SECTORFOTO Uitzendsector 2008 DEpaRTEmEnT WERk En SOCialE ECOnOmiE



Vergelijkbare documenten
SECTORFOTO Verhuissector 2008 DEpaRTEmEnT WERk En SOCialE ECOnOmiE

Personenvervoer 2008

Audiovisuele sector 2008

SECTORFOTO. Beheer van gebouwen en dienstboden 2008

Grafische nijverheid 2008

SECTORFOTO. Kappers, fitness en schoonheidszorgen 2008

Vermakelijkheidsbedrijf 2008

SECTORFOTO. Internationale Handel, Vervoer en Logistiek 2008

Lokale besturen 2008

Textielverzorging 2008

Binnenscheepvaart 2008

Scheikundige nijverheid 2008

SECTORFOTO. Goederenvervoer en logistiek 2008

Kleding en confectie 2008

SECTORFOTO Horeca 2008 DEpaRTEmEnT WERk En SOCialE ECOnOmiE

SECTORFOTO Hout 2008 DEpaRTEmEnT WERk En SOCialE ECOnOmiE

Metaal arbeiders 2008

SECTORFOTO. Autosector en aanverwante sectoren 2008

SECTORFOTO 2012 LOKALE BESTUREN

Voedingsindustrie 2008

GROEPSSECTORFOTO 2012

SECTORFOTO 2012 AUDIOVISUELE SECTOR

SECTORFOTO Textiel 2008 DEpaRTEmEnT WERk En SOCialE ECOnOmiE

SECTORFOTO Bouw 2008 DEpaRTEmEnT WERk En SOCialE ECOnOmiE

DE VLAAMSE ARBEIDSMARKT IN SECTORAAL PERSPECTIEF

SECTORFOTO 2012 ELEKTRICIENS

FOCUS OP TALENT BAROMETER. Kansengroepen in cijfers

SECTORFOTO 2012 GRAFISCHE SECTOR

SECTORFOTO 2012 UITZENDSECTOR

SECTORFOTO 2012 BOUW

SECTORFOTO 2012 INTERNATIONALE HANDEL

Diversiteitsplannen. Maatregel. Impact van de maatregel

SECTORFOTO 2012 GROENE SECTOREN

SECTORFOTO 2012 SECTOR VAN DE KAPPERS, FITNESS EN SCHOONHEIDSZORGEN

SECTORFOTO 2012 DIENSTENCHEQUEONDERNEMINGEN

SECTORFOTO 2012 ANPC BEDIENDEN

VLAAMSE ARBEIDSREKENING: METHODOLOGISCH RAPPORT BIJ DE HET AANTAL VESTIGINGEN MET PERSONEEL

SECTORFOTO 2012 VERMAKELIJKHEIDSBEDRIJF

SECTORFOTO 2012 BEHEER VAN GEBOUWEN, DIENSTBO- DEN EN VASTGOEDMAKELAARS

VERSO- Cahier 2/ 2014 Profiel van de medewerkers in de social profit

SECTORFOTO 2012 BINNENSCHEEPVAART

SECTORFOTO 2012 TEXTIELVERZORGING

SECTORFOTO 2012 SCHEIKUNDIGE NIJVERHEID

SECTORFOTO 2012 DIAMANTNIJVERHEID- EN HANDEL

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2016

SECTORFOTO 2012 HORECASECTOR

SECTORFOTO 2012 GLASBEDRIJF

METHODOLOGISCH RAPPORT SECTOREN

Diversiteitsplannen. Maatregel

SECTORFOTO 2012 PAPIER- EN KARTONBEWERKING

SECTORFOTO 2012 KLEDING & CONFECTIE

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

SECTORFOTO 2012 SOCIAL PROFIT

SECTORFOTO 2012 METAALBEDIENDEN

SECTORFOTO 2012 METAALARBEIDERS

Invoegbedrijven. Maatregel. De begunstigden en bestedingen

SECTORFOTO 2012 VOEDINGSNIJVERHEID

SECTORFOTO 2012 AUTOSECTOR EN AANVERWANTE SECTOREN

SECTORFOTO 2012 HOUTSECTOREN

Werkgroep Arbeidsmarkt Onderwijs

SECTORFOTO 2012 TEXTIEL

Beschutte werkplaatsen

RESULTATEN VAN 2 JAAR VOP GEKOPPELD AAN DE WERKLOOSHEIDSCIJFERS VAN PERSONEN MET EEN ARBEIDSHANDICAP

Enkele cijfers Vaststellingen en antwoorden. Focus op. Jobkanaal Diversiteitsplannen Jobcoaching IBO Financiële tewerkstellingsmaatregelen

