stichting carmelcollege Collectieve Arbeidsovereenkomst Stichting Carmelcollege



Vergelijkbare documenten
Kader-CAO voor het voortgezet onderwijs. Werkgevers in onderwijs

Voorpublicatie CAO-VO Tekstversie B 13 april 2005

CAO-VO. Collectieve. Arbeidsovereenkomst. voor het voortgezet onderwijs. Besturenraad Bond KBO VBS VOS/ABB WVO ACOP CCOOP CMHF.

Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs

Inhoudsopgave. Afsluitingsovereenkomst / 4. Deel I CAO-bepalingen / 6

CAO VO Collectieve arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs

CAO VO (verlengd) Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs

Uitgave Besturenraad, Bond KBVO, VBS, VOS/ABB, WVO en Stichting Carmelcollege

CAO VO Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

Collectieve Arbeidsovereenkomst. voor het voortgezet onderwijs

CAO VO Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs

cao VO Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs

CAO VO Collectieve Arbeidsovereenkomst. voor het voortgezet onderwijs. 18 augustus 2011 i

CAO VO 2011 / Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

Arbeidstijden- en rusttijdenregeling Onderwijs Ondersteunend Personeel Purmerendse ScholenGroep

Tekstuele uitwerking Akkoord CAO-VO

RECHTSPOSITIEREGLEMENT

VERENIGING VAN TOEZICHTHOUDERS IN ONDERWIJSINSTELLINGEN ~ VTOI & ONDERWIJSBESTUURDERSVERENIGING ~ OBV. CAO bestuurders VO

1. de sportorganisatie/school/vereniging..., gevestigd te... overeenkomstig artikel... van haar statuten vertegenwoordigd door:

BEZOLDIGINGSREGELING

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005.

Dit is een voorbeeld van Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zoals gegenereerd met de Arbeidsovereenkomst generator van ICTRecht:

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

WBR /Hoofdstukl/Titelll/Afdelm.

Financiële arbeidsvoorwaarden per 1 juli 1999 en 1 januari 2000

Rechtspositieregeling Groeibanen Maastricht en Heuvelland 2015

CAO VO 2014 / Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs

overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren;

CAO VO 2014 / Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs

CAO bestuurders VO Algemene Bepalingen. 2. Dienstverband. 1.1 Begripsbepalingen

Commissie van Beroep voor het Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs en Hoger Beroepsonderwijs

Stichting Katholiek Basisonderwijs De Veenplas

College van Bestuur n.v.t. (voorbeeld) Arbeidsovereenkomst Voorzitter/Lid College van Bestuur

WERVING, SELECTIE EN DIENSTVERBAND

2.6 model arbeidsovereenkomst voor de duur van een bepaald werk of bepaald project 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ARBEIDSOVEREENKOMST MET UITGESTELDE PRESTATIEPLICHT VOOR BEPAALDE TIJD (NUL UREN)

IKAP-Regeling rijkspersoneel

Hoofdstuk 9 Duurzame inzetbaarheid Paragraaf A Persoonlijk budget Artikel 9.1 Aanspraak Artikel 9.2 Hoogte Artikel 9.3 Aanwending

6.A Levensfasebewust personeelsbeleid. Individueel keuzebudget

Collectieve Arbeidsovereenkomst OMO

Personeelshandboek BAPO-regeling Stichting Lek en IJssel (versie juni 2009)

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

SOCIAAL STATUUT MEDEWERKERS CENTRUM VOOR MUZIEK EN DANS WAALWIJK - HEUSDEN

Normjaartaak onderwijsondersteunend personeel (OOP) in het primair onderwijs

16. Werktijden in het voortgezet onderwijs

Regeling werktijden, vakantie en verlof OOP Pontes Scholengroep

CAO Voortgezet Onderwijs Limburg Werkgevers:

Uitvoeringsregeling A Salariëring. (ex artikel 25) Begripsbepalingen

Wilt u meer informatie of heeft u vragen? Dan kunt u terecht bij de Werkgeverslijn land- en tuinbouw via T

Convenant taakbeleid domein Educatie van de Mondriaan onderwijsgroep

partijen zijn op de hoogte van de Richtlijn/Adviesregeling Arbeidsvoorwaarden Bestuurder kinderopvang van de NVTK (hierna: de Richtlijn).

Besluit. Paragraaf I. Begripsbepalingen. Artikel 1. onderwijs en praktijkonderwijs, en. Paragraaf II

gaan een overeenkomst aan betrekking hebbende op NAAM, geboren op DATUM, hierna te noemen Gedetacheerde ;

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Artikel 1 Werknemer treedt met ingang van bij werkgever in dienst als, voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 11.

ARBEIDSOVEREENKOMST (voor bepaalde tijd) I., gevestigd te, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer/mevrouw,

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Hoofdstuk 2 AANSTELLING EN ARBEIDSOVEREENKOMST Aanstelling: het bevoegd gezag

Collectieve arbeidsovereenkomst voor zaterdagbestellers

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

Overeenkomst voor het verrichten van dienstverlening aan huis

Geldend van t/m heden

GEMEENTEBLAD. Vastgestelde regeling - Rechtspositieregeling voor de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand 2015

Gemeente Tynaarlo Uitvoeringsregeling beloningsbeleid gemeente Tynaarlo. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo

ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1

De vereniging Ons Middelbaar Onderwijs vertegenwoordigd door de heer drs. R.H.A.M. Kraakman, voorzitter van de Raad van Bestuur

Addendum / errata bij de CAO MBO

Wilt u meer informatie of heeft u vragen? Dan kunt u terecht bij de Werkgeverslijn land- en tuinbouw via T

Harmonisatie Peuterspeelzalen, Landelijk Sociaal Plan

Wijzigingen Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) i.v.m. wijziging ketenbepaling en anti- draaideurbepaling Versie 18 mei 2015

BIJLAGE 3. RELEVANTE WETTELIJKE BEPALINGEN Aan deze bijlage kunnen geen rechten worden ontleend. 3-A Burgerlijk Wetboek 7 Titel 10

Hoofdstuk 1. als werkgeversorganisatie enerzijds

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Model. Arbeidsovereenkomst cao Dierhouderij. Versie 6 maart 2013

Collectieve Arbeidsovereenkomst OMO

Partijen komen een looptijd overeen van 36 maanden, te weten: 1 januari 2018 tot 1 januari 2021.

ARBEIDSOVEREENKOMST. 2. [naam DGA], geboren op [datum], wonende aan de [adres] te ([postcode]) [plaats], hierna te noemen: "werknemer";

CONCEPT SOCIAAL PLAN (onderhandelaar akkoord )

Landelijk Sociaal Plan Harmonisatie Peuterspeelzalen

Collectieve arbeidsovereenkomst inzake pensioenen NYSE Euronext

CAO VO 2016 / Collectieve arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs

Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B no. 87)

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

3. - De ABVAKABO FNV gevestigd te Zoetermeer - De CNV Publieke Zaak gevestigd te s Gravenhage

gelezen hebbende de voorstellen van het cluster P&O d.d. 19 juli 2007 en 19 augustus 2008;

Normjaartaak Onderwijzend Personeel (OP) Primair Onderwijs

Register bij de Mandaatregeling Serviceorganisatie Jeugd 2015

BETAALD EN ONBETAALD OUDERSCHAPSVERLOF PRIMAIR ONDERWIJS

Collectieve Arbeidsovereenkomst OMO augustus 2014 tot 1 augustus 2015

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ARBEIDSOVEREENKOMST. Verklaren een arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan onder de navolgende bepalingen:

Transcriptie:

stichting carmelcollege Collectieve Arbeidsovereenkomst Stichting Carmelcollege Carmel-CAO 1 augustus 2002-1 augustus 2004

