoogte van subsidies verandert van tijd tot tijd en soms verdwijnen subsidies in zijn geheel. Dit brengt risico's met zich mee voor de bedrijfsvoering van agrarische ondernemingen, omdat de investeringen voor een langere termijn worden gedaan. Voor investeringen is vaak ook financiering nodig, die over een lange periode wordt afgelost. De beheerpakketten worden momenteel afgesloten voor een termijn van maximaal zes jaar, dat zijn geen termijnen die banken zien als zekerheden. De subsidie als onzekere bron van inkomsten maakt het instrument dus niet geschikt als basis voor financiering, iets dat voor een boer wezenlijk is voor een succesvolle bedrijfsvoering. Banken vinden de financiering te onzeker en zullen op basis van subsidies geen leningen of hypotheken verstrekken. Boeren zoeken deze zekerheid juist wel, met name voor het doen van materiële investeringen voor machines, opstallen en de veestapel. Deze investeringen lopen over een lange periode en vragen om een zekere mate van zekerheid. Deze zekerheid kan door de overheid met het huidige instrumentarium niet worden gegarandeerd. De aard en hoogte van subsidies zijn sterk onderhevig aan de wisselende kabinetten en een fluctuerende economie. Momenteel staan bijvoorbeeld bijna alle soorten subsidies onder druk. Het nieuwe kabinet heeft aangegeven flink te bezuinigen op natuur en dit betekent onzekere tijden voor (agrarische) natuurbeheerders. Subsidies worden dus door zowel de overheid als de ontvangende partijen niet als optimaal ervaren. Andere maatregelen/instrumenten, zoals fiscale voordelen worden overigens ook niet als optimaal ervaren, want ze staan aan dezelfde onzekerheid bloot: de overheid. In deze studie wordt daarom niet zozeer de aandacht gevestigd op nieuwe arrangementen en producten, maar gaat de aandacht vooral uit naar de vorm waarin arrangementen en producten moeten worden gegoten, namelijk in de vorm van rechten. Deze rechten worden door de overheid toegekend, waardoor de overheid markten creëert en nieuwe duurzame inkomstenbronnen voor boeren kunnen ontstaan. Dat is nieuw, en toch ook weer niet. Een van de belangrijkste taken van de overheid is immers van oudsher het toekennen en waarborgen van rechten. Vroeger ging het veelal om het recht om te jagen, te vissen of het recht om een eendenkooi te exploiteren (het zogenaamde 'kooirecht'). In de nieuwe economie kennen we het auteursrecht, het octrooirecht, uitzendrechten en wat al niet meer. Het zijn rechten die eigendomsverhoudingen aangeven op basis waarvan transacties plaatsvinden. Het hebben van een recht en de waarborg van dat recht is zeer belangrijk in de economie. Het is immers een structurele bron van inkomsten. De overheid is zich hier echter niet altijd van bewust. Soms creëert zij markten, terwijl de intentie slechts regulering was. Een bekend voorbeeld is het instellen van melkquota door de Europese Unie om de overproductie van melk te beperken. Ieder land kreeg een quotum, dat onder de melkveehouders werd verdeeld. Melkquota werden dus ingesteld als reguleringsmaatregel en kenden Triple E TB/GS/SH/KS 5

veel regels. Geleidelijk zagen de boeren de melkquota echter als rechten die ze konden verhandelen. Toen dat besef doordrong, kwam de handel goed op gang. De melkquota bleken zelfs zekerheden waarmee je bij de bank een lening kon afsluiten. Dit voorbeeld geeft aan dat boeren (en banken) graag rechten hebben en daar goed mee om weten te gaan, zelfs als dat recht niet als zodanig is ingevoerd. Het veilen van huurrechten van tankstations langs snelwegen is echter een voorbeeld waarbij de overheid de eigendomsrechten wèl duidelijk heeft verankerd en bewust een markt heeft gecreëerd. Rechten kunnen ook worden ingezet om burgers en organisaties te laten voldoen aan bepaalde plichten, zoals het onderhouden van het landschap. Dit is niet echt heel nieuw, want dit vindt bijvoorbeeld al sinds de eerste helft van de vorige eeuw plaats in de Amsterdamse Waterleidingduinen en het Noord-Hollands duingebied van het PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland. De drinkwaterbedrijven hebben het recht om drinkwater te winnen, maar hebben de plicht het duingebied te onderhouden en open te stellen voor publiek. Waarborg van het recht om drinkwater te winnen betekent mogelijkheden voor een structurele geldstroom voor het beheer van het gebied en dus voor continuïteit. Een ander voordeel dat uit bovenstaande voorbeelden naar voren komt is dat rechten ook daadwerkelijk geld waard zijn en ook verhandelbaar zijn. De ervaringen met de melkquota laten bovendien zien dat het systeem van verhandelbare rechten in goede handen is bij de agrarische sector. Bovendien hebben de banken laten zien dat het hebben van een bepaald recht ook een gedegen basis is voor het verkrijgen van een lening. Dit hefboomeffect is bij subsidies afwezig. Een ander pluspunt is dat rechten en plichten niet op dezelfde plaats betrekking hoeven te hebben. Zelfs de grond hoeft niet per se in eigendom te zijn. Er kan op grotere schaal worden verevend, zelfs tussen regio s en landen. Wat kan een systeem van rechten betekenen voor het weidevogelbeheer? Welnu, de rechten kunnen worden uitgegeven aan de individuele boeren of aan een organisatie die het weidevogelbeheer in een weidevogelgebied coördineert, zoals een stichting, coöperatie of vereniging. In het buitenland is de organisatie die de rechten beheert veelal een Trust. Het instellen van een Trust is een ideaal middel om baten en kosten aan elkaar te koppelen. Bij het instellen van de Trust wordt namelijk reeds vastgesteld waarvoor de baten moeten worden gebruikt. De inkomsten komen dus gegarandeerd ten goede aan het doel van de Trust. De Trust is in het Verenigd Koninkrijk onder meer zeer succesvol gekoppeld aan natuurbescherming en cultureel erfgoed. De bekendste voorbeelden zijn The National Trust van Engeland en van Schotland. De inkomsten van rechten moeten opzij worden gezet en worden beschermd en vervolgens conform een bepaalde procedure aan bepaalde doelen (en begunstigden) worden besteed. Dit zijn dan de plichten die tegenover de rechten staan. De Trust als organisatievorm spreekt zo aan omdat van te voren duidelijk vast staat voor welke plichten de rechten moeten worden gebruikt. Het geld kan dus worden geoormerkt en hier is vervolgens niet meer op terug te komen in geval van een scheiding van belangen en verplichtingen. De National Trust is daarom zo n aansprekend voorbeeld: ze opereert onafhankelijk, kan lange termijnplannen realiseren en gaat efficiënt te werk. De Trust als organisatievorm bestaat niet binnen het Nederlandse rechtssysteem, maar via een coöperatie of stichting is grotendeels hetzelfde doel te bereiken. Het idee van (verhandelbare) rechten, waarbij over een groot gebied kosten en inkomsten worden verevend, is goed mogelijk binnen het Nederlandse rechtsstelsel. Het LEI heeft voor provincie Limburg onderzoek uitgevoerd naar een systeem van verhandelbare ontwikkelingsrechten. Daarin werd geconcludeerd dat een programma met verhandelbare ontwikkelingsrechten in Nederland in principe juridisch inpasbaar is bij de huidige wetgeving en dat verhandelbare ontwikkelingsrechten een veelbelovend instrument vormen voor verdere ontwikkeling van het platteland in Limburg. De vraag is uiteraard wel of het uitgeven van rechten voldoet aan de Europese regels met betrekking tot inkomenssteun. Vooralsnog lijkt er geen probleem met Europese regels aan de orde, waarmee de contouren van een duurzaam instrument steeds nadrukkelijker zichtbaar worden. Triple E TB/GS/SH/KS 6

