De invloed van educatieve televisieprogramma s op de schoolprestaties van kinderen



Vergelijkbare documenten
De taalontwikkeling van jonge kinderen en de invloed van educatieve televisie

Mediaopvoeding - risico s en kansen Gezin, opvoeding, media en ongelijke kansen voor de jeugd

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Betekenis van vaderschap

How to present online information to older cancer patients N. Bol

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Educatieve televisie en leren van leesvaardigheden Kunnen jonge kinderen leren van tv?

SAMENVATTING SAMENVATTING

Marlies Baeten Centrum voor Professionele Opleiding en Ontwikkeling en Levenslang Leren

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Wetenschappelijk Congres: Stichting Lezen Effecten van de VoorleesExpress

Bouwstenen van numerieke vaardigheden: Associaties tussen hoeveelheid en ruimte

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Meedoen met de Monitor

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen?

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult

Meedoen met de Monitor

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

Onderzoek naar mediagebruik van kinderen

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

Welke rol speelt gamen bij het passief leren van Engelse taalvaardigheden?

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

De effecten van televisie kijken en voorlezen op de

Prevention of cognitive decline

Spelen in het groen. Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena van den Berg

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018

Mediaopvoeding & (online) risico s en kansen voor jongeren. Natascha Notten 30 mei 2015 SWR, Leusden

Ouderlijke betrokkenheid en het welzijn van kinderen

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Het samenspel van genen en omgeving: Relevantie voor de Jeugdgezondheidszorg

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT?

Feedback geven en krijgen. Diepteverwerking 9 november 2016 Marieke Thurlings

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

nederlandse samenvatting Dutch summary

Hoofdstuk 1. Inleiding.

Mindset: Onderwijsmythe of niet? Onderzoek naar de rol van mindset in het basisonderwijs

Project DigiTaal. Taal leren met tabletgames. Siméacongres Johanna Schulting Marjan ter Harmsel

het minder belangrijk om ergens bij te horen en belangrijker om elkaar te helpen en hulp te ontvangen, terwijl het omgekeerde patroon gevonden werd

Logopedie en apps. Apps binnen de logopedische therapie bij kinderen. Kennis in Bedrijf 27 november Ilse Hoeben

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

De Relatie tussen Ouderlijke Sturing en het Televisiegebruik van 4-12-Jarige Kinderen

Het effect van doelstellingen

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Samenvatting (Dutch summary)

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

Plannen en schrijven met een elektronische outline-tool

Cognitieve achteruitgang: ook verlies van het persoonlijk netwerk?

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

DE MASTEROPLEIDING EDUCATION AND CHILD STUDIES (PER SPECIALISATIE) IN SCHEMA. Child and Family Science (instromen in september)

DE MASTEROPLEIDING EDUCATION AND CHILD STUDIES (PER SPECIALISATIE) IN SCHEMA. Child and Family Science*

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

SAMENVATTING. Samenvatting

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie


JoTondeur (VUB), Koen Aesaert & Johan van Braak (UGent)

Ontluikend proportioneel redeneren De eerste stapjes bij 4-5 jarige kleuters

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention

The Kentalis Reading House

Maastricht University, Educational Research & Development (ERD) School of Business and Economics. Dr. Maurice de Greef Prof. Dr. Mien Segers

Samenvatting (Summary in Dutch)

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: Klas: 2B2

faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

KRACHTIGE LEEROMGEVINGEN IN HET BEROEPSONDERWIJS

Essay. Is multimedia als leermiddel gunstig voor het leerproces van een kind? Stefan van Rees Studentnummer: Opleiding:

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden

Logopedie in het cluster 2 onderwijs

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN

Deel één Ȃ communicatie over het levenseinde in Europa: een vergelijkend onderzoek.

Nederlandse Samenvatting

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Nederlandse samenvatting

Samenvatting, conclusies en discussie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

OPTIMALE SCAFFOLDING VOOR KINDEREN UIT HET SPECIAAL ONDERWIJS 1. Samenvatting

2. In functie van implementatie van onderzoekscompetenties in de lerarenopleiding

Samenvatting Inleiding Methode

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

SAMENVATTING Dijkstra, Coosje.indd :45

Conclusie. Over de relatie tussen laaggeletterdheid en armoede. Ingrid Christoffels, Pieter Baay (ecbo) Ineke Bijlsma, Mark Levels (ROA)

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review

Maastricht University, Educational Research & Development (ERD) School of Business and Economics. Dr. Maurice de Greef Prof. Dr. Mien Segers

Transcriptie:

De invloed van educatieve televisieprogramma s op de schoolprestaties van kinderen Afstudeerseminar: Media-entertainment en het gedrag van kinderen en jongeren Docent: Mariette Huizinga & Sanne Nikkelen Datum: 30-05-2012 Student: Eva van der Aa (6088171) Aantal woorden: 5918 1

Inhoudsopgave Inleiding blz. 1 Theorie blz. 2 Methode blz. 6 Analyse blz. 7 Conclusie blz. 14 Discussie blz. 15 Literatuurlijst blz. 16 2

