Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Ziekten, plagen en onkruiden 9 1.1 Afwijkingen en oorzaken 9 1.2 Ziekten en plagen 12 1.3 Onkruiden 34 1.4 Afsluiting 38 2 Geïntegreerde gewasbescherming 40 2.1 Convenant Gewasbescherming 40 2.2 Geïntegreerd telen 42 2.3 Preventieve maatregelen 44 2.4 Teeltmaatregelen 45 2.5 Waarnemen, bestrijdingsdrempels en waarschuwingssystemen 49 2.6 Niet-chemische gewasbeschermingsmaatregelen 52 2.7 Chemische bestrijding in een geïntegreerd systeem 57 2.8 Afsluiting 61 3 Chemische gewasbescherming 63 3.1 De samenstelling van gewasbeschermingsmiddelen 64 3.2 Natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen 70 3.3 Indeling en werking van gewasbeschermingsmiddelen 72 3.4 Gewasbeschermingsmiddelen en milieu 77 3.5 Gewasbeschermingsmiddelen en resistentie 84 3.6 Afsluiting 89 4 Bestrijding van ziekten, plagen en onkruiden zonder chemie 91 4.1 Bestrijding van ziekten en plagen 91 4.2 Mechanische bestrijding van onkruiden 95 4.3 Afsluiting 104 5 Spuitapparatuur kiezen, gebruiken en onderhouden 106 5.1 Keuze van spuitapparatuur 106 5.2 Doppen en druppels 118 5.3 Onderhouden van de machine 129 5.4 Behandelen van zaden, knollen en bollen 131 5.5 Afsluiting 134 6 Het gewasbeschermingsplan, registreren en evalueren resultaten 135 6.1 Het gewasbeschermingsplan 136 6.2 Aspecten van het gewasbeschermingsplan 137 INHOUD 7
6.3 Evaluatie van de gewasbescherming 144 6.4 Registratie, certificering en voedselveiligheid 145 6.5 Afsluiting 148 7 Arbeidsomstandigheden en wetgeving 149 7.1 Veiligheid 149 7.2 Arbowet 157 7.3 Bestrijdingsmiddelenwet en Bestrijdingsmiddelenbesluit 159 7.4 Lozingenbesluit Open Teelten en Besluit Glastuinbouw 164 7.5 Keuring van de veldspuit en afvoer leeg fust 166 7.6 Spuitlicenties 168 7.7 Afsluiting 169 Bijlage 1 Het SKL-keuringsrapport 170 Trefwoordenlijst 175 8 OP WEG NAAR GEZONDE TEELTEN
1 Ziekten, plagen en onkruiden Oriëntatie Op aarde leven op dit moment zo n kleine zeven miljard mensen. Al deze mensen leven grotendeels van producten uit land- en tuinbouw. Niet alleen mensen gebruiken deze gewassen als voedselbron, ook insecten, schimmels, virussen, bacteriën en andere organismen snoepen mee. Van nature hebben pionierplanten de neiging kale landbouwgrond te koloniseren. Dit soort planten, door ons onkruid genoemd, willen graag dezelfde standplaats gebruiken als het cultuurgewas. Onkruid concurreert met het cultuurgewas om ruimte, licht, vocht en voedingsstoffen. Als je weet hoeveel onkruiden, ziekten en plagen onze voedselproductie belagen, dan is het een wonder dat er elke dag weer voedsel op je bord ligt. Zonder planmatige aanpak van deze belagers zouden veel gewassen geen oogstbaar product opleveren. Fig. 1.1 Ziekten en plagen herken je aan symptomen. Je ziet links meeldauw in tarwe, in het midden spinselmot en rechts tripsschade roos. 1.1 Afwijkingen en oorzaken Gewassen kunnen door een groot aantal ziekten en plagen aangetast worden. Vaak weet een teler bij het opzetten van de teelt al met welke ziekten en plagen hij gedurende de teelt te maken zal krijgen. De verschillende ziekte- of schadebeelden symptomen die een aangetaste plant vertoont, noem je symptomen of ziekteverschijnselen. De teler herkent aan de symptomen met welke ziekte of plaag hij van doen heeft. Elke afwijking heeft een of meer oorzaken. Als je weet met welke veroorzaker je te maken hebt, kun je de bestrijding hierop aanpassen. In figuur 1.2 vind je de meest voorkomende symptomen en hun oorzaak of oorzaken. ZIEKTEN, PLAGEN EN ONKRUIDEN 9