De arbeidsmarkt in februari 2015

De arbeidsmarkt in augustus 2015

Arbeidsmarkt personen met een arbeidshandicap

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt in de logistiek

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

De arbeidsmarkt in november 2015

Werknemersstromen op de sectorale arbeidsmarkt

Individuele beroepsopleiding (in een onderneming) (IBO) - Aanwervingen en stopzettingen tweede kwartaal 2017

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2015

Arbeidsmarktbarometer 2011 Basisonderwijs en Secundair onderwijs

Korte schets van de problematiek

SECTORFOTO 2012 BETONINDUSTRIE

I B O. Een werknemer op maat gemaakt. 1. IBO = training-on-the-job. IBO = 'werkplekleren' IBO = 'een werknemer op maat'

De arbeidsmarkt in december 2014

De arbeidsmarkt in augustus 2016

De tewerkstelling en werknemersstromen in het paritair comité voor bedienden in de zelfstandige kleinhandel (PC 201)

Sectoren / paritaire comités Methodologie

Resultaten van de socioeconomische. Valérie Gilbert Virginie Vaes FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

MOBILITEIT TUSSEN WERK EN NIET-WERK Hoofdstuk 11

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

BAROMETER JUNI Kansengroepen blijven een structureel knelpunt 1

De arbeidsmarkt in april 2015

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2017

De arbeidsmarkt in oktober 2014

Gemeentefoto. De Panne

Diversiteitsplannen. Volgende tabel geeft een beknopt overzicht van de soorten loopbaan- en plannen (LDP s). SUBSIDIE LOOPTIJD VOOR WIE

VDAB WERKLOOSHEIDSBERICHT MEI Kerncijfers werkloosheid. Evolutie Werkloosheid. NWWZ Vlaams Gewest - absolute aantallen

FOCUS OP TALENT BAROMETER. Kansengroepen in cijfers

De arbeidsmarkt in juli 2014

WSE Arbeidsmarktcongres 7 februari Laura Jacobs, Vicky Heylen en Caroline Gijselinckx HIVA- KULeuven

nr. 629 van EMMILY TALPE datum: 6 juni 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Werkzoekenden die frequent uitzendarbeid verrichten - Code 89

De arbeidsmarkt in augustus 2014

Vlaamse Arbeidsrekening Definities

FOCUS OP TALENT BAROMETER. Kansengroepen in cijfers 2016

Transcriptie:

SECTORFOTO 2008 Departement Werk en Sociale Economie

Colofon Samenstelling: Vlaamse overheid Beleidsdomein Werk en Sociale Economie Departement Werk en Sociale Economie Koning Albert II-laan 35 bus 20 1030 Brussel Tel 02/553 42 56 sectorconvenants@vlaanderen.be Verantwoordelijke uitgever: Dirk Vanderpoorten Secretaris-generaal Depotnummer: D/2009/3241/137 Lay-out: Vingerhoets.com Uitgave: april 2009

Synthese In 2007 werkten gemiddeld 66.544 Vlaamse werknemers als uitzendkracht, dit is 3,3% van alle Vlaamse werknemers. De werkgelegenheid in de uitzendsector groeide in 2007 met +3,8%, dit is meer dan dubbel zoveel als de gemiddelde groei in Vlaanderen (+1,5% in 2007). In de uitzendsector zijn meer arbeiders dan bedienden aan het werk: bijna 2/3 van de uitzendkrachten werkt als arbeider en 1/3 als bediende. Jongeren zijn in de meerderheid wat uitzendarbeid betreft: ruim 1 op 3 uitzendkrachten is jonger dan 25 jaar, tegenover 1 op 10 gemiddeld in Vlaanderen. Ouderen vinden minder hun weg naar de uitzendsector: minder dan 7% van de uitzendkrachten is 50 jaar of ouder, tegenover ruim 20% gemiddeld in Vlaanderen. De vacatures in de uitzendsector zijn relatief meer gericht op laaggeschoolden (57%) en minder op hooggeschoolden (18%) in vergelijking met het totale aantal vacatures uit het normaal economisch circuit (NEC) zonder interim (45% respectievelijk 33%). Er wordt relatief weinig ervaring gevraagd in de vacatures van de uitzendsector: enerzijds is voor bijna 1/3 van de vacatures in de uitzendsector 6 maanden tot 2 jaar ervaring vereist, tegenover ruim 1/4 van de vacatures uit het NEC zonder interim, maar anderzijds is meer dan 2 jaar ervaring iets minder gevraagd in de uitzendsector (10%) dan in het NEC zonder interim (14%). De instroom van allochtone werkzoekenden in de uitzendsector (19,2%) ligt opmerkelijk hoger dan de gemiddelde instroom van allochtonen naar werk (14,9%). De bediendensector en de metaalsector zijn de belangrijkste sectoren waaruit de uitzendsector werknemers rekruteert, maar waarin terzelfdertijd ook heel wat uitzendkrachten doorstromen naar een vaste betrekking. Van de werknemers die instromen in de uitzendsector komt 12% van de bediendensector en 11% van de metaalsector. Van de werknemers die de uitzendsector verlaten, gaat 13% aan de slag in de bediendensector en 12% in de metaalsector. De in- en uitstroom naar tijdskrediet en (brug)pensioen is vrij beperkt in de uitzendsector in vergelijking met het gemiddelde in Vlaanderen. In 2007 zijn 108 IBO-interims gestart, waarvan 17% een ongunstige stopzetting kende. 3