3. Analyse van het huidige instrumentarium Op zoek naar de juiste rechten die het agrarische bedrijf ondersteunen en het weidevogelbeheer ten goede komen, zijn allereerst interviews gehouden met boeren uit het weidevogelnetwerk van Vogelbescherming Nederland. De interviews waren vooral gericht op het achterhalen van de invloed van het weidevogelbeheer en de regelgeving op het bedrijfsproces. Wat allereerst naar voren kwam, was de toewijding van de boeren aan het behoud van weidevogels. Bedrijfsmatige overwegingen voor het beheren van weidevogels lagen duidelijk op de achtergrond. Uit de interviews kwam ook naar voren dat een goed weidevogelbeheer momenteel niet rendabel is. De vergoedingen zijn weliswaar gebaseerd op (gemiddelde) gederfde inkomsten, maar hierbij wordt geen rekening gehouden met het type bedrijf, iets dat volgens verschillende boeren wel wenselijk is. De vergoeding is veelal een welkome aanvulling op het inkomen, maar niet meer dan dat. Toch kennen de geïnterviewde boeren wel voorbeelden van andere boeren die aan weidevogelbeheer doen vanwege de vergoeding. Deze boeren voeren echter slechts de minimale eisen uit, zonder daadwerkelijk de weidevogels goed te beschermen. Over het algemeen zijn alle boeren het erover eens dat ze willen worden beloond naar kwaliteit, oftewel: hoe beter het beheer des te meer de boer ontvangt. Een klacht die bekend is en veelvuldig terugkwam is dat regels vaak als star en bureaucratisch worden ervaren. De regels laten het bijvoorbeeld niet toe het beheer aan te passen aan de ieder jaar variërende situatie. De perceelkeuze en de maaidatum moeten bijvoorbeeld van te voren worden vastgesteld, terwijl de vogels soms een ander perceel kiezen of de vogels bij de maaidatum nog niet vliegvlug zijn. Soms liggen jaren achterelkaar de beste weidevogelgebieden buiten SNL-gebied. In het verlengde hiervan wordt het vreemd gevonden dat de regels niet gebiedsgebonden zijn, zodat rekening kan worden gehouden met verschillende bodemsoorten. Aangepast beleid zal beter zijn voor zowel de boer als voor de weidevogel en dus voor de overheidsdoelstellingen. Ook de SNL-regeling zelf en de afhandeling worden als erg bureaucratisch ervaren. Er worden bijvoorbeeld zeer veel (ingewikkelde) afkortingen gebruikt en de boeren worden zeer laat betaald voor hun werk. De vergoeding voor beheer ontvangen zij achteraf, terwijl ze dan al een jaar lang energie in het beheer hebben gestoken. Ook verloopt het proces moeizaam, doordat de perceelregistratie vaak niet klopt. Hierbij speelt ook de manier waarop de AID controleert een rol. Dit gebeurt namelijk erg stringent. Voor alles wat niet goed is, volgt aftrek. Omgekeerd wordt extra kwaliteit niet beloond. Na een jaar hard werken, komt het dus vaak voor dat minder wordt ontvangen dan gedacht. Ook wordt de duur van zes jaar als te kort ervaren. Ook problemen rond de subsidieaanvraag zorgen voor veel onzekerheid voor de boer. Alhoewel de boeren moeite hadden de precieze impact van het weidevogelbeheer op hun bedrijf te duiden, kwamen rond de bedrijfsvoering nog wel een aantal duidelijke punten en suggesties naar voren: 1. Zo lijkt het weidevogelbeheer niet even geschikt voor elk soort bedrijf. Extensieve bedrijven zijn volgens verschillende boeren beter voor de weidevogel. Het soort bedrijf maakt ook veel uit voor de manier van beheren. Hier wordt in de SNL-regeling maar weinig rekening mee gehouden. 2. Het moment van bemesten met de juiste soort mest is een belangrijk onderdeel van het beheer. Verschillende boeren gaven aan dat het vervroegd mogen uitrijden van mest mogelijk in het voordeel van zowel boer als weidevogel kan uitvallen. 3. De boeren zagen verder veel in het zogenaamde 'vluchtheuvelbeheer' (grote strook om een nest niet maaien), 'vliegende hectares' (goed voor flexibiliteit) en het uitrijden van ruige mest. Triple E TB/GS/SH/KS 7

4. Verder noemen ze het een pre als de buurman ook meedoet. Voor een goed resultaat is het van groot belang dat het weidevogelgebied van voldoende omvang is. Veel boeren zijn positief gestemd over aanvullende regelingen als financiële basis voor weidevogelbeheer. Hierbij staan zij ook open voor ideeën als rechten die kunnen worden verleend in ruil voor weidevogelbeheer. Veel boeren zouden blij zijn met het recht om mest eerder en bovengronds uit te mogen rijden. Rechten in de vorm van minder afdragen aan successie- of overdrachtsbelastingen zijn bijvoorbeeld interessant voor boeren die hun bedrijf willen overdragen. Ook het afsluiten van voordelige leningen met een lage rente werd interessant bevonden. Uit de gesprekken kwam voldoende vertrouwen in deze aanpak naar voren om een en ander nader uit te werken. Triple E TB/GS/SH/KS 8