Inhoud Afsluitingsovereenkomst 7 Preambule 8 CAO bepalingen 1. Algemene bepalingen 13 1.1 Begripsbepalingen 13 1.2 Werkingssfeer, inwerkingtreding en looptijd 14 2. Arbeidsduur 15 2.1 Algemene arbeidsduur en betrekkingsomvang 15 2.2 Werktijden 15 2.3 Compensatie in verband met overwerk onderwijsondersteunend personeel 16 2.4 Compensatie in verband met verschuiving werkzaamheden onderwijsondersteunend personeel 17 2.5 Taakbeleid 17 3. Aangaan van het dienstverband 18 3.1 Dienstverband 18 3.2 Dienstverband voor bepaalde tijd 18 3.3 Leraar in opleiding met een dienstverband 19 4. Beëindiging van het dienstverband en disciplinaire maatregelen 20 4.1 Beëindiging van het dienstverband 20 4.2 Verval van gedeelte van betrekkingsomvang van rechtswege 20 4.3 Opzegging 21 4.4 Opzeggingstermijn 21 4.5 Gronden voor opzegging 22 4.6 Schorsing als ordemaatregel 22 4.7 Disciplinaire maatregelen 23 5. Functies en functiewaardering 24 5.1 Functies 24 5.2 Functiewaardering 24 6. Salaris 25 6.1 Salaris en carrièrepatroon 25 6.2 Vaststelling maandsalaris bij indiensttreding 25 6.3 Vaststelling maandsalaris bij benoeming na voorafgaande onderwijsfunctie(s) 26 6.4 Vaststelling maandsalaris bij benoeming in geval van aangehouden onderwijsfunctie(s) 27 6.5 Vaststelling maandsalaris bij benoeming in geval van onderbroken dienstverband 27 6.6 Beoordeling salarisachterstand in geval van onderbroken dienstverband 27 6.7 Vaststelling maandsalaris bij indiensttreding in aansluiting op een betrekking buiten het onderwijs 28 3

6.8 Vaststelling maandsalaris bij indiensttreding in aansluiting op onbetaalde relevante ervaring 28 6.9 Salarisniveau in- en doorstroombanen 28 6.10 Salarisniveau leraar in opleiding met dienstverband 29 6.11 Aanvang en einde dienstverband, doorbetaling 29 6.12 Salarisuitbetaling 29 6.13 Salarisbetaling over een gedeelte van de maand 30 6.14 Uitlooptoeslag onderwijzend personeel 30 6.15 Bindingstoelage 31 6.16 Dertiende maand 31 6.17 Eindejaarsuitkering OOP 32 6.18 Toelage in verband met onregelmatige diensten onderwijsondersteunend personeel 32 6.19 Garantietoelage onregelmatige dienst onderwijsondersteunend personeel 33 6.20 Toelage bedrijfshulpverlener 33 6.21 Uitkering overlijden 33 6.22 Jubileumgratificatie 34 6.23 Waarneming hogere functie 34 6.24 Beloningsdifferentiatie 34 6.25 Omzetting van maandsalaris leraren naar per 1 augustus 2002 geldend carrièrepatroon (overgangsbepaling) 35 6.26 Overgangsbepaling functiewisseling 35 7. Vergoedingen en financiële regelingen 36 7.1 Vergoeding verplaatsingskosten 36 7.2 Spaarloonregeling 36 7.3 Spaarregeling 36 7.4 Kinderopvang 36 8. Vakantie en verlof 37 8.1 Vakantieverlof voor de functiecategorieën directie en leraren 37 8.2 Vakantie en verlof voor de functiecategorie onderwijsondersteunend personeel 38 8.3 Spaarverlof 39 8.4 Seniorenverlof (BAPO) 39 8.5 Kortdurend verzuimverlof 39 8.6 Kortdurend zorgverlof 41 8.7 Lang buitengewoon verlof 42 8.8 Mede in het algemeen belang 42 8.9 Overwegend in het algemeen belang 42 8.10 Voorwaarden lang buitengewoon verlof als bedoeld in 8.7 t/m 8.9 42 8.11 Lang buitengewoon verlof voor politieke functies 43 8.12 Verlof in verband met overleg- en advieswerkzaamheden 43 8.13 Ouderschapsverlof zonder behoud van bezoldiging 44 8.14 Betaald ouderschapsverlof 44 8.15 Combinatie onbetaald en betaald ouderschapsverlof 45 4

9. Scholing en persoonlijke ontwikkeling 46 9.1 Professionele ontwikkeling 46 9.2 Persoonlijk ontwikkelingsplan 46 9.3 Faciliteiten scholing 46 9.4 Functioneringsgesprek 47 9.5 Beoordeling 47 10. Werkgelegenheid 48 10.1 Werkgelegenheidsbeleid 48 10.2 Overplaatsing in geval van reorganisatie 48 10.3 Overplaatsing in andere gevallen 48 11. Beroepsrecht 50 12. Overige rechten en plichten 51 12.1 Informatievoorziening 51 12.2 Functievervulling 51 12.3 Nevenwerkzaamheden 52 12.4 Geheimhouding 52 12.5 Intellectueel eigendom 53 12.6 Preventie seksuele intimidatie, racisme en geweld 53 13. Medezeggenschap 54 13.1 Overleg met personeel 54 13.2 Faciliteiten medezeggenschap 54 13.3 Vakbondsfaciliteiten 55 13.4 Fusiegedragsregels 55 14. Overgangs- en slotbepalingen 56 14.1 HOS-overgangsrecht 56 14.2 Integratie VSO-SO 56 14.3 Invoering FUWA-VO 56 14.4 Toelichting en bijlagen 56 Uitvoeringsregelingen I. Spaarverlof 57 II. BAPO 64 III. Betaald ouderschapsverlof 68 IV. Verplaatsingskosten 71 V. Beschikbaarheidsregeling 99 VI. Taakbeleid docenten 100 VII. Werkgelegenheidsbeleidsplan 109 VIII. Spaarreglement 129 IX. Integratie VSO-VO 132 Bijlagen A. Financiële arbeidsvoorwaarden 135 B. Model akte van benoeming 152 C. Model akte van benoeming leraar in opleiding 154 D. Model leerarbeidsovereenkomst leraar in opleiding 155 E. Feestdagen 158 F. Diensttijd voor jubileumgratificatie 159 5

6

Afsluitingsovereenkomst Hierbij verklaren De Stichting Carmelcollege, in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door en de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP), gevestigd te Zoetermeer, te dezen statutair vertegenwoordigd door de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP), gevestigd te 's-gravenhage, te dezen statutair vertegenwoordigd door de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij overheid, onderwijs, bedrijven en instellingen (CMHF), gevestigd te 's-gravenhage, te dezen vertegenwoordigd door hierna te noemen: de centrales van werknemersorganisaties het volgende te zijn overeengekomen: de collectieve arbeidsovereenkomst Stichting Carmelcollege 2002-2004, welke van kracht wordt op 1 augustus 2002. Aldus in achtvoud opgemaakt en ondertekend te Hengelo (ov) op 6 november 2002 namens de Stichting Carmelcollege: Dhr. H.W. Laan Dhr. H.J.B. Mes namens de ACOP: Dhr. G.J.W.M. Stemerding Dhr. R.K. v.d. Ploeg namens de CCOOP: Mw. F.W. Hoekman Dhr. F.H.M. v. Rooij namens de CMHF: Dhr. A.T.H.M. Mullink Dhr. J. Veenstra 7