Fig. 1.2 Elke afwijking heeft een of meer oorzaken. Afwijking Achterblijven in groei Wegvallen van planten Verkleuringen Vormveranderingen Beschadigingen Verwelking Afsterving/verrotting Aanwezigheid van dierlijke belagers Schimmelpluis, sporen en sclerotiën Bacterieslijm Wortelvervorming Oorzaak slechte bodemstructuur, aaltjes, te lage temperatuur, N-gebrek, watergebrek bodemschimmels, bodeminsecten, vorst, woelratten virusziekten, schimmelziekten, gebreksziekten gebreksziekten, bladluizen, galmijten, virussen, aaltjes dierlijke organismen, schimmels, virussen, wind, hagel, mechanische beschadiging aantasting wortelstelsel, beschadiging of vreterij aan de stengelvoet, droogte, vaatziekte bacterieziekten, woekering van weefsel, schimmelziekten, zuurstofgebrek insecten, mijten, slakken, muizen, ratten, vogels schimmelziekten bacterieziekte wortelknobbelbacterie, parasitaire aaltjes Op grond van hun eigenschappen zijn de belangrijkste veroorzakers van ziekten, plagen en andere afwijkingen onder te verdelen in twee hoofdgroepen: oorzaken van niet-biologische aard; oorzaken van biologische aard. Beide hoofdgroepen zijn verder te verdelen. Dat zie je in figuur 1.3. Fig. 1.3 Oorzaken van ziekten, plagen en andere afwijkingen in een normaal gewas Oorzaken van niet bodeminvloeden structuur, waterhuishouding, biologishe aard voedingstoestand, ph (combinaties van) gewas- persistente middelen, onjuist beschermingsmiddelen gebruik luchtverontreiniging ammoniak, fluorwaterstof, lood, zwaveldioxide, ozon weersinvloeden temperatuur, licht, neerslag, wind/storm, hagel, vorst, wintervorst, zonnebrand Oorzaken van dierlijke oorsprong insecten, mijten, aaltjes, slakken, biologische aard ratten, muizen, mollen, wild, vogels plantaardige oorsprong bactgeriën, schimmels, kruiden overige virussen, mycoplasma's, viroïden monoculturen Bij de teelt van veel gewassen is sprake van monoculturen. Dat wil zeggen dat planten die genetisch nauw verwant zijn, bij elkaar staan. Met andere woorden: planten met veel dezelfde erfelijke eigenschappen staan bij elkaar. Is een gewas, ras of cultivar 10 OP WEG NAAR GEZONDE TEELTEN
micro-organismen gevoelig voor een (stam van een) bepaalde ziekte, dan kan deze ziekte zich enorm snel in het gewas uitbreiden. Alle planten zijn immers genetisch gelijk en dus even gevoelig voor de betreffende ziekte. Veel van deze plaagorganismen zijn met het blote oog niet te zien. We noemen ze daarom micro-organismen. De meeste micro-organismen zijn nuttig, zij zorgen voor de afbraak van alle organische materialen als bladresten, plantendelen en mest. Een aantal micro-organismen leeft als parasieten, zij tasten de gewassen aan. Bekende groepen van schadelijke microorganismen zijn bacteriën, schimmels en virussen. pathogenen Hoe meer ziekteverwekkers (pathogenen), hoe sterker de verschijnselen zichtbaar zijn en hoe meer kans op infectie van andere planten. Je moet ervan uitgaan dat er altijd ziekteverwekkers in het gewas aanwezig zijn. Onder gunstige omstandigheden vermeerderen zij zich sterk. Als je deze gunstige omstandigheden weet te voorkomen, kun je het aantal ziekteverwekkers en de kans op schade verminderen. Soms zijn gunstige groeiomstandigheden voor het gewas ook gunstige omstandigheden voor de ziekteverwekker. In dat geval moet je de ziekteverwekker op een andere manier bestrijden. Het komt zelden voor dat er maar één plant aangetast is. Het zijn er