Afdeling vergunningverlening



Vergelijkbare documenten
Beschikking Wet milieubeheer

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WET MILIEUBEHEER VOOR NV AREA REINIGING TE HOOGEVEEN

Afdeling Vergunningen

De inrichting is gelegen aan Molensteyn 3a te De Meern, kadastraal bekend gemeente De Meern- Utrecht, sectie A, nr

stortontheffing artikel WET MILIEUBEHEER

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Reinigingsbedrijf Midden Nederland. Soest

Beslissing. Dienst water en milieu

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

Dienst water en milieu

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beslissing. De aanvraag

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

De inrichting is gelegen aan De Schans nummers 14 en 16 te Soest, kadastraal bekend gemeente Soest, sectie A, nummers 5385 en 5387.

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR DE MILIEUSTRAAT GEMEENTE MIDDEN-DRENTHE, EURSING 2A TE BEILEN

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR H. SMIT V.O.F. SCHROOT- EN METAALHANDEL TE BORGER

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Bijlage 2: Maatwerkbeleid in het kader van het Activiteitenbesluit

De inrichting is gelegen aan de Caledoniastraat 9 en 13 te Tilburg, kadastraal bekend: gemeente Tilburg, sectie F, nummer 5343 en 5191.

I. BESLISSING HET VERZOEK. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van het verzoek en de inrichting

I. BESLISSING DE AANVRAAG. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de aanvraag

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Afdeling Vergunningverlening

Dienst water en milieu

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

(ontwerp) MAATWERKBESLUIT. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

De inrichting is gelegen aan Nijverheidsweg 12 te Maarssen, kadastraal bekend onder gemeente Maarssen, sectie A, nummer 3835 gedeeltelijk.

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS. verleend aan. Franse auto?

Afdeling Vergunningverlening

De inrichting is gelegen aan de Bobinestraat 2A te Veenendaal, kadastraal bekend gemeente Veenendaal, sectie E nummer 711.

Dienst water en milieu

beroepsmogelijkheid veranderingsvergunning IEH Group B.V. te Mijdrecht

I. BESLISSING DE WIJZIGING. II.A. Beschrijving van de inrichting

I. SAMENVATTING BESLUIT

I. SAMENVATTING BESLUIT

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Beschikking maatwerkvoorschriften

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

MAATMERKVOORSCHRIFT WET MILIEUBEHEER

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V.

Beslissing. De aanvraag

Afdeling Vergunningverlening

Besluit omgevingsvergunning beperkte milieutoets Rits Scooters T.a.v. mevr. R. Imanse Hugo de Vriesstraat CT Nieuw Vennep

I. SAMENVATTING ONTWERP BESLUIT

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

II.B Aanleiding voor het indienen van de aanvraag Als reden wordt opgegeven de aanleg van een tracé voor een nieuwe drinkwatertransportleiding.

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

De inrichting is gelegen aan de Nijverheidsweg-Noord 135 te Amersfoort, kadastraal bekend, gemeente Amersfoort, sectie D, nummer 9194.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Het werk is gelegen aan de Hoofdweg 94, 3474 JH te Zegveld, kadastraal bekend gemeente Woerden, sectie H, nummer 231.

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WET MILIEUBEHEER VOOR NV AREA REINIGING TE EMMEN

(ONTWERP) VERGUNNING WET MILIEUBEHEER

II.B Aanleiding voor het indienen van de aanvraag Als reden voor de demping van de sloot wordt opgegeven rationele agrarische bedrijfsvoering.

Ontheffing stortverbod artikel WET MILIEUBEHEER

Aanmeldnotitie Besluit Mer

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Wet milieubeheer. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Melding artikel ENCI te Maastricht. Zaaknummer:

omgevingsdienst HAAGLANDEN

I. BESLISSING DE MELDING. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

BESCHIKKING WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING. Afvalverwerking Stainkoeln B.V.

(ONTWERP)BESCHIKKING AMBTSHALVE INTREKKING VOORSCHRIFTEN VAN DE OMGEVINGSVERGUNNING. Schipper Recycling B.V.

GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

De locatie is gelegen in Schalkwijk (gemeente Houten) kadastraal bekend: HTN04 I 414G. Het uitvlakken zal plaatsvinden op bovengenoemd perceel.

OMGEVINGSVERGUNNING. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Industrieweg 16 te Noordhorn. datum besluit: 13 oktober 2017

OMGEVINGSVERGUNNING. voor het flexibel kunnen opslaan van de hoeveelheid bodemasgranulaat. milieuneutraal veranderen van een inrichting

TEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Ingevolge artikel 8.24 Wet milieubeheer 1 FEITEN

Omgevingsdienst Brabant Noord

25 SEP provinsje fryslân provincie fryslân. Metaalhandel de Home bv de heer S.F. Overdijk Du itslandd reef SP OUDEHASKE

ONTWERPBESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

De inrichting is gelegen aan de Rumpsterweg 4 te Bunnik, kadastraal bekend Bunnik, sectie A nr

op grond van artikel 8.22 van de Wet milieubeheer (Wm) actualiseren.

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling

Beslissing. De aanvraag. Dienst water en milieu. Beschrijving van de aanvraag. BESCHIKKING van GS van Utrecht

de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder.

Wubben Oliebewerking BV Postbus BN ROOSENDAAL. Melding ex artikel 8.19 Wet milieubeheer.

VOORSCHRIFTEN. behorende bij de veranderingsvergunning Wm

Besluit op aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling. Provincie Gelderland datum: 23 december 2015 Nummer: OW2015EAM0003

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

ONTWERPBESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking maatwerkvoorschriften

Afdeling Vergunningen

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Ruimtelijke onderbouwing

Transcriptie:

Afdeling vergunningverlening BESCHIKKING Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2589111 http://www.provincie-utrecht.nl Datum 24 juli 2007 Team milieubeheer Nummer 2007INT200853 Referentie J.A.P. Roodhuyzen Uw brief van Doorkiesnummer 030-258 3916 Uw nummer Faxnummer 030-258 3061 Bijlage Voorschriften + beroepsmogelijkheid Onderwerp Wet milieubeheer; definitieve beschikking I Beslissing Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer, de Algemene wet bestuursrecht, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004 2008 en op hetgeen onder hoofdstuk II en volgende wordt overwogen, besluiten wij: de door Holding B.V. aangevraagde Wm-vergunning als bedoeld in artikel 8.1, lid 1 van de Wet milieubeheer voor een termijn van 10 jaar te verlenen gerekend vanaf het in werking treden van de beschikking. dat de bij deze beschikking behorende gewaarmerkte aanvraag deel uitmaakt van deze beschikking voor zover de voorschriften en beperkingen niet anderszins bepalen; aan deze Wm-vergunning de voorschriften en beperkingen te verbinden, zoals die in de bijbehorende voorschriften zijn opgenomen; dat hoofdstuk 15 gedurende vijf jaar nadat de Wm-vergunning haar geldigheid heeft verloren in werking blijft; deze beschikking bekend te maken op 2 augustus 2007. II De aanvraag II.A Beschrijving van de aanvraag Op 23 juni 2006 hebben wij een aanvraag van Holding B.V. (hierna: de aanvrager) ontvangen voor een vergunning krachtens de Wet milieubeheer (Wm) voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting (Wm, art. 8.1, lid 1 sub a). De inrichting is gelegen aan de Oostkanaaldijk 17-18, 3632 GA te Loenen aan, kadastraal bekend gemeente Loenen, sectie F, nr s 957 en 962. De Wm-vergunning wordt gevraagd voor een periode van 10 jaar. De aanvraag voorziet als hoofdactiviteit in het bewerken van biomassa (bomen, hout en aanverwant goed). Dit houdt in het tot kleinere delen (snippers van verschillende grootte) bewerken van biomassa die daarna voor verschillende doeleinden elders kan worden gebruikt. Afdeling vergunningverlening 1 Beschikking d.d 24 juli 2007