Inleiding Er zijn vele maatschappelijke en wetenschappelijke debatten gaande over de invloeden van televisie op kinderen en hun cognitieve en academische ontwikkeling (Hancox, Milne & Poulton, 2005). Bij deze debatten vallen twee groeperingen te onderscheiden: de positieve groepering en de negatieve groepering. De positieve groepering is volgens Koolstra, Van der Voort en Van der Kamp (1997) voorstander van facilitation hypotheses. Deze hypotheses stellen dat televisie de cognitieve ontwikkeling van kinderen bevorderd. Daarentegen gaat de negatieve groep uit van verschillende inhibition hypotheses, die de negatieve invloed van televisie op de cognitieve ontwikkeling van kinderen voorspellen. Deze groep is ervan overtuigd dat zelfs educatieve televisie niet tot bevordering van de cognitieve ontwikkeling van een kind leidt (Beentjes & Van der Voort, 1988). Uit onderzoek is echter gebleken dat het soort programma (educatief versus noneducatief) en de structuur van het programma invloed heeft op de cognitieve ontwikkeling van kinderen (Wright et al., 2001; Anderson et al.,2001). Zo blijkt uit dit longitudinale onderzoek dat kinderen die aan gewelddadige televisieprogramma s blootgesteld waren lagere schoolcijfers behaalden dan kinderen die educatieve televisie keken. Uit het capacity model van Fisch (2000) blijkt dat de cognitieve ontwikkeling van kinderen niet wordt bevorderd wanneer de educatieve inhoud van van het televisieprogramma verkeerd is gestructureerd. Educatieve televisieprogramma s worden door Fisch (2004) gedefinieerd als televisieprogramma s waarvan de inhoud de positieve ontwikkeling van een kind in elk aspect, waaronder het cognitieve/intellectuele als de emotionele/sociale vaardigheid van het kind, bevorderd. Non-educatieve televisieprogramma s zijn vermakende programma s die geen educatieve inhoud bevatten (Shin, 2004). Educatieve televisieprogramma s hebben als doel cognitieve vaardigheden als geletterdheid, leesvaardigheid en taalvaardigheid op jonge leeftijd te bevorderen (Anderson, 1998). Wanneer kinderen over deze cognitieve vaardigheden beheersen, zal dit volgens Fisch (2004) leiden tot makkelijker leren op school en het behalen van hoge schoolcijfers. Educatieve televisie kan daarom als informele leraar gezien worden (Fisch, 2001). Deze vervangt de functie van formele scholing niet, maar vult deze aan waardoor de cognitieve ontwikkeling van een kind positief wordt bevorderd. Speciaal voor kinderen waarvan de ouders zelf niet in staat zijn om school gerelateerde activiteiten, zoals het beschikbaar stellen en voorlezen van boeken, met hun kinderen te ondernemen kan educatieve televisie als vervanger dienen. 3

Het leerproces van kinderen uit educatieve televisie kan mogelijk beïnvloed worden door ouders (Van Vliet, Harrison & Anderson, 2012). Zij kunnen immers bij jonge kinderen bepalen naar wat voor soort televisie zij worden blootgesteld en daarnaast kunnen ouders het kijken van educatieve televisie aanmoedigen. Door middel van deze bachelor thesis zal ik proberen de huidige stand van zaken te weergeven met betrekking tot de relatie tussen educatieve televisieprogramma s en de schoolprestaties van een kind. Daarnaast zal er gekeken worden of ouders een modererende rol spelen bij dit proces. Hieruit vloeit de volgende vraagstelling voort: In hoeverre beïnvloeden educatieve televisieprogramma s de schoolprestaties van kinderen en welke rol spelen ouders hierbij? Theoretisch kader In de literatuur zijn er verschillende meningen over welke invloed televisie kijken heeft op de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Discussies over dit onderwerp zijn al gaande sinds het medium werd geïntroduceerd (Fisch & Truglio, 2001). Enerzijds zijn er theorieën die negatieve invloeden voorspellen op de cognitieve ontwikkeling van kinderen (inhibition hypothesis), anderzijds zijn er ook positieve theorieën (facilitation hypothesis) te onderscheiden. Bij zowel de inhibition als de facilitation hypothesis zijn er verschillende mechanismen die diverse invloeden van televisie onderscheiden. Deze zullen in de komende paragrafen besproken worden. Negatieve invloeden van educatieve televisie Sinds het medium televisie in de jaren vijftig is geïntroduceerd, zijn vele sociale wetenschappers ervan overtuigd dat televisiekijken door kinderen slecht is voor de cognitieve ontwikkeling (Beentjes & Van der Voort, 1988). Zelfs na de opkomst van educatieve televisieprogramma s als Sesamstraat in de jaren tachtig, die speciaal zijn ontwikkeld met het doel om de cognitieve ontwikkeling van kinderen te stimuleren, waren sommige wetenschappers nog steeds overtuigd van deze visie. Theorieën die een negatieve invloed voorspellen op de relatie tussen educatieve televisie en de cognitieve ontwikkeling van kinderen vallen onder de inhibition hypothesis (Koolstra, Van der Voort & Van der Kamp, 1997). Elke inhibition hypothesis bevat een ander mechanisme die de manier waarop er negatieve beïnvloeding plaatsvindt beschrijft. Er zijn een viertal variaties in inhibition hypothesis te onderscheiden. 4

De displacement hypothesis stelt dat televisie de cognitieve ontwikkeling van een kind remt doordat de tijd die wordt gespendeerd aan het kijken van televisieprogramma s afneemt van de tijd die aan school gerelateerde activiteiten, die de cognitieve ontwikkeling van een kind stimuleren, besteed had kunnen worden (Koolstra, Van der Voort & Van der Kamp, 1997). Deze theorie wordt frequent genoemd in onderzoeken die kritisch tegenover televisiegebruik van kinderen staan (Fisch, 2004; Moses, 2008). De school gerelateerde activiteiten kunnen zowel in kwaliteit als in kwantiteit worden vervangen. Wanneer de tijd die gespendeerd wordt aan het kijken van televisie direct de tijd die aan andere activiteiten besteed had kunnen worden vervangt, dan is er sprake van kwantitatieve vervanging. Kwalitatieve vervanging vindt plaats wanneer activiteiten minder goed worden uitgevoerd doordat er tegelijkertijd televisie wordt gekeken. De reading-depreciation hypothesis (Koolstra, Van der Voort & Van der Kamp, 1997) stelt dat het kijken naar televisie positieve ervaringen oplevert voor kinderen. Deze positieve ervaringen leiden volgens deze hypothese ertoe dat de leeservaring van kinderen vermindert, waardoor zij in mindere mate boeken zullen lezen. Hierdoor wordt de ontwikkeling van de leesvaardigheid van het kind geremd en neemt daarnaast de interesse en motivatie om de leesvaardigheid te verbeteren af. De passivity hypothese (Koolstra, Van der Voort & Van der Kamp, 1997) stelt dat er voor het kijken naar televisieprogramma s geen mentale inspanning nodig is. Volgens deze hypothese zal een kind wennen aan deze lage mate van inspanning en zal hetzelfde lage niveau van inspanning zich ook in andere (school gerelateerde) activiteiten vertonen. De afname in mentale inspanning leidt wederom tot een remming in de intellectuele ontwikkeling van een kind. Ten slotte stelt de concentration-deterioration hypothesis (Koolstra, Van der Voort & Van der Kamp, 1997) dat vanwege de structuur van televisieprogramma s het concentratievermogen van een kind afneemt. Televisieprogramma s bevatten een hoog tempo waarin verschillende scènes elkaar snel afwisselen. Doordat een kind bij het kijken naar televisie veel ziet gebeuren in een korte tijd is het moeilijker voor het kind om zich te concentreren op bijvoorbeeld het lezen van een boek, waarbij het kind zelf het tempo kan bepalen. Doordat de concentratie bij het lezen afneemt, zal volgens deze hypothese een kind minder vaak een boek lezen en beperkt dit de groei van zijn leesvaardigheid. Deze vier inhibition hypothesis stellen dat televisie (school gerelateerde) activiteiten en leermogelijkheden vervangt en daarnaast dat het kijken van kinderen naar televisie op lange termijn kan leiden tot een tijdsbesteding gewoonte dat zowel intellectueel als fysiek 5

