- beschikking - instemming herzien saneringsplan voormalige zoutloods (Stationsweg 107-109) Breukelen datum 1 augustus 2005 nummer 2005WEM003174i bijlage kadastrale kaart sector Bodemsanering referentie B.C. Bannink locatiecode UT 0311/00095 1. Inleiding Gedeputeerde staten van Utrecht hebben op 20 juni 2005 een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van Rijkswaterstaat directie Utrecht, Postbus 650 te Nieuwegein. De melder is voornemens de bodem ter plaatse van de voormalige zoutloods aan de Stationsweg 107-109 in Breukelen te saneren. In verband met de voorgenomen verbreding van de Rijksweg A2 is op de locatie bodemonderzoek uitgevoerd. De aangetoonde verontreinigingen vormen de aanleiding tot saneren van de bodem, welke door de melder zal worden uitgevoerd. Het bodemonderzoek is uitgevoerd ter plaatse van het volgende kadastrale perceel: gemeente Breukelen, sectie L, nummer 663 (ontstaan uit L 142). Middels onze beschikking d.d. 25 februari 2003 (nummer 2003WEM000854i) hebben wij voor dit geval al de ernst en urgentie vastgesteld en ingestemd met een saneringsplan. Vanwege de wijziging van het eerdere voornemen om multifunctioneel te saneren naar het voornemen om functiegericht te saneren, is bij voornoemde melding een herzien saneringsplan ingediend. De onderhavige beschikking betreft dan ook slechts de instemming op dit herziene saneringsplan. - beschikking-nummer 2005WEM003174i - UT 0311/00095- -1-
2. Beschikking Het onder punt 4.1 genoemde rapport hebben wij op volledigheid en op inhoud beoordeeld. Aan de hand van deze gegevens besluit ons college het volgende. Wij stemmen in met het bovenvermelde saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 39 Wbb.Hiermee komt de instemming met het saneringsplan d.d. 25 februari 2003 (nummer 2003WEM000854i) te vervallen. De vaststelling van de ernst en de urgentie blijft onverminderd van kracht. Indien de adressant van deze beschikking tot instemming met het saneringsplan uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze beschikking nog geen begin heeft gemaakt met de uitvoering van de sanering, vervalt onze instemming met het saneringsplan van rechtswege na verstrijking van deze vijf jaar. Deze beperkte duur baseren wij op onze bevoegdheid ex. art. 39, lid 2 Wbb om voorschriften te verbinden aan onze instemming. 3. Procedure Omdat er redelijkerwijs geen bedenkingen zijn te verwachten van belanghebbenden is, op grond van artikel 6.4 van de Provinciale Milieuverordening Utrecht 1995, bij de voorbereiding van dit besluit afgezien van de inspraakprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij de voorbereiding van deze beschikking is de procedure van titel 4.1 van de Awb gevolgd. We hebben geen ontwerpbeschikking ter inzage gelegd maar direct een beschikking vastgesteld. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, vijfde lid Wbb hebben wij het college van burgemeester en wethouders van Breukelen en de VROM Inspectie, regio Noord-West te Haarlem in kennis gesteld van ons voornemen de beschikking te nemen. Het voornemen is gepubliceerd in een huis-aan-huis-blad in de gemeente Breukelen. 4. Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking 4.1 Rapporten De volgende rapporten liggen ten grondslag aan deze beschikking: Saneringsplan voormalige zoutloods Stationsweg 107-109 Breukelen, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, 9 juni 2005. 4.2 Verontreinigingsituatie grond en grondwater De bodem van de locatie is onderzocht op de aanwezigheid van bodemverontreiniging ten gevolge van de opslag van wegenzout. Deze verontreiniging is ontstaan door de opslag van wegenzout. In de grond zijn concentraties aan cyanide aangetoond tot boven de interventiewaarden. In het grondwater zijn concentraties aan cyanide aangetoond tot boven de tussenwaarde (gemiddelde van streef- en interventiewaarde ). De verontreinigingen in de grond zijn hoofdzakelijk aanwezig vanaf het maaiveld tot maximaal 4,5 meter beneden maaiveld. In het grondwater is tot maximaal 6,3 meter beneden maaiveld verontreiniging aangetoond. - beschikking-nummer 2005WEM003174i - UT 0311/00095- -2-