Daaruit voortvloeiende nevenactiviteiten zijn: Het rooien, inkopen en verkopen (groot- en kleinhandel) van bomen en restmateriaal van bomen; Het verwerken, versnipperen van bomen en restmateriaal van bomen tot herbruikbare biomassa; Het composteren van niet herbruikbaar restmateriaal afkomstig uit het proces van biomassaverwerking (groencompostering, geen GFT); Het uitoefenen van een hoveniersbedrijf; Opslag grondstoffen en stalling materieel; Revisie/constructiewerkzaamheden eigen (rijdend) materieel. Op grond van categorie 28.4 sub a onder 6 en categorie 28.4 sub c onder 1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn wij bevoegd gezag voor de inrichting. II.B Aanleiding voor het indienen van de aanvraag Het bedrijf is momenteel gevestigd op een andere locatie in de gemeente Loenen aan de Vecht en wil verhuizen naar deze nieuwe locatie aangezien het bestaande bedrijf op een minder geschikte locatie is gevestigd waar ook geen uitbreidingsmogelijkheden zijn. II.C Locatie van de inrichting en het bestemmingsplan De inrichting wordt opgericht in een landelijk gebied. De gemeenteraad van Loenen heeft op 30 januari 2006 ingestemd met de vestiging van het biomassaverwerkende bedrijf op de locatie Oostkanaaldijk en besloten de voor de vestiging benodigde procedure ex artikel 19, lid 1 Wro te starten. De dichtstbij gelegen woning ligt op een afstand van 450 á 500 meter. Conform vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State is het niet toegestaan planologische aspecten te betrekken bij het al dan niet verstrekken van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Hierdoor kan er een situatie ontstaan dat de aanvraag om een Wm-vergunning niet in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. II.D Huidige vergunningsituatie De aanvraag heeft betrekking op het oprichten en in werking hebben van een inrichting waarvoor nog geen eerdere Wm-vergunning is verleend. III Procedure van de aanvraag om milieuvergunning III.A De aanvraag III.A.1 Ontvangst van de aanvraag Met betrekking tot het verzoek is de procedure ingevolge de paragraaf 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De aanvraag is door ons op 23 juni 2006 ontvangen en is door ons ter informatie op 11 juli 2006 toegezonden aan betrokken bestuursorganen, te weten: a. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loenen aan ; b. de Regionaal inspecteur VROM-inspectie Regio Noordwest te Haarlem; c. het dagelijks bestuur van Waternet; III.B Coördinatie Wm-vergunning en bouwvergunning De gevraagde Wm-vergunning treedt in zijn geheel niet in werking zolang de vereiste bouwvergunning die vereist is voor (een onderdeel van) het initiatief niet is verleend (Wet milieubeheer, art. 20.8). Afdeling vergunningverlening 2 Beschikking d.d 24 juli 2007

III.C Coördinatie Wm-vergunning en Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo)- vergunning Op 23 juni 2006 heeft de aanvrager bij ons een aanvraag om een Wm-vergunning ingediend. Op 21 juli 2006 heeft de aanvrager een aanvraag om een Wvo-vergunning ingediend bij Waternet. Een exemplaar van deze aanvraag hebben wij ontvangen op 21 juli 2006. Wij hebben de datum van ontvangst van de aanvragen vastgesteld op de datum waarop de laatste aanvraag is ingediend, namelijk op 21 juli 2006. Deze datum is tevens de startdatum van beide procedures. Beide aanvragen worden gecoördineerd behandeld. Wij hebben de aanvragen en de (ontwerp) beschikkingen gezamenlijk verzonden, ter inzage gelegd, gepubliceerd en bevorderd dat bij de beoordeling van de aanvragen inhoudelijke afstemming tussen de beschikkingen heeft plaatsgevonden. Deze inhoudelijke afstemming is niet van invloed geweest op de inhoud van deze Wm-vergunning. III.D Terinzagelegging De kennisgeving over de ontwerpbeschikking en de bijbehorende stukken is gepubliceerd in een ter plaatse verschijnend regionaal dagblad op 19 april 2007. Vervolgens heeft de aanvraag, ontwerpbeschikking en bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegen bij de provincie Utrecht, de gemeente Loenen en bij de waterkwaliteitsbeheerder Waternet, namelijk van 19 april tot 7 juni 2007. IV Toetsingskaders IV.A Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn) De Vogel- en Habitatrichtlijn zijn geïmplementeerd in de Flora- en faunawet en in de Natuurbeschermingswet 1998. Bij de implementatie in de Natuurbeschermingswet is bepaald, dat de wet slechts geldt voor op te richten inrichtingen. Voor bestaande inrichtingen dienen wij als bevoegd gezag na te gaan of het in werking zijn van de inrichting significante nadelige gevolgen voor een van deze gebieden heeft. Aangezien sprake is van een oprichting, dient een afweging te worden gemaakt in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Binnen de provincie Utrecht is Botshol nabij Abcoude aangewezen als Habitatgebied. Het Eemmeer, de Oostelijke Vechtplassen en het stuk van de Nederrijn tussen Wijk bij Duurstede en Rhenen zijn aangewezen als vogelrichtlijngebied. In het kader van de aanlegvergunning is een inventarisatie naar de natuurwaarden uitgevoerd. Hieruit bleek dat er één beschermde soort, de kleine modderkruiper, voorkomt. Hiervoor is een ontheffing krachtens de Flora- en faunawet verkregen. IV.B Artikel 8.8 tot en met 8.11 Wet milieubeheer IV.B.1 Algemeen De artikelen 8.8 tot en met 8.11 van de Wet milieubeheer omvatten het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. Hierna geven wij aan hoe de aanvraag zich tot het toetsingskader verhoudt. Hierbij beperken wij ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook werkelijk op onze beslissing van invloed zijn. Afdeling vergunningverlening 3 Beschikking d.d 24 juli 2007

IV.B.2 IPPC-richtlijn/Beste beschikbare technieken (Bbt) Algemeen Richtlijn 96/61/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging - hierna: de IPPC-richtlijn - verplicht het bevoegd gezag een milieuvergunning op te stellen, die voldoet aan de in deze richtlijn geformuleerde eisen voor nieuwe en bestaande installaties. In de beoordeling van de milieugevolgen wordt de aanvraag getoetst aan de in de IPPC-richtlijn geformuleerde eisen. Dit betekent onder andere dat door de inrichting alle passende preventieve maatregelen (moeten) worden getroffen om verontreiniging van bodem, water en lucht te voorkomen dan wel te beperken door toepassing van de beste beschikbare technieken (Bbt), met inbegrip van maatregelen betreffende afvalpreventie en energiebesparing om aldus een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel te waarborgen. Voor de beoordeling van de aanvraag worden zogenoemde BAT Reference Documents (= BREF's) opgesteld. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen zogenaamde verticale BREF's - deze zijn branche gebonden - en zogenaamde horizontale BREF's die branche overstijgend zijn. Voor een aantal activiteiten zijn deze BREF's in definitieve vorm en moeten dan ook worden toegepast bij de vergunningverlening. De IPPC-Richtlijn is van toepassing op activiteiten die zijn opgenomen in Bijlage I van de Richtlijn. De aangevraagde activiteiten hebben wij getoetst aan de bijlage van de IPPC-richtlijn. De aangevraagde activiteiten worden daarin niet genoemd. Een aanpassing van art. 8.11 van de Wm is op 1 december 2005 in werking getreden, waarmee de IPPC-richtlijn is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Beste beschikbare technieken Ingevolge artikel 8.11, derde lid, Wm dienen in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning voorschriften te worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk bij voorkeur bij de bron te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Wij hebben echter aan de hand van bestaande literatuur, de in de Regeling aanwijzing Bbtdocumenten genoemde Nederlandse informatiedocumenten en kennis van de aangevraagde activiteiten bij het verlenen van de vergunning de beste beschikbare technieken voorgeschreven. Met betrekking tot de aspecten voor de bepaling van de beste beschikbare technieken als genoemd in artikel 5a.1, lid 1 onder a tot en met k, van het Ivb merken wij het volgende op: Ad a Ad b Ad c Ad d Toepassing van technieken die weinig afvalstoffen veroorzaken. Het gaat binnen de inrichting om de opslag en het bewerken van afvalstoffen (biomassa). Bij de toegepaste technieken komen geen afvalstoffen vrij, maar worden bestaande afvalstoffen omgezet in secundaire grondstoffen. Toepassing van minder gevaarlijke stoffen Er worden in het proces - op enkele beperkte hoeveelheden hulpstoffen na - geen gevaarlijke stoffen toegepast; er worden wel van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen verwerkt. Ontwikkeling van technieken voor de terugwinning en het opnieuw gebruiken van de bij de processen in de inrichting uitgestoten en gebruikte stoffen en van afvalstoffen Binnen de inrichting worden geen stoffen uitgestoten en gebruikt; de afvalstoffen worden van buiten de inrichting aangevoerd. Om deze afvalstoffen beter te kunnen inzetten voor hergebruik houdt aanvrager de ontwikkelingen in het oog en zal die in de toekomst - rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van de maatregelen - zo mogelijk toepassen. Vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd en de ontwikkeling daarvan Binnen de inrichting worden voor het versnipperen van hout de thans beste beschikbare technieken toegepast, die ook bij vergelijkbare inrichtingen worden toegepast. Afdeling vergunningverlening 4 Beschikking d.d 24 juli 2007

