Biceps femoris en semitendinosus: ploeggenoten of tegenstanders?



Vergelijkbare documenten
Case Report. 1ste graads strain m. Biceps femoris bij een betaald voetballer. Case Report Hamstrings Maarten Gozeling

HAMSTRINGS: MORFOLOGIE

Proximal tendon avulsion. Claire Verheul, Ph.D. Anne van der Made, M.D.

Revalidatie en preventie meer dan alleen spieren trainen. Lorenzo d Hont [ Master Sportfysiotherapeut]

Coach Profession Profile

LANDELIJKE NGS KENNISDAG 2015 VOETBALMASSEURS

Analyse van het Wereldkampioenschap Jeugd Jongens Volleybal 2007

Obesitas bij ortopedische ingrepen: challenge of contra-indicatie? Co-assistent: Philippe Leire Promotor: Dr. A. Kumar

Dutch Hamstring Injection Therapy Study. Guus Reurink Arts-onderzoeker Bewegingswetenschapper

Is de behandeling van lage rugklachten door middel van tractie evidence based? Dr Peter Verspeelt Fysische geneeskunde en revalidatie 24 oktober 2015

Preventie van hamstringblessures in de sport, evidence based

Coach Information Supply

Lichaamssamenstelling van Intensive Care patiënten. Willem Looijaard

Je ogen vertellen hoe goed je voetbalt

Energieverbruik bij beginnende skiërs en snowboarders

Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro. Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD)

Optimale loopvaardigheid met een prothese Balanceren tussen capaciteit en belasting. Samenvatting

bewegingsstelsel info voor de patiënt Stretching UZ Gent, Dienst Orthopedie & Traumatologie en Fysische Geneeskunde & Revalidatie

Trainingen sturen vanuit het labo en op het veld

Meten van explosiviteit bij top indoor balteamsporters. H.T.D. van der Does, MSc. Dr. M.S. Brink S.H. Doeven, MSc. Dr. K.A.P.M.

Doelstelling en protocol

Nederlandse samenvatting

TNO Runalyser; real time monitoring van looptechniek. John Willems

Fysieke fitheid, fysieke activitiet in relatie tot gezondheid

Plaatjes-Rijk Plasma injecties bij acute hamstring blessures

Nederlandse Samenvatting

Blessures bij getalenteerde voetballers voor, tijdens en na de groeispurt

Stretchen: theorie en praktijk

Bindweefsel in Herstel. Acute Spierblessures Anton Engels MMT/MSPT

Coretraining voor lopers. Core training voor lopers. Take Home

Chronische instabiliteit van de enkel

De trainer ontslaan brengt geen zoden aan de dijk

Objectiveren van functionele eigenschappen van knie-orthesen

Protocol Voorste kruisband reconstructie

GET FIT 2 SKI. Johan De Coninck Physical Coach - DuofiTT

Don t fix it: de risico s van matchfixing in sportclubs

Krachttraining bij kinderen en adolescenten. Prof. Dr. Jan Boone

Looptechniek De Do s en de Don ts. Drs. Rudi Frankinouille Sportfysioloog UZA - S.P.O.R.T.S.

Hoe omgaan met hamstringblessures? Deel 1: anatomie, etiologie, epidemiologie, risicofactoren

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

Basis voor krachttraining

Extend of injury problem : incidence & severity. Etiology & Mechanisms. Developing & introducing preventive measures

ENERGETISCHE KOSTEN VAN BALANSCONTROLE BIJ VALIDE PERSONEN

Krachttraining bij ouderen

Nederlandse samenvatting

HOOFDLETSEL IN VOETBAL: DE HUIDIGE INZICHTEN

VO2max. Aerobe Capaciteit Cerebrale Parese. Aerobe capaciteit bij kinderen met CP FITNESS

Dutch summary. Nederlandse samenvatting

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2-5 Hoofd- stuk 2 en 3 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 en 5

VolleyVeilig: Act as one tegen blessures. Workshop

Oefeningen voor de knie

Lennert Goossens Universiteit Gent Els Clays Universiteit Gent

Gekleurde volleyballen: Show of functioneel?

Algemeen Namen van de botstukken Botverbindingen Indeling van de gewrichten 20

Stretching T. Mertens

199 Hoofdstuk 2 In Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 en 5

Hamstrings en motorische controle

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

Hoe lezen de topvolleyballers het spel van de tegenstander?

Pieken in fysieke belasting: de oorzaak van overbelastingsblessures in het voetbal?

Effectiviteit en economische impact van beweegprogramma s op de werkplek

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Wat betekent trainingsintensiteit in het voetbal? Rick Cost Coördinator fysieke training bij Feyenoord KNHB Kennislab 27 juni 2018

Samenvatting Dankwoord About the author

Wetenschappelijke ontwikkelingen rond een nieuw voedingssupplement: beta-alanine

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Chapter 8 SAMENVATTING

Revalidatieschema na een meniscushechting

Revalidatieschema na een collagene meniscus implantatie (CMI)

Fysieke fitheid, vermoeidheid en fysieke training bij sarcoïdose patiënten

CASE REPORT. Maarten Gozeling Meeuwenlaan 29, 1935 ER, Egmond-Binnen.