passief is. Deze inhibition hypothesis voorspellen dan ook negatieve effecten bij het kijken naar televisie op zowel het gebied van cognitieve ontwikkeling als latere schoolprestaties. Positieve invloeden van educatieve televisie Ondanks dat de inhibition hypothesis in veel literatuur over de invloed van televisie naar voren komt, zijn er ook wetenschappers die geloven in de positieve effecten van televisie op de cognitieve ontwikkeling van kinderen (Kirkorian, Wartella & Anderson, 2008). Deze positieve theorieën worden door Koolstra, Van der Voort en Van der Kamp (1997) onderscheiden als facilitation hypothesis. Voorstanders van de facilitation hypothesis geloven dat televisie een informatie rol heeft. Er zijn twee facilitation hypothesis te onderscheiden. De book-reading promotion hypothesis (Koolstra, Van der Voort & Van der Kamp, 1997) stelt dat door het kijken naar televisie de interesse van kinderen om boeken te lezen wordt vergroot. Dit effect kan bijvoorbeeld optreden wanneer een verfilming van een boek wordt uitgezonden of wanneer er in televisieprogramma s boeken worden aangeraden. Bij deze hypothese dient televisie als een soort promotiemedium. De on-screen reading hypothesis (Koolstra, Van der Voort & Van der Kamp, 1997) stelt dat het kijken naar televisieprogramma s en films met ondertitels de leesvaardigheid van een kind bevorderd. Daarnaast wordt het concentratievermogen van een kind ook verbeterd doordat het kind, in tegenstelling tot printmedia, bij het lezen van ondertitels op televisie niet zijn eigen tempo kan bepalen. Los van de facilitation hypothesis is er een theorie die op basis van leeftijd de relatie tussen televisie en cognitieve ontwikkeling voorspelt. De early learning hypothesis (Anderson, Huston, Schmitt, Linebarger & Wright, 2001) stelt dat het vroegtijdig kijken naar televisieprogramma s met een educatieve inhoud leidt tot academische voordelen op lange termijn. Kinderen die nog niet officieel schoolgaand zijn, peuters, kunnen hun schoolbekwaamheid bevorderen door het kijken naar educatieve televisie. Volgens deze hypothese leren peuters lees- en taalvaardigheden, ontwikkelen ze zowel motivatie en interesse als concentratie voor scholing en school gerelateerde activiteiten van educatieve televisie. Deze ontwikkelingen kunnen leiden tot het behalen van hogere schoolcijfers tijdens hun adolescentie. Totstandkoming leerproces van educatieve televisie De hierboven beschreven theorieën geven de mogelijke positieve en negatieve effecten van 6

televisie kijken weer. Deze theorieën beschrijven echter niet op welke manier kinderen leren van educatieve televisie. De totstandkoming van dit leerproces bij kinderen door televisie verduidelijkt de rol die educatieve televisie kan spelen bij kinderen. Een model dat uitlegt hoe kinderen educatieve inhoud van televisie afleiden en begrijpen is het capacity model van Fisch (2000). In dit model worden drie basiselementen onderscheiden, namelijk (a) het afleiden en begrijpen van narratieve inhoud, (b) educatieve inhoud en (c) de afstand tussen deze twee. Met de term narratief wordt in dit model het gepresenteerde verhaal in het programma bedoeld, zoals de volgorde waarin scènes verschijnen, de gestelde en behaalde doelen van de personages die in het programma spelen en dergelijke. Met educatieve inhoud daarentegen wordt verwezen naar de onderliggende educatieve concepten of boodschappen die het programma wil overbrengen op kinderen. Voor het begrijpen van educatieve televisie draait het volgens het capicity model om de mate waarin het werkgeheugen wordt gebruikt om het verhaal, het narratief, te begrijpen ten opzichte van de onderliggende educatieve inhoud. Onder het werkgeheugen wordt hier het beperkte capaciteit van het geheugen van de kinderen verstaan die beschikbaar is om informatie te verwerken. Wanneer er meer informatie dan capaciteit is, dan zal de informatie tot zoverre niet worden opgenomen. Dit houdt in dat een televisieprogramma op een dusdanige manier gestructureerd dient te zijn, zodat kinderen de informatie uit het televisieprogramma kunnen verwerken in hun werkgeheugen. Een educatief televisieprogramma dat op de verkeerde manier gestructureerd is zal haar boodschap niet over kunnen dragen bij het kind. Het capacity model suggereert dat kinderen de boodschap van een educatief televisieprogramma het beste tot zich nemen wanneer structuur van het programma zowel narratieve als educatieve inhoud bevat. Hierdoor concludeert Fisch (2000) dat wanneer er een genuanceerde verhouding bestaat tussen de narratieve en educatieve inhoud van een educatief televisieprogramma de onderliggende boodschap het meest effectief overkomt bij kinderen. 7