Voorwoord Sectoren zijn een belangrijke motor in het Vlaamse arbeidsmarktbeleid. We denken hierbij bijvoorbeeld aan acties in het kader van diversiteit, opleiding van werknemers en toeleiding van leerlingen en werkzoekenden naar de arbeidsmarkt. Via de sectorconvenants (protocollen tussen de Vlaamse Regering en sectoren) engageren de sectorale sociale partners zich om de prioriteiten van het arbeidsmarktbeleid mee gestalte te geven. Op die manier werkt het sectorale beleid versterkend ten aanzien van het Vlaamse arbeidsmarktbeleid. In 2001 werd de eerste generatie sectorconvenants afgesloten in het kader van het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord 2001-2002. De bestaande samenwerking van de Vlaamse Regering met de sectoren d.m.v. sectorconvenants werd later telkens verlengd en uitgebreid op basis van de volgende Werkgelegenheidsakkoorden. Anno 2008 is het vooral de Competentieagenda die inspirerend werkt op de werking van de sectorconvenants. Via de sectorconvenants trachten de sectoren meer mensen aan het werk te krijgen en houden en elk talent te (h)erkennen, ontwikkelen en benutten. Om de sectorconvenants en de sectoren te kunnen plaatsen binnen een socio-economisch kader, worden sectorfoto s gemaakt die we ter beschikking stellen van de sectoren en publiek maken via de portaalsite www.werk.be. Op deze website kan u ook de gehanteerde cijferreeksen en uitleg bij de methodologie terugvinden. We geloven namelijk in de sectorfoto s als steunpunt én hefboom om in overleg met de sectoren en vanuit een sectorale invalshoek een strategische visie te ontwikkelen als antwoord op de huidige en toekomstige uitdagingen van de arbeidsmarkt. Sectoren krijgen aan de hand van de sectorfoto s zicht op de realiteit in hun sector en op hun positie ten opzichte van het Vlaamse gemiddelde. Dit kan inspirerend werken bij de totstandkoming van nieuwe sectorconvenants (verlengingen) of kan sectoren aanzetten om tussentijds bij te sturen. Alle gepubliceerde sectorfoto s werden eerst gekeurd en goed bevonden door de sectorale sociale partners. We beseffen dat de onderstaande cijfers, tabellen en grafieken geen perfecte weergave zijn van de sectorale dynamiek. Misschien had uzelf als fotograaf vanuit een ander perspectief een andere kadering gekozen of gefocust op andere elementen. We nodigen u dan ook uit om dit instrument gaandeweg samen met ons te blijven versterken. We hopen met deze snapshots alvast het sectoraal beleid verder te inspireren. Dirk Vanderpoorten Secretaris generaal, departement Werk en Sociale Economie 4

Inhoudsopgave SYNTHESE 3 VOORWOORD 4 INHOUDSOPGAVE 5 1. INLEIDING 6 2. HET AANTAL VLAAMSE WERKNEMERS 7 3. KENMERKEN VAN DE BEROEPEN EN VACATURES 9 4. JOBMOBILITEIT 11 5. IBO-INTERIM 16 6. DIVERSITEITSPLANNEN 17 Figuren 1: Verdeling van de Vlaamse werknemers naar achtergrondkenmerken (2007) 8 2: Werknemersstromen in de uitzendsector (Vlaams Gewest, 2003-2004) 13 3: Werknemersstromen naar statuut (Vlaams Gewest, 2003-2004) 15 Tabellen 1: Evolutie van het totale aantal Vlaamse werknemers (2005-2007) 7 2: Aantal Vlaamse werknemers en verdeling naar achtergrondkenmerken (2007) 8 3: Kenmerken van de ontvangen vacatures in de uitzendsector (Vlaams Gewest, 2007) 9 4: Instroom van werkzoekenden naar achtergrondkenmerken (Vlaams Gewest, 2007) 11 5: Werknemersstromen in de uitzendsector (Vlaams Gewest, 2003-2004) 12 6: Werknemersstromen naar statuut in de uitzendsector (Vlaams Gewest, 2003-2004) 14 7: Kenmerken van de opgestarte IBO-interims (Vlaams Gewest, 2007) 16 8: Diversiteitsplannen (Vlaams Gewest, 2007) 17 5