NEDERLANDSE SAMENVATTING

AtletiekUnie Trainersdag 2018 Innovaties in real-time bewegingsanalyses

NEUROMUSCULAIRE ADAPTATIES TIJDENS LANGDURIGE BEDRUST

Middelengebruik: Cannabisgebruik

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

hoofdstuk 4 & 7 hoofdstuk 3 & 6 hoofdstuk 2 hoofdstuk 5 Hoofdstuk 2 tot en met 5 hoofdstuk 6 en 7 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3 hoofdstuk

Growing into a different brain

Hardlooponderzoek in Nederland nu en in de toekomst. Marienke van Middelkoop, Erasmus MC Sjouke Zijlstra, UMC Groningen


Functionele krachttraining in voetbal. Bram De Winne

Relatie armbeweging en romp Onderzoek door Laura Peeters. Imelda de Groot, revalidatiearts Laura Peeters, technisch geneeskundige

1 ste graads strain lange kop m. Biceps femoris

Revalidatie schema na kraakbeenbehandeling van zowel het femur als het patellofemorale gewricht

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op

Het effect van leeftijd en rijping op de selectie van jeugdtennissers en de ontwikkeling op de vijf-meter sprinttest

Hoe omgaan met hamstringblessures? Deel II: behandeling, return-to-play en preventie van recidieven

LETSELS BIJ TOPHOCKEY EN DE IMPACT OP PRESTEREN

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Blessurepreventie Wat kun je doen als club? Hedy Goossens, VeiligheidNL en Jac Laros, HAC-Helmond 5 november 2016

Blessure Preventief Trainen

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Stretchen. Inleiding. Waarom stretchen?

Bereikbaarheid van bestemmingen en beweging bij Vlaamse oudere volwassenen


Fast Track Het ontwikkelen van een database: orthopedie TKA en THA.

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Snel in Beweging Ontwikkeling en implementatie van de zelf-oefengids

Transcriptie:

Arenberggebouw Arenbergstraat 5 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 Fax: 02 209 47 15 Biceps femoris en semitendinosus: ploeggenoten of tegenstanders? Nieuwe inzichten in hamstringblessuremechanismen bij voetbalspelers: een spier-functionele MRI studie AUTEURS SCHUERMANS J., VAN TIGGELEN D., DANNEELS L. & WITVROUW E. REDACTEUR BLONDEEL S. INSTITUUT Universiteit Gent, Vakgroep Beweging- en Sportwetenschappen & Aspetar, Department of Physiotherapy, Doha, Qatar ABSTRACT Achtergrond: Het voetbalgerelateerde hamstringblessuremechanisme werd onderzocht door de karakteristieken van het hamstringspiermetabolisme te objectiveren, gebruik makende van een spier-functionele MRI scan procedure (mfmri muscle functional MRI). Methode: 27 gezonde, mannelijke voetbalspelers en 27 spelers met een voorgeschiedenis van hamstringblessures (volledig gerevalideerd en speelklaar) werden onderworpen aan een gestandaardiseerde beeldvormingsprocedure. Het spier-functionele MRI protocol bestond uit een T2 scan van de hamstrings in rust, een uitputtende excentrische hamstring oefening (prone leg-curls) en eenzelfde T2 scan direct na de oefening. De verandering in T2 relaxatietijd (i.e. de signaal intensiteit) tussen de eerste en de tweede scan (door toedoen van de uitputtende oefening), werd gebruikt als uitkomstparameter om verschillen in metabole spierrespons / spieractiviteit te objectiveren tussen (1) de verschillende hamstring spierbuiken en (2) de letsel- en de controlegroep. Resultaten: Dataverwerking en statistische analyse toonden een meer symmetrische spieractiviteit aan in de letselgroep met een gelijkaardige inzet van de verschillende hamstringspieren, terwijl er in de controlegroep meer intramusculaire variabiliteit werd gevonden. Dit minder gedissocieerde en meer symmetrische activatiepatroon binnen de letselgroep, correspondeerde met een minder rendabel en minder veilig musculair functioneren (p < 0.05). Conclusie: Deze studie toonde aan dat de specifieke blessuregevoeligheid van de hamstrings binnen de voetbalsport in belangrijke mate geassocieerd is met de complexiteit en co-afhankelijkheid binnen de rekrutering van de 3 synergisten waaruit het hamstringcomplex is opgebouwd (biceps femoris (BF),