4.3 Afweging saneringsdoelstelling Op basis van artikel 38 Wbb dient de doelstelling van bodemsanering in beginsel te zijn: herstel van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Om dit te bereiken dient de tot het geval behorende verontreiniging volledig te worden verwijderd, tenzij sprake is van locatiespecifieke omstandigheden als bedoeld in het Besluit locatiespecifieke omstandigheden van 2 april 2002, Stb. 192. Ons college concludeert dat bij de sanering van onderhavig geval van bodemverontreiniging mag worden afgeweken van volledige verwijdering om doelmatigheidsoverwegingen, milieu- en maatschappelijke rendementsoverwegingen. De verontreiniging kan kosteneffectief en milieuhygiënisch verantwoord worden gesaneerd. De verdere uitwerking van de saneringsdoelstelling dient plaats te vinden aan de hand van de Regeling locatiespecifieke omstandigheden (Stcrt. 2002, 195, laatstelijk gewijzigd Stcrt. 2004, 105). Uit de onderliggende rapportages blijkt dat de verontreinigingen boven de interventiewaarde kosteneffectief en milieuhygiënisch verantwoord kunnen worden verwijderd voor zover dit civieltechnisch mogelijk is. Om echter de verontreinigingen te verwijderen tot onder de respectieve streefwaarden zou niet kosteneffectief zijn. Nadat de sanering is uitgevoerd, zal de locatie in milieuhygiënische zin voldoen aan de functie infrastructuur, bodemgebruiksvorm III bebouwing en verharding (BGW niet van toepassing) 4.4. Saneringsplan Algemeen De verontreinigde grond boven de interventiewaarde ten oosten van de aanwezige damwand wordt, voor zover dit civieltechnisch mogelijk is, ontgraven. De verontreinigde grond ter plaatse van de damwand zal in de toekomst worden geïsoleerd door de aan te leggen zandbaan in het kader van de verbreding van de A2. Grond De verontreinigingen in de grond boven de interventiewaarde worden mogelijk in twee stappen verwijderd. In stap 1 wordt ontgraven tot een diepte van circa 2,0 meter beneden maaiveld. Daarbij wordt circa 450 m³ sterk verontreinigde grond verwijderd tot de interventiewaarde door middel van ontgraving. Vervolgens vindt een eindbemonstering plaats om te verifiëren of de saneringsdoelstelling is bereikt. Indien nog gehalten aan cyanide boven de interventiewaarde worden aangetroffen zal, daar waar mogelijk, een aanvullende ontgraving worden uitgevoerd. Indien na een tweede eindbemonstering blijkt dat er nog sterk verhoogde gehalten aan cyanide aanwezig zijn, zal in overleg met de provincie Utrecht worden besloten of een aanvullende sanering conform stap 2 noodzakelijk is. In stap 2 dienen civieltechnische en geotechnische maatregelen te worden getroffen om verdere ontgraving mogelijk te maken. Op basis van de dan - beschikking-nummer 2005WEM003174i - UT 0311/00095- -3-
bekende verontreinigingsituatie en de te nemen civieltechnische maatregelen zal in overleg met ons bepaald moeten worden of een aanvullende sanering kosteneffectief is. Bij een eventuele tijdelijke opslag van verontreinigde grond in een depot bij de saneringslocatie merken wij op dat de duur hiervan zich dient te beperken tot de duur van de saneringswerkzaamheden. Daarna is opslag mogelijk vergunningsplichtig op grond van de Wet milieubeheer. De af te voeren verontreinigde grond dient te worden aangeboden aan een verwerker die daartoe een geldige vergunning ingevolge de Wet milieubeheer dient te hebben. De saneringslocatie zal worden aangevuld met gebiedseigen grond. Deze grond is afkomstig van de bouwwerkzaamheden bij de A2 Noord en zal volgens het vigerende