1. Inleiding De uitzendsector behoort tot het Paritair Comité 322 Uitzendarbeid en erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren. Deze sector betreft werknemers, werkzaam in de nace-activiteit 74.502 Interimkantoren en tijdelijke tewerkstelling. De werkgevers worden gegroepeerd onder werkgeverskengetallen 097 & 497. Werknemers die in het kader van de dienstencheques tewerkgesteld zijn en het vast personeel van de uitzendbedrijven zijn niet opgenomen in deze sectorfoto. Zij ressorteren respectievelijk onder het PSC 322.01 en het ANPC 218. De databestanden waarmee de cijfers uit deze sectorfoto opgemaakt zijn steeds afgebakend volgens óf paritair comité óf nace-codes óf werkgeverskengetal. Een afbakening volgens paritair comité geeft gewoonlijk een licht andere populatie dan bij een afbakening op basis van nace-code of werkgeverskengetal, maar dit staat een correcte interpretatie van de cijfers niet in de weg. De resultaten van de analyse worden per sector steeds afgewogen tegen een gemiddelde voor alle sectoren samen. Hierdoor kan vastgesteld worden of de sector beneden- of bovengemiddelde cijfers haalt voor de verschillende indicatoren. De sectorfoto biedt zo een globaal cijfermatig portret van de sector. Een uitgebreide toelichting over de gebruikte methodologie/bronbestanden kan u terugvinden op www.werk.be. De cijfers die in deze sectorfoto gebruikt worden, evenals in de sectorfoto s van andere sectoren, worden u integraal online aangeboden. Ook de sectorfoto s zijn downloadbaar in pdf-formaat. 6

2. Het aantal Vlaamse werknemers Voor het berekenen van het aantal loontrekkende werknemers in de uitzendsector maken we gebruik van de gecentraliseerde statistieken van de RSZ. In deze statistieken wordt de tewerkstelling berekend in functie van de woonplaats van iedere werknemer. De afbakening is gebeurd op basis van PC 322. De uitzendsector telde op 30-06-2007 66.544 loontrekkende werknemers in Vlaanderen. In alle sectoren samen waren op dat moment 2.045.049 loontrekkende werknemers actief, dus van alle Vlaamse werknemers werkt 3,3% in de uitzendsector. Terwijl in 2006 de tewerkstelling daalde (-1,6%) t.o.v. 2005, zien we dat de uitzendsector zich in 2007 herpakt heeft met een toename van +3,8%, die veel hoger is dan de gemiddelde groei in de tertiaire sector (+2,9%) en Vlaanderen (+1,5%). Deze toename van de tewerkstelling kan op het conto van de bedienden (+11,3%) geschreven worden, terwijl het aantal arbeiders status quo is gebleven (+0,1%). In aantal gepresteerde uren is de activiteit van de uitzendsector gestegen met +13,4% tussen 2005 en 2006, en met +9,1% tussen 2006-2007, tegenover een toename van 5,8% gemiddeld in Vlaanderen. Tabel 1: Evolutie van het totale aantal Vlaamse werknemers (2005-2007) 2005 2006 2007 (n) 65.166 64.111 66.544 (%) -1,6% +3,8% Tertiaire sector (n) 838.981 854.535 879.838 (%) +1,9% +3,0% Alle sectoren (n) 1.992.293 2.014.451 2.045.049 (%) +1,1% +1,5% Bron: Gecentraliseerde statistiek RSZ-DMFA, toestand op 30/06/2005-2007 (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) In de uitzendsector zijn meer arbeiders dan bedienden aan het werk: ongeveer 64,5% van de uitzendkrachten werkt als arbeider en 35,5% als bediende. Jongeren zijn in de meerderheid wat uitzendarbeid betreft: ruim 1 op 3 uitzendkrachten is jonger dan 25 jaar, tegenover 1 op 10 gemiddeld in Vlaanderen. Uitzendarbeid wordt vaak gezien als een middel om ervaring op te doen en als een opstap naar vast werk. Ouderen vinden minder hun weg naar de uitzendsector: minder dan 7% van de uitzendkrachten is 50 jaar of ouder, tegenover ruim 20% gemiddeld in Vlaanderen. Het aandeel oudere uitzendkrachten is wel toegenomen met +1,8% tussen 2005-2007. 1 De gecentraliseerde statistieken worden opgemaakt op basis van de onderneming als een homogeen geheel en worden geteld naar personen. Hierdoor worden dubbeltellingen door personen met meerdere jobs uitgezuiverd. 7