Preambule 1. Algemeen Partijen hebben voor de schooljaren 2002-2004 afspraken gemaakt over de arbeidsvoorwaarden voor de werknemers van de onder het bevoegd gezag van de Stichting Carmelcollege staande instellingen voor voortgezet onderwijs, en deze afspraken ondergebracht in de CAO Stichting Carmelcollege 2002-2004. De basis voor deze CAO is gelegd in het "Onderhandelaarsakkoord CAO Stichting Carmelcollege 2002-2004" van 5 april 2002. Een vergelijking met andere sectoren op de arbeidsmarkt laat zien dat de CAO in het voortgezet onderwijs toe is aan modernisering. De arbeidsvoorwaarden zijn op dit moment nog heel onderwijsspecifiek ingevuld met veel en gedetailleerde regels. Elders is inmiddels een ander, meer kaderstellend stelsel ingericht, waarin ook elementen als de CAO á la carte, competentieontwikkeling en integraal personeelsbeleid een plaats hebben gekregen. De CAO in het voortgezet onderwijs zal deze ontwikkelingen moeten volgen, wil recht worden gedaan aan de als noodzakelijk ervaren vernieuwing binnen het onderwijs. Bij dit perspectief behoort ook het voornemen om de docentfunctie weer te richten op de primaire taak: het verzorgen van onderwijs. De docenttaak dient anders gezegd te worden "uitgezuiverd": er is sprake van te veel werkzaamheden die ook door anders bevoegde medewerkers uitgevoerd kunnen worden. De bijkomende werkzaamheden vormen een bron van onrust voor de docent en dus een oorzaak van werkdruk. De Stichting Carmelcollege streeft dan ook naar een verdere ontwikkeling van assistent-functies. Dit geschiedt mede teneinde het probleem van het tekort aan docenten te kunnen oplossen. Op termijn zal de CAO keuzemogelijkheden bieden aan de individuele medewerker. De Stichting Carmelcollege wil in het jaar 2002-2003 een systeem van personal benefits operationeel maken. 2. Kernthema's Als uitgangspunten voor de CAO Stichting Carmelcollege 2002-2004 zijn de volgende drie kernthema's gekozen: - werkdrukvermindering. In deze CAO wordt zodanige ruimte gecreëerd in met name het taakbeleid dat scholen en teams het werk efficiënter kunnen verdelen. Dat komt met name tot uitdrukking in een kleinere lestaak voor de 8

docenten en een minder van bovenaf georganiseerde werk- en taakverdeling; - ruimte voor onderwijsvernieuwing. In de CAO wordt ruimte gelaten aan de scholen om te kiezen voor een eigen invulling van de wijze waarop de werkzaamheden worden georganiseerd en dus af te wijken van wat tot op heden gebruikelijk en was voorgeschreven; - fasegewijze invoering. De instellingen van de Stichting Carmelcollege kunnen in een zelfgekozen tempo de veranderingen doorvoeren. Binnen deze kernthema's hebben twee onderwerpen bijzondere aandacht gekregen: het functiebouwwerk en het taakbeleid. FUNCTIEBOUWWERK Het personeelsbeleid is gericht op een voortdurende ontwikkeling van de organisatie en de persoonlijke ontwikkeling van medewerkers. Het functiebouwwerk van de Stichting Carmelcollege zal op termijn één reeks functies kennen voor alle medewerkers die onderwijsgerelateerde taken vervullen. Die reeks omvat de huidige (oude) schalen 4 tot en met 12. Binnen deze functies zijn niveaus te onderscheiden. Inschaling vindt plaats op grond van het arbeidsverleden, de vooropleiding en andere relevante ervaring en kwaliteiten op basis van een beoordeling. Over het carrièreverloop zal worden beslist op grond van competenties van de medewerker en zijn ontwikkeling. Wat de Carmel-leraarfunctie betreft, streeft Carmel op termijn naar één leraarfunctie waarbinnen op basis van competentie-ontwikkeling verschillen in beloning bestaan. Het maximum van de huidige LD-functie is daarmee voor iedere docent die voldoet aan de competenties bereikbaar. In vervolg op reeds eerder door partijen gevoerd overleg hebben partijen in het kader van deze CAO de volgende afspraken gemaakt: a. Het nieuwe functiebouwwerk omvat de beschrijving en waardering van voorbeeldfuncties voor management, leraren en onderwijsondersteunend personeel, zoals deze zijn opgenomen in het advies van de werkgroep "Functiewaardering Voortgezet Onderwijs" van 31 januari 2001. Partijen zullen in dat kader de minister van OCenW verzoeken om het Kaderbesluit VO, artikelen 3 tot en met 6, aan te passen. b. Het eerder in het DGO vastgestelde functiebouwwerk OOP en het "toetsingskader directie en managementstructuur" blijven gehandhaafd.voor de looptijd van de CAO kent de Stichting Carmelcollege conform het advies van de Commisie van Rijn drie leraarfuncties: LB, LC en LD. c. Vanaf 1 augustus 2002 dient de waardering van alle door de Stichting Carmelcollege in de formatie opgenomen functies gebaseerd te zijn op FUWA- VO. Indien FUWA-VO later wordt ingevoerd, geldt FUWA-VO met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2002. Deze waardering kan voor de werknemer die op zowel 31 juli 2002 als op 1 augustus 2002 in vaste dienst is 9

benoemd, niet leiden tot een verslechtering van het salaris en het salarisperspectief. d. Ten aanzien van de waardering van niet-voorbeeldfuncties worden door de Stichting Carmelcollege gecertificeerde adviseurs ingeschakeld. De onderwijsgerelateerde functies, die niet tot de voorbeeldfuncties behoren, moeten in de implementatieperiode voor een bindend advies over de waardering worden voorgelegd aan een landelijke commissie. e. De stichting streeft er naar om met betrekking tot de leraarfuncties in de periode 1 augustus 2002-1 augustus 2003 het aantal LC-functies te laten toenemen met 15% tot opzichte van het huidige aantal LC-functies. Het volume LD-functies zal minimaal gelijk blijven aan het volume zoals dat aanwezig is op 31 juli 2002. Hierover zal zorgvuldig worden gerapporteerd aan de GMR en de vakcentrales. Indien de hiervoor genoemde percentages niet worden gehaald spreken partijen af op welke wijze dat alsnog kan geschieden. f. Systeemwijzigingen FUWA-VO zijn onderwerp van overleg tussen partijen. g. Het beheer van FUWA-VO wordt ondergebracht bij een onafhankelijk orgaan. Een beperkt aantal medewerkers zal worden geschoold in de werking en toepassing van het FUWA-VO systeem. TAAKBELEID Partijen hebben met name in het taakbeleid de door de scholen gewenste ruimte gezocht om de bij de eigen ontwikkeling passende beleidskeuze te maken. Deze eigen ontwikkeling vereist dat binnen het taakbeleid meerdere sporen kunnen worden gevolgd. Modellen taakbeleid 2002-2003. Voor het schooljaar 2002-2003 wordt aangesloten bij de reeds binnen de Stichting Carmelcollege bestaande taakmodellen, waarbij naast het "klassieke model" de mogelijkheid wordt geopend, onder voorwaarden, om als team binnen de organisatie het taakbeleid op eigen wijze vorm te geven. Het klassieke model (model 1) bevat de meeste regels en wordt op instellingsniveau toegepast. In het teammodel (model 2) krijgen "teams" de ruimte om afspraken te maken die specifiek zijn afgestemd op het onderwijs en de organisatie, waarvoor het betreffende team verantwoordelijk is. In beide modellen wordt het aantal klokuren les verlaagd. Model 2 stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het functioneren van het team. Daarom zijn enkele nadere afspraken tussen partijen gemaakt. Instellingen die besluiten om hetzij binnen de totale school, hetzij binnen een afdeling en/of locatie model 2 in te voeren zullen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: a. Het binnen de Stichting Carmelcollege ontwikkelde teammodel moet op een voldoende wijze zijn ingevoerd; 10