Methode Deze bachelor thesis is gebaseerd op een literatuuronderzoek. Hiervoor werd in de periode van maart tot en met mei 2012 gezocht naar wetenschappelijke artikelen met betrekking tot de invloed van educatieve televisie op de schoolprestaties van kinderen. De wetenschappelijke artikelen waren zowel theoretisch als empirisch van aard. Voor het zoeken naar literatuur is gebruik gemaakt van de volgende databases: Academic Search Premier, Google Scholar, JSTOR, PiCarta, PsychINFO, Sage Journals Online, Sciencedirect, Taylor & Francis Online en Web of Science. Een criterium voor bij het zoeken naar relevante literatuur was dat de artikelen uit het jaar 1997 of daarboven kwamen. Dit criterium werd gehanteerd om zo een huidige stand van zaken omtrent de invloeden van educatieve televisie op de schoolprestaties van kinderen weer te geven. Naast het gericht zoeken naar wetenschappelijke artikelen is er ook gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode. Zo werd er in een aantal artikelen die de basis vormen van deze thesis naar verwijzingen en de literatuurlijst gekeken om meer artikelen te vinden die relevant waren voor het schrijven van dit literatuuroverzicht. Voor het zoeken naar literatuur zijn diverse zoektermen gebruikt, waaronder de volgende: educational television viewing, relation television academic performance, television school performance children, influence television cognitive development children, parental mediation educational television viewing, effect co-viewing children educational television en literacy and reading development educational television. 8

Analyse De relatie tussen het kijken van kinderen naar educatieve televisieprogramma s en hun latere schoolprestaties is complex. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat variabelen als het IQ en de sociaaleconomische status van het kind een rol spelen in deze relatie (Schmidt & Vandewater, 2008; Kirkorian, Wartelle & Anderson, 2008; Fisch, 2004). Daarnaast beïnvloeden educatieve televisieprogramma s de schoolprestaties niet direct. Educatieve televisieprogramma s zijn ontwikkeld met als doel cognitieve vaardigheden zoals de geletterdheid, leesvaardigheid en taalvaardigheid van kinderen te bevorderen (Anderson, 1998). Kinderen met een goede beheersing van deze vaardigheden zullen volgens Fisch (2004) op school gemakkelijker leren/ en daardoor hogere schoolcijfers halen. Daarnaast stelt Fisch (2004) dat het leerproces bij kinderen door educatieve televisie op verschillende manieren kan worden vergroot worden door ouders. Op welke manieren educatieve televisieprogramma s bijdragen aan de bevordering van de hierboven genoemde cognitieve ontwikkelingen en welke rol ouders bij dit proces spelen zal aan de hand van empirische onderzoeken worden besproken. Geletterdheid en leesvaardigheid De ontwikkeling van geletterdheid bij kinderen blijkt belangrijk te zijn voor hun latere leesvaardigheid (Moses, 2008). Om die reden zijn er educatieve televisieprogramma s ontwikkeld die zich specifiek richten op de bevordering van geletterdheid en leesvaardigheden van kinderen (Fisch, 2004). Deze doelstellingen zijn volgens Linebarger en Kosanic (2004) behaald in het educatieve televisieprogramma Between the Lions. Zij onderzochten door middel van een experiment de effecten van het kijken van het educatieve televisieprogramma Between the Lions op de ontluikende geletterdheid bij 164 kinderen met de leeftijd tussen de zes en zeven jaar. Hierbij was er zowel een experimentele als een controlegroep opgesteld om een vergelijking te kunnen maken. Daarnaast vond er een voormeting plaats om het niveau van bekwaamheid vast te stellen. De kinderen in de experimentele conditie scoorden hoger op de ontluikende geletterdheid toetsen dan kinderen in de controleconditie. Zodoende concludeerden Linebarger en Kosanic (2004) dat het kijken van educatieve televisie de geletterdheid bij kinderen stimuleert. Zelfs in ongunstige familiesituaties blijkt educatieve televisie positieve invloeden te hebben op de leesvaardigheid van kinderen. Zo deden Vandewater en Bickham (2004) onderzoek naar de relatie tussen het kijken naar educatieve televisie op de leesvaardigheid van kinderen die in een ongunstige familiesituatie leven. De ongunstige familiesituaties 9

variëren, maar bestaan in dit onderzoek uit geringe financiële inkomsten, familie conflicten en moeders met een postnatale depressie. De respondenten zijn verwerft uit de dataset van The Child Development Supplement uit 1997. Hoewel het aantal respondenten die in deze dataset zaten onbekend is, gaat het om kinderen met de leeftijd tussen de twee en vijf jaar. Vandewater en Bickham (2004) concluderen uit dit onderzoek dat het kijken van educatieve televisieprogramma s bij kinderen tussen de twee en vijf jaar positieve invloeden heeft op de leesvaardigheid van kinderen. De positieve effecten van educatieve televisieprogramma s op de geletterdheid van kinderen worden wederom in het onderzoek van Jennings, Hooker en Linebarger (2009) gevonden. Dit onderzoek was, in tegenstelling tot voorgaande onderzoeken, kwalitatief van aard. Er werden vier kleuters met de leeftijd variërend tussen vijf en zes jaar gedurende een periode van vier weken geobserveerd. Terwijl de kinderen geobserveerd werden keken ze naar 15 minuten durende miniafleveringen van het educatieve televisieprogramma Between the Lions. Er is gebleken dat het kijken van de kinderen naar Between the Lions positieve gevolgen had voor de geletterdheid bij kinderen. Opmerkelijk is dat er in dit onderzoek is er een verschil gevonden in geslacht. De positieve uitkomsten gelden voor zowel de jongens als de meisjes, echter was bevordering in geletterdheid bij de jongens bij de tweede observatie al zichtbaar, terwijl dit bij de meisjes pas vanaf hun vierde observatie was. De relatie tussen het vroegtijdig kijken van educatieve televisie en de latere schoolprestaties van adolescenten varieert ook per geslacht volgens Anderson et al. (2001). Zo hebben Anderson et al. (2001) een longitudinaal onderzoek met twee meetmomenten onder 570 respondenten uitgevoerd. Dagboeken waarin het aantal uur en het soort programma (educatief versus non-educatief) dat kinderen keken werden bijgehouden door de ouders van de respondenten toen zij vijf jaar waren. Vervolgens werden de respondenten toen ze tussen de 15 en 19 jaar oud waren telefonisch geïnterviewd over hun mediagebruik, schoolprestaties, interesses en motivatie voor school. Daarnaast werden de cijferlijsten van elke respondent opgevraagd van hun middelbare school. Er is gebleken dat peuters die educatieve televisieprogramma s keken in hun adolescentie vaker boeken lazen, meer vertrouwen hadden in hun academische competenties en interesse hadden in buitenschoolse academische activiteiten. Dit effect was echter groter bij jongens. Het bekijken van educatieve televisieprogramma s door mannelijke peuters werd in dit onderzoek geassocieerd met hogere cijfers op de middelbare school dan meisjes. Anderson et al. (2001) concluderen zodoende dat het kijken van educatieve televisie als peuter positieve invloeden heeft op latere academische prestaties. 10