Tabel 2: Aantal Vlaamse werknemers en verdeling naar achtergrondkenmerken (2007) Totaal Vlaams Gewest n % % Totaal aantal 66.544 100,0 100,0 (n=2.045.049) Geslacht Mannen 37.986 57,1 54,8 Vrouwen 28.558 42,9 45,2 Statuut Arbeiders 42.889 64,5 38,7 Bedienden 23.655 35,5 48,5 Ambtenaren - - 12,8 Leeftijdsklasse 18-24 jaar 22.786 34,2 9,8 25-49 jaar 38.577 58,0 69,2 50-64 jaar 4.393 6,6 20,1 Andere (-18 en +65) 788 1,2 0,8 Bron: Gecentraliseerde statistiek RSZ-DMFA, toestand op 30/06/2007 (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) Figuur 1: Verdeling van de Vlaamse werknemers naar achtergrondkenmerken (2007) Ambtenaren Andere Andere 50-64 50-64 Bedienden Vrouwen Vrouwen Bedienden 25-49 Mannen Mannen Arbeiders Arbeiders 18-24 25-49 18-24 Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Geslacht Statuut Leeftijd Bron: Gecentraliseerde statistiek RSZ-DMFA, toestand op 30/06/2007 (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) 8

3. Kenmerken van de beroepen en vacatures Voor de afbakening van de uitzendsector maakt de VDAB gebruik van een indeling naar werkgeverskengetal 497 & 097. Het betreft vacatures uit het normaal economisch circuit. Zowel de vacatures uit het AMI-systeem, die beheerd worden door consulenten van de VDAB, als de vacatures uit Jobmanager, die door de werkgever zelf worden ingevoerd, zijn opgenomen in de cijfers. Bij de interpretatie van de gegevens, dient men rekening te houden met het feit dat de sectoren ook andere pistes bewandelen in hun aanwervingsbeleid. Het aantal VDAB-vacatures in de uitzendsector is mogelijk een overschatting omdat dikwijls één bedrijf éénzelfde opdracht aan verschillende interimbedrijven doorgeeft, waardoor dubbeltellingen mogelijk zijn. Tabel 3: Kenmerken van de ontvangen vacatures in de uitzendsector (Vlaams Gewest, 2007) Vlaanderen n % % Totaal 646.640 100,0 100,0 (n=281.661) Vestigingsplaats bedrijf Antwerpen 118.600 18,3 23,3 Vlaams-Brabant 62.025 9,6 12,7 West-Vlaanderen 202.286 31,3 25,8 Oost-Vlaanderen 157.176 24,3 18,6 Limburg 63.675 9,8 9,0 Buiten Vlaanderen 42.878 6,6 10,5 Studieniveau 2 Laag 367.301 56,8 45,3 Midden 161.861 25,0 22,0 Hoog 117.478 18,2 32,7 Gevraagde ervaring <6 maanden 373.238 57,7 60,1 6 maanden - 2 jaar 209.472 32,4 26,1 +2 jaar 63.930 9,9 13,8 Jobkanaal 3 540 4,9 8,0 Bron: VDAB (Bewerking departement WSE) De bij de VDAB ontvangen vacatures uit de uitzendsector zijn meer gericht op laaggeschoolden (57%) en minder op hooggeschoolden (18%) in vergelijking met de vacatures uit het normaal economisch circuit (NEC) zonder interim (45% respectievelijk 33%). Er wordt relatief weinig ervaring gevraagd in de vacatures van de uitzendsector: enerzijds is voor bijna 1/3 van de vacatures in de uitzendsector 6 maanden tot 2 jaar ervaring vereist, tegenover ruim 1/4 van de vacatures uit het NEC zonder interim, maar anderzijds is meer dan 2 jaar ervaring minder gevraagd in de uitzendsector (10%) dan in het NEC zonder interim (14%). 3 Definitie onderwijsniveau: (1) laag: max. secundair onderwijs 2de graad of wanneer geen minimum studienveau vermeld werd door de werkgever; (2) midden: secundair 3de of 4de graad; (3) hoog: hoger onderwijs. 4 Jobkanaal is een rekruteringskanaal dat zich exclusief richt op werkzoekende ouderen, personen met een handicap en allochtonen. Het aandeel wordt berekend door het aantal vacatures ontvangen via jobkanaal te delen door het totaal aantal vacatures in het AMI-systeem (vacatures in beheer van VDAB-consulenten), dus exclusief jobmanager. 9