4. Mogelijke rechten Uit de gesprekken en op basis van literatuuronderzoek is bekeken welke rechten mogelijk een rol zouden kunnen spelen als basis voor het weidevogelbeheer. De resultaten zetten we hier op een rij, waarbij van de zijde van Triple E een categorisering heeft plaatsgevonden. Het gaat om de volgende categorieën: 1. privileges; 2. individuele rechten; 3. collectieve rechten. 4.1. Privileges Privileges zijn 'rechten' die boeren willen hebben in de vorm van uitzonderingen op het reguliere beheer, maar die geen directe inkomsten opleveren. Het zijn uitzonderingen op bestaande regels, meer gericht op het behalen van een beter ecologisch en/of bedrijfsrendement dan op financieel gewin. Desalniettemin kunnen er soms ook (beperkte) financiële voordelen aan verbonden zijn voor de boer. We noemen hier de volgende naar voren gebrachte privileges: Recht op vervroegd uitrijden van mest. Het vroeger uitrijden van mest op het land heeft meerdere voordelen. Omdat de mestseizoenen steeds korter worden, levert deze maatregel extra voordelen op voor de weidevogelboer. Een langer mestseizoen betekent namelijk dat de agrariër minder afhankelijk is van het weer. Door vroeg in het seizoen te bemesten, is het land klaar als de vogels komen. En dat heeft weer een positief effect op de rust in het weiland. Bovendien zorgt het voor rust bij de agrariër, omdat de weidevogeltijd de drukste tijd van het jaar is. Het beste voor de agrariër zou zijn om vóór 1 februari mest uit te mogen rijden. Belangrijk is het om te kijken of dit mogelijk is met de huidige milieunormen. Recht op gemakkelijker verkrijgen van kapvergunning voor bestrijding predatie. Notoire roofvogels als de buizerd hebben belang bij uitzichtposten. Deze posten bestaan meestal uit bomen van waaruit de roofvogel jaagt op potentiële prooidieren. Weidevogels hebben belang bij een weids landschap. Het open houden van het landschap is dan ook noodzaak bij de bescherming van weidevogels en hun jongen. In de bestemmingsplannen dient hier rekening mee te worden gehouden. Dit zal in de praktijk ook betekenen dat kapvergunningen in weidevogelgebieden gemakkelijker moeten worden verstrekt. Dit zal de dichtheid van roofvogels en andere predatoren als vossen en marterachtigen beperken. Jachtrecht. Een ander voorstel is jachtrecht tegen de vele predators van weidevogels. Nu moet al ontheffing worden aangevraagd voor de vos, voor andere predators is dit echter niet mogelijk. Het idee is dus om de ontheffing, wellicht uitgebreid naar andere soorten, standaard in het pakket te hebben. Recht op vrijheid van beheer. Di recht doet een beroep op vertrouwen. Een bedrijf en het weer zijn niet statisch, hier moet dus flexibiliteit zijn. Dit geldt voor de keuze van de te maaien percelen en voor maaidata. Boeren zouden graag flexibiliteit in beheer hebben wanneer goed concreet gemaakt wordt aan welke kwaliteitseisen een beheerder/boer moet voldoen. Een orgaan kan er dan strikt op toezien dat het beheer succesvol wordt uitgevoerd. Triple E TB/GS/SH/KS 9

4.2. Individuele rechten Dit zijn rechten die aan individuele boeren kunnen worden verleend en die de boer geld opleveren. Recht op bouwen. Het is vaak lastig voor agrariërs om een bouwvergunning te krijgen, bijvoorbeeld voor een nieuwe schuur. Dergelijke investeringen zijn voor de bedrijfsvoering echter wel onontbeerlijk. Door weidevogelboeren een snellere vergunning te verlenen, worden deze bedrijven dan ook financieel stabieler. Dit leidt op den duur tot een duurzamer weidevogelbeheer. Daarnaast zal het leiden tot meer deelnemers. Successierechten. Het toepassen van rechten in successiebelasting is geen nieuw idee. De Natuurschoonwet 1928 (NSW) is indertijd ingericht om de versnippering van landgoederen tegen te gaan. Door het bieden van publieke diensten als openstelling van het landgoed en natuur- en landschapsbescherming, worden eigenaren vrijgesteld van een aantal belastingen. De belangrijkste hiervan zijn de erfbelasting en overdrachtsbelasting. Doordat geen erfbelasting over het landgoed wordt betaald, zien particuliere landgoedeigenaren zich niet langer genoodzaakt een stuk van de grond te verkopen om de erfbelasting te kunnen betalen. Dit was vóór 1928 de belangrijkste reden dat landgoederen verdwenen in Nederland. Door eenzelfde constructie in te stellen voor agrarische bedrijven, wordt het gemakkelijker en aantrekkelijker om het bedrijf over te nemen. Voorwaarde hierbij dient te zijn dat tevens sprake is van een maatschappelijke wederdienst. Dat is hier dus geen probleem, want dat is de weidevogelbescherming. Net als bij de NSW zou op dit recht een 'beziteis' en een 'instandhoudingeis' moeten zitten. De beziteis binnen de NSW houdt in dat het object (landgoed) 25 jaar in bezit moet blijven op straffe van een gedeeltelijke terugbetaling van de vermeden belasting. De instandhoudingeis in de NSW houdt in dat het object in goede staat moet worden gehouden. Voor de weidevogelboer zou dit betekenen dat de opvolger een bepaald aantal jaren weidevogelbeheer moet blijven voeren. Lening tegen voordelige rente. Het bieden van voordelige leningen is reeds mogelijk bij bijvoorbeeld het groenfonds. Dergelijke leningen zijn mogelijk bij de aanleg van nieuwe natuur. Voordelige rekeningen zouden het voor een weidevogelboer mogelijk maken om belangrijke investeringen te doen. Voor materiële investeringen als machines of melkapparatuur is dit relatief eenvoudig. Voor het aankopen van grond moet goed worden nagedacht of de grondprijzen hierdoor niet enorm worden opgedreven. Recht op verlenging van het contract. Het recht op verlenging van het contract werd geopperd om de continuïteit te waarborgen. Uit de interviews was al gebleken dat een deel van de boeren behoefte heeft aan de mogelijkheid voor langere verbindingen. Door middel van dit recht zou deze zekerheid bestaan. Horecarecht. Horecarechten werden genoemd als aantrekkelijk voor verbrede bedrijfsvoering, bijvoorbeeld in de vorm van excursies of boerderijbezoek. Voor het organiseren van een excursie moet een vergunning worden verstrekt. Als er na deze excursie een biertje zou worden verzorgd, is hier bovendien een drankvergunning voor nodig. Al deze vergunningen maken het lastig om verbrede activiteiten aan het weidevogelbeheer op te hangen. Een horecarecht dat het recht biedt voor weidevogelboeren om een Bed & Breakfast te beginnen of om excursies te geven zou een goed idee zijn. Recht op tijdelijk gebruik van gronden. Het recht op tijdelijk gebruik van gronden en het voorrangspachtrecht zijn twee rechten die groei van het bedrijf mogelijk maken. Recht op tijdelijk gebruik betreft bijvoorbeeld door de overheid aangekochte gronden die vaak nog niet worden ingericht. Triple E TB/GS/SH/KS 10