b. De besluitvorming binnen het team over de invoering van model 2 geschiedt met een gekwalificeerde meerderheid van 2/3 van het aantal docenten dat deel uitmaakt van het desbetreffende team. c. Het besluit van het team wordt als advies aan de schoolleiding voorgelegd, die het definitieve besluit neemt, en daarvoor eindverantwoordelijk is. Modellen taakbeleid 2003-2004. De twee modellen voor het schooljaar 2002-2003 worden voor het schooljaar 2003-2004 gemodificeerd. In beide modellen wordt het schooljaar verlengd van 40 naar 41 weken. In het klassieke model wordt daarbij het aantal lesweken verhoogd van 36 naar 38 weken, terwijl de lessentaak wordt verlaagd naar gemiddeld 19 klokuren per week. Partijen spraken over de besluitvorming over de invoering van de gemodificeerde modellen voor het schooljaar 2003-2004 het volgende af: 1. De Stichting Carmelcollege zal de gemodificeerde modellen taakbeleid 2003-2004 in de loop van het najaar 2002 via een referendum ter beoordeling voorleggen aan de docenten en aan de in het VSO werkzame overige personeelsleden met lesgebonden taken en behandeltaken. 2. De Stichting Carmelcollege en de vakcentrales zullen ter voorbereiding van het referendum gezamenlijk de voorlichting aan het personeel verzorgen. 3. De beide modellen zijn van kracht met ingang van 1 augustus 2003, tenzij blijkt dat één derde of meer van de stemgerechtigde personeelsleden deze modellen afwijst. In dat geval geldt de regeling van het schooljaar 2002-2003. 3. Verdere ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden. Partijen hebben afgesproken om gedurende de looptijd van de CAO regelmatig overleg te voeren in het zogeheten LTA (overleg over de Lange Termijn Agenda) over de wijze waarop de CAO-afspraken binnen de instellingen gestalte krijgen en over een verdere ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden van de Stichting Carmelcollege. Ook landelijke ontwikkelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid in het onderwijs zullen in dat overleg aan de orde kunnen komen. 4. De CAO Stichting Carmelcollege 2002-2004 en de Flexwet. In deze CAO wordt uitdrukkelijk beoogd af te wijken van de artikelen 7:668a en 7:669 van het Burgerlijk wetboek. 11

12

1. Algemene bepalingen 1.1 Begripsbepalingen Benoeming Het dienstverband van de werknemer bij de werkgever. Bezoldiging De som van het salaris en de toelagen bedoeld in de artikelen 6.1.1, 6.14 tot en met 6.20, en 14.1 van deze CAO. CAO De Collectieve Arbeidsovereenkomst die de rechtspositie regelt als bedoeld in art. 38a van de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Carrièrepatroon De wijze waarop de werknemer het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende maximumschaal bereikt, als aangegeven in de bijlagen onder A. van deze CAO. Centrales De vakorganisaties te weten ACOP, CCOOP en CMHF. Dagdeel Verdeling van de werkdag in dagdelen: morgen, middag, avond. Dienstverband De arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de werkgever. Functie Het samenstel van werkzaamheden dat de werknemer krachtens zijn dienstverband moet verrichten. FUWA VO Het landelijk door werkgevers - en werknemersorganisaties overeengekomen systeem volgens welke de werkgever de functie beschrijft en waardeert. Instelling De school voor voortgezet onderwijs die door de werkgever in stand wordt gehouden. Kaderbesluit Kaderbesluit rechtspositie voortgezet onderwijs (staatsblad 1995, 371) zoals laatstelijk gewijzigd en vastgesteld. 13

Partijen De Stichting Carmelcollege en de centrales. Werkdag Dag niet zijnde een zaterdag, zondag of een in bijlage E genoemde erkende feestdag. Werkgever De Stichting Carmelcollege. Werknemer Het personeelslid dat een dienstverband heeft bij de werkgever. Werktijdfactor Het gedeelte van de normbetrekking waarvoor de werknemer is benoemd, waarbij de uitkomst rekenkundig wordt afgerond op vier cijfers achter de komma. WMO De Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (Stb. 663) zoals laatstelijk gewijzigd en vastgesteld. WVO De Wet op het voortgezet onderwijs 1963 (Stb. 40) zoals laatstelijk gewijzigd en vastgesteld. 1.2 Werkingssfeer, inwerkingtreding en looptijd 1. Deze CAO is van toepassing op alle werknemers in dienst van de werkgever. 2. Indien en voor zover een bepaling in deze CAO niet (langer) verenigbaar is met de wettelijke voorwaarden voor bekostiging van de instelling of met de wettelijke voorschriften, treedt die bepaling met onmiddellijke ingang buiten werking. 3. Omtrent het treffen van een voorlopige voorziening voor de periode tot de vervanging van de in lid 2 bedoelde bepaling en over de vervanging zelf komen partijen op de kortst mogelijke termijn in overleg bijeen. Een eventuele vervangende bepaling treedt op het in lid 2 bedoelde tijdstip in werking. 4. De CAO treedt in werking op 1 augustus 2002 en loopt tot en met 31 juli 2004. 5. Indien tenminste zes maanden voor het verstrijken van de in 1.2.4 genoemde looptijd door geen der partijen schriftelijk aan de andere partij is kenbaar gemaakt dat de CAO wordt opgezegd, wordt deze geacht stilzwijgend te zijn verlengd voor telkens één jaar. Opzegging leidt terstond tot hernieuwd overleg tussen de partijen. De evaluatie van de werking en toepassing van de in deze CAO gemaakte afspraken zijn onderwerp van gesprek in het periodiek overleg tussen de werkgever en vakcentrales. 14

2. Arbeidsduur 2.1 Algemene arbeidsduur en betrekkingsomvang. 1. De algemene arbeidsduur van de werknemer die is benoemd in een normbetrekking bedraagt 1659 uur op jaarbasis. 2. Voor de berekening van de algemene arbeidsduur wordt uitgegaan van 36,86 uur per week bij een normbetrekking, indien en voor zover de toepassing van wet- en regelgeving in het kader van de sociale zekerheid dat noodzakelijk maakt. 3. De werknemer wordt benoemd in een normbetrekking of een deel daarvan. 4. De wederzijdse rechten en verplichtingen van de werkgever en de werknemer ingevolge deze CAO gelden naar rato van de betrekkingsomvang, met uitzondering van het bepaalde in de artikelen 7.3, 8.1, 8.3, en 8.5. 5. De Wet aanpassing arbeidsduur 2000(Stb. nr. 114 en 115 ) is van toepassing, met dien verstande dat de werknemer in afwijking van deze wet jaarlijks een verzoek tot aanpassing van de betrekkingsomvang kan indienen. 6. De omvang van de betrekking van de werknemer die een vast dienstverband heeft, wordt niet tegen zijn wil verminderd, behoudens de mogelijkheid van verval van rechtswege als bedoeld in lid 8 en in artikel 4.2. 7. De betrekkingsomvang van de werknemer mag niet meer bedragen dan 120% van de normbetrekking bedoeld in lid 1. 8. Als de uitbreiding van de betrekkingsomvang leidt tot een betrekkingsomvang die uitstijgt boven de betrekkingsomvang genoemd in lid 1, geschiedt deze uitbreiding voor telkens maximaal een schooljaar en vervalt deze van rechtswege. 9. Een dienstverband kan tijdelijk worden uitgebreid in geval de werknemer aanvullend op het dienstverband belast wordt met werkzaamheden als bedoeld in 3.2 lid 3 met in achtneming van de daarbij gestelde voorwaarden. 2.2 Werktijden 1. De werkgever stelt een arbeids- en rusttijdenregeling vast, waarin onder meer geregeld wordt: - het aantal werkdagen per week; - de werktijd en openingstijden van de instelling; - de rustpauze tussen twee dagdelen; - tenminste 9 uur rust na het verrichten van avondwerk. 2. Voor de beschikbaarheid van parttimers geldt de uitvoeringsregeling als opgenomen onder V. van deze CAO. 3. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemer die werkt in deeltijd zoveel mogelijk aaneengesloten wordt ingeroosterd op herkenbare dagen of dagdelen, rekening houdend met andere verplichtingen van de werknemer. 4. De spreiding van de arbeidsuren over de week legt de werkgever in overleg met 15