De relatie tussen educatieve televisieprogramma s en de cognitieve ontwikkeling van een kind blijken naast geslacht ook op basis van leeftijd te verschillen. Zo vonden Zimmerman en Christakis (2005) in hun longitudinale onderzoek geen positieve effecten voor de cognitieve ontwikkeling bij kinderen tot drie jaar. Daarentegen bleek de letterherkenning en het korte termijngeheugen voor kinderen met de leeftijd drie tot en met vijf jaar wel te zijn toegenomen. Voor andere cognitieve vaardigheden als het begrijpend lezen van het kind zijn echter geen positieve relaties gevonden. Dit valt wellicht te verklaren doordat de respondenten uit dit onderzoek zijn verzameld uit de dataset van het National Longitundinal Study of Youth uit 1979. Deze database is gedateerd en het aantal educatieve televisieprogramma s van die tijd zijn niet representatief. Daarnaast wordt er niet vermeld uit hoeveel respondenten de dataset bestond. Een sterk punt aan dit onderzoek is dat er is gecontroleerd voor het IQ van een kind. Zimmerman en Christakis (2005) concluderen dat er positieve effecten zijn voor de cognitieve ontwikkeling bij kinderen, maar dat deze effecten beperkt en leeftijdsgebonden zijn. In tegenstelling tot bovenstaande onderzoeken vinden Koolstra, Van der Voort en Van der Kamp (1997) geen positief verband tussen het kijken van educatieve televisieprogramma s en de cognitieve ontwikkeling van het kind. Koolstra, Van der Voort en Van der Kamp (1997) deden een driejarig longitudinaal onderzoek onder 1050 kinderen tussen acht en tien jaar naar de invloed van televisie op het begrijpend lezen en de decoding vaardigheden. De televisiekijktijd, het soort televisieprogramma (educatief of non-educatief), de mate waarin gebruik werd gemaakt van ondertitels, de mate van begrijpend lezen en de mate van inspanning van het boek lezen en de frequentie werd jaarlijks door middel van enquêtes gemeten. Uit de analyse is gebleken dat er wel een positief verband is tussen het kijken van educatieve televisie en het begrijpend lezen op lange termijn, maar zijn de resultaten statistisch niet significant. Dit resultaat valt enigszins te verklaren door een aantal gebreken in dit onderzoek. Zo werd er in dit onderzoek niet gecontroleerd voor het IQ, de sociaaleconomische status en de rol van de ouders over mediagebruik bij het kind. Bovendien kan er getwijfeld worden over de waarheidsgraad van de metingen aangezien deze op basis van zelfrapportage zijn vergaard. Soortgelijke resultaten werden gevonden in het onderzoek van Ennemoser en Schneider (2007). Zij onderzochten onder 332 kinderen in Duitsland de lange termijn effecten van televisieprogramma s op de ontwikkeling van leesvaardigheden. Naast de kijkdagboeken die werden bijgehouden door de ouders en een tekst met vragen om het begrijpend lezen van de kinderen te meten werden ook de decoding vaardigheden van de 11

respondenten gemeten. Hiervoor kregen de kinderen twee aparte pagina s te zien, eentje met alleen woorden en de ander met alleen foto s. De kinderen kregen de opdracht zo snel en correct mogelijk de woorden te linken aan de foto s. Ennemoser en Schneider (2007) vonden positieve verbanden tussen de consumptie van educatieve televisie door kinderen en hun leesvaardigheden, maar deze verbanden waren statistisch niet significant. Dit resultaat komt overeen met het onderzoek van Koolstra, Van der Voort en Van der Kamp (1997). Dit resultaat valt enigszins te verklaren doordat dit onderzoek in Duitsland heeft plaatsgenomen. Zoals Ennemoser en Schneider (2007) zelf al in hun discussie aankaarten, is het aantal educatieve onderzoeken in Duitsland geringer dan in de Verenigde Staten. Wanneer het aantal educatieve televisieprogramma s in Duitsland zouden toenemen, zou het wellicht tot andere onderzoeksresultaten kunnen leiden. Hoewel er geen directe ondersteuning is gevonden voor de book-reading promotion hypothesis en de on-screen reading hypothesis, blijkt uit meerdere onderzoeken dat het kijken van educatieve televisie de ontwikkeling van geletterdheid en leesvaardigheid bevorderd. Dit resultaat komt overeen met de facilitation hypothesis. Daarnaast blijkt de mate waarin educatieve televisie de ontwikkeling van geletterdheid en leesvaardigheid positief beïnvloeden te variëren per geslacht en leeftijd. Naast de ontwikkelingen van leesvaardigheden zijn de ontwikkelingen van taalvaardigheden volgens Fisch (2004) ook van belang om goed te kunnen participeren in school en daarmee van invloed zijn op de latere schoolprestaties. Ontwikkeling van taalvaardigheden Het positieve effect van het kijken naar educatieve televisie en de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden is sterker bij jonge kinderen dan ouderen. In een onderzoek van Wright, Huston, Murphy, Peters, Scantlin en Kotler (2001) naar de relatie tussen educatieve televisie en de schoolbekwaamheid en ontwikkeling van het vocabulaire van kinderen bleek dat kinderen met de leeftijd tussen twee en drie jaar hoger scoorden op deze variabelen dan kinderen met de leeftijd tussen vier en zeven jaar. Dit resultaat steunt de early learning hypothesis. In dit longitudinale driejarige onderzoek werden 182 kinderen jaarlijks onderzocht naar hun schoolbekwaamheid en vocabulaire door middel van lees, wiskunde en vocabulaire toetsten. Wright et al. (2001) suggereren dat het effect bij deze jonge kinderen sterker is omdat zij nog niet schoolgaand zijn en daardoor vaker blootgesteld kunnen worden aan educatieve televisie. In dit onderzoek concluderen Wright et al. (2001) dat educatieve televisie positieve invloeden hebben op de cognitieve ontwikkeling voor kinderen omdat 12