Het voorrangspachtrecht. Het voorrangspachtrecht geeft boeren die aan weidevogelbeheer doen voorrang op de mogelijkheid om gronden te pachten van de overheid of natuurbeheerorganisaties die aansluiten op weidevogelgebieden. Dierrechten. Dierrechten zijn een oud soort rechten die mogelijk weer worden ingesteld wanneer het melkquotum komt te vervallen. Deze rechten gelden per dier. Een weidevogelboer verliest een deel van de dierrechten wanneer hij besluit om minder koeien te houden ten behoeve van de weidevogels (extensief beweiden). Het idee is dat wanneer er sprake zal zijn van dierrechten, weidevogelboeren het recht krijgen van behoud van dierrechten, zonder dat hij hier dat aantal koeien voor hoeft te houden. 4.3. Collectieve rechten Dit zijn rechten die door groepen boeren moeten worden verzilverd. Deze rechten komen vaak voort uit functies van het landschap, ook wel 'ecosysteemdiensten' genoemd. Ecosysteemdiensten zijn 'goederen en diensten die ecosystemen leveren aan mensen'. Daarmee hebben ecosysteemdiensten ook economische waarde. Vaak is men zich niet bewust van deze goederen en diensten van ecosysteemdiensten en hun waarde. We betalen voor hout, voedsel en delfstoffen, maar als het gaat om diensten als de vastlegging van koolstofdioxide, de productie van zuurstof en de berging van water, dan leiden deze diensten vaak nog niet tot economische transacties. Zonoogstrecht. Boeren die meedoen aan weidevogelbeheer krijgen het zonoogstrecht. Zonnepanelen kunnen zonder problemen (welstandscommissie) worden geplaatst. Het voordelig kunnen plaatsen van zonnepanelen maakt het voor een agrariër interessant om te investeren. De terugverdientijd wordt beperkt en het risico is minder. De aanwezigheid van zonnepanelen drukt voor de agrariër de vaste kosten en maakt de bedrijfsvoering sterker. Windoogstrecht. Binnen een weidevogelgebied ligt het winnen van windenergie niet erg voor de hand. Toch kan het windoogstrecht aantrekkelijk zijn. De boeren in het gebied kunnen namelijk best de rechten krijgen, terwijl de windmolens elders worden geplaatst. Ook kan er per gebied gekeken worden naar de mate van verstoring die een windmolen zal geven. Afhankelijk van de grootte van het gebied, type windmolen, algemene windrichting, et cetera, kan een overweging gemaakt worden. Met de stijgende energieprijzen is het windoogstrecht aantrekkelijk. Inzijgrecht. Het inzijgrecht is het recht op vergoedingen voor peilverhoging. Peilverhoging is namelijk niet alleen goed voor de weidevogels, daarmee worden ook maatschappelijke diensten vervuld. Een peilverhoging voorkomt namelijk de uitstoot van CO 2 dat normaal door inklinking van veenweidegebieden vrijkomt. Bovendien bestaat in het westen van het land grote behoefte aan ruimte voor waterberging. Door peilverhoging en extra ruimte voor waterberging wordt een maatschappelijke dienst geleverd, die wanneer gebruik wordt gemaakt van grotere peilvakken, ook tot grote besparingen bij waterschappen kunnen leiden. Tot slot wordt het oppervlaktewater in Nederland steeds schoner. Hierdoor ontstaan dan ook meer mogelijkheden drinkwater te winnen. Recht op Landschapsbenzine. Dit is een arrangement, ontwikkeld door Triple E. Het idee is om bij tankstations in een weids landschap een vrijwillige bijdrage te vragen, waarbij wordt gegarandeerd dat dit geld ten goede komt aan het landschap en de weidevogels in de omgeving. De ecosysteemdienst is hier de schoonheid van het landschap. 4.4. Nieuwe plichten Tegenover de verschillende rechten staan natuurlijk ook plichten. Goed beheer wordt beloond door een verscheidenheid aan rechten en privileges. Vogelbescherming Nederland kwam met een aantal (aanvullende) punten die zij eisen van alle weidevogelboeren: Triple E TB/GS/SH/KS 11

Loonwerkers niet laten maaien in het donker. Loonwerkers werken ook s avonds en in het donker. Uit de interviews kwam naar voren dat dit in het seizoen geregeld voorkomt. In het donker zijn de weidevogelnesten en kuikens moeilijk te zien. Het is dus gewenst dat niet meer in het donker op het land wordt gereden. Niet maaien als er nog weidevogels aanwezig zijn. Het komt geregeld voor dat boeren gaan maaien als de maaidatum is aangebroken, terwijl er nog opgroeiende kuikens van weidevogels in het land zijn. Het spreekt voor zich dat dit onwenselijk is. Steeds ¼ van het totale oppervlak maaien met minimaal één rustweek ertussen. Dit is een vorm van mozaïekbeheer die goede resultaten schijnt te hebben geboekt. Zo is voor alle vogels het juiste grasland aanwezig. Langzamer maaien met een maximale snelheid van 5 km per uur. Deze plicht werd geopperd tijdens een van de interviews. Door langzamer te maaien zijn de weidevogels en kuikens op tijd te zien en kan doodmaaien beter worden voorkomen. Aandeel laat maaibeheer in weidevogelgebied verhogen naar 25% dan wel 40% dan wel 55%. Uit sommige onderzoeken komt naar voren dat zelfs voor meer dan 55% van de oppervlakte laat maaibeheer is vereist voor geslaagd weidevogelbeheer. Over het algemeen lijkt 20% maximaal haalbaar. We hebben hier dus verschillende percentages genoemd om een idee te krijgen hoe kansrijk het idee van rechten is en welke plichten daar tegenover kunnen worden gesteld. Verhogen waterpeil ten behoeve van weidevogels. Zoals reeds genoemd is een veel groter aandeel hoger waterpeil in het land wenselijk voor de weidevogels. Agrariërs zien dit over het algemeen niet zitten. Ook hier is dus de vraag tegenover welke rechten ze bereid zijn ook aan deze eis te voldoen. Een deel van het bedrijf niet of matig bemesten. Hierdoor ontstaan er weer kruidenrijke graslanden met veel grote insecten voor de kuikens. Aan deze aanvullende plichten zou moeten worden voldaan om de genoemde rechten doorgang te laten vinden. Triple E TB/GS/SH/KS 12