Ad e Ad f Ad g Ad h Ad i Ad j Vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis Vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis wordt door de bedrijfsleider gesignaleerd en gerapporteerd in het milieulogboek. Dit hebben wij bepaald in het voorschrift met betrekking tot de rapportage-, meet en registratieverplichtigingen. Aard, effecten en omvang van de betrokken emissies De aard, effecten en omvang van de emissies zijn in het hierna volgende overwogen in de paragrafen IV.C tot en met IV.M Data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen De installaties in de inrichting worden in gebruik genomen op het moment dat de vergunning van kracht wordt. De tijd die nodig is om een betere techniek toe te gaan passen Betere technieken zijn thans niet aan de orde. Het verbruik en de aard van de grondstoffen, met inbegrip van water, en de energieefficiëntie Er is geen verbruik van grondstoffen ander dan de in de aanvraag aangegeven hulpstoffen (diesel, vetten en oliën, gassen, stofonderdrukkende middelen, reinigings- en adsorptiemiddelen). Ook is er geen watervragend proces, anders dan water nodig voor het sproeien om stofhinder te voorkomen. Gezien het waterverbruik zijn geen waterbesparende maatregelen voorgeschreven. Ook zijn geen energiebesparende maatregelen voorgeschreven. Noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico s voor het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken De inrichting dient voor de inzameling van afvalstoffen met het oog op vermindering van emissies en het beperken van de gevolgen voor het milieu maatregelen te nemen teneinde de emissies en de risico's voor het milieu tot een minimum te beperken. In de overwegingen met betrekking tot de verschillende milieuthema's komen we hierop terug. Ad k. Noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken Voor de overwegingen met betrekking tot het voorkomen van ongevallen en beperking van de gevolgen daarvan wordt verwezen naar de overwegingen van paragraaf IV.O, Externe Veiligheid. Het gaat binnen de inrichting om de opslag, het sorteren en het uitsluitend fysisch bewerken van afvalstoffen. Bij de toegepaste technieken komen geen afvalstoffen vrij, maar er worden reeds bestaande afvalstoffen verder voor materiaalhergebruik dan wel nuttige toepassing in de afvalverwijderingsketen gebracht. Bij ons besluit hebben wij de aanvraag en de door ons voorgeschreven maatregelen ter voorkoming dan wel ter beperking van emissies door toepassing van de beste beschikbare technieken getoetst aan de hand van de volgende informatiedocumenten die zijn opgenomen in tabel 2 van de bijlage bij de Regeling aanwijzing BBT-documenten: Leidraad afval- en emissiepreventie (1996, InfoMil) Circulaire energie in de milieuvergunning (november 1999, VROM/EZ) NRB Nederlandse richtlijn bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (juli 2001, InfoMil) De inrichting voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissies, afvalpreventie, externe veiligheid en energiebesparing. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen naar de desbetreffende paragraaf. Afdeling vergunningverlening 5 Beschikking d.d 24 juli 2007

IV.C Lucht IV.C.1 Het kader voor de bescherming van de lucht De emissies worden getoetst aan de Nederlandse emissie Richtlijn-Lucht (NeR-Lucht). Deze richtlijn, die de stand der techniek voor het beperken van luchtemissies beschrijft, wordt landelijk toegepast als toetsingskader voor de beoordeling en regulering van luchtemissies. De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de kwaliteit van de lucht in de omgeving van het bedrijf zijn door ons beoordeeld. Deze gevolgen alsmede de kwaliteit van de lucht in de omgeving van de inrichting is door ons getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit 2005. De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de lucht Uit de aanvraag blijkt dat er bij droog weer vanuit de inrichting stofemissie plaats kan vinden die ontstaat bij de compostrillen. Aan inrichtingen waarbinnen stuifgevoelige stoffen worden opgewerkt, geproduceerd, getransporteerd, geladen, gelost en/of opgeslagen, worden eisen ter vermindering van de stofemissies gesteld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gekanaliseerde en diffuse stofemissies. De gekanaliseerde emissies kunnen als puntbronnen worden beschouwd en moeten voldoen aan emissienormen. Voor de emissie van stof in algemene zin geldt bij een emissievracht van 0,2 kilogram per uur of meer een emissie-eis van 5 mg/m 0 3. Voor diffuse stof emissies is ons uitgangspunt dat zich op twee meter of meer vanaf de bron geen visueel waarneembare stofvorming mag voordoen. Dit uitgangspunt is een concretisering van de NeR, waarin als uitgangspunt wordt gehanteerd dat geen direct bij de bron visueel waarneembare stofverspreiding mag optreden. Wij hebben het begrip direct bij de bron uitgedrukt in een afstand van twee meter om handhavend te kunnen optreden bij overschrijding van deze afstand. Bij een visueel waarneembare stofvorming over een afstand van twee meter of meer vanaf de bron moet voor hinder buiten de inrichting worden gevreesd. IV.C.2 De te verwachten ontwikkelingen Op rijksniveau is een regeling vastgesteld welke de toepassing van roetfilters op nieuwe vrachtwagens verplicht gaat stellen. Voor het bestaande wagenpark is een subsidieregeling in het leven geroepen om zodoende de aanschaf van een roetfilter te stimuleren. Hierdoor zal bestrijding aan de bron kunnen gaan plaatsvinden. IV.C.3 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de lucht Bij droog weer kan stofvorming ontstaan bij de compostrillen. Als maatregel wordt in de aanvraag voorgesteld in dergelijke gevallen de composttafels te besproeien. IV.C.4 Besluit luchtkwaliteit (Blk 2005) Het Besluit luchtkwaliteit 2005 bevat grenswaarden voor de luchtkwaliteit die door ons als toetsingscriterium worden gehanteerd. Deze grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit aan dat niet mag worden overschreden of binnen een bepaalde termijn moet zijn bereikt. Het Blk is niet van toepassing op de werkplek binnen de inrichting. De inrichting stoot een aantal stoffen uit waarvoor in het Blk grenswaarden zijn gesteld, te weten stikstofoxide en fijn stof (PM10). Voor beide hebben wij de omgevingswaarden vastgesteld. Wij hebben vastgesteld dat voor stikstofoxide (NO 2 ) en fijn stof de grenswaarden van het Blk niet worden overschreden. Afdeling vergunningverlening 6 Beschikking d.d 24 juli 2007