Arenberggebouw Arenbergstraat 5 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 Fax: 02 209 47 15 semitendinosus (ST) en semimembranosus (SM)). Discrete veranderingen in neuromusculaire coördinatie, waarbij de biceps femoris deels moet compenseren voor een gebrekkige uithoudingscapaciteit van de semitendinosus, dragen mogelijks bij tot een verhoogd hamstringblessurerisico. Sleutelwoorden biceps femoris, semitendinosus, hamstringblessure, voetbalspelers Datum 01/01/2015 Extra bronnen Contactadres (zie lijst achter tekst) Schuermans Joke, Department of Rehabilitation Sciences and Physiotherapy, Ghent University, De Pintelaan 185, 3B3, Ghent 9000, Belgium; Joke.schuermans@ugent.be Disclaimer: Het hierna bijgevoegde product mag enkel voor persoonlijk gebruik worden gedupliceerd. Indien men dit wenst te dupliceren of te gebruiken in eigen werk, moet de bovenvermelde contactpersoon steeds verwittigd worden. Verder is een correcte bronvermelding altijd verplicht!

Biceps femoris en semitendinosus: ploeggenoten of tegenstanders? Nieuwe inzichten in hamstringblessuremechanismen bij voetbalspelers: een spier-functionele MRI studie 1 Schuermans Joke 1, Van Tiggelen Damien 1, Danneels Lieven 1 & Witvrouw Eric 1,2 1 Universiteit Gent, Vakgroep Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie 2 Aspetar, Department of Physiotherapy, Doha, Qatar INLEIDING Hamstringblessures behoren tot op de dag van vandaag tot de meest voorkomende en recidiverende sportblessures binnen de mannelijke voetbalcompetitie. Gezien de hoge incidentie- en recidiefcijfers, de intensieve revalidatie en de onvermijdelijke daling in prestatie die dergelijke letsels met zich meebrengen, is adequate (secundaire) blessurepreventie van kapitaal belang [1-6]. Degelijk inzicht in het letselmechanisme en voldoende kennis over de risicofactoren, die de kans op het oplopen van hamstringblessures doen toenemen, zijn in dit letselpreventief management van kapitaal belang. In de voetbalsport ontstaan dergelijke hamstringverrekkingen en -scheuren in hoofdzaak tijdens explosieve loopinspanningen (versnellingen en sprints) en bij het trappen of shotten [7-8]. Zowel tijdens het shotten als in de zwaaifase van het lopen, moeten de hamstrings immers het moment naar heupflexie en knie-extensie, veroorzaakt door een krachtige quadriceps contractie, controleren en afremmen. Dit houdt in dat de hamstrings voldoende lenig en krachtig moeten zijn, om op veilige en efficiënte wijze aan deze excentrisch controlerende activiteitvereiste te voldoen. Inadequate spierlenigheid en kracht, werden zodoende reeds meermaals naar voor gebracht als belangrijke risicofactoren voor het oplopen van een hamstringblessure. Naast lokale, spierafhankelijke, factoren, werden onder andere leeftijd, ras, letselvoorgeschiedenis (voornamelijk hamstring en voorste kruisbandletsels),

2 spierkrachtonevenwichten in het onderste lidmaat, rompstabiliteit, romp- en bekkencoördinatie tijdens het lopen, kracht van de heupspieren en vermoeidheidstolerantie reeds naar voor gebracht als zijnde mogelijks geassocieerd met een verhoogde kwetsbaarheid voor hamstringblessures. De wetenschappelijke evidentie voor een causaal verband tussen bovengenoemde karakteristieken en het ontstaan van hamstringblessures, is echter nog ondermaats door gebrek aan grootschalig prospectief onderzoek. Hoewel de actuele revalidatie- en blessurepreventieve trainingsschema s deze mogelijks betrokken factoren allemaal grondig aanpakken en remediëren, kan geen dalende tendens in hamstringblessureincidentie vastgesteld worden, en dit zowel op provinciaal als nationaal competitieniveau [9-11]. Ondanks het zeer sterk uitgebouwd blessurepreventief management, moet men zelfs vaststellen dat spierblessures zelfs meer voorkomen op hoog niveau (ingevolge de hogere trainingsintensiteit en het hogere wedstrijdtempo). Naast de opvallend hoge letselincidentie, werd ook vastgesteld dat stelselmatig één van de drie grote spierbuiken waaruit de hamstringspier is opgebouwd, de biceps femoris (BF), slachtoffer lijkt te worden van een functioneel of verrekkingsletsel of echte structurele scheur die deze spierblessure induceert, terwijl de andere twee buiken (de semitendinosus (ST) en semimembranosus (SM)) relatief gespaard blijven van weefselschade [12-13]. De ST raakt ook regelmatig gekwetst bij voetbalspelers, doch niet zo frequent als de BF. Onderzoek heeft reeds aangetoond dat deze topografische voorkeur te wijten zou zijn aan het feit dat de biceps femoris de meeste rek ondergaat tijdens zijn excentrische activiteit in de krachtige voorwaartse zwaaifase van de sprint [8, 14-16]. De weefselbelasting opgelegd aan de biceps femoris, zou hierdoor groter zijn dan deze opgelegd aan de twee andere hamstringspieren. Daar de ST minder rekbelasting blijkt te ondergaan, maar toch ook een reëel risico loopt op het oplopen van een letsel, moeten ook andere intramusculaire verschillen in