de werknemer aan het begin van het schooljaar vast. 5. De werknemer die behoort tot de functiecategorie onderwijsondersteunend personeel kan kiezen voor toepassing van één van de volgende arbeidstijdenmodellen: - een rooster van 40 uur per week; - een rooster van 38 uur per week; - een rooster van 36 uur per week; - een regeling in onderling overleg overeen te komen tussen de werknemer en de werkgever. 2.3 Compensatie in verband met overwerk onderwijsondersteunend personeel. 1. Onder overwerk wordt verstaan door of namens de werkgever opgedragen arbeid buiten de met de werknemer op grond van art. 2.2.5 overeengekomen wekelijkse arbeidsduur, voor zover de normale dagelijkse vastgestelde werktijd met meer dan een half uur wordt overschreden. 2. De werknemer behorend tot de functiecategorie onderwijsondersteunend personeel wiens salaris wordt vastgesteld volgens één der schalen 1 tot en met 10, die in opdracht van de werkgever overwerk verricht komt in aanmerking voor de volgende compensatie: a. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van de voor de werknemer overeengekomen arbeidsduur. b. extra verlof, dat voor elk uur een percentage van die overschrijding is.de onder b. bedoelde percentages zijn als volgt: Overwerk op zondag op maandag op dinsdag, op zaterdag verricht woensdag, tussen donderdag, of vrijdag 0 en 6 uur 100% 100% 50% 50% 6 en 18 uur 100% 25% 25% 50% 18 en 20 uur 100% 25% 25% 75% 20 en 24 uur 100% 50% 50% 75% Voor zover op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 20.00 uur langer dan twee uur overwerk is verricht wordt voor het meerdere in afwijking van de tabel het percentage op 50% gesteld. Het percentage wordt in afwijking van de tabel 100%, indien het overwerk is verricht op een met de zondag gelijkgestelde dag, dan wel op de daarop volgende dag tussen 0.00 en 6.00 uur. 3. Voor het vaststellen van de duur van de overschrijding gelden de uren waarop krachtens lid 2 onder a. of b. of krachtens artikel 8.2 vakantie of verlof is genoten, als uren waarop is gewerkt. 16

2.4 Compensatie in verband met verschuiving werkzaamheden onderwijsondersteunend personeel 1. De werknemer heeft recht op verlof in verband met verschuiving van werkzaamheden als: - de werknemer in opdracht van de werkgever werkzaamheden verricht op een ander tijdstip dan oorspronkelijk was ingeroosterd; - de opdracht minder dan 96 uur voor de aanvang van de te verrichten werkzaamheden wordt gegeven; - de werknemer ten aanzien van deze werkzaamheden geen recht heeft op een compensatie als bedoeld in art. 2.3. 2. Het verlof bedraagt 50% van de percentages genoemd in artikel 2.3. 2.5 Taakbeleid 1. De werkgever voert een taakbelastingsbeleid gebaseerd op de omvang van de normjaartaak van 1659 uur. 2. Het taakbelastingsbeleid is gericht op een evenwichtige spreiding van de op te dragen werkzaamheden en werkdruk over het schooljaar van de werknemers behorende binnen dezelfde functiecategorie. 3. Binnen het taakbelastingsbeleid wordt mede rekening gehouden met incidenteel voorkomende vervangingswerkzaamheden. 4. De werkgever past de Uitvoeringsregeling Taakbeleid toe als opgenomen onder VI. van deze CAO. 17

3. Aangaan van het dienstverband 3.1 Dienstverband 1. Bij zijn indiensttreding ontvangt de werknemer een akte van benoeming volgens het in bijlage B. van deze CAO opgenomen model. 2. Het dienstverband wordt aangegaan voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd. 3. Behoudens het bepaalde in artikel 3.2 wordt het dienstverband aangegaan voor onbepaalde tijd. 4. Ten minste twee maanden voor de einddatum van het dienstverband voor bepaalde tijd welk dienstverband een tijdsduur had van tenminste 12 maanden en waarbij door de werkgever schriftelijk uitzicht is gegeven op een dienstverband voor onbepaalde tijd beslist de werkgever of hij de werknemer met ingang van bedoelde einddatum een dienstverband voor onbepaalde tijd, nog één maal een nieuw (verlengd) dienstverband voor bepaalde tijd dan wel geen nieuw dienstverband zal aanbieden. Van deze beslissing ontvangt de werknemer binnen een week schriftelijk bericht. 5. Indien de werkgever nalaat de in 3.1 lid 4 bedoelde beslissing tijdig te nemen, wordt de werknemer met ingang van bedoelde einddatum geacht te zijn benoemd in een verlengd tijdelijk dienstverband onder dezelfde voorwaarden als het voorgaande dienstverband. 6. Indien een dienstverband op grond van het gestelde in 3.2 lid 3 onder a. tenminste onafgebroken 24 maanden heeft geduurd en nadien wordt voortgezet zonder dat van vervanging sprake is, geschiedt dit voor onbepaalde tijd, voor zover het een dienstverband betreft in dezelfde functie. 7. De totale duur van elkaar opvolgende dienstverbanden voor bepaalde tijd bedraagt ten hoogste drie jaar, met uitzondering van een dienstverband voor bepaalde tijd als bedoeld in 3.2 lid 4. Wordt het dienstverband nadien voortgezet dan geschiedt dit voor onbepaalde tijd. 8. Bij een eerste indiensttreding direct voor onbepaalde tijd kan schriftelijk een proeftijd van maximaal twee maanden worden overeengekomen als bedoeld in artikel 7: 652 jo. 7: 676 van het Burgerlijk Wetboek. Tijdens deze proeftijd kan het dienstverband door beide partijen zonder opzeggingstermijn worden opgezegd. 3.2 Dienstverband voor bepaalde tijd 1. Een dienstverband voor bepaalde tijd kan worden overeengekomen bij wijze van proef, met uitzicht op een vast dienstverband. De duur van dit dienstverband bedraagt ten hoogste 12 maanden 1. 2. In bijzondere gevallen kan de in het eerste lid genoemde periode met ten hoogste 12 maanden worden verlengd. 1 Met een dienstverband van 12 maanden wordt gelijkgesteld: a. een dienstverband voor de duur van één schooljaar; b. elkaar opvolgende dienstverbanden voor bepaalde tijd waarvan de totale duur 12 maanden bedraagt. 18

3. Een dienstverband voor bepaalde tijd kan voorts worden overeengekomen: a. bij vervanging van een tijdelijk afwezige werknemer telkens voor ten hoogste één jaar; b. als voorziening in een tijdelijke vacature voor ten hoogste één jaar; c. indien de werknemer uitsluitend belast is met werkzaamheden in het kader van contractactiviteiten, of uitsluitend een dergelijke werknemer vervangt, een en ander voor ten hoogste drie jaar; d. indien de werknemer uitsluitend is belast met werkzaamheden in het kader van projecten waarvoor additionele gelden ter beschikking zijn gesteld, of uitsluitend een dergelijke werknemer vervangt, een en ander voor ten hoogste drie jaar. 4. Een dienstverband voor bepaalde tijd wordt in alle gevallen overeengekomen wanneer: a. de werknemer met een onderwijsgevende functie geen wettelijke onderwijsbevoegdheid bezit; of b. enige andere wettelijke bepaling, waaronder begrepen bekostigingsvoorwaarden, zich tegen een dienstverband voor onbepaalde tijd verzet. 3.3 Leraar in opleiding met een dienstverband. 1. De leraar in opleiding waarmee een leerarbeidsovereenkomst is gesloten als opgenomen in bijlage C. van deze CAO wordt benoemd voor de duur van een periode die overeenkomt met een volledig dienstverband van vijf maanden. 2. Deze periode dient te eindigen voor de datum waarop de zomervakantie van de instelling begint. 3. De omvang van het leeraandeel en de omvang van het arbeidsdeel binnen het dienstverband dienen aan elkaar te zijn gelijk gesteld. 4. De artikelen 2.5, 6.1 t/m 9, 6.11, 6.14, 6.15, 6.21, 6.22, 7.3, 8.3, 8.13, 8.14 en de artikelen van hoofdstuk 9 van deze CAO zijn niet op de leraar in opleiding met een dienstverband van toepassing. 19