Stof art Blk Grenswaarden Blk 2005 Achtergrondniveau vastgesteld op Bijdrage aan achtergrondniveau NO2 art 15 PM10 art 20 40 (jaargemiddelde uiterlijk in 2010 µg/m3) 26 µg/m3 (2007) 26 µg/m3 (prognose 2010) 40 (jaargemiddelde in µg/m3) en: 35 (maximaal aantal dagen dat maximaal 50 µg/m3 is vastgesteld) 21 µg/m3 (2005) 20 µg/m3 (prognose 2010) 18 overschrijdingen (2005) 14 overschrijdingen (prognose 2010) kleiner dan 1 µg/m3 kleiner dan 1 µg/m3 Een grenswaarde geeft een milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt en die waar zij aanwezig is, ten minste moet worden in standgehouden. In het Blk zijn de grenswaarden voor benzeen, zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM 10) en lood in de lucht opgenomen. In de omgeving van het bedrijf worden deze grenswaarden niet overschreden. De toetsing in het kader van het Besluit luchtkwaliteit verzet zich derhalve niet tegen het verlenen van de vergunning. Er zijn geen andere grenswaarden in de vorm van milieukwaliteitseisen in een algemene maatregel van bestuur of in de provinciale milieuverordening vastgesteld die op het onderhavige bedrijf van toepassing zijn. IV.C.5 Beoordeling en conclusie Blk-toets Voor geen van beschouwde stoffen wordt de jaargemiddelde grenswaarde overschreden. In dit kader worden van de inrichting geen aanvullende maatregelen verwacht. De inrichting voldoet aan de eisen uit het Blk. IV.D Geur IV.D.1 Het kader voor de bescherming tegen geurhinder Het in de NeR-lucht omschreven algemeen uitgangspunt van het geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van Beste beschikbare technieken de kern van het nationale geurbeleid. In het landelijke geurbeleid is vastgelegd dat wij de uiteindelijke afweging maken waarbij wij rekening houden met alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen. Het geurbeleid bestaat uit de volgende uitgangspunten: - als er geen hinder of kans op hinder is, zijn maatregelen niet nodig; - als er wel hinder of kans op hinder is, worden maatregelen op basis van beste beschikbare technieken afgeleid; - voor bepaalde branches is een toetsingskader voor geurhinder in een bijzondere regeling van de NeR opgenomen; - de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag. IV.D.2 Bijzondere regeling Voor de compostering van restmateriaal van biomassaverwerking van de aanvrager is een bijzondere regeling (BR) opgenomen in de NeR. Het betreft de regeling G2 compostering van groenafval. De omgeving van het bedrijf is te kenmerken als landelijk gebied met verspreid liggende bebouwing. Het dichtstbijgelegen geurgevoelige object ligt op een afstand van circa 450 500 m zuidoostelijke van de inrichting. Bij de bewerking van aangeleverde bomen, hout en struikgewas tot biomassa blijft restmateriaal over zoals takken, loof, maaisel en grond dat niet kan worden hergebruikt tot biomassa. Dit materiaal wordt op de eigen locatie gecomposteerd. De capaciteit voor het composteren bedraagt 10.000 ton per jaar. De toegepaste composteringsmethode is conventioneel, methode B van de NeR. Volgens de afstandstabel van de NeR betekent dit dat binnen een range van 300 450 meter sprake kan zijn van geurhinder. Buiten deze range zal volgens de NeR waarschijnlijk geen geurhinder optreden. Zoals Afdeling vergunningverlening 7 Beschikking d.d 24 juli 2007

reeds aangegeven is het dichtstbijgelegen geurgevoelige object gelegen op een afstand van circa 450 500 meter zuidoostelijk van de inrichting. Voor geurhinder hoeft niet te worden gevreesd. IV.D.3 De te verwachten ontwikkelingen Er zijn op dit punt geen ontwikkelingen te verwachten. IV.D.4 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming tegen het aspect geurhinder Gezien de grote omstandigheden (omvang composteercapaciteit versus afstandgeurgevoelig object) is het niet nodig maatregelen en voorzieningen te nemen. IV.D.5 Beoordeling en conclusie De aangevraagde situatie leidt tot een acceptabel hinderniveau en is vergunbaar. IV.E Geluid IV.E.1 Het kader voor de bescherming tegen geluidhinder Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en maximale geluidniveaus Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus werden in het verleden getoetst aan de grenswaarden in de Circulaire Industrielawaai uit 1979. Deze circulaire is in 1998 vervangen door de Handreiking Industrielawaai en Wm-vergunningverlening d.d. 21 oktober 1998. In voornoemde Handreiking is in paragraaf 1.5 een overgangssituatie beschreven, namelijk: Zolang een gemeente nog geen beleid voor industrielawaai heeft vastgesteld, kan er nog niet van de hoofdstukken 2 en 3 inzake de gemeentelijke nota industrielawaai en de grenswaarden gebruik worden gemaakt. Wat betreft de grenswaarden voor de geluidnormering bij de Wm-vergunningverlening moet dan nog gebruik worden gemaakt van de normstellingsystematiek zoals die in de Circulaire Industrielawaai was opgenomen.. Deze systematiek is nu geactualiseerd opgenomen in hoofdstuk 4 van de voornoemde Handreiking. In dit geval heeft de betreffende gemeente geen beleid inzake industrielawaai vastgesteld, daarom toetsen wij het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau vanwege de inrichting aan de normstelling in hoofdstuk 4 van de Handreiking. Gelet op het karakter van de omgeving zal het referentieniveau van het omgevingsgeluid aansluiten bij de richtwaarde van een landelijke omgeving. De richtwaarde wordt overschreden in de dagperiode (7:00 uur 19:00 uur). In een nieuwe situatie zoals deze kan een overschrijding van de richtwaarde toelaatbaar zijn op grond van een bestuurlijke afweging, waarbij het bestaande referentieniveau van het omgevingsgeluid een belangrijke rol speelt. De grenswaarde bedraagt 50 db(a) of indien het referentieniveau hoger is, het referentieniveau. Om het referentieniveau van het omgevingsgeluid conform de richtlijn voor karakterisering en meting van omgevingsgeluid, IL-HR-15-01, vast te stellen hebben wij geluidsmetingen uit laten voeren, waarvan de resultaten zijn weergegeven in rapport 2006.2404-1: Akoestisch onderzoek ter bepaling van het referentieniveau in de omgeving van een bedrijf aan de Oostkanaaldijk 19 te Loenen (Utrecht) van Caubergh-Huygen van 9 oktober 2006. Bij de woning aan de Vreelandseweg 42 bedraagt het referentieniveau 41 db(a) voor de dagperiode. Bij de woning aan de Oostkanaaldijk 16 bedraagt het referentieniveau 48 db(a) voor de dagperiode. Bij de woning aan de Westkanaaldijk 6 bedraagt het referentieniveau 49 db(a) voor de dagperiode. Het L 95 -niveau aan de Oostkanaaldijk 16 is niet bepaald binnen het voorgeschreven meteoraam. Gezien de directe ligging aan de verkeersweg Oostkanaaldijk en het Amsterdam-Rijnkanaal met druk scheepvaart zal dit niveau binnen het meteoraam en dus ook het referentieniveau niet of nauwelijks verschillen van de huidige gemeten waarde. Uit het akoestisch rapport bij de aanvraag blijkt dat het referentieniveau niet wordt overschreden. Wij achten daarom de aangevraagde activiteiten vergunbaar. Afdeling vergunningverlening 8 Beschikking d.d 24 juli 2007