3 belastingsmodaliteiten/ karakteristieken aan de basis liggen van deze spierblessures. Biomechanische studies van mechanische spierkarakteristieken tijdens de sprint, hebben immers ook aangetoond dat zowel de BF als de ST een maximale excentrische activiteit vertonen in de late zwaaifase van de loopcyclus, waarbij de BF een hogere activiteit vertoont in het midden van deze fase, en de ST eerder in de echte terminale zwaaifase. Dit gegeven benadrukt het belang van adequate samenwerking en coördinatie binnen het hamstring complex, in functie van veilig en efficiënt musculair functioneren [14, 17-19]. De mate en kwaliteit van samenwerking tussen de biceps femoris, semitendinosus en semimembranosus werd nooit eerder goed onderzocht. Naar onze mening, zijn het echter net discrete afwijkingen in intramusculaire activatie-, respectievelijk belastingspatronen, die ervoor zorgen dat (1) hamstringblessures dergelijke incidentie en recidief cijfers vertonen en (2) de ene spierbuik een hoger risico loopt dan de andere. Binnen dit onderzoek was het dan ook de bedoeling meer inzicht te krijgen in dit intramusculair functioneren in associatie met hamstringblessures. Hiervoor werden de hamstringactivatiekarakteristieken van voetbalspelers met een verleden van hamstringblessures vergeleken met die van een gezonde controlegroep. Hoewel elektromyografische (EMG) procedures gebruikt worden als gouden standaard in het evalueren van spieractivatiepatronen, werd in deze studie gekozen voor een spierfunctionele MRI ( muscle functional Magnetic Resonance Imaging ) scanprocedure, aangezien laatste toelaat de mate van spieractiviteit zeer accuraat te gaan differentiëren tussen zeer nabijgelegen spieren [20-26]. Doordat men bij EMG de spieractiviteit ter hoogte van de huid capteert, is het via deze methode veel moeilijker om de activiteit van dicht bij elkaar gelegen spieren naar behoren te differentiëren. Via deze functionele scanprocedure was het dus onze bedoeling na te gaan (1) hoe de verschillende hamstringspieren samen werken en (2) in hoeverre veranderingen in dit samenwerkingsverband

4 geassocieerd kunnen worden met hamstringblessures. MATERIALEN EN METHODEN In de tussenseizoenperiode van 2013 werden in totaal 54 mannelijke voetbalspelers aan een functionele scanprocedure onderworpen: 27 spelers met een recente voorgeschiedenis van hamstringblessures en 27 gepaarde controles (zelfde competitieniveau en body mass index) [tabel 1]. De testreeks bestond uit een rustscan ( pre-exercise scan ) van 10 minuten, gevolgd door een uitputtende excentrische hamstringoefening, om af te sluiten met een 2 e post-exercise scan die exact dezelfde parameters had als de voorgaande. Voor beide scans werden de proefpersonen in ruglig op de tafel van een 3 Tesla MR magneet gepositioneerd en werden uitgangspositie op de scantafel [fig. 1] en het scanniveau in het n Weight (kg) Height (m) BMI (kg/m 2 ) Age (y) Time since last injury (months) Rehab time last injury (days) Control 27 71 ± 7 1.80 ± 0.05 21.87 ± 1.72 23 ± 5 / / Injury 27 74 ± 7 1.79 ± 0.06 22.99 ± 2.02 24 ± 4 6 ± 4 28 ± 22 (range 7 84) Tabel 1: Deelnemer specificatie De gehele testsequentie vond plaats binnen het Universitair Ziekenhuis te Gent. De grote meerderheid van de deelnemende spelers waren actief op hoger provinciaal niveau (1 e en 2 e provinciale, slechts enkelen 4 e nationale en 3 e -4 e provinciale; Oost-Vlaamse reeksen). Op datum van testing waren alle spelers compleet blessure- en klachtenvrij. Figuur 1: Positie van deelnemer op scantafel