5. Wat wil de boer? Om te achterhalen in hoeverre het idee van rechten en plichten aanspreekt, welke rechten en plichten hierbij wenselijk zijn en hoe de uitruil tussen rechten en plichten plaats kan vinden, is als derde stap in het onderzoek een workshop georganiseerd waar boeren uit het netwerk van de Vogelbescherming aanwezig waren (bijlage B). Hierbij is in eerste instantie gevraagd of het idee van de rechten, zoals in vorige hoofdstukken besproken, aansprak. Vervolgens is per recht gevraagd in welke mate dat aansprak. Ook is gebrainstormd over mogelijke andere rechten. In het tweede deel van de workshop zijn vergelijkbare vragen gesteld met betrekking tot de plichten die tegenover deze rechten moeten staan. Hierbij werden de plichten direct tegenover de rechten gesteld. Voor het beantwoorden van de vragen werden korte vragenlijsten gebruikt (bijlage C), waarna over de onderwerpen werd gediscussieerd. De workshop vond grotendeels in twee groepen plaats, waardoor de discussie goed op gang kwam. Niet alle rechten die eerder zijn genoemd, zijn meegenomen. Het ging vooral om het krijgen van een indruk inzake het instrument van rechten en niet een beoordeling van de afzonderlijke rechten. De deelnemers stonden positief tegenover het concept rechten met een gemiddelde score van 7,9 op een schaal van 1 tot 9 (zie ook tabel 4.1). Wel bleek dat er vragen en opmerkingen waren. Sommige aanwezigen vroegen zich bijvoorbeeld af hoe het concept zich verhoudt tegenover Europese regelgeving. Een andere vraag was wie het recht krijgt: de individuele boer, of een grotere organisatie. Ook werd opgemerkt dat als de rechten werkelijk worden ontwikkeld, het zaak is om de plichten en de inhoud van de rechten heel concreet te maken. N=10 Spreekt me niet aan Aantrekkelijk Gemiddelde Wat vindt u in het algemeen van het idee van het verkrijgen van score ontwikkelingrechten in ruil voor weidevogelbeheer? 4 3 3 7,9 In welke mate spreken de volgende rechten u aan? Spreekt me niet aan Aantrekkelijk a) Recht op vervroegd mest uitrijden: vaste mest / datum 1-2 >15-2: 2 8 8,8 b) Recht op gemakkelijker verkrijgen bouwvergunning: 1 3 4 2 7,7 c) Recht op kapvergunning ten behoeve van predatiebestrijding: 1 2 1 3 3 7,5 d) Recht op Natuurschoonwet 1928 (landgoedstatus met fiscale voordelen): 1 2 1 1 1 2 2 6,3 e) Recht op groene financiering (voordelige rente): 1 1 1 7 8,3 f) Recht op plaatsen zonnepanelen: 1 1 4 4 8,0 g) Recht op vergoeding voor maatschappelijke diensten hoger waterpeil: 2 1 2 4 1 6,1 h) Recht op een aandeel van extra inkomsten uit Landschapsbenzine: 1 2 2 3 2 5,5 i) Recht op hogere melkprijs: 1 1 1 4 3 7,4 j) Recht op flexibiliteit van regels (5 enquêtes): 2 3 8,6 Tabel 4.1: Resultaten van de korte vragenlijst In tabel 4.1 zijn de resultaten van de korte vragenlijst weergegeven. Voor 10 rechten is gevraagd in welke mate deze rechten de deelnemers aansprak op een schaal van 1 (spreekt niet aan) tot 9 (aantrekkelijk). Tien deelnemers waren bij aanvang van de workshop aanwezig en hebben de vragenlijst ingevuld. Over het algemeen waren de aanwezigen gunstig gestemd over rechten. De Triple E TB/GS/SH/KS 13

laagste gemiddelde score was een 5,5 voor het recht op een aandeel van extra inkomsten uit Landschapsbenzine. De overige rechten scoorden alle een voldoende, waarvan zeven tussen de 7,4 en 8,8. Wel kreeg het recht op vergoeding voor maatschappelijke diensten hoger waterpeil, evenals het recht op een aandeel van extra inkomsten uit Landschapsbenzine, van de helft van de deelnemers een onvoldoende. Het recht op de Natuurschoonwet 1928 (6,3) kreeg van zes van de tien deelnemers een voldoende. Het recht op het eerder uitrijden van mest scoort het hoogst met maar liefst acht deelnemers die een 9 invulden. Ook het recht op groene financiering (8,3) kreeg maar liefst van zeven deelnemers de hoogste score. Daarnaast scoorden het recht op flexibiliteit van de regels (8,6) en recht op plaatsen van zonnepanelen (8,0) hoog. Tot slot werden het behoud van dierenrechten, het recht op extra flexibiliteit en vrijheid van beheer genoemd, maar deze zijn niet nader uitgewerkt. Het recht op tijdelijk grondgebruik en het voorrangspachtrecht sprak de boeren aan. Voor biologische boeren is dit wel minder praktisch dan voor gangbare boeren. Opmerking was wel dat veel gemeenten die gronden opkopen, daar een contract op hebben met de uitgekochte boer dat deze het tot ingebruikneming mogen blijven gebruiken. Als deze gewoonte wordt afgeschaft, zodat weidevogelboeren hier kunnen boeren, dan zou dat kunnen betekenen dat het lastiger/duurder wordt om deze gronden te bemachtigen. Niet iedereen zag een mogelijke toepassing van het compensatierecht. Behoud van weidevogels als compensatie voor lucht of watervervuiling werd door sommigen als vreemd ervaren. De tweede helft van de workshop was gericht op de plichten die tegenover de rechten zouden kunnen staan. De boeren is allereerst in algemeenheid gevraagd in hoeverre zij open staan voor een aanscherping van het weidevogelbeheer in ruil voor bepaalde ontwikkelingsrechten (bijlage B). Op één na, staan zij allen open voor aanscherping van het weidevogelbeheer als hier rechten tegenover staan. De helft van de deelnemers zien het zelfs als zeer aantrekkelijk en gaven een 8 of hoger op een schaal van 1 tot 9 (zie tabel 4.2). De gemiddelde score is een 7,3. N=10 Spreekt me niet aan Aantrekkelijk Gemiddelde In welke mate staat u open voor aanscherping van het weidevogelbeheer score in ruil voor bepaalde ontwikkelingsrechten? 1 1 3 3 2 7,3 In welke mate staat u open voor onderstaande aanpassingen? Spreekt me niet aan Aantrekkelijk a) Loonwerkers niet laten maaien in het donker: 1 2 7 8,6 b) Niet maaien als er nog weidevogels aanwezig zijn: 1 2 3 1 1 2 6 c) Steeds ¼ van het totale oppervlak maaien met minimaal 1 rustweek ertussen: 1 2 2 2 3 6,4 d) Langzamer maaien met een maximale snelheid van 5 km per uur: 1 1 1 1 3 2 1 5,4 e) Aandeel zwaar maaibeheer in weidevogelgebied verhogen naar 25%: 1 2 4 3 1 7 f) Aandeel zwaar maaibeheer in weidevogelgebied verhogen naar 40%: 1 2 1 2 3 1 4,6 g) Aandeel zwaar maaibeheer in weidevogelgebied verhogen naar 55%: 2 2 1 2 2 1 3,8 h) Verhogen waterpeil ten behoeve van weidevogels: 1 1 3 3 1 1 5,3 Tabel 4.2: Resultaten workshop plichten Triple E TB/GS/SH/KS 14