In dit geval heeft de betreffende gemeente geen beleid inzake industrielawaai vastgesteld, daarom toetsen wij aan de normstelling die is opgenomen in hoofdstuk 4 van de Handreiking. In hoofdstuk 4 wordt niet expliciet op de systematiek conform de voormalige circulaire Industrielawaai voor maximale geluidniveaus ingegaan. Daarom sluiten wij aan bij de grenswaarden zoals in hoofdstuk 3 van de Handreiking zijn opgenomen in relatie tot de gemeentelijke nota industrielawaai. Hierbij wordt evenals in de Circulaire Industrielawaai, aangegeven dat er gestreefd dient te worden naar het voorkomen van maximale geluidsniveaus die meer dan 10 db boven het aanwezige equivalente geluidsniveau uitkomen. In die gevallen waarin niet aan de grenswaarden kan worden voldaan wordt sterk aanbevolen dat de maximale geluidniveaus beperkt blijven tot maximaal 70 db(a) in de dagperiode, 65 db(a) in de avondperiode en 60 db(a) in de nachtperiode. Verkeersaantrekkende werking Het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door het verkeer van en naar de inrichting wordt door ons getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 50 db(a) etmaalwaarde, zoals voorgesteld door de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) in de Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de Wet milieubeheer van 29 februari 1996. IV.E.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor geluidhinder De dagelijkse geluidsuitstraling die vanuit de inrichting optreedt, wordt vooral veroorzaakt door: de mobiele houtversnipperaars, houtverkleiner, biomassazeef, shovel en motorzaag, waarbij de belangrijkste geluidbronnen (mobiele houtversnipperaars, houtverkleiner, biomassazeef) alleen in de dagperiode in werking zijn. Uitgaande van de in de aanvraag beschreven activiteiten heeft Sight adviseurs voor milieu en landschap op 22 februari 2007 een akoestisch rapport opgesteld. Dit rapport maakt deel uit van de aanvraag. IV.E.3 De te verwachten ontwikkelingen Er zijn geen andere ontwikkelingen te verwachten dan beschreven in de aanvraag. IV.E.4 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming tegen geluidhinder - De akoestisch meest relevante machines voldoen aan het criterium beste beschikbare technieken; - De meest relevante geluidsbronnen de mobiele houtversnipperaars zijn alleen in de dagperiode in werking; - De mobiele houtversnipperaar Big Chipper is opgesteld achter een geluidsscherm ter afscherming van woningen ten oosten en noorden van de inrichting; - De nieuw te bouwen loods is zo op het terrein gepositioneerd dat richting de woningen aan de zuidzijde afscherming van geluid plaatsvindt. IV.E.5 Beoordeling en conclusie Uit het akoestisch rapport blijkt dat de inrichting in een representatieve bedrijfssituatie kan voldoen aan de normstelling zoals hiervoor is aangegeven. De geluidsgrenswaarden hebben wij opgenomen in de voorschriften 4.1.1 en 4.1.2. Voor het maximale geluidniveau L Amax zijn alleen bij de woningen grenswaarden opgenomen, omdat hier de hinder optreedt en deze in tegenstelling tot het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau wel bij de woningen goed meetbaar is. Uit het akoestisch rapport blijkt dat het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door het verkeer van en naar de inrichting niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 50 db(a) bij de dichtstbijzijnde woningen. Daarnaast is het verkeer van en naar de inrichting ter plekke opgenomen in het heersende verkeersbeeld, waardoor er geen sprake meer is van indirecte hinder veroorzaakt door de inrichting. Afdeling vergunningverlening 9 Beschikking d.d 24 juli 2007

Binnen de inrichting zijn en worden maatregelen en voorzieningen getroffen ter beperking van de geluidsproductie volgens beste beschikbare technieken. Bij het opstellen van de voorschriften hebben wij rekening gehouden met die voorzieningen. Ten behoeve van de handhaafbaarheid van de Wm-vergunning hebben wij in de voorschiften geluidsgrenswaarden gesteld op referentiepunten nabij de inrichting. Deze controlepunten zijn vastgelegd. Bijzondere situaties De aanvrager vraagt vergunning voor een niet-representatieve bedrijfssituatie. Het gaat om een situatie die zich maximaal 12 maal per jaar voordoet. Het betreft het gebruik van las, snij-, boor- en slijpapparaten ten behoeve van reparaties van het materieel gedurende maximaal 12 keer per jaar in de dag-, avond-, en nachtperiode. Hierdoor zal een verhoogde geluidsproductie plaatsvinden. Gelet op de hierbij te verwachten optredende geluidsbelastingen die in voldoende mate laag is en het incidenteel voorkomen van deze niet-representatieve bedrijfssituatie staan wij deze toe. IV.F Trillingen IV.F.1 Het kader voor de bescherming tegen trillingshinder Trillingen kunnen schade veroorzaken aan gebouwen, hinderlijk zijn voor mensen en storingen veroorzaken aan apparatuur. Wij hanteren ter beoordeling van de toelaatbare trillinghinder de Richtlijn van de Stichting bouwresearch: Trilling: meet- en beoordelingsrichtlijnen, Deel B - Hinder voor personen in gebouwen (herdruk oktober 2003). In deze Richtlijn wordt gesproken van richtwaarden. In verband met het kunnen vaststellen van de mate van hinder hanteren wij geen trillingssterkten (V max ) met een waarde die minder bedraagt dan 0,2. Gelet op de activiteiten die zijn aangevraagd hebben wij vastgesteld dat de te verwachten hinder in voldoende mate beperkt/ nagenoeg afwezig is. Een onderzoek naar trillingen in woningen van derden achten wij niet nodig. IV.F.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor trillingshinder Er zijn geen gevolgen te verwachten gezien de aard van de werkzaamheden en de grote afstand tot de woningen. IV.F.3 De te verwachten ontwikkelingen Er zijn geen ontwikkelingen te verwachten. IV.F.4 Beoordeling en conclusie Gelet op de activiteiten die zijn aangevraagd hebben wij vastgesteld dat de te verwachten hinder als gevolg van de aangevraagde activiteiten in voldoende mate nagenoeg afwezig is. Een onderzoek naar trillingen in nabij gelegen gebouwen waarin zich personen kunnen bevinden achten wij daarom niet nodig. Wij hebben geen voorschriften met grenswaarden voor trillinghinder aan deze vergunning verbonden. IV.G Bodem IV.G.1 Het kader voor de bescherming van de bodem Het (nationale) preventieve bodembeschermingbeleid is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) bedrijfsmatige activiteiten. Het ministerie van VROM heeft de NRB in overleg met vergunningverleners, onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven opgesteld. Deze richtlijn is ontwikkeld om vergunningvoorschriften te uniformeren en harmoniseren. Met de NRB kunnen (voorgenomen) bodembeschermende maatregelen en voorzieningen binnen inrichtingen worden beoordeeld en kan de besluitvorming met betrekking tot een optimale bodembeschermingstrategie worden gestuurd. De NRB beperkt zich tot de normale bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten. Bodembescherming t.b.v. calamiteiten wordt in NRB-kader niet behandeld. Een eventuele calamiteitenopvang echter wel. Afdeling vergunningverlening 10 Beschikking d.d 24 juli 2007