4. Beëindiging van het dienstverband en disciplinaire maatregelen 4.1 Beëindiging van het dienstverband 1. Het tussentijds beëindigen van een (verlengd) tijdelijk dienstverband, het beëindigen van een verlengd tijdelijk dienstverband, niet zijnde een verlengd tijdelijk dienstverband in verband met vervanging, en het beëindigen van een dienstverband voor onbepaalde tijd geschiedt: a. door opzegging; b. door onverwijlde opzegging wegens een voor de werkgever of de werknemer dringende reden als bedoeld in art. 7:678 en art. 7:679 van het Burgerlijk Wetboek; c. door ontbinding van het dienstverband op grond van art. 7:685 dan wel art. 7:686 van het Burgerlijk Wetboek, indien en voor zover er sprake is van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht; d. met wederzijds goedvinden op het door de werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip; e. door opzegging op verzoek van de werknemer voor een gedeelte van de voor hem geldende betrekkingsomvang met het oog op een uitkering op grond van de FPU en art. 1.5 van het Pensioenreglement van de stichting ABP, tenzij het belang van de school zich daar tegen verzet. 2. Van rechtswege eindigt: a. het eerste dienstverband voor bepaalde tijd door het verstrijken van de tijd waarvoor het is aangegaan; b. het verlengd tijdelijk dienstverband in verband met vervanging door het verstrijken van de tijd waarvoor het is aangegaan; c. het dienstverband van de werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin voornoemde leeftijd is bereikt, en voor zover door partijen niet anders wordt overeengekomen; d. het dienstverband van de werknemer die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het geven van onderwijs is ontnomen, vanaf het moment van de rechterlijke uitspraak;e. het dienstverband bij overlijden van de werknemer. 3. Bij opzegging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd zijn de opzeggingsverboden genoemd in de leden 1 en 3 van art. 7: 670 van het BW niet van toepassing. 4.2 Verval van gedeelte van betrekkingsomvang van rechtswege Indien en voor zover de werkzaamheden niet langer aan de werknemer worden opgedragen, vervalt van rechtswege het gedeelte van de betrekkingsomvang dat bestaat uit: 20

a. uren boven de normbetrekking; b. tijdelijke uitbreiding van de omvang van de betrekking in verband met vervanging; c. tijdelijke uitbreiding van de omvang van de betrekking in verband met een tijdelijke voorziening in een vacature voor ten hoogste één jaar; d. tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang in verband met een project waarvoor door de werkgever of minister gedurende drie of minder schooljaren formatie beschikbaar is gesteld uit additionele middelen; e. tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang in verband met contractactiviteiten die gedurende drie of minder schooljaren is toegekend aan de werknemer dan wel als gevolg van toekenning van die werkzaamheden aan een andere werknemer. 4.3 Opzegging 1. Opzegging door de werkgever cq. de werknemer dient bij aangetekend schrijven dan wel bij brief, die tegen een ontvangstbewijs middellijk dan wel onmiddellijk is overhandigd, en met redenen omkleed te geschieden met inachtneming van de geldende opzeggingstermijn. 2. Opzegging, anders dan bedoeld in artikel 4.1 lid 1. onder b. geschiedt tegen de eerste van de maand, tenzij anders wordt overeengekomen. 4.4 Opzeggingstermijn. 1. In geval van opzegging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd, van een dienstverband voor onbepaalde tijd en in geval van tussentijdse opzegging van een (verlengd) tijdelijk dienstverband neemt de werkgever c.q. de werknemer, tenzij er sprake is van opzegging op grond van art. 4.1 lid 1. onder b., de volgende opzeggingstermijn in acht: - tenminste een maand indien het dienstverband zes maanden of minder heeft geduurd; - tenminste twee maanden indien het dienstverband meer dan zes maanden doch minder dan twaalf maanden heeft geduurd; - tenminste drie maanden indien het dienstverband twaalf maanden of meer heeft geduurd. 2. Indien de opzeggingstermijn die bij wijze van overgangsbepaling is voorgeschreven op grond van art. XXI van de Wet van 14 mei 1998 (Stb. 300, 1998) langer is dan de opzeggingstermijn genoemd in dit artikel, geldt voor de werkgever de termijn volgens voornoemde Wet. 3. Met wederzijds goedvinden kan van de in art. 4.4 lid 1 en 2 genoemde termijnen worden afgeweken. 21

4.5 Gronden voor opzegging Opzegging van een dienstverband voor onbepaalde tijd of tussentijdse opzegging van een dienstverband voor bepaalde tijd kan plaatsvinden op grond van: a. plichtsverzuim als bedoeld in artikel 4.7 lid 2; b. onbekwaamheid of ongeschiktheid van de werknemer voor de door hem uitgeoefende functie, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken; c. opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking, of zodanige verandering van de inrichting van het onderwijs, dat het dienstverband van de werknemer zal worden opgeheven; d. het feit dat na afloop van lang buitengewoon verlof de werknemer bij gebrek aan een vacature niet in actieve dienst bij de werkgever kan worden hersteld; e. ziekte of arbeidsongeschiktheid, indien dat tenminste 24 maanden heeft geduurd, en herstel binnen zes maanden na deze 24 maanden niet te verwachten is en er bovendien geen reële plaatsingsmogelijkheden bij de werkgever zijn; f. een onherroepelijk geworden vonnis waarbij de werknemer is veroordeeld tot vrijheidsstraf wegens een misdrijf; g. het feit dat de werknemer in verband met de benoeming opzettelijk onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, zonder welke handelwijze niet tot benoeming of aanstelling zou zijn overgegaan; h. het feit dat met betrekking tot de overurenbetrekking van de werknemer is komen vast te staan dat in redelijkheid de overuren aan een andere werknemer binnen een normbetrekking kunnen worden opgedragen; i. andere met name genoemde gewichtige omstandigheden die redelijkerwijs geacht moeten worden met het oog op de belangen van de instelling en van het onderwijs de mogelijkheid van voortzetting van het dienstverband uit te sluiten. 4.6 Schorsing als ordemaatregel 1. De werkgever kan de werknemer schorsen voor ten hoogste vier weken, indien dit gelet op het belang van de instelling dringend noodzakelijk is. Voordat de werknemer wordt geschorst wordt deze in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen omtrent de voorgenomen schorsing kenbaar te maken. De opvattingen van de werknemer omtrent de schorsing worden opgenomen in de brief, waarin de schorsing wordt bevestigd. 2. Naast het bepaalde in het eerste lid van dit artikel kan de werkgever de werknemer schorsen: a. voor de duur van de vervolging wanneer een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf tegen de werknemer is ingesteld; b. tot het moment dat er sprake is van een onherroepelijk vonnis wanneer de bevoegdheid tot het geven van onderwijs is ontnomen in een nog niet onherroepelijk vonnis; 22