educatieve televisieprogramma s zo zijn gestructureerd dat ze aantrekkelijk en te begrijpen zijn voor jonge kinderen. Bovendien zijn ze doelgroepgericht, waardoor het kijken naar educatieve televisie door kinderen ook de motivatie en interesses in school gerelateerde activiteiten beïnvloedt. De voordelen van het vroegtijdig kijken naar educatieve televisieprogramma s worden ook in het onderzoek van Linebarger en Walker (2005) gevonden. Zij onderzochten de relatie tussen educatieve televisieprogramma s en de ontwikkeling van taalvaardigheden bij baby s en peuters. Door middel van een longitudinaal onderzoek werden elke drie maanden bij 51 baby s vanaf zes maanden en peuters het televisiegebruik (kijktijd en het soort programma) gemeten. De ouders van de kinderen hielden dagboeken bij waarin de hoeveelheid uur en het soort programma dat de kinderen keken beschreven. Daarnaast werden door middel van videotapes het vocabulaire en de spreekvaardigheid van kinderen geobserveerd aan de hand van bestaande checklijsten. Linebarger en Walker (2005) concluderen dat het kijken van educatieve televisieprogramma s leidt tot bevordering van het vocabulaire en de spreekvaardigheid van het kind. Dit positieve resultaat wordt aangevuld door het eerder genoemde onderzoek van Jennings, Hooker en Linebarger (2009). Niet alleen blijkt het televisieprogramma Between the Lions positieve effecten te hebben op de leesvaardigheid van kinderen, maar ook op de taalvaardigheid. Door het actief participeren van de kinderen in liedjes die het vocabulaire stimuleren, is er een duidelijke vooruitgang zichtbaar in de taalontwikkeling van deze kinderen. Linebarger en Piotrowski (2009) stellen op basis van de early learning hypothese dat het vroegtijdig ontwikkelen van geletterdheid bij kinderen fundamenteel bijdraagt aan de toekomstige leesvaardigheden van kinderen. Het narratieve aspect van televisieprogramma s kan volgens Linebarger en Piotrowski (2009) dit effect bereiken en daarnaast bevorderd blootstelling aan narratieve educatieve televisieprogramma s ook de taalontwikkeling. Na het uitvoeren van een experiment onder 311 peuters bleek dat televisieprogramma s die hier speciaal voor zijn ontwikkeld zijn volgens Linebarger en Piotrowski (2009) een goed medium voor kinderen. Vervolgonderzoek van Linebarger en Piotrowski (2010) vult deze conclusie aan. In een experiment onder 71 kinderen tussen de zeven en acht jaar werd de bevordering van het vocabulaire van de respondenten getoetst door middel van vragenlijsten nadat zij werden blootgesteld aan een educatief televisieprogramma. Hieruit bleek dat het vocabulaire toenam bij kinderen die werden blootgesteld aan programma s met een narratieve inhoud. 13

Rol van ouders Ouders kunnen een belangrijke modererende rol spelen in de relatie tussen educatieve televisie en de cognitieve ontwikkeling van een kind. Zo bleek uit een recent onderzoek van Van Vliet, Harrison en Anderson (2012) dat kinderen waarvan de ouders actief meekeken (co-viewing) en participeerden tijdens en na de uitzending van het Australische educatieve televisieprogramma Play School de kijkervaring van de kinderen vergrootten en daarmee ook de interesse en motivatie van het kind in school gerelateerde activiteiten toenam. Deze activiteiten, zoals het zingen van liedjes met een educatieve inhoud en het lezen van boeken leiden volgens Van Vliet, Harrison en Anderson (2012) tot bevordering van de cognitieve ontwikkeling bij kinderen. In dit onderzoek werd er van een online-survey gebruik gemaakt die op de officiële website van Play School werd geplaatst. In deze survey werd het gedrag van 224 ouders zowel tijdens als na het kijken van het programma gemeten. Uit dit onderzoek blijkt dat ouders door co-viewing en het aanmoedigen van school gerelateerde activiteiten de impact van educatieve televisie op kinderen kunnen bevorderen. Naast de modererende rol die ouders kunnen spelen hebben zij, voornamelijk bij jonge kinderen, invloed op het soort televisieprogramma dat kinderen kijken. Uit longitudinaal onderzoek van Wright et al. (2001) en Anderson et al. (2001) naar de invloed van televisiekijken bij kinderen en hun latere schoolprestaties blijkt dat de cognitieve ontwikkeling van kinderen die vroegtijdig worden blootgesteld aan geweld op televisie lager is dan bij kinderen die educatieve televisie kijken en daardoor ook lagere schoolcijfers behalen. Dit resultaat wordt aangevuld in het onderzoek van Sharif en Sargent (2005), waarbij 4508 adolescente jongeren door middel van een survey werden onderzocht. Het belang van ouderlijke betrokkenheid bij het kijkgedrag van jongeren wordt hier benadrukt doordat uit dit onderzoek blijkt dat respondenten met actief betrokken ouders hogere cijfers haalden dan respondenten waarbij ouders passief waren. Sharif en Sargent (2005) zijn het echter niet eens met Anderson et al. (2001) en Wright et al. (2001) over de lange termijn effecten van educatieve televisie. Zo concluderen Anderson et al. (2001) en Wright et al. (2001) dat het vroegtijdig kijken van educatieve televisie positieve lange termijn gevolgen heeft voor de schoolprestaties van kinderen, terwijl Sharif en Sargent (2005) verwachten dat het kijken naar educatieve televisieprogramma s af zal nemen tijdens de adolescentie, omdat de respondenten meer zelfstandige keuzes gaan maken over de media inhoud waar zij naar kijken. 14