IV.G.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de bodem Binnen de inrichting vinden de volgende potentieel bodembedreigende activiteiten plaats: Groenactiviteiten: Houtopslag Compostopslag Composteertafels Grondopslag Waterbassin/percolaatput voor regenwater Beheer materieel: Werkplaatsen Wasplaats rijdend materieel Opslag gevaarlijke stoffen Opslag olie en koelvloeistof in emballage Opslag olie in tanks Bedrijfsriolering Afleverinstallatie motorbrandstof en vulpunt Bij de aanvraag is een bodemrisicodocument gevoegd. In dit document zijn van alle bodembedreigende activiteiten de emissiescore en de eind emissiescore bepaald aan de hand van de NRB-systematiek. IV.G.3 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de bodem In het bij de aanvraag gevoegde bodemrisicodocument zijn de maatregelen en voorzieningen ter voorkoming van bodemverontreiniging beschreven. IV.G.4 Beoordeling en conclusie bodembescherming Wij hebben het bij de aanvraag gevoegde bodemrisicodocument beoordeeld en stemmen in met de opzet, de uitgangspunten en de resultaten. Uit het document blijkt dat voor alle bodembedreigende locaties het verwaarloosbaar bodemrisico wordt behaald. IV.G.5 Bodembelastingonderzoek Het preventieve bodembeschermingbeleid gaat er van uit dat (zelfs) een verwaarloosbaar bodemrisico nooit volledig uitsluit dat een belasting van de bodem optreedt. Om die reden is altijd bodembelastingonderzoek noodzakelijk. Het bodembelastingonderzoek richt zich op de afzonderlijke activiteiten en de aldaar gebruikte stoffen. Bodembelastingonderzoek bestaat uit het vastleggen van de nulsituatie bodemkwaliteit voorafgaand aan, of zo spoedig mogelijk na, de start van de betreffende activiteit(en) en een vergelijkbaar eindsituatie bodemonderzoek na het beëindigen van de betreffende activiteit. Het nulsituatie onderzoek moet ten minste duidelijkheid verstrekken over: de locatie van bemonsteringspunten rekening houdend met de mobiliteit van de gebruikte stoffen en de locale grondwaterstroming; de wijze waarop de betreffende stoffen moeten worden gedetecteerd, bemonsterd en geanalyseerd; de bodemkwaliteit ter plaatse van bemonsteringslocaties. De door middel van nulsituatie-onderzoek vastgelegde bodemkwaliteit geldt als uitgangspunt bij de beoordeling of ten gevolge van de betreffende activiteiten bodembelasting heeft plaatsgevonden en of bodemherstel nodig is. Afdeling vergunningverlening 11 Beschikking d.d 24 juli 2007

In paragraaf 4.3.7 van de aanvraag wordt melding gemaakt van een verkennend bodemonderzoek uit 1996. Aanvrager stelt dat op basis daarvan een bodem- en tanksanering is uitgevoerd. Daarvan is in juli 1998 een evaluatierapport opgesteld. Op grond van dit evaluatierapport heeft volgens de aanvrager gedeputeerde staten een verklaring afgegeven dat de sanering in voldoende mate is afgerond. Aanvrager stelt dat op basis hiervan de nulsituatie van de inrichting in beeld is gebracht. De verklaring waar aanvrager op doelt betreft onze brief van 31 augustus 1998 gericht aan Loevafok V.O.F., een vorige gebruiker van het terrein en heeft betrekking op een bodemsanering bij ons bekend onder code UT 1100061. Vanaf 1998 tot 2004 is het terrein in gebruik voor intensieve varkenshouderij. Daarna is het terrein met opstallen aangekocht door. Onbekend is wat er in die jaren is gebeurd ten aanzien van de bodem. Wij zijn van mening dat de momentane bodemsituatie onvoldoende in beeld is en zullen van verlangen dat alsnog een volledig nulsituatie-onderzoek wordt gedaan van het gehele terrein. Dit bodemonderzoek moet worden uitgevoerd conform het protocol nulsituatie/bsb-onderzoek. Na beëindiging van de betreffende activiteit(en) dient de eindsituatie bodemkwaliteit te worden onderzocht om vast te stellen of ondanks de getroffen voorzieningen en maatregelen bodembelasting is opgetreden en herstel van de bodemkwaliteit nodig is. De in dit kader gestelde voorschriften zijn op grond van artikel 8.16 sub c, van de Wm gesteld en blijven van kracht nadat de onderhavige vergunning vervalt of wordt ingetrokken. IV.H Afvalwater Het afvalwater, bestaande uit huishoudelijk afvalwater en niet verontreinigd hemelwater afkomstig van de inrichting wordt rechtstreeks geloosd op oppervlaktewater. In de directe omgeving van de inrichting is geen gemeentelijk rioolstelsel aanwezig. De gemeente Loenen maakt kenbaar dat in de toekomst bij elke bebouwing waar afvalwater vrijkomt een Iba (= individuele behandeling afvalwater) zal worden geïnstalleerd. Voor de lozing op oppervlaktewater is vergunning aangevraagd bij Waternet. Nu geen lozing op het gemeentelijk rioolstelsel plaatsvindt zijn voorschriften ter bescherming van het rioolstelsel niet van toepassing en zijn derhalve niet in deze vergunning opgenomen. IV.I Energie. IV.I.1 Het kader voor het beoordelen van energie in de milieuvergunning Aanvrager wordt tot de kleinere energiegebruikende industrie gerekend. Daaronder vallen bedrijven met een jaarlijks energiegebruik van minder dan 0,5 PJ. De doelstellingen tot energiebesparing zijn gebaseerd op het idee dat energiegebruikende industrie alle kosteneffectieve maatregelen treft waarbij het rendement tenminste 15% bedraagt (terugverdientijd tot en met 5 jaar). IV.I.2 Beoordeling en conclusie De Handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven (InfoMil, december 2005) en de Circulaire Energie in de milieuvergunning (InfoMil, oktober 1999) zijn als uitgangspunt genomen bij de beoordeling van het aspect energie. In de aanvraag zijn onvoldoende gegevens bekend gemaakt over het energieverbruik. Het betreft een nog op te richten inrichting en volgens aanvrager zijn er nog geen gegevens bekend. Wij zullen in de voorschriften opnemen dat voordat de inrichting daadwerkelijk wordt opgericht er een overzicht aan ons zal worden overgelegd van de beste maatregelen en technieken die ter besparing van energie binnen de inrichting zullen worden toegepast. Mobiliteit IV.I.3 Het kader voor het aspect mobiliteit De publicatie De Wet milieubeheer en vervoersmanagement (VNG, 2000) is als uitgangpunt genomen voor de beoordeling van het aspect mobiliteit. In deze publicatie worden de volgende ondergrenzen genoemd: Meer dan 100 werknemers en/of; Meer dan 500 bezoekers per dag en/of; Afdeling vergunningverlening 12 Beschikking d.d 24 juli 2007

Meer dan 2 miljoen transportkilometers per jaar voor verladers en uitbesteed vervoer en/of; Meer dan 1 miljoen eigen transportkilometers per jaar. Vastgesteld is dat de genoemde grenswaarden niet worden overschreden. IV.J Preventie IV.J.1 Het kader voor het aspect preventie Afval- en emissiepreventie is het voorkomen of beperken van het ontstaan van afval en emissies of de milieuschadelijkheid ervan, door reductie aan de bron of door intern hergebruik. Extern hergebruik of recycling van afval, maar ook nageschakelde end of pipe - technieken, zoals afvalwaterzuivering of luchtzuivering, vallen buiten preventie. Voor de beoordeling van de aanvraag op dit aspect maken gebruiken wij de handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven (Infomil, december 2005). IV.J.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor het aspect preventie Het betreft hier een nog op te richten inrichting. Op grond van artikel 8.11 Wm beoordelen wij of binnen de inrichting nog preventiepotentieel aanwezig is. Hierbij is gebruik gemaakt van de hulpmiddelen en criteria uit de handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven (Infomil, december 2005). In de tabel in paragraaf 5.3.2 is aangegeven welke afvalstoffen vrijkomen en wat de bestemming is van die afvalstoffen. Uit deze opgave blijkt dat er binnen de inrichting geen sprake is van een verder aanwezig preventiepotentieel. IV.J.3 De te verwachten ontwikkelingen Er zijn redelijkerwijs geen ontwikkelingen te verwachten die binnen de inrichting van invloed kunnen zijn op het aspect preventie. IV.K Water(besparing) IV.K.1 Het kader voor het aspect water(besparing) De basis voor preventie ligt vast in de Wet milieubeheer. In artikel 1.1 lid 2c van de Wm wordt onder andere de zorg voor een doelmatig beheer van afvalwater, tot de bescherming van het milieu gerekend. Waterbesparing is een zuinig gebruik van water en het voorkomen dan wel beperken van afvalwater binnen de inrichting. Ook intern hergebruik van water valt onder het begrip waterbesparing. IV.K.2 Beoordeling en conclusie De Handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven (Infomil, december 2005) is als uitgangspunt genomen bij de beoordeling van het aspect waterbesparing. Gezien de lokale situatie en het waterverbruik zoals vermeld in de aanvraag (pag. 19 van de aanvraag; 400 m 3 per jaar) is waterbesparing niet relevant. Wij hebben geen voorschriften verbonden aan deze vergunning waarmee invulling wordt gegeven aan het begrip waterbesparing. Van aanvrager wordt uitsluitend verlangd dat hij het jaarlijkse waterverbruik registreert. IV.L Afvalstoffen IV.L.1 Preventie In hoofdstuk 13 van het LAP is het beleid uitgewerkt voor afvalpreventie, waarbij paragraaf 13.5 specifiek ingaat op de aanpak van afvalpreventie bij bedrijven. Preventie van afval is een van de hoofddoelstellingen van het afvalstoffenbeleid. Op welke wijze invulling kan worden gegeven aan preventie is beschreven in de handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven (Infomil 2005). Uitgangspunt voor alle bedrijven is dat het ontstaan van afval zoveel mogelijk moet worden voorkomen of beperkt. Afdeling vergunningverlening 13 Beschikking d.d 24 juli 2007