Vervolgens is voor acht plichten gevraagd in welke mate deze de deelnemers aanspreken. De plichten worden gemiddeld minder aantrekkelijk gevonden dan de rechten. Naarmate de plichten scherper of zwaarder worden, staan de boeren er minder voor open. De spreiding van de scores was groter dan bij de vergelijkbare vragen naar de rechten (tabel 4.2). De aanwezigen waren het er vrijwel over eens dat een boer die loonwerkers laat maaien in het donker niet in aanmerking moet komen voor de status van weidevogelboer zoals voorgesteld door de Vogelbescherming. Op de schaal van 1 tot 9 ( spreekt me niet aan tot aantrekkelijk ) gaven maar liefst zeven van de tien deelnemers een 9. De laagste score was een 7, de gemiddelde score een 8,6. Op de stelling niet maaien als er nog weidevogels aanwezig zijn, werd in principe positief gereageerd, al ligt dat wel genuanceerd. De gemiddelde score is dan ook een 6,0. Het gefaseerd maaien van kleinere stukjes met een week rust ertussen spreekt ook aan (gemiddelde score 6,4). Twee van tien deelnemers stonden hier neutraal tegenover, één deelnemer sprak het helemaal niet aan en maar liefst drie deelnemers gaven de maximale score. Tegenover verplicht langzamer maaien met een maximale snelheid van 5 km per uur staan de deelnemers gematigd positief. Weliswaar 6 van de 10 deelnemers scoren deze plicht hoger dan een 5, maar de gemiddelde score is slechts een 5,4. Het lijkt erop dat de meeste boeren zelf vinden dat meer zwaar maaibeheer moet worden gevoerd dan nu het geval is. Dat is op te maken uit de score van plicht e) aandeel zwaar maaibeheer verhogen naar 25%. De gemiddelde score is een 7 op een schaal van 1 tot 9. Slechts één deelnemer ziet deze maatregel totaal niet zitten. Opmerking hierbij was dat het dan wel flexibel moet kunnen. Hiermee wordt waarschijnlijk bedoeld dat de boer vrij is om de percelen te kiezen en zo nodig (lees: afhankelijk van het weer en waar de vogels zitten) het beheer van percelen te wisselen. De meeste boeren vinden een aandeel zwaar maaibeheer van 40 of 55% te hoog, hoewel er een paar boeren toch voor open staan. Voor de invoering 40% zwaar maaibeheer staan vier boeren redelijk open, twee neutraal en vier deelnemers spreekt het niet aan. De maximale score is een 7, de laagste score een 1. De negatieve scores overheersen, waardoor de gemiddelde score op een schaal van 1 tot 9 een 4,6 is. Tegenover de invoering van verplicht 55% zwaar maaibeheer staan de deelnemers nog negatiever. De hoogste score is nog altijd een 7, maar twee deelnemers geven de laagst mogelijke score en twee deelnemers een 2. De gemiddelde score komt daarmee op 3,8. Het verhogen van het waterpeil in ruil voor ontwikkelingsrechten heeft een brede spreiding in de score. Zowel de hoogste score als de laagste score is gegeven. Drie deelnemers geven de neutrale score 5 en drie een 6. De gemiddelde score voor het verhogen van het waterpeil is een 5,3. Het meest staan de boeren open voor de geringste aanpassingen. Toch zijn de deelnemers van de workshop bereid de strengere plichten dan de huidige maatregelen te accepteren, omdat ze een goed beheer van weidevogels belangrijk vinden. Ook staan de deelnemers genuanceerd tegenover specifieke rechten en plichten. Zo brachten zij zelf de plicht naar voren voor tijdelijke hoogwaterstand in de periode maart-april-mei met greppels en plasdras. Zij merkten hierbij op dat dit wel een gebiedsafhankelijke maatregel is. Een andere mogelijke plicht die naar voren werd gebracht is het verbieden van brede maaimachines of een maximale breedte voor de maaimachines instellen. Tot slot van de workshop werd in de workshop aan de deelnemers gevraagd mandjes met rechten samen te stellen en deze te koppelen aan verschillende mandjes plichten. Hiervoor hadden we reeds een aantal mandjes plichten samengesteld, waarbij aan de deelnemers de vraag werd gesteld welke (besproken) rechten hier minimaal tegenover moesten worden gesteld om te willen voldoen aan deze plichten. Het eerste mandje plichten bestond uit het uitbreiden van de huidige eisen van het weidevogelbeheer met regeltjes als niet maaien na maaidatum als nog weidevogels aanwezig zijn en niet in het donker maaien. Het tweede mandje was het huidige weidevogelbeheer met optimaal peil Triple E TB/GS/SH/KS 15

voor de weidevogels. Het derde mandje bestond uit uitbreiding van het weidevogelbeheer met mozaïekbeheer en 40% zwaar beheer. Dit bleek een lastige vraag te zijn, omdat de plichten niet duidelijk genoeg waren beschreven. Ze waren niet situatiespecifiek. Wel is duidelijk dat het derde mandje plichten als het zwaarst werd ervaren, gevolgd door het tweede. Triple E TB/GS/SH/KS 16