bovenbeen [fig. 2] nauwgezet gestandaardiseerd. 5 Figuur 3: Prone leg curling oefening tussen de eerste en de tweede T2 scan Figuur 2: Lokalisatie van scanniveau in linker- en rechterbovenbeen De oefening die aan de proefpersonen opgelegd werd tussen beide scanprocedures, bestond uit prone leg-curls [fig. 3] die op een gestandaardiseerde wijze uitgevoerd werden aan een tempo van 90Hz, tot de deelnemer aangaf totale uitputting bereikt te hebben en de uitvoeringskwaliteit er zienderogen op achteruit ging. Voor deze oefening werden de participanten in buiklig op een hoekbankje geïnstalleerd en werd een extern gewicht van 5kg aangebracht aan elke voet. Vervolgens werden de deelnemers geïnstrueerd de knieën achtereenvolgens te buigen en strekken in de distale bewegingsbaan (90-0 ) tot maximale uitputting werd bereikt. Deze specifieke oefening werd gekozen omdat deze (1) de spierbelasting tijdens lopen en trappen enigszins simuleert (excentrische/afremmende/verleng ende spieractiviteit in de distale bewegingsbaan) en (2) voldoende metabole veranderingen kon induceren gezien de hoge belastingsintensiteit, hetgeen intramusculaire vergelijking faciliteert. De mate van inspanninggebonden spieractiviteit, geïnduceerd door de prone leg-curling oefening, werd beoordeeld door de signaalintensiteit van de drie spieren in rust scan [fig. 4] te vergelijken met de signaalintensiteit van de afzonderlijke spieren in de postexercise -scan [fig. 5]. Hoe groter m.a.w. het verschil in signaal-

6 intensiteit tussen beide scans, hoe meer de spierbuiken geactiveerd werden tijdens de excentrische oefening [20]. Aan de hand van verschillende statistische procedures werd via deze uitkomstparameter vergeleken in welke mate de spieractiviteit verschillend was tussen: (1) de drie hamstringspieren (2) de groep met een recent verleden van hamstringblessures en de gezonde controlegroep Figuur 4: Spierbuikidentificatie in de T2 map VOOR inspanning. (1) R BF, (2) R ST, (3) R SM, (4) L BF, (5), L ST, (6) L SM (BF, biceps femoris; L, links; R, rechts; SM, semimembranosus, ST, semitendinosus) letselgroep over significant minder krachtuithouding beschikte dan de controlegroep, aangezien zij de hamstring-oefening veel minder lang konden volhouden alvorens totale uitputting te bereiken (gemiddeld verschil van 72.9s (01 13 ) (p = 0.045) [tabel 2]. Het verschil in signaalintensiteit tussen de pre- en de post-scan was echter ook significant groter in deze letselgroep dan in de controlegroep, wijzend op een veel minder efficiënt musculair functioneren in aanwezigheid van een letselvoorgeschiedenis [fig. 4]. De drie hamstringspieren vertoonden binnen deze populatie immers veel meer metabole veranderingen ingevolge lactaataccumulatie, hoewel ze de oefening vroegtijdig moesten beëindigen [tabel 3]. Figuur 5: Spierbuikidentificatie in de T2 map NA inspanning. (1) R BF, (2) R ST, (3) R SM, (4) L BF, (5), L ST, (6) L SM (BF, biceps femoris; L, links; R, rechts; SM, semimembranosus, ST, semitendinosus) RESULTATEN Na uitgebreide statistische analyse kon worden aangetoond dat de Figuur 6: Procentuele toename in metabole activiteit ingevolge de excentrische oefening in de hamstringletselgroep versus controlegroep

Uithoudingscapacitiet Hamstrings (Tijd tot Uitputting) Gemiddelde tijd (s) Standaard deviatie (s) Letselgroep 219 151 Controlegroep 292 109 7 Tabel 2: Gemiddelde tijd tot uitputting tijdens de prone leg-curls in de letsel- en de controlegroep T2 relaxatietijden voor en na oefening met procentueel verschil tussen beiden genormaliseerd naar de rustwaarde: letsel- versus controlegroep control injury T2 pre (ms) T2 post (ms) T2 increase T2 pre (ms) T2 post (ms) T2 increase (%) (%) BF 40.99 ± 2.38 47.45 ± 4.00 16.09 ± 11.50 40.89 ± 2.96 49.26 ± 4.98 20.36 ± 10.92 ST 38.81 ± 2.28 49.92 ± 4.52 28.89 ± 12.30 39.02 ± 2.11 53.10 ± 4.61 36.64 ± 11.81 SM 41.44 ± 2.37 46.20 ± 3.32 11.78 ± 9.61 41.06 ± 2.71 46.57 ± 3.29 14.44 ± 8.68 MEAN 40.57 ± 2.15 47.75 ± 3.44 18.20 ± 10.03 40.60 ± 2.24 49.57 ± 3.91 22.87* ± 9.29 Naast dit afgenomen uithoudingsvermogen ingevolge een beperkt metabool musculair rendement, werd ook een verandering vastgesteld in de wijze waarop de drie hamstringspieren samenwerken tijdens excentrisch belasten ten gevolge van een hamstringblessure. Gezonde personen vertonen een sterk gedifferentieerd intramusculair activatiepatroon, waarbij de ST een hoofdrol vervult, gevolgd door bijdrage van de BF en een kleinste co-activatie van de SM. In de letselgroep daarentegen, lijkt deze dissociatie enigszins verloren te gaan en neigen de drie hamstringspieren naar een meer symmetrisch samenwerkingsverband. Na een blessure, lijkt de ST zijn dominante aandeel dus ten dele in te ruilen voor een gedeelde hoofdrol in activiteitsbijdrage tussen de drie spieren [fig. 7].