De VDAB ontving 540 vacatures van de uitzendsector via Jobkanaal of 4,9% van alle vacatures ingevoerd in het AMI-systeem. Dit is lager dan het gemiddeld aantal vacatures in Vlaanderen die via jobkanaal verlopen (8,0%). In 2007 heeft de VDAB voor 611 beroepen minstens 10 vacatures ontvangen van de uitzendsector. In totaal werden door VDAB 646.640 vacatures vanuit de uitzendsector ontvangen, dit is niet minder dan 71,6% van het totale aantal VDAB-vacatures in heel Vlaanderen. 10

4. Jobmobiliteit Dankzij de VDAB-gegevens kan de instroom van de werkzoekenden worden beschouwd die op het begin van de maand als werkzoekende zijn ingeschreven en die op de laatste dag van de maand aan het werk is volgens DIMONA. De koppeling met de nace-codes geeft ons aan in welke sector en welke activiteit de werkzoekende is ingestroomd. In deze bespreking maken we gebruik van de jaargegevens voor 2007 4 en wordt enkel de instroom naar uitzendarbeid in beschouwing genomen. De instroom van werkzoekenden naar profiel in de uitzendsector wordt vergeleken met de totale instroom van werkzoekenden in alle sectoren samen en met het profiel van de totale populatie werkzoekenden. Tabel 4: Instroom van werkzoekenden naar achtergrondkenmerken (Vlaams Gewest, 2007) Alle sectoren Totale populatie werkzoekenden 5 n % % % Totaal 84.847 100,0 100,0 (n=268.785) 100,0 (n=180.396) Geslacht Mannen 49.695 58,6 47,1 46,6 Vrouwen 35.152 41,4 52,9 53,4 Leeftijdsklasse -25 jaar 32.480 38,3 31,3 20,4 25-39 jaar 35.499 41,8 39,6 32,6 40-49 jaar 12.750 15,0 18,3 21,7 +50 jaar 4.118 4,9 10,8 25,3 Studieniveau 6 Laag 37.038 43,7 42,2 51,9 Midden 35.457 41,8 35,3 32,8 Hoog 12.352 14,6 22,6 15,4 Allochtoon 7 16.254 19,2 14,9 19,7 Arbeidsgehandicapt 8 5.753 6,8 7,7 15,3 Werkloosheidsduur < 3 maanden 33.665 39,7 39,7 24,6 3-6 maanden 15.860 18,7 18,2 13,7 6 maanden - 1 jaar 15.341 18,1 16,6 15,1 1-2 jaar 11.080 13,1 12,7 14,7 2-5 jaar 7.478 8,8 10,8 23,0 + 5 jaar 1.423 1,7 1,9 8,9 Bron: VDAB (Bewerking departement WSE) 4 Deze jaargegevens worden berekend door het aantal instromers van de 12 maanden op te tellen. Dubbeltellingen zijn mogelijk. 5 Gemiddelde voor alle bij VDAB ingeschreven werkzoekenden in 2007. 6 Definitie onderwijsniveau: (1) laag: max. secundair onderwijs 2de graad of wanneer geen minimum studieniveau vermeld werd door de werkgever; (2) midden: secundair 3de of 4de graad; (3) hoog: hoger onderwijs 7 Definitie allochtoon: nationaliteit niet EU of op basis van naamherkenningsprogramma (voor Maghrebijnen en Turken) of op basis van eigen verklaring. 8 Definitie arbeidsgehandicapt: werkzoekende met Vlaams Fondsnummer of gedeeltelijk of zeer beperkt geschikt of studies BLO of BUSO. 11

Ruim 38 Van de 100 werkzoekenden die instromen in de uitzendsector zijn jonger dan 25 jaar, wat hoger is dan het aandeel van alle Vlaamse werkzoekende jongeren (31%) die instromen naar werk en een oververtegenwoordiging is in vergelijking met de referentiepopulatie niet-werkende werkzoekenden (20%). 50-plussers zijn ondervertegenwoordigd: het aandeel oudere werkzoekenden die instromen in de uitzendsector (5%) ligt duidelijk onder het gemiddeld aandeel van oudere Vlaamse werkzoekenden die instromen naar werk (11%). Bijna 42% van de werkzoekenden die instromen in de uitzendsector zijn middengeschoold, wat hoger ligt dan het aandeel van alle Vlaamse middengeschoolde werkzoekenden (36%) die instromen naar werk en een oververtegenwoordiging is in vergelijking met de referentiepopulatie niet-werkende werkzoekenden (33%). De instroom van allochtone werkzoekenden in de uitzendsector (19%) ligt opmerkelijk hoger dan de gemiddelde instroom van allochtone werkzoekenden naar werk (15%). Ook aan de hand van het Datawarehouse van de KSZ kunnen in- en uitstroomgegevens berekend worden. De meest recente gegevens die momenteel beschikbaar zijn, zijn evenwel van 2003-2004. Deze gegevens hebben dan weer het voordeel dat ze niet enkel beperkt zijn tot die personen die gekend zijn bij VDAB, en dat ook de uitstroom uit de arbeidsmarkt bekend is. De sectoren worden afgebakend naar paritair comité, in dit geval paritaire comités 116 en 207. Tabel 5: Werknemersstromen in de uitzendsector (Vlaams Gewest, 2003-2004) Alle sectoren n % % Instroom 47.330 75,9 14,2 < 25 jaar 23.065 80 48,4 25-49 jaar 22.716 73,8 11,3 > 50 jaar 1.549 56,1 4,8 Interne mobiliteit 15.025 25,8 5,5 < 25 jaar 5.756 22,1 10,1 25-49 jaar 8.059 27,3 5,5 > 50 jaar 1.210 44,3 3,1 Uitstroom 39.196 72,3 13,1 < 25 jaar 17.520 75,3 34,5 25-49 jaar 20.179 71,5 10,8 > 50 jaar 1.497 55,3 11,9 Bron: Datawarehouse AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) 12