c. voor de duur dat de werknemer op grond van artikel 44 van de WVO is geschorst; d. indien de werknemer krachtens een wettelijke maatregel van zijn vrijheid is beroofd; e. voor de duur van maximaal zes maanden wanneer er sprake is van een voornemen tot opzegging als bedoeld in art. 4.5 onder a., b., g. en i. voor de duur van de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in art. 7:685 van het Burgerlijk Wetboek; f. in andere gevallen waarin het belang van de instelling dit vordert voor ten hoogste drie maanden, daaronder begrepen de termijn genoemd in lid 1. Deze termijn van drie maanden kan ten hoogste één keer met drie maanden worden verlengd. 3. Tijdens de schorsing heeft de werknemer slechts toegang tot de school na verkregen toestemming van de werkgever. 4. De schorsing wordt onverwijld ingetrokken als de grond daartoe vervalt of handhaving niet langer noodzakelijk is. 5. Ingeval geen redenen aanwezig waren die de schorsing konden dragen, zal de werkgever na overleg de werknemer naar vermogen rehabiliteren. 4.7 Disciplinaire maatregelen 1. De werkgever kan ten aanzien van de werknemer die zich aan een plichtsverzuim schuldig maakt, onder opgave van redenen één van de navolgende besluiten nemen: a. schriftelijke berisping; b. schorsing met behoud van salaris; c. ontslag; d. inhouding bezoldiging, voor ten hoogste 50% van het maandsalaris. Desgewenst wordt een inhoudingsregeling overeengekomen. 2. Onder plichtsverzuim wordt verstaan het overtreden van de voor de werknemer geldende voorschriften, het niet nakomen van hem opgelegde verplichtingen alsmede het doen of nalaten van datgene dat de werknemer bij een goede uitoefening van zijn functie behoort na te laten of te doen. 23

5. Functies en functiewaardering 5.1 Functies 1. De werkgever bepaalt jaarlijks vóór 1 mei op basis van de organisatiedoelstellingen de voor de uitvoering van de werkzaamheden noodzakelijke functies, in aard en omvang en maakt daarbij onderscheid in functies, die: - structureel gewenst zijn; - verband houden met een project waarvoor gedurende drie jaar of minder additionele middelen beschikbaar zijn. 2. Zonder voorafgaand ontslag kan voor de werknemer geen andere functie gaan gelden dan de functie waarin de werknemer is benoemd, tenzij met de werknemer is overeengekomen dat de functie een tijdelijk karakter heeft en het daarbij horende salarisniveau slechts tijdelijk zal gelden. 5.2 Functiewaardering 1. Voor de bepaling van de functiebeschrijving en -waardering maakt de werkgever gebruik van FUWA-VO. 2. De werkgever is voor elk van zijn instellingen aangesloten bij een landelijke bezwarencommissie inzake functiewaardering, en maakt dat krachtens art. 12.1 per instelling bekend. 24

6. Salaris 6.1 Salaris en carrièrepatroon 1. Met inachtneming van de navolgende bepalingen wordt elke werknemer bezoldigd volgens het bij zijn functie behorende carrièrepatroon (actuele loonpeil) vermeld in bijlagen A1 tot en met A4. 2. Behoudens het gestelde in 6.1.3 en 6.1.4 wordt het salaris van de werknemer volgens het voor hem geldende carrièrepatroon jaarlijks op 1 augustus met één periodiek verhoogd. 3. De werkgever kan éénmalig de werknemer een jaarlijkse periodiek onthouden indien twee achtereenvolgende negatieve beoordelingen een dergelijk besluit van de werkgever kunnen dragen. Tussen de eerste en tweede beoordeling wordt tenminste een termijn van een jaar in acht genomen. 4. De werkgever kan de werknemer een extra periodiek toekennen indien daartoe op grond van een beoordeling naar de mening van de werkgever aanleiding bestaat. 5. In overleg tussen werkgever en werknemer kan van het bepaalde in dit artikel alsmede in de artikelen 6.2 tot en met 6.9 worden afgeweken in zoverre een fiscale regeling wordt aangegaan tussen werkgever en 's Rijks belastingdienst, welke regeling ten voordele van de werknemer strekt. 6.2 Vaststelling maandsalaris bij indiensttreding 1. Het maandsalaris van de werknemer wordt bij indiensttreding vastgesteld op een bedrag dat niet lager is dan het laagste en niet hoger dan het hoogste bedrag zoals die voorkomen in het bij zijn functie behorende carrièrepatroon. 2. Indien de salarisinpassing leidt tot een bedrag dat niet voorkomt in het bij een functie behorende carrièrepatroon wordt het maandsalaris vastgesteld op het naasthogere bedrag. 3. Bij de vaststelling van het maandsalaris bij indiensttreding kan de werkgever, in voor de werknemer gunstige zin, afwijken van de navolgende bepalingen. 4. Het maandsalaris van de werknemer die voor de eerste keer wordt benoemd in een onderwijsfunctie wordt, voor elke periode van vier jaar na het verwerven van de vereiste bevoegdheid met één periodiek verhoogd. 5. Als de voorafgaande functie een leraarsfunctie in het voortgezet onderwijs was, die is beëindigd vóór 1 augustus 2002 wordt voorafgaande aan de toepassing van artikel 6.3 en 6.5 (het bedrag van) het maandsalaris in de voorafgaande functie vastgesteld overeenkomstig de conversietabel van bijlage A5.2. 6. Als de voorafgaande functie een leraarsfunctie was in het primair onderwijs of de BVE, die is beëindigd vóór 1 augustus 2002, wordt na de toepassing van artikel 6.3 en 6.5 (het bedrag van) het maandsalaris in de voorafgaande functie vastgesteld overeenkomstig de conversietabel van bijlage A5.2. 25

6.3 Vaststelling maandsalaris bij benoeming na voorafgaande onderwijsfunctie(s) 1. Voor de werknemer die reeds in een schooljaar in één of meer onderwijsfuncties gedurende 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd dan wel gedurende alle schoolweken benoemd is geweest, vindt de vaststelling van het maandsalaris in een nieuwe functie plaats op de wijze als aangegeven in de navolgende leden. 2. Indien het carrièrepatroon in de nieuwe functie geen verbetering inhoudt ten opzichte van de voorafgaande functie en de benoeming plaats heeft in hetzelfde schooljaar wordt het maandsalaris vastgesteld op hetzelfde bedrag (actuele loonpeil) als in de voorafgaande functie. 3. Indien de in 6.3.2 bedoelde werknemer niet tijdens hetzelfde schooljaar doch in een volgend schooljaar wordt benoemd wordt het maandsalaris (actuele loonpeil) vastgesteld op een bedrag dat in het carrièrepatroon van de nieuwe functie één periodiek hoger is. 4. Indien het carrièrepatroon in de nieuwe functie een verbetering inhoudt ten opzichte van de voorafgaande functie en de benoeming plaats heeft in hetzelfde schooljaar wordt het maandsalaris vastgesteld op een bedrag dat onmiddellijk gelegen is boven het maandsalaris (actuele loonpeil) in de voorafgaande functie. 5. Indien de in lid 4 bedoelde werknemer niet tijdens hetzelfde schooljaar doch in een volgend schooljaar wordt benoemd wordt het maandsalaris (actuele loonpeil) vastgesteld op een bedrag dat onmiddellijk gelegen is boven het maandsalaris in de voorafgaande functie en vervolgens in het nieuwe carrièrepatroon met één periodiek verhoogd. 6. Bij de toepassing van het vorengaande wordt uitgegaan van het laatste schooljaar waarin de werknemer gedurende 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd dan wel gedurende alle schoolweken benoemd is geweest. 7. Indien in het schooljaar als bedoeld in lid 6 sprake is geweest van meer dan één onderwijsfunctie wordt uitgegaan van de functie met het hoogste carrièrepatroon waarin de werknemer tezamen met één of meer andere onderwijsfunctie(s) voldoet aan het gestelde in lid 1. 8. Waar in de voorgaande leden sprake is van het maandsalaris (actueel loonpeil); in de voorafgaande functie wordt dit als volgt bepaald: - als het maandsalaris in de voorafgaande functie is uitgedrukt in een schaalpositie die voorkomt in de bijlagen A1 tot en met A4 wordt het bij die schaalpositie behorende actuele bedrag genomen; - als het maandsalaris in de voorafgaande functie niet is uitgedrukt in een schaalpositie die voorkomt in de bijlagen A1 tot en met A4 wordt het nominale bedrag van dit maandsalaris op het actuele loonpeil gebracht met behulp van de omrekentabel in bijlage A5.3. 26