8 Figuur 7: Individuele bijdrage van de spieren in de totale T2 toename van het gehele hamstring complex, letsel- versus controlegroep. Aangezien statistische analyse een zeer sterk verband aantoonde tussen de omvang van inspanning gebonden activiteit (pre-post signaal intensiteitsverandering) en de mate van intramusculaire activatiedissociatie [fig. 8], kan gesteld worden dat de precieze kwaliteit van intramusculaire samenwerking en exacte bijdrage van de individuele spierbuiken, rechtlijnig geassocieerd zijn met mate van economisch en efficiënt (en zo ook veilig) musculair functioneren. DISCUSSIE De resultaten van deze studie wijzen op een meer symmetrische hamstringactivatie tijdens excentrisch belasten in aanwezigheid van een hamstringblessureverleden. In beide Figuur 8: Scatter-dot diagram; correlatie tussen omvang van de metabole inspanningsrespons en de mate van intramusculaire dissociatie, resp. symmetrie groepen vervult de ST een duidelijk prominente rol, doch in de letselgroep werd deze deels ingeruild voor meer betrokkenheid van de synergisten (BF en SM). Deze ST blijkt inderdaad de meeste activiteit te vertonen tijdens deze prone leg-curling oefening, maar dit blijkt ook het geval te zijn bij tal van andere oefeningen en bij lopen. Dit specifiek activatiepatroon lijkt zodoende het resultaat te zijn van een gesofisticeerde neuromusculair coördinatie binnen het hamstringcomplex, hetgene hoogstwaarschijnlijk resulteert in het meest economisch en efficiënt functioneren en dus ook de meest rendabele krachtproductie. Een meer symmetrische

9 activiteitsverdeling binnen het hamstringcomplex kan te wijten zijn aan compensatoire of mal-adaptieve neuromusculaire coördinatiepatronen, resulterend in een minder rendabele spieractiviteit met het prematuur intreden van phveranderingen en toeslaan van vermoeidheid. Deze aberrante spierrekruteringspatronen dragen mogelijks bij tot een toegenomen blessurerisico tijdens intensieve spieractiviteit en -belasting, zoals deze zich frequent voordoen binnen het voetbalspecifieke bewegingsprofiel. De BF en ST zijn zoals eerder vermeld het meest betrokken in het voetbal gerelateerde letselmechanisme. De complexe wisselwerking en het precieze samenspel op niveau van vezelrekrutering tussen deze twee aangrenzende spierbuiken (die tevens een oorsprongspees delen), wijst erop dat deze twee spieren in hoge mate co-afhankelijk zijn op gebied van de hoeveelheid belasting ze te verduren krijgen en hoe efficiënt ze functioneren. Als één van beide spieren aberrant gaat werken, zal zijn buurman meer belasting voor zijn rekening moeten nemen en dus ook meer activiteit vertonen. Aangezien dit ook de schuif- en trekkrachten ter hoogte van de proximale gemeenschappelijke aponeurose zou verhogen, is een verhoogd letselrisico van (één) van beide spieren door toedoen van deze compensatoire activatiepatronen slechts een logisch gevolg. Uitgaande van onze bevindingen, suggereren wij dat een spierletsel in de biceps femoris en/of de semitendinosus hoogstwaarschijnlijk plaatsvindt doordat de BF, gegeven zijn vezelstructuur, niet echt in staat is in grote mate aan krachtproductie bij te dragen in de distale range of motion en de ST in hogere mate vatbaar is voor premature verzuring en vermoeidheid, gegeven zijn predominante rol binnen het hamstringactivatie patroon. De BF heeft immers korte pennate spiervezels, terwijl de ST dunnere, langere, longitudinaal georiënteerde vezels heeft [27]. Dit maakt de BF een groter concentrische krachtproductie capaciteit heeft, en de ST veel rektoleranter is en ook veel meer elastische energie zal kunnen opslaan bij excentrisch belasten.