Tussen 30 juni 2003 en 30 juni 2004 stroomden 47.330 werknemers de uitzendsector in. Samen vormden zij 75,9% van alle werknemers in de sector. 39.196 werknemers, of 72,3% van alle loontrekkenden, verlieten in deze periode de sector. Nog eens 15.025 mensen (25,8%) waren intern mobiel. Het gaat om werknemers die ofwel van werkgever veranderden binnen de sector, ofwel in een speciaal regime werkzaam waren (seizoensarbeid), ofwel tijdelijk in een andere sector of in een niet-loontrekkend statuut zaten, maar op 30 juni 2004 terug aan de slag waren binnen de uitzendsector. De uitzendsector kent door de aard van haar activiteiten een relatief hoge werknemersmobiliteit. De in- en uitstroomgraad en de interne mobiliteitsgraad liggen allen spectaculair boven het gemiddelde van alle sectoren (zie figuur 2). Figuur 2: Werknemersstromen in de uitzendsector (Vlaams Gewest, 2003-2004) 75,9 72,3 80% 70% 60% 50% 25,8 40% 30% 14,2 5,5 13,1 20% 10% Totaal Totaal Totaal 0% Instroom Interne mobiliteitsgraad Uitstroom Bron: Datawarehouse AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) 13

Tabel 6: Werknemersstromen naar statuut in de uitzendsector (Vlaams Gewest, 2003-2004) Alle sectoren Instroom (n) (%) (%) Totaal 47.330 100,0 100,0 Instroom uit ander paritair comité 17.551 37,1 41,3 Instroom uit de bediendensector (PC 218) (2.104) (12,0) (-) Instroom uit de metaalsector (PC 111) (1.879) (10,7) (-) Instroom uit de horecasector (PC 302) (1.485) (8,5) (-) Instroom uit zelfstandig statuut 1.059 2,2 3,7 Instroom uit werkloosheid 8.403 17,8 14,7 Instroom uit tijdskrediet/loopbaanonderbreking 89 0,2 2,0 Instroom uit (brug)pensioen 204 0,4 0,7 Instroom uit ander statuut 9 20.024 42,3 37,6 Uitstroom Totaal 39.196 100,0 100,0 Uitstroom naar ander paritair comité 23.801 60,7 45,2 Uitstroom naar de bediendensector (PC 218) (3.154) (13,2) (-) Uitstroom naar de metaalsector (PC 111) (2.875) (12,1) (-) Uitstroom naar zelfstandig statuut 551 1,4 5,5 Uitstroom naar werkloosheid 6.216 15,9 17,5 Uitstroom naar tijdskrediet/loopbaanonderbreking 5 0,0 3,0 Uitstroom naar conventioneel brugpensioen 11 0,0 4,1 Uitstroom naar pensioen 208 0,5 6,5 Uitstroom naar ander statuut 8.404 21,4 18,3 Bron: Datawarehouse AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) Meer dan 4 op 10 van de nieuw ingestroomde werknemers in de uitzendsector was één jaar voordien actief in een ander statuut. Het betreft grotendeels jongeren 10 die net de schoolbanken hebben verlaten en interim als intredekanaal op de arbeidsmarkt gebruiken. Ruim 37% van de nieuw ingestroomde werknemers in de uitzendsector was één jaar voordien actief in een ander paritair comité. Van de werknemers die de sector verlaten gaat iets meer dan 60% aan de slag als loontrekkende in een ander paritair comité. De bediendensector en de metaalsector zijn de belangrijkste sectoren waaruit de uitzendsector werknemers rekruteert, maar waarin terzelfdertijd ook heel wat uitzendkrachten doorstromen naar een vaste betrekking. Van de werknemers die instromen in de uitzendsector komt 12% van de bediendensector en 11% van de metaalsector. Van de werknemers die de uitzendsector verlaten, gaat 13% aan de slag in de bediendensector en 12% in de metaalsector. De in- en uitstroom naar tijdskrediet/loopbaanonderbreking/(brug)pensioen is vrij beperkt in de uitzendsector in vergelijking met het gemiddelde in Vlaanderen. 9 De groep van andere statuten is een verzamelnaam van statuten die niet gekend waren in het Datawarehouse AM&SB bij de redactie van de tabellen; het gaat onder andere over arbeidsongeschiktheid, huishouden en schoolverlaters. 10 73% van de uitzendkrachten die instromen uit een ander statuut, is jonger dan 25 jaar. 14