6. Effecten op bedrijfsniveau 6.1. Algemeen In eerdere studies heeft Triple E al uitgewerkt hoe een systeem van rechten op regionale schaal kan worden vormgegeven en in welke mate daarmee een financiële drager onder het weidevogelbeheer zou kunnen worden gelegd (LNV, 2011 en Zuid Hollands landschap, 2010). In deze studie willen we voor de genoemde privileges en rechten laten zien wat de implicaties zijn op bedrijfsniveau c.q. op welke wijze rechten op individueel bedrijfsniveau kunnen worden gestart en welke financiële voordelen hieruit voortkomen. We gaan hier dieper in op de privileges, individuele rechten en collectieve rechten. Tot slot kijken we wat deze privileges financieel kunnen betekenen voor een individueel bedrijf aan de hand van een voorbeeldbedrijf. 6.2. Privileges Verschillende privileges en individuele rechten hebben te maken met het verkrijgen van vergunningen. De meeste zijn sinds 1 oktober 2010 ondergebracht in de zogenaamde omgevingsvergunning. In deze nieuwe vorm worden verschillende vergunningen samen aangevraagd en beoordeeld. Voor de duidelijkheid worden deze vergunning in dit hoofdstuk gescheiden weergegeven omdat hier op verschillende niveaus (gemeente, provincie, Rijk) bepaald moet worden of weidevogelboeren hiervoor een ontheffing kunnen krijgen. De daadwerkelijke aanvraag gebeurt via de omgevingsvergunning. Een greep uit de producten die zijn ondergebracht in de omgevingsvergunning: aanlegvergunning; sloopvergunning; ontheffing bestemmingsplan; bouwvergunning; monumentenvergunning; ontheffing verbod lozen afvalwater; uitweg/inritvergunning; vergunning voor alarminstallatie aan een woning of gebouw; kapvergunning; milieuvergunning; provinciaal project besluit; vergunning voor handelingen in beschermd natuurgebied; ontheffing beschermde inheemse diersoorten Flora- en faunawet; reclamevergunning. Vervroegd ruige mest uitrijden Het vervroegd uitrijden van ruige mest heeft zoals gezegd meerdere voordelen. Een belangrijk voordeel is dat de agrariër minder afhankelijk wordt van goed weer in de korte mestperiode. Door de mestperiode uit te breiden, is er meer kans op ideale omstandigheden tot mesten. Wanneer het optimale moment van mesten is gekozen, zal dit resulteren in een hogere opbrengst in de weilanden. Dit is vooral voor weidevogelboeren gunstig omdat zij vaak minder en later maaien. De opbrengsten Triple E TB/GS/SH/KS 17

per hectare van een weidevogelboer zijn dus altijd lager. Door de kans op een hoge opbrengst te verhogen wordt dit gat kleiner gemaakt. Economisch voordeel van de agrariër komt voort uit het feit dat er minder ruwvoer ingekocht hoeft te worden. Dit jaar stegen de prijzen van ruwvoer wereldwijd aanzienlijk door de grote droogte in het voorjaar, die ook in Nederland zichtbaar was. Door droogte in onder andere Rusland en de Verenigde Staten is de prijs van graan enorm gestegen, het restproduct hiervan is een belangrijk bestandsdeel van ruwvoer. Maar ook hooi en alfalfa noteerden in mei hoge prijzen. Hierdoor liepen Amerikaanse veehouders maar liefst 10% inkomsten mis. In Nederland heeft de grote droogte in het voorjaar en de zware regenval in de zomer de oogst ook flink beperkt. In 2010 werd op de beurzen van Goes en Middenmeer tussen de 75 en 90 euro exclusief per ton ruwvoer betaald. In 2011 steeg de prijs naar 100 tot 120 euro. De prijs van stro steeg van 50 euro tot 70 euro. Naast het feit dat er een economisch voordeel is toe te kennen aan vroeger uitrijden, is ook door de boeren zelf aangegeven dat dit simpelweg prettig is voor de bedrijfsvoering. Vroeger mest uitrijden is dan ook een privilege dat motiverend kan werken om (goed) weidevogelbeheer uit te oefenen. Vervroegd uitrijden van ruige mest ligt echter gevoelig in de huidige milieuwetgeving. De Rijksoverheid wil het mestseizoen eigenlijk inkorten, waardoor nog meer druk op de agrariër komt te liggen. In de Noordelijke Friese Wouden loopt sinds 5 maart 2010 een proef met het bovengronds uitrijden van mest. Hiervoor is een ontheffing van twee jaar afgegeven door het toenmalig ministerie van LNV. Dergelijke proeven zullen waarschijnlijk ook plaats moeten vinden voor het vervroegd uitrijden van mest. Het huidige ministerie van EL&I is ontvankelijk voor meer agrarisch gestuurde natuur. Een dergelijke maatregel past hierbinnen. Kapvergunning Het openhouden van het landschap is een belangrijk vereiste voor weidevogelgebieden. Een goed systeem om dit in stand te houden is dan ook cruciaal. Om een houtopstand of een individuele boom te kunnen kappen is een vergunning nodig. Deze kapvergunning hangt af van de Algemene Plaatselijke Verordening, de Boswet en het Bestemmingsplan. Het aanvragen van een vergunning kost de agrariër tijd. Vooral in het voorjaar en de zomer is de agrariër erg druk. Hier staat tegenover dat kappen dan niet altijd mogelijk is vanwege het broedseizoen (Flora en Faunawet). Bovendien kost de aanvraag zelf ook, afhankelijk van de gemeente, 20 tot 100 euro. Gemiddeld is de aanvraag binnen twee weken afgerond, veel tijdswinst is er dus niet te winnen. De mogelijkheid om een standaard ontheffing te creëren voor weidevogelboeren is relatief gemakkelijk voor de overheid. Zowel in de Algemene Plaatselijke Verordening en het Bestemmingsplan kan rekening gehouden worden met dan wel de weidevogelgebieden of de weidevogelboeren binnen de gemeente. Voor de Boswet dient een landelijke ontheffing te komen vanuit het ministerie van EL&I. Jachtrecht Predatie kan in sommige gebieden een belangrijke hindernis zijn voor succesvol weidevogelbeheer. Uit onderzoek is gebleken dat veel predatie op nesten plaats vindt door zoogdieren als hermelijn, steenmarter, bunzing en vos. Predatie op de pullen gebeurt juist meer door vogels als buizerd en kraai. Niet al deze dieren mogen geschoten worden door de Wild beheer eenheid (WBE) of jachtopziener omdat het merendeel beschermd is in de Flora- en Faunawet. Wel denken veel agrariërs en jagers dat het belangrijk is om de vrijgestelde soorten actief te blijven beheren. Een lage vossenpopulatie bijvoorbeeld zorgt niet alleen voor minder predatie, maar ook voor meer rust in het gebied, waardoor de vogels minder energie kwijt zijn en meer tijd aan de pullen kunnen besteden. Jaarlijks moet de lokale WBE ontheffingen aanvragen voor niet officieel bejaagbare soorten. Hieronder valt ook de vos. Triple E TB/GS/SH/KS 18

Er bestaan reeds plannen om het gehele jaar door vrijstelling te geven om de vos te schieten, al is dit nog niet doorgevoerd. Een dergelijke vrijstelling zou in weidevogelgebieden predatie kunnen reduceren zonder het nodige papierwerk. 6.3. Individuele rechten Recht op bouwen Bouwen in Nederland is aan regelgeving onderhevig. Voordat een vergunning wordt gegeven, moet een reeks aan vergunningen van gemeente en welstandscommissies worden afgegeven. Voor een agrariër kan het om meerdere redenen interessant zijn om te bouwen. Een uitbreiding van het woonhuis kan om persoonlijke redenen erg prettig zijn, bijvoorbeeld een extra slaapkamer bij gezinsuitbreiding. Uitbreiding van het woonhuis kan ook waardeverhogend werken, al zal dit niet zo sterk doorwerken als bij regulier vastgoed, omdat we wel met een bedrijf te maken hebben. Schaalvergroting is voor veel agrariërs tegenwoordig een belangrijk thema. Door de lage melkprijzen en hoge kosten proberen de meeste agrariërs besparingen te realiseren door middel van schaalvergroting. De schaalvergroting in Nederland wordt grotendeels beperkt door regelgeving betreffende stalgrootte, melkquota en mestquota. In 2015 worden de melkquota afgeschaft en wordt de melkveehouderij een liberale markt. Dit betekent voor de Nederlandse melkveehouder dat het belangrijker wordt om in schaal te vergroten om te kunnen concurreren met lage grondprijzen en goedkope arbeid in onder andere Oost-Europa. De publieke opinie over grotere stallen is de laatste jaren overwegend negatief, vooral megastallen met varkens. Een standaard recht op het bouwen zal dan ook beperkingen kennen en niet voor megastallen gelden, waar dit niet kan. Het recht zal dus duidelijk omschreven moeten worden. Een andere optie is dat het bouwrecht wordt opgenomen als collectief recht, waarbij een organisatie het recht krijgt stal(len) te bouwen, waarvan de coöperatie van weidevogelboeren in het gebied gebruik kan maken. Dit zal het landschap minder beïnvloeden vanwege de afstand tot de stallen. Een bijkomend voordeel in deze constructie is dat de agrariërs samen kunnen werken om hun mest weg te werken. Het mestquotum blijft immers bestaan. Grotere corporaties kunnen deze mest samen kwijt aan bijvoorbeeld akkerbouwbedrijven of in een vergistinginstallatie om collectief stroom te winnen (zie fig.6.1) om op deze wijze extra inkomsten te genereren. Figuur 6.1: Vergistinginstallatie Triple E TB/GS/SH/KS 19

Voor boeren die niet aan schaalvergroting willen doen maar juist willen verbreden heeft een bouwvergunning ook veel nut. Hierdoor kan bijvoorbeeld een caravanstalling worden gebouwd, of een sanitair gebouw voor een minicamping of een Bed & Breakfast. De biologische boer heeft een sterke positie in de verbrede landbouw, wat weer gunstig is voor de weidevogel. In de biologische landbouw komen namelijk 1,5 tot 6 keer zoveel insecten voor dan in de gangbare landbouw. Door de verbrede landbouw te stimuleren met bijvoorbeeld het bouwrecht, wordt de biologische landbouw ook gestimuleerd en daar profiteert de weidevogel van. Door een gecertificeerde weidevogelboer gemakkelijker een vergunning te geven, wordt het interessanter voor een agrariër om deze investering te doen. Een vergunningsprocedure loopt 12 tot 18 weken (compleet) of 12 tot 24 weken (gefaseerd). De praktijk leert echter dat het gehele proces vele maanden langer kan lopen. Dit zorgt ervoor dat nog te veel agrariërs afzien van belangrijke investeringen in het bedrijf. Om weidevogelboerderijen te stimuleren zouden er voorrangsposities bemiddeld kunnen worden bij de verantwoordelijke gemeente. De kosten die voor een bouwvergunning in kaart worden gebracht zouden ook verlaagd kunnen worden. Gemiddeld wordt een percentage van 1-4% van de bouwsom in kosten gebracht. Voor een nieuwe stal voor 100 stuks melkvee betaalt men ruim 400.000 euro. Hier kunnen voor een weidevogelboer dus duizenden euro s worden bespaard als hier een voordeel van bijvoorbeeld 2% wordt toegekend. Successierechten Voordelige successierechten zijn niet nieuw. In Nederland kennen we sinds 1928 al de Natuurschoonwet (NSW). Deze wet is in het leven geroepen omdat de landgoederen in Nederland steeds kleiner werden en belangrijke maatschappelijke, culturele en natuurlijke waarden verloren dreigden te gaan. De problemen waar landgoederen ten tijde mee kampten was dat de adel, die de landgoederen bezat, niet meer de rijke toppositie als in voorgaande eeuwen had. Het onderhoud van landgoederen was zeer duur en de waarde van het land en opstallen vertegenwoordigde een hoge waarde. Wanneer het landgoed vererfd werd diende over deze waarde erfbelasting te worden betaald. Werd het landgoed verkocht dan diende er overdrachtsbelasting over betaald te worden. Door de astronomische bedragen die een landhuis met grond kost, betekende dit in vrijwel elk geval dat een deel van het landgoed verkocht moest worden om de belastingen te kunnen betalen. Hierdoor werden de landgoederen elke generatie kleiner en kleiner. Om dit tegen te gaan nam de overheid destijds stappen. Men achtte de landgoederen belangrijk om te behouden vanwege de maatschappelijke waarde die zij vertegenwoordigen. Daarom kwam in 1928 de NSW tot stand. In de NSW staat vastgesteld dat een onder de NSW gerangschikt landgoed geen successierechten hoeft te betalen. Dit was een enorm belangrijke steun voor de landgoederen omdat de eigenaren sindsdien alleen nog kosten voor beheer hadden. Het Rijk liep zo echter wel een hoop inkomsten mis. De tegenprestatie van de NSW is dan ook dat een groot percentage van het landgoed opengesteld en toegankelijk moet zijn voor publiek en er is een groot aantal eisen betreffende de inrichting en natuur van het landgoed. Met deze beschikbare achtergrondkennis is het niet vreemd om voor weidevogelboeren een dergelijke constructie op te zetten. Weidevogelboeren vervullen een belangrijke maatschappelijke taak, namelijk het in stand houden van biodiversiteit en in vele gevallen het oude cultuurlandschap. Van deze factoren genieten jaarlijks vele bewoners en toeristen. Weidevogelboeren komen echter, net als de landgoedeigenaren, financieel in de knel en zijn niet in de staat de kwaliteit te leveren die verwacht wordt door het publiek. Aangezien agrarische bedrijven net als landgoederen vaak vererfd worden en een grote financiële waarde vertegenwoordigen, zijn er genoeg argumenten om weidevogelboeren te ontzien. Belangrijk is wel dat de weidevogelboer gerangschikt of gecertificeerd wordt en een maatschappelijke tegenprestatie levert. Triple E TB/GS/SH/KS 20