10 Onze bevindingen kunnen de specifieke blessuregevoeligheid van het hamstringcomplex goed medeverklaren en zijn ook zeer goed verenigbaar met de resultaten van voormalig onderzoek [3,9,17,28,29]. Deze studie had echter een aantal beperkingen. (1) Er werd gekozen voor een prone leg-curling oefening in een poging de spierbelasting-karakteristieken tijdens het sprinten te simuleren en de hamstrings maximaal metabool te activeren voor een adequaat prepost verschil. We zijn er ons uiteraard van bewust dat hamstringbelasting tijdens deze analytische oefening sterk verschilt van hamstringbelasting tijdens explosieve loopinspanningen. De spieractivatie patronen zouden er anders kunnen uitzien na een sprinttaak. Gezien inspanningsgebonden veranderingen in signaalintensiteit (T2 relaxatietijd van spierwater) sterk afhankelijk zijn van de intensiteit van de inspanning en een vrij kort half leven hebben (na 7 minuten is signaal reeds voor de helft teruggekeerd naar de T2 waarde in rust), hebben we er resoluut voor gekozen geen sprintprotocol in deze studie op te nemen. Daar wij belangrijke verschillen in metabole spierrespons hebben kunnen vaststellen tussen de letsel- en de controlegroep, gaan wij er ook vanuit dat deze verschillen toe te schrijven zijn aan de verschillende letselvoorgeschiedenis, ook al waren we niet perfect in staat de hamstringmechanica tijdens de sprint te evenaren. (2) De inspanningsgeassocieerde toename in signaalintensiteit, heeft een hoge spatiale specificiteit en zou zodoende mogelijks anders kunnen geweest zijn indien we beslist hadden de scan te nemen op een ander niveau of op meerdere niveaus in het bovenbeen. (3) Aangezien we niet van alle spelers even gedetailleerde informatie over de meest recente hamstringblessure konden verzamelen, hadden we dus ook geen accuraat idee van exacte letsellokalisatie binnen het hamstringcomplex in de letselgroep. Dit maakt dat we ook geen notie hebben van de eventuele invloed van de exacte letsellokalisatie op de kwaliteit en kwantiteit van hamstringactivatie en de

11 corresponderende metabole respons. (4) Als laatste dient meegenomen te worden dat we op basis van deze studie geen conclusies kunnen maken voor wat betreft de indicatie van een spier-functionele MRI evaluatie in het vaststellen van de ernst van het voormalige letsel noch de mate waarin de speler klaar is om terug op het voormalig competitieniveau te participeren. We hebben geen statistisch verband gevonden tussen de tijd tussen het laatste letsel en de testprocedure en de duur van de laatste revalidatieperiode enerzijds, en de karakteristieken van de metabole spierrespons anderzijds, doch dit kan het gevolg geweest zijn van een gebrek aan power. CONCLUSIE Binnen deze studie werd gekeken naar de omvang en de precieze locatie van metabole veranderingen binnen het hamstringcomplex na een uitputtende excentrische hamstring oefening. We konden een kwantitatief hoger en meer symmetrisch activatiepatroon weerhouden bij de letselgroep, dewelke ook een significant lagere uithoudingscapaciteit vertoonde tijdens de excentrische oefening. Deze bevindingen doen vermoeden dat hamstringblessures compensatoire spieractivatie en rekruteringspatronen met zich mee brengen, dewelke ervoor zorgen dat de spier sneller en in grotere mate verzuurd en vermoeid raakt tijdens (excentrische) inspanning. Dit gegeven zou ook de hoge recidief cijfers kunnen verklaren bij voetbalspelers. Aangezien de gezonde controlegroep een veel meer gedissocieerd en gevarieerd activatiepatroon vertoonde, gaan wij ervan uit dat de precieze kwantiteit en kwaliteit van hamstringvezel rekrutering en de onderliggende neuromusculaire coördinatiemechanismen van essentieel belang zijn in het efficiënt en veilig functioneren van deze spiergroep en zijn blessuregevoeligheid. Spier-functionele MR beeldvorming is een valide en betrouwbare methode gebleken om deze complexe intramusculaire coördinatiekarakteristieken in kaart te brengen. Clinici en trainers moeten dit samenwerkingsverband tussen de