De beïnvloeding van ouders op de relatie tussen educatieve televisie en de cognitieve ontwikkeling van een kind kan ook negatief zijn. Het eerder benoemde onderzoek van Vandewater en Bickham (2004) gaf de invloed van ongunstige familiesituaties van kinderen op hun educatieve mediagebruik weer. Zo bleken kinderen die waren opgegroeid in een omgeving met veel familieconflicten minder naar educatieve televisieprogramma s te kijken en bleek er een negatieve relatie te bestaan tussen familieconflicten en de huiselijke leeromgeving van het kind. De huiselijke leeromgeving is volgens Vandewater en Bickham (2004) direct gerelateerd aan de leesvaardigheid van kinderen. Andere ongunstige familiesituaties als een lage sociaaleconomische omgeving en postnatale depressie bleken niet van invloed te zijn op het educatieve mediagebruik van kinderen in het onderzoek van Vandewater en Bickham (2004). Wel blijken ouders van kinderen met een lage sociaaleconomische achtergrond minder betrokken bij school gerelateerde activiteiten doordat zij vaak zelf niet op de hoogte zijn van potentiële voordelen hierbij of weinig geld te besteden hebben voor zulke activiteiten (Vandewater & Bickham, 2004; Wright et al. 2001). Deze visie wordt gedeeld met Linebarger en Piotrowski (2009) in het eerder genoemde onderzoek naar de invloed van narratieve educatieve televisieprogramma s. Zij benadrukken het belang van educatieve televisie bij kinderen uit een lagere sociaaleconomische klasse omdat het medium televisie in veel huishoudens beschikbaar is en kinderen door het kijken van educatieve televisie toch hun lees- en taalvaardigheden kunnen ontwikkelen. 15

Conclusie Er kan worden geconcludeerd dat educatieve televisie positieve invloeden heeft op de cognitieve ontwikkeling van kinderen en daarmee op lange termijn hoge schoolcijfers voorspelt. Educatieve televisieprogramma s hebben als doel cognitieve vaardigheden als geletterdheid, leesvaardigheid en taalvaardigheid op jonge leeftijd te bevorderen (Anderson, 1998). Een goede beheersing van deze cognitieve vaardigheden blijken inderdaad positieve gevolgen te hebben voor de academische prestaties van kinderen (Wright et al., 2001; Anderson et al., 2001). Zelfs in ongunstige familiesituaties blijkt educatieve televisie positieve invloeden te hebben op de leesvaardigheid van kinderen. Alleen de ongunstige familiesituatie waarbij kinderen in een gezin met familieconflicten opgroeiden geeft een negatieve invloed aan op zowel het gebruik van educatieve televisie als de cognitieve ontwikkeling van het kind. De sterkte van de positieve invloeden verschilt echter per geslacht en leeftijd. Hoewel er bij zowel meisjes als jongens sprake is van bevordering van cognitieve vaardigheden, zijn deze bevorderingen bij jongens eerder zichtbaar (Jennings, Hooker & Linebarger (2009). Ook haalden jongens tijdens hun middelbare schooltijd hogere cijfers dan meisjes (Anderson et al., 2001). Daarnaast is de sterkte van het positieve verband leeftijdsgebonden. Bij jongere kinderen was de bevordering in cognitieve vaardigheden door educatieve televisie groter dan bij oudere kinderen (Wright et al., 2001; Zimmerman & Christakis, 2005). Dit resultaat ondersteunt de early learning hypothesis. Ondanks dat de meerderheid van de besproken onderzoeken positieve resultaten vonden, zijn er twee onderzoeken die concludeerden dat educatieve televisie de cognitieve ontwikkeling van kinderen niet bevorderd. Echter waren er in beide onderzoeken wel positieve verbanden gevonden, maar waren deze statistisch niet significant. Dit resultaat viel echter te verklaren doordat er niet werd gecontroleerd voor derde variabelen als het IQ en de sociaaleconomische status van en bleken er culturele verschillen te zijn. Daarnaast kunnen ouders een belangrijke modererende rol spelen in de relatie tussen educatieve televisie en de cognitieve ontwikkeling van een kind. Door middel van co-viewing en het aanmoedigen van school gerelateerde activiteiten kunnen ouders de impact van educatieve televisie op kinderen kunnen bevorderen. Bovendien kunnen ouders bij jonge kinderen controleren naar welk soort programma s (educatief versus non-educatief) zij kijken. Wanneer jonge kinderen frequent educatieve televisieprogramma s kijken kunnen zij hier grote academische voordelen uit halen. De cognitieve ontwikkeling wordt bij het kijken naar educatieve inhoud vergroot, waardoor hoge academische prestaties waarschijnlijk zijn. 16