grondstromenplan worden toegepast. Grondwater Tijdens de ontgravingwerkzaamheden wordt een open bemaling toegepast om zodoende in den droge te kunnen werken. Door deze bemaling zullen de aanwezige licht verhoogde gehalten in het grondwater naar verwachting verder afnemen. Gezien de aard en concentraties in het freatische grondwater en het eerste watervoerende pakket zijn sanerende maatregelen voor het grondwater niet noodzakelijk. Zoals in het saneringsplan is voorzien zal na voltooiing van de sanering verontreiniging achterblijven in de grond en het grondwater. Het zal naar schatting gaan om 50 m³ sterk verontreinigde grond aan de westzijde van de damwand en 60 m³ licht verontreinigd grondwater. Voor deze achterblijvende verontreiniging is geen actieve nazorg nodig. De in het saneringsplan beschreven sanering voldoet aan het bij of krachtens artikel 38 Wbb en hoofdstuk 6 'Bodemsanering' van de Provinciale Milieuverordening Utrecht. 4.5 Start en uitvoering van sanering In verband met een mogelijk controlebezoek van één van onze medewerkers dient het tijdstip van de feitelijke aanvang van de sanering ten minste 1 week voor dat tijdstip bij ons college te worden gemeld. Dat kan: - schriftelijk: gedeputeerde staten van Utrecht, Centrale procedurekamer Water & Milieu, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, of - per fax: via de fax van onze procedurekamer, 030-258 3842. Indien u tijdens de werkzaamheden meent te moeten afwijken van het saneringsplan, dan dient u ons hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen. Deze afwijking behoeft de instemming van ons college. De milieukundig toezichthouder dient, in uw opdracht, na afloop van de sanering een evaluatierapport op te stellen dat voldoet aan de eisen van de Provincie Utrecht. U dient het evaluatierapport in ieder geval binnen 3 maanden na afloop van de bodemsanering bij ons college in te dienen, in drievoud. - beschikking-nummer 2005WEM003174i - UT 0311/00095- -4-
5. Bezwaar Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit binnen zes weken na bekendmaking daarvan schriftelijk bezwaar maken. Zij dienen dan een bezwaarschrift in te dienen bij gedeputeerde staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie Milieu en Waterstaat, per adres Centrale procedurekamer Water & Milieu, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) in worden gediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit verzoek kent de Voorzitter van de Afdeling toe wanneer er naar zijn mening tijdelijke maatregelen nodig zijn tot aan de definitieve beslissing op het bezwaarschrift. Wanneer een belanghebbende binnen de genoemde termijn van zes weken een verzoek om een voorlopige voorziening indient, treedt de bestreden beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Het verzoek om voorlopige voorziening kan worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED 's-gravenhage. Aan een verzoek om voorlopige voorziening zijn kosten verbonden, het griffierecht. Deze bedragen 138 voor een natuurlijk persoon en 276 voor een rechtspersoon. Onder vermelding van de code UT 0311/00095 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij de Centrale procedurekamer Water & Milieu van de provincie Utrecht. gedeputeerde staten van Utrecht, namens hen, Drs. J.W. Strookappe Hoofd sector Bodemsanering - beschikking-nummer 2005WEM003174i - UT 0311/00095- -5-
Verzendlijst, deze beschikking is verzonden aan: Gemeente Breukelen, t.a.v. Dhr. H.P. Polman, Postbus 116, 3620 AC Breukelen; Milieudienst Noord-West Utrecht, afd. Leefomgeving en bedrijven, Postbus 242, 3620 AE Breukelen; Rijkswaterstaat Directie Utrecht, t.a.v. dhr. M.J.J. Tijnagel, Postbus 650, 3430 AR Nieuwegein; VROM Inspectie, Regio Noord-West, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; - beschikking-nummer 2005WEM003174i - UT 0311/00095- -6-