12 verschillende hamstringbundels indachtig zijn en respecteren, zeker voor wat de BF en de ST betreft. In plaats van in (kracht)training in hoofdzaak de BF te solliciteren, moet men steeds een optimale spierconditie van zowel de ST en de BF nastreven (en ook de SM), ongeacht welke spier effectief onderwerp werd van een verrekking of scheur. De ST vervult immers een sleutelrol binnen zowel prestatie- bevordering en blessurepreventie en verdient zodoende evenveel (of zelfs meer) aandacht als (dan) de BF. REFERENTIES 1. Woods C, Hawkins RD, Maltby S, et al. The Football Association Medical Research Programme: an audit of injuries in professional football analysis of hamstringinjuries. Br J Sports Med 2004;38:36 41. 2. Hicke J, Shield AJ, Williams MD, et al. The financial cost of hamstring strain injuries in the Australian Football League. Br J Sports Med 2014;48:729 30. 3. Opar D, Williams MD, Shield AJ. Hamstring injuries: factors that lead to injury and re-injury. Sports Med 2012;42:209 26. 4. Elliot M, Zarins B, Powell J, et al. Hamstring muscle strains in professional football players: a 10 year review. Am J Sports Med 2011;39:843. 5. Ekstrand J, Hägglund M, Waldén M. Injury incidence and injury patterns in professional football: the UEFA injury study. Br J Sports Med 2011;45:553 8. 6. Carling C, Le Gall F, Orhant E. A Four- Season Prospective Study of Muscle Strain Reoccurences in a Professional Football Club. Res Sports Med 2011;19:92 102. 7. Askling CM, Tengvar M, Saartok T, et al. Acute first-time hamstring strains during high speed running. A longitudinal study including clinical and magnetic resonance imaging findings. Am J Sports Med 2007;35:197 206. 8. Schache AG, Dorn TW, Blanch PD, et al. Mechanics of the human hamstrings during sprinting. Med Sci Sports Exerc 2012;44:647 58. 9. Mendiguchia J, Alentorn-Geli A, Brughelli M. Hamstring strain injuries: are we heading the right direction? Br J Sports Med 2012;46:81 5. 10. van Beijsterveldt AMC, van der Horst N, van de Port IG, et al. How effective are exercise-based injury prevention programmes for soccer players? A systematic review. Sports Med 2013;43:257 65. 11. van Beijsterveldt AMC, van de Port IGL, Verijken AJ, et al. Risk factors for hamstring injuries in male soccer players: a systematic review of prospective studies. Scand J Med Sci Sports 2013;23:253 62. 12. Desmet AA, Best TM. MR imaging of the distribution and location of acute hamstring injuries in athletes. Am J Roentgenol 2000;174:393 9. 13. Askling CM, Koulouris G, Saartok T, et al. Total proximal hamstring ruptures: clinical and MRI aspects including guidelines for postoperative rehabilitation. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc 2013;21:515 33. 14. Schache AG, Dorn TW, Wrigley TV, et al. Stretch and activation of the human biarticular hamstrings across a range of running speeds. Eur J Appl Physiol 2013;113:2813 28. 15. Chumanov ES, Heiderscheit B, Thelen DG. The effect of speed and influence of individual muscles on hamstring

13 mechanics during the swing phase of sprinting. J Biomech 2007;40:3555 62. 16. Chumanov ES, Heiderscheit BC, Thelen DG. Hamstring musculotendon dynamics during stance and swing phases of highspeed running. Med Sci Sports Exerc 2011;43:525 32. 17. Higashihara A, Ono T, Kubota J, et al. Functional differences in the activity of the hamstring muscles with increasing running speed. J Sports Sci 2010;28:1085 92. 18. Onishi H, Yagi R, Oyama M, et al. EMGangle relationship of the hamstring muscles during knee flexion. J Electromyogr Kinesiol 2002;12:399 406. 19. Higashihara A, Ono T, Kubota J, et al. Functional differences between individual hamstring muscles at different running speeds. Med Sci Sports Exerc 2010;42:404 10. 20. Cagnie B, Elliot J, O Leary S, et al. Muscle functional MRI as an imaging tool to evaluate muscle activity. J Orthopaedic Sports Phy Ther 2011;41:896 903. 21. Segal RL. Use of imaging to assess normal and adaptive muscle function. Phys Ther 2007;87:704 18. during extension exercises in asymptomatic individuals. Scand J Med Sci Sports 2014. 26. Kubota J, Ono T, Araki M, et al. Nonuniform changes in magnetic resonancemeasurements of the semitendinosus muscle following intensive eccentric exercise. Eur J Appl Physiol 2007;101:713 20. 27. Kellis E, Galanis N, Kapetanos G, et al. Architectural differences between the hamstring muscles. J Electromyogr Kinesiol 2012;22:520 6. 28. Sole G, Milosavljevic S, Nicholson H, et al. Altered muscle activation following hamstring injuries. Br J Sports Med 2012;46:118 23. 29. Peterson J, Hölmich P. Evidence based prevention of hamstring injuries in sport. Br J Sports Med 2005;39:319 23. 22. Cagnie B, Dickx N, Peeters I, et al. The use of functional MRI to evaluate cervical flexor activity during different cervical flexion exercises. J Appl Physiol 2007;104:230 5. 23. Akima H, Takahashi H, Kuno S, et al. Coactivation pattern in human quadriceps during isokinetic knee-extension by muscle functional MRI. Eur J Apply Physio 2004;91:7 14. 24. Akima H, Kinugasa R, Kuno S. Recruitment of the thigh muscles during sprint cycling by muscle functional magnetic resonance imaging. Int J Sports Med 2005;26:245 52. 25. De Ridder EMD, Van Oosterwijck JO, Vleeming A, et al. Muscle functional MRI analysis of trunk muscle recruitment