Het belang van educatieve televisie wordt benadrukt bij kinderen uit een lagere sociaaleconomische klasse omdat het medium televisie in veel huishoudens beschikbaar is en kinderen door het kijken van educatieve televisie toch hun lees- en taalvaardigheden kunnen ontwikkelen. Discussie In dit literatuuronderzoek is geprobeerd een analytische review te geven over de huidige stand van zaken omtrent de relatie tussen educatieve televisie en de schoolprestaties van kinderen. Er zijn echter een aantal gebreken aan dit onderzoek. Zo was het aantal artikelen dat direct de relatie tussen het vroegtijdig kijken van educatieve televisie op de latere schoolprestaties had gemeten gering. In de literatuur waren meer onderzoeken gericht op de relatie tussen educatieve televisie en specifieke cognitieve ontwikkelingen van kinderen. Deze cognitieve ontwikkelingen kunnen wel tot voorspellingen van latere academische prestaties leiden, maar geven niet de daadwerkelijke resultaten. Daarnaast werd er in het merendeel van de onderzoeken gebruik gemaakt van data die verzameld was op basis van zelfrapportage. Zo werden vragenlijsten afgenomen waarbij respondenten zelf konden invullen hoe vaak ze naar welk soort televisie keken, of werd aan ouders gevraagd dagboeken hierover bij te houden. Deze antwoorden kunnen sociaalwenselijk zijn en dusdanig mogelijkerwijs vertekend. In vervolgonderzoek zou deze kwestie verholpen kunnen worden door middel van observaties. Onderzoekers kunnen op deze manier zelf hun data verzamelen. 17

Literatuurlijst Anderson, D. R. (1998). Educational television is not an oxymoron. Annals of the American Academy of Political and Social Science, 557, 24-38. Anderson, D. R., Bryant, J., Wilder, A., Santomero, A., Williams, M. & Crawley, A. M. (2000). Researching Blue s Clues: viewing behavior and impact. Media Psychology 2(2), 179-194. Anderson, D. R. & Hanson, K. G. (2010). From blooming, buzzing confusion to media literacy: the early development of television viewing. Developmental Review, 30, 239-255. Anderson, D. R., Huston, A. C., Schmitt, K. L., Linebarger, D. L., Wright, J. C. & Larson, R. (2001). Early childhood television viewing and adolescent behavior: the recontact study. Monographs of the Society of Research in Child Development, 66(1), 1-154. Beentjes, J. W. J. & Van der Voort, T. H. A. (1988). Television s impact on children s reading skills: a review of research. Reading Research Quaterly, 23(4), 389-413. Ennemoser, M., & Schneider, W. (2007). Relations of television viewing and reading: Findings from a 4-year longitudinal study. Journal of Educational Psychology, 99, 349-368. Fisch, S. M. (2000). A capacity model of children s comprehension of educational content on television. Media Psychology, 2(1), 63-91. Fisch, S. & Truglio, R. (2001). G is for growing: Thirty years of Research on children and Sesame Street. Mahwah, NJ: Erlbaum 18

Fisch, S.M. (2004) Children s learning from educational television: Sesame Street and beyond. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates. Fisch, S., McKann Brown, S. K. & Cohen, D. L. (2009). Young children s comprehension of educational television : the role of visual information and innotation. Media Psychology, 3(4), 365-378. Hancox, R. J., Milne, B. J. & Poulton, R. (2005). Association of television viewing during childhood with poor educational achievement. Archive of Pediatrics and Adolescent Medicine, 159, 614-618. Huston, A. C. & Wright, J. C. (1998). Television and the informational and educational needs of children. Annals of the American Academy of Political and Social Science, 557, 9-23. Jennings, N. A., Hooker, S. D. & Linebarger, D. L. (2009). Educational television as mediated literacy environments for preschoolers. Learning, Media and Technology, 34(3), 229-242. Koolstra, C. M., Van der Voort, T. H. A. & Van der Kamp, L. J. T. (1997). Television s impact on children s reading comprehension and decoding skills: a 3-year panel study. Reading Research Quarterly, 32(2), 128-152. Linebarger, D. L., Kosanic, A. Z. & Greenwood, C. R. (2004). Effects of viewing the television program Between the Lions on the emergent literacy skills of young children. Journal of Educational Psychology, 96(2), 297-308. Linebarger, D. L. & Piotrowski, J. T. (2009). Tv as a storyteller: how exposure to television narratives impacts at-risk pre-schoolers story knowledge and narrative skills. Britisch Journal of Developmental Psychology, 27, 47-69. 19

Linebarger, D. L. & Piotrowski, J. T. (2010). Structure and strategies in children s educational television: the roles of program type and learning strategies in children s learning. Child Development, 81(5), 1582-1597. Moses, A. M. (2008). Impacts of television viewing on young children s literacy development in the USA: a review of the literature. Journal of Early Childhood Literacy, 8(1), 67-102. Schmitt, M. E. & Vandewater, E. A. (2008). Media and attention, cognition and school achievement. The Future of Children, 18(1), 63-85. Sharif, I. & Sargent, J. D. (2006). Association between television, movie, and video game exposure and school performance. Pediatrics, 118(4), 1061-1070. Shin, N. (2004). Exploring pathways from television viewing to academic achievement in school age children. The Journal of Genetic Psychology, 165(4), 367-382. Vandewater, E. A., & Bickham, D. S. (2004). The impact of educational television on young children s reading in the context of family stress. Applied Developmental Psychology, 25, 717-728. Van Vliet, H., Harrison, C. & Anderson, T. (2012). Adult mediation of children s television viewing experiences as a catalyst for learning and development: a case study, using Play School. Early Child Development and Care, 220(3), 1-20. Wright, J. C., Huston, A. C., Murphy, K. C., St. Peters, M., Paion, M., Scantlin, R. & Kotler, J. (2001). The relations of early television viewing to school readiness and vocabulary of 20

children from low-income families: the early window project. Journal of Child Development, 72(5), 1347-1366. Zimmerman, F. J., & Christakis, D. A. (2005). Children s television viewing and cognitive outcomes: a longitudinal analysis of national data. Pediatrics, 159(7), 619-625. Zimmerman, F. J., & Christakis, D. A. (2007). Associations between content types of early media exposure and subsequent attentional problems. Pediatrics, 120, 986-992. 21