Figuur 3: Werknemersstromen naar statuut (Vlaams Gewest, 2003-2004) 100% 80% 60% Ander statuut pensioen/brugpensioen 40% Tijdskrediet/ loopbaanonderbreking Werkloosheid 20% zelfstandig statuut Alle sectoren Alle sectoren 0% ander paritair comité Instroom Uitstroom Bron: Datawarehouse AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE) 15

5. IBO-interim IBO-Interim is een uitbreiding van de klassieke IBO (Individuele Beroepsopleiding in de Onderneming) in samenwerking met Federgon en gericht op de duurzame tewerkstelling van kansengroepen (50-plussers, allochtonen en arbeidsgehandicapten) via een interim gekoppeld aan een IBO. Via een IBO-interim traject werkt men gedurende één maand als uitzendkracht voorafgaand aan de IBO, die maximum zes maanden kan duren. Daarna krijgt de werknemer een contract van onbepaalde duur. Kansengroepen krijgen door deze combinatie extra mogelijkheden om ervaring op te doen op de werkvloer en ingang te vinden op de arbeidsmarkt. Tabel 7: Kenmerken van de opgestarte IBO-interims (Vlaams Gewest, 2007) Geslacht Man 88 83,0% Vrouw 18 17,0% Ongunstige stopzettingen 18 17,0% IBO-interim totaal 106 100% Bron: VDAB Deze maatregel, gestart in het najaar van 2006, wordt gekenmerkt door een positieve evolutie (18 in 2006, 106 in 2007 en 94 in mei 2008), maar blijft wel nog steeds onder de verwachtingen. Vele kantoren maken geen gebruik van de maatregel. Wel bleek dat indien het kantoor er voor kiest om een niche van te maken, er wel mogelijkheden zijn. Zo bleek dat één van de uitzendkantoren goed was voor de helft van het totale aantal IBO-interims In 2007 zijn 106 IBO-interims gestart, waarvan 8 op 10 IBO-interims wordt ingevuld door mannen en 17% een ongunstige stopzetting kende. 16

6. Diversiteitsplannen Met een subsidiëring van diversiteitsplannen moedigt de Vlaamse Overheid ondernemingen en organisaties aan om werk te maken van een divers personeelsbeleid. Een diversiteitsplan kan afgesloten worden voor een enkele vestiging of voor een gans bedrijf met al haar vestigingen samen. In een diversiteitsplan worden streefcijfers voor de instroom, doorstroom en opleiding van doelgroepwerknemers vooropgesteld. Organisaties kunnen onder bepaalde voorwaarden een subsidie verkrijgen voor verschillende soorten plannen. Zo zijn er: Instapdiversiteitsplannen: opstap naar HR-beleid Diversiteitsplannen: meerdere diversiteitsbevorderende acties Groeidiversiteitsplannen: verankering van diversiteitsbeleid door opvolgacties Clusterdiversiteitsplannen: in meerdere bedrijven of bedrijfseenheden Tabel 8: Diversiteitsplannen in de uitzendsector (Vlaams Gewest, 2007) Instapplan Diversiteitsplan Clusterplan Groeiplan Totaal 2007 1 3 3 1 8 Alle sectoren 257 186 88 89 620 2006-1 5-6 Alle sectoren 251 184 36 56 527 Bron: Departement WSE In 2007 dienden 8 Vlaamse uitzendbedrijven een diversiteitsplan in, een aandeel van 1,3% in het totaal. Het aantal diversiteitsplannen in de uitzendsector steeg tussen 2006 en 2007 met 2 plannen. De uitzendsector sensibiliseert en informeert ook haar klanten om zulke plannen af te sluiten. In 2007 sloten maar liefst 22 klanten van de uitzendsector een plan af (4 diversiteitsplannen, 10 instapplannen, 8 groeiplannen en 1 clusterplan). 17

Samen talent in goede banen leiden Departement Werk en Sociale Economie