gewoonlijk veel meer. De aangetaste planten staan tussen de gezonde planten. Het aantal aangetaste planten en de wijze waarop ze tussen de gezonde planten staan, kunnen aanwijzingen zijn voor het vinden van de veroorzaker van de schade. Fig. 1.4 Verspreiding van afwijkingen. Aan de hand van de verspreiding is het mogelijk de veroorzaker vast te stellen. Verspreidingspatroon plekken met grillige vorm plekken die groter worden banen perceel- of gewasranden verspreid door het gewas de hele kas, het hele perceel Oorzaak bodem- en bemestingsgebreken aaltjes-, virus- en schimmelziekten te kort gedoseerd of overdosering van bestrijdingsmiddelen of meststoffen invlucht van insecten, temperatuur en vochtigheidsverschil besmet uitgangsmateriaal doseringsfouten, klimaatinvloeden, massale verspreiding van een ziekte Vragen 1.1 a In een gewas of plantvak is een afwijking zichtbaar in de vorm van stroken of banen. Noem een aantal mogelijke oorzaken. b Wat is de waarschijnlijke oorzaak van verspreid voorkomen van een ziekte in een gewas? AFWIJKINGEN EN OORZAKEN 11
1.2 Ziekten en plagen De belangrijkste oorzaken van ziekten en plagen zie je steeds weer terug op de bedrijven. Goed inzicht in de leefwijze van de veroorzakers en de symptomen die ze voortbrengen helpt je bij het gezond houden van je gewas. De volgende veroorzakers komen in deze paragraaf aan de orde: ongewervelde dieren zoals insecten, mijten, duizendpootachtigen, slakken en plantparasitaire aaltjes; lagere planten zoals de schimmels en bacteriën; virussen; abiotische veroorzakers. Ongewervelde dieren Dit zijn dieren zonder wervelkolom. Hun lichaam ontleent zijn vorm en stevigheid niet aan een geraamte, maar bijvoorbeeld aan een stevige huid (bij insecten) of aan stevige spieren (bij slakken). Telers hebben de meeste last van insecten, mijten, duizendpootachtigen en slakken. Insecten Van de 9 miljoen diersoorten op aarde behoort ruwweg 75 procent tot de insecten. Ongeveer de helft daarvan leeft op planten. Slechts een klein deel hiervan is schadelijk. Veel insecten zijn nuttig. Je kunt denken aan insecten die was, zijde, lak of honing leveren. Maar ook aan insecten die planten bestuiven, voedsel voor andere dieren vormen en ziekteverwekkers bestrijden. Telers richten zich in de praktijk vooral op insecten die schade aanrichten in hun gewas. Koolplanten kunnen zo aangevreten worden door rupsen van het koolwitje, dat er weinig meer over blijft dan wat stronken en nerven. Trips in rozen leidt tot misvorming van de bladeren. Zwarte bonenluizen kunnen soms hele stengeldelen bezetten. Je begrijpt dat er dan van gewasgroei weinig terechtkomt. symptomen De beschadigingen die insecten veroorzaken worden zichtbaar in de vorm van veel verschillende symptomen. Symptomen zijn ziektebeelden. Afhankelijk van het soort insect zul je een symptoom vinden. De aantastingen kun je verdelen in: directe schade; indirecte schade. directe schade We geven hierna een aantal voorbeelden van directe schade. gewone vreterij Dit is schade die bijvoorbeeld veroorzaakt wordt door rupsen en kevers. De schade bestaat in het algemeen uit het wegvreten van de groene bladdelen van de plant. Ook zijn er insecten die onder de grond aan je planten vreten zoals ritnaalden en emelten. mineren Sommige insecten leggen eieren op of in het blad. De larven vreten gangen in het blad, waardoor blazen kunnen ontstaan. Mineervliegen veroorzaken deze vorm van schade in diverse gewassen. 12 OP WEG NAAR GEZONDE TEELTEN