De totale hoeveelheid afval die binnen de inrichting vrijkomt bedraagt ca 45 m 3 /ton; ca. 15 m 3 /ton daarvan is gevaarlijk afval. De handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven (Infomil, 2005) hanteert ondergrenzen die de relevantie van afvalpreventie bepalen. Hierin wordt gesteld dat afvalpreventie relevant is wanneer er jaarlijks meer dan 25 ton (niet gevaarlijk) bedrijfsafval en/of meer dan 2,5 ton gevaarlijk afval binnen de inrichting vrijkomt. De totale hoeveelheid gevaarlijk en niet gevaarlijk afval ligt boven de gehanteerde ondergrenzen. Gelet op de hoeveelheden en het feit dat tot op heden nog geen besparingsmogelijkheden zijn onderzocht of afdoende preventiemaatregelen zijn genomen om de hoeveelheid afval terug te dringen, wordt aan deze vergunning verbonden tot het opstellen van een beperkt onderzoek en tot het opstellen van een afvalpreventieplan. Afvalscheiding In hoofdstuk 14 van deel 1 van het LAP is het beleid uitgewerkt voor afvalscheiding, waarbij paragraaf 14.4 specifiek ingaat op afvalscheiding door bedrijven. Daarbij is aangegeven dat het voor bedrijfsafval niet goed mogelijk is om een limitatieve opsomming te maken van afvalstoffen die door alle bedrijven gescheiden moet worden gehouden. Bedrijven verschillen van aard en omvang veel van elkaar en er bestaat een groot aantal bedrijfsspecifieke afvalstoffen. Uitgangspunt is dat bedrijven verplicht zijn alle afvalstoffen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden af te geven, tenzij dat redelijkerwijs niet van hen kan worden gevergd. Uit de aanvraag blijkt dat binnen de inrichting afvalstoffen in de hoeveelheden vrijkomen zoals genoemd in de tabel in paragraaf 5.3.2 van de aanvraag. In het LAP is aangegeven dat voor deze hoeveelheden afvalstoffen die vrijkomen binnen een inrichting scheiding van die afvalstoffen kan worden verlangd. Wij achten het in de voorliggende situatie dan ook redelijk om afvalscheiding voor te schrijven voor de volgende afvalstoffen: Gevaarlijk afval Asbest Papier en karton Wit- en bruingoed IV.M Doelmatig beheer van afvalstoffen IV.M.1 Het kader voor de toetsing doelmatig beheer van afvalstoffen Op grond van artikel 8.10 Wm kan de Wm-vergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip bescherming van het milieu is de zorg voor de doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 Wm is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheersplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel 10.14 van de Wm). In het bedoelde afvalbeheersplan (het Landelijk Afvalbeheerplan 2002-2012, hierna aangeduid als het LAP) is het afvalstoffenbeleid neergelegd. Op grond van de Wm dient het LAP als toetsingskader voor het beslissen op aanvragen om een Wmvergunning voor zover deze betrekking heeft op afvalbeheer. De hoofdlijnen van het beleid zijn vastgelegd in deel 1 van het LAP, het Beleidskader. De doelstellingen van het LAP zijn kortweg aan te duiden als: De doelstellingen van het LAP geven invulling aan de voorkeursvolgorde voor afvalbeheer zoals die in artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en die is samen te vatten als: het stimuleren van preventie van afvalstoffen; het stimuleren van hergebruik/nuttige toepassing van afvalstoffen door het promoten van afvalscheiding aan de bron en nascheiding van afvalstromen; Door afvalscheiding wordt producthergebruik en materiaalhergebruik (nuttige toepassing) mogelijk en wordt de hoeveelheid afvalstoffen die moet worden gestort of in een afvalverbrandingsinstallatie (AVI) moet worden verbrand beperkt; het optimaal benutten van de energie-inhoud van afval dat niet kan worden hergebruikt (nuttig toepassen als brandstof). Afdeling vergunningverlening 14 Beschikking d.d 24 juli 2007

In de toelichting van deel 2 van het LAP is in de paragraaf Algemene bepalingen bij vergunningverlening aangegeven op welke wijze het bevoegd gezag bij het beoordelen van een vergunningaanvraag voor het inzamelen, bewaren en be- en verwerken van afvalstoffen rekening moeten houden met een aantal algemene bepalingen aangaande het LAP. Daarnaast bevat deel 2 de LAP Sectorplannen waarin het beleid voor 34 specifieke afvalstromen is uitgewerkt. In de Toelichting bij de sectorplannen zijn de algemene bepalingen bij vergunningverlening opgenomen. Vervolgens wordt per sectorplan in het hoofdstuk Afbakening sectorplan aangegeven voor welke afvalstromen het beleid in het sectorplan is uitgewerkt en welke daarmee verwante stromen in andere sectorplannen aan de orde komen. In het sectorplan wordt voorts een specificatie van het beleid ten aanzien van preventiemogelijkheden, inzamelen en opslaan en been verwerken voor de betreffende afvalstromen gegeven. Voor afvalstoffen waarvoor geen specifiek beleid in de sectorplannen is opgenomen geldt het algemeen beleid uit deel 1 Beleidskader. Een belangrijk aspect voor het bewerken van afvalstoffen is de minimumstandaard. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de betreffende afvalstoffen, waarvoor nog vergunning verleend mag worden. Wanneer de minimumstandaard bestaat uit meerdere be- en verwerkingshandelingen bij meerdere inrichtingen kan voor de afzonderlijke bewerkingsstappen een vergunning worden verleend, als door middel van sturingsvoorschriften in de vergunning verzekerd is dat de betreffende afvalstof alle noodzakelijke be- of verwerkingshandelingen doorloopt die tot de minimumstandaard behoren. IV.M.2 Vergunningtermijn Vergunningen voor het opslaan en be- en verwerken van afvalstoffen mogen slechts worden verleend voor een termijn van ten hoogste 10 jaar (Wet milieubeheer, art. 8.17, lid 1 en 2). De gevraagde Wm-vergunning kan worden verleend voor een periode van 10 jaar. IV.M.3 Opslag van afvalstoffen Op grond van artikel 11e van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (hierna te noemen Bssa) dient het bevoegd gezag aan een Wm-vergunning voorschriften te verbinden voor de opslagduur van afvalstoffen binnen een inrichting. Deze termijn bedraagt in principe ten hoogste één jaar. De opslag kan evenwel ook tot doel hebben de afvalstoffen daarna (al dan niet na een be-/verwerking) door nuttige toepassing te laten volgen. Indien daarvan aantoonbaar sprake is kan de opslagtermijn ten hoogste drie jaar bedragen. Aangezien uit de aanvraag blijkt dat alleen van de eerste situatie sprake is, hebben wij daartoe voorschriften opgenomen. IV.M.4 Acceptatie en bewerking (A&V-beleid) In het LAP is aangegeven dat een afvalverwerkend bedrijf over een adequaat acceptatie en verwerkingsbeleid (A&V-beleid) dient te beschikken. In het A&V-beleid dient te zijn aangegeven op welke wijze acceptatie en verwerking van de geaccepteerde afvalstoffen plaatsvindt. Het A&V-beleid is van toepassing op alle bedrijven die afval accepteren. In het LAP is aangegeven dat de procedures gebaseerd dienen te zijn op de richtlijnen uit het rapport De verwerking verantwoord. (hierna te noemen DVV). Bij de aanvraag is een beschrijving van het A&V-beleid gevoegd (inclusief de daarvan deel uitmakende monstername en analyse). Daarin is, gebaseerd op DVV, aangegeven op welke wijze acceptatie en verwerking per afvalstof plaats zal vinden. Wel is rekening gehouden met de specifieke bedrijfssituatie. Het beschreven A&V-beleid (inclusief de monstername en analyse) voldoet aan de randvoorwaarden zoals die in het LAP en het rapport De Verwerking Verantwoord zijn beschreven. IV.M.5 Wijzigen A&V-beleid Overeenkomstig het gestelde in DVV dienen wijzigingen in de diverse procedures ter goedkeuring aan ons te worden voorgelegd. Als bevoegd gezag zullen wij vervolgens bezien welke procedure in relatie tot de aard van de wijziging is vereist. Afdeling vergunningverlening 15 Beschikking d.d 24 juli 2007

IV.M.6 Mengen afvalstoffen Afvalstoffen dienen met het oog op hergebruik en nuttige toepassing over het algemeen na het ontstaan zoveel mogelijk gescheiden te worden gehouden van andere afvalstoffen. Onder bepaalde condities kunnen verschillende afvalstromen echter net zo goed of soms zelfs beter samengesteld worden verwerkt. Het samenvoegen van qua aard, samenstelling en concentraties niet met elkaar vergelijkbare (verschillende ) afvalstoffen alsmede het samenvoegen van afvalstoffen en niet-afvalstoffen wordt mengen genoemd. Mengen is niet toegestaan tenzij dat expliciet en gespecificeerd is vastgelegd in de vergunning. IV.M.7 Afvalstromen waarvoor in het LAP een sectorplan is opgenomen. Toetsing aan sectorplan(nen) Op de in de aanvraag vernoemde afvalstromen is uit het LAP het sectorplan organisch afval (9) van toepassing. Het getal tussen de haakjes verwijst naar het betreffende nummer van het sectorplan in het LAP. De betreffende afvalstoffen worden bij derden ingezameld en binnen de inrichting op- en overgeslagen. Deze activiteit is altijd toegestaan. Daarnaast vinden bewerkingen van deze afvalstoffen plaats zoals het versnipperen van houtachtig materiaal met als uiteindelijke bestemming inzetten als biomassa in centrales en het composteren van het restmateriaal dat hierbij overblijft, zoals takken, loof, maaisel en grond. IV.N Externe Veiligheid Het externe veiligheidsbeleid in Nederland is gericht op het verminderen en beheersen van risico s van activiteiten voor de omgeving (mens en milieu). Het gaat hierbij om de risico s die verbonden zijn aan de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Bij aanvrager worden slechts geringe hoeveelheden gevaarlijke afvalstoffen opgeslagen. Het gaat in het algemeen om bedrijfseigen afvalstoffen. Deze worden conform PGS 15 opgeslagen. Bij ongewone voorvallen binnen dit bedrijf is niet te verwachten dat gevaarlijke stoffen vrijkomen. Derhalve is het aspect externe veiligheid voor de beoordeling van deze aanvraag niet relevant. IV.O Meten en registreren Aan deze vergunning zijn ondermeer geluidvoorschriften verbonden. Deze voorschriften zijn gebaseerd op de aanvraag en in het bijzonder bijlage 4, het akoestische onderzoek. Aangezien hier sprake is van een nieuw op te richten inrichting is bij dit onderzoek ondermeer uitgegaan van kentallen en aannames. Teneinde vast te stellen of aan de voorschriften met betrekking tot geluid wordt voldaan (artikel 8.12 Wm) schrijven wij voor dat vergunninghouder dit éénmalig dient te toetsen. Verspreiding verontreinigen Voorschriften overeenkomstig artikel 8.12b Wm ten behoeve van het voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperken van door -Vreeland B.V. veroorzaakte verontreinigingen over lange afstand of grensoverschrijdende verontreinigingen zijn niet aan deze vergunning verbonden. Dit aspect speelt hier geen rol. IV.P Bijzondere bedrijfsomstandigheden Ten behoeve van het voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu die kunnen worden veroorzaakt door opstarten, lekken, storingen, korte stilleggingen, definitieve bedrijfsbeëindiging of andere bijzondere bedrijfsomstandigheden (artikel 8.12b Wm) zijn de volgende voorschriften in deze vergunning opgenomen: IV.Q Ongevallen Voorschriften met als doel het voorkomen van ongevallen en het beperken van de gevolgen van ongevallen (artikel 8.12b Wm) zijn niet aan deze vergunning verbonden. Afdeling vergunningverlening 16 Beschikking d.d 24 juli 2007

IV.R Bedrijfsbeëindiging Overeenkomstig artikel 8.12b Wm dienen aan de vergunning voorschriften te worden verbonden ten einde de nadelige gevolgen die de inrichting heeft veroorzaakt voor het terrein waarop zij was gevestigd ongedaan te maken. Wij hebben daartoe in hoofdstuk 15 van de bijlage geëigende voorschriften opgenomen. V Reacties op de ontwerpbeschikking V.A Zienswijze Naar aanleiding van de ontwerpbeschikking op de aanvraag zijn binnen de door de wet gestelde termijn de volgende zienswijze(n) ingekomen: Datum stuk Datum Naam Adres woonplaats ontvangst 1 03-05-2007 14-05-2007 Commissie voor de Postbus 53347 1380 GH Weesp Vecht en het Oostelijk en Westelijk Plassengebied 2 29-05-2007 01-06-2007 Mevrouw C.M. Groeneveld Eilandseweg 32 1394 JG Nederhorst den Berg 3 30-05-2007 01-06-2007 Belangenvereniging Chalet Parc oever Eilandseweg 32 1394 JG Nederhorst den Berg 4 01-06-2007 05-06-2007 De heer D. Janette Walen Vreelandseweg 26 1393 PE Nigtevecht 5 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw F. Vreelandseweg 91 1393 PE Nigtevecht Maasakker 6 01-06-2007 05-06-2007 Dorpsraad Nigtevecht p/a Korte 1393 PB Nigtevecht Velterslaan 5 7 01-06-2007 05-06-2007 Vechtplassencommissie Postbus 5347 1380 GH Weesp 8 01-06-2007 05-06-2007 Vereniging Milieudefensie Kerkstraat 32B 1391 HC Abcoude Abcoude /Baambrugge 9 01-06-2007 05-06-2007 LTO Noord, afd. Gooi en Dammerweg 3 1383 HT Weesp Vechtstreek 10 01-06-2007 05-06-2007 Margriet Jannette Walen Vreelandseweg 26 1393 PG Nigtevecht 11 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw M.T.H. Vreelandseweg 39 1393 PD Nigtevecht Willig 12 