6.4 Vaststelling maandsalaris bij benoeming in geval van aangehouden onderwijsfunctie(s) 1. Voor de werknemer die in een nieuwe functie wordt benoemd en daarnaast reeds één of meer onderwijsfunctie(s) vervult, wordt voor de vaststelling van het maandsalaris in de nieuwe functie uitgegaan van het gestelde in artikel 6.3 met dien verstande dat de aangehouden functie gelijk gesteld wordt aan een vorige functie. 2. Indien de werknemer één of meer functies aanhoudt waarvan het carrièrepatroon gelijk is aan de functie waarin hij wordt benoemd wordt het maandsalaris in de nieuwe functie vastgesteld op een gelijk bedrag als in de aangehouden functie met dat gelijke carrièrepatroon. 6.5 Vaststelling maandsalaris bij benoeming in geval van onderbroken dienstverband 1. Indien de werknemer wordt benoemd in een functie na gedurende vier of meer achtereenvolgende schooljaren geen onderwijsfunctie te hebben vervuld wordt zijn maandsalaris bij indiensttreding vastgesteld overeenkomstig het gestelde in artikel 6.3. Voor elke periode van vier jaar waarin geen onderwijsfunctie werd vervuld wordt het maandsalaris bij indiensttreding met één periodiek verhoogd. 2. De in lid 1 bedoelde periode van vier schooljaren wordt verkort tot drie schooljaren gedurende de eerste zes schooljaren waarin geen onderwijsfunctie werd vervuld. 3. Voor de toepassing van het gestelde in lid 1 en lid 2 wordt een schooljaar waarin de werknemer niet gedurende 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd dan wel gedurende alle schoolweken benoemd is geweest gelijk gesteld aan een schooljaar waarin hij geen functie in het onderwijs heeft vervuld. 6.6 Beoordeling salarisachterstand in geval van onderbroken dienstverband 1. Op verzoek van de werknemer beoordeelt de werkgever of op basis van het functioneren het nog gerechtvaardigd is dat voor betrokkene een salarisachterstand als gevolg van een onderbroken dienstverband is ontstaan, in vergelijking met de situatie waarin de werknemer de onderwijsloopbaan niet had onderbroken. Een dergelijk verzoek kan gedaan worden vanaf het tweede jaar na herintreding. 2. Het salaris van de werknemer voor wie als gevolg van een onderbroken dienstverband een salarisachterstand is ontstaan die naar het oordeel van de werkgever niet meer gerechtvaardigd is, wordt, voor zover dit binnen het carrièrepatroon van de functie mogelijk is, stelselmatig vastgesteld op een hoger salarisbedrag, teneinde binnen redelijke termijn de geconstateerde achterstand in te lopen. 27

3. De beslissing op het verzoek om aanpassing van de inschaling wordt door de werkgever schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer meegedeeld. 6.7 Vaststelling maandsalaris bij indiensttreding in aansluiting op een betrekking buiten het onderwijs 1. Het maandsalaris van de werknemer die een inkomen geniet of heeft genoten voor werkzaamheden, al dan niet in een dienstbetrekking, buiten het onderwijs, wordt vastgesteld op een bedrag dat één periodieke verhoging hoger is dan dit inkomen, indien voor de onderwijsfunctie relevante ervaring is opgedaan. 2. Voorafgaand aan de toepassing van lid 1 wordt (het bedrag van) het laatstgenoten maandinkomen vastgesteld overeenkomstig de omrekentabel in bijlage A5.3. 6.8 Vaststelling maandsalaris bij indiensttreding in aansluiting op onbetaalde relevante ervaring 1. Bij de toepassing van de artikelen 6.2 tot en met 6.7 wordt het salaris van een werknemer, die naar het oordeel van de werkgever voorafgaand aan een benoeming per 1 augustus 2001 of later relevante ervaring heeft opgedaan in werkzaamheden waaraan geen inkomen was verbonden, vastgesteld op een hoger salarisbedrag, voor zover dit binnen het carrièrepatroon van de functie mogelijk is. 2. Een besluit van de werkgever dat er geen sprake is van relevante onbetaalde ervaring wordt schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer meegedeeld. 6.9 Salarisniveau in- en doorstroombanen 1. Bij de functie van de werknemer die is benoemd in het kader van de Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen (Staatscourant 1998, nr. 246, zoals laatstelijk gewijzigd en vastgesteld) behoort voor wat betreft de instroombaan maximumschaal 1 en voor wat betreft de doorstroombaan maximumschaal 2 en 3. 2. Voor de werknemer benoemd in een instroombaan als bedoeld in lid 1 geldt een aanlooptraject conform bijlage A4.1. Het salaris wordt bij zijn benoeming vastgesteld op het laatste bedrag van het aanlooptraject. 3. Op de werknemer bedoeld in lid 1 is het bepaalde in de artikelen 6.2 tot en met 6.8 niet van toepassing. 28

6.10 Salarisniveau leraar in opleiding met dienstverband. Het salaris van de leraar in opleiding met een dienstverband bedraagt bij een normbetrekking 50% van het salaris genoemd in bijlage A4.2. 6.11 Aanvang en einde dienstverband, doorbetaling 1. Behoudens het gestelde in de navolgende leden over de functiecategorie leraren, gaan de benoeming en de bezoldiging in op de dag waarop de werknemer zijn werkzaamheden begint. 2. Voor de leraar die zijn werkzaamheden in een nieuw dienstverband begint op de eerste dag na de zomervakantie gaan de benoeming en de bezoldiging in op de eerste dag van het nieuwe schooljaar indien: - de functie in het nieuwe dienstverband vanaf het begin van het schooljaar beschikbaar is, en - hij in het voorafgaande schooljaar gedurende een aaneengesloten periode van langer dan twee maanden benoemd is geweest bij een instelling bekostigd door de minister welke benoeming geëindigd is op of na 1 juni van het voorafgaande schooljaar. 3. De leraar die in tijdelijke dienst is benoemd heeft aanspraak op bezoldiging tot en met de dag waarop zijn tijdelijke benoeming afloopt onverminderd het gestelde in art. 8.1 lid 10. 4. In geval de benoeming bedoeld in het derde lid zich uitstrekt over het volgende schooljaar ontstaat weer aanspraak op bezoldiging met ingang van de eerste dag na de zomervakantie, onverminderd het in lid 2 bepaalde. 5. De in vaste dienst benoemde leraar die in verband met ontslag zijn werkzaamheden na de zomervakantie niet voortzet heeft aanspraak op bezoldiging uiterlijk tot en met de laatste dag van het schooljaar. 6. De leraar die gedurende een gedeelte van de zomervakantie benoemd is geweest, heeft in afwijking van het in lid 3 bepaalde alsnog recht op bezoldiging, indien hij in een periode van 12 achtereenvolgende maanden gedurende alle schoolweken bij een werkgever benoemd was en aan één of meer scholen zijn functie heeft vervuld. 6.12 Salarisuitbetaling 1. De werkgever verschaft de werknemer tijdig een specificatie van diens salaris bij eerste berekening en bij elke wijziging daarvan en zorgt ervoor dat hij uiterlijk op de laatste dag van elke maand over het salaris van die maand dan wel over een voorschot daarop kan beschikken. 2. De werkgever is gerechtigd bedragen, die aan de werknemer uit hoofde van zijn dienstverband onverschuldigd zijn uitbetaald, in te houden op de volgende salarisbetalingen. Een en ander met dien verstande, dat een dergelijke inhouding op enige salarisbetaling niet meer dan 10 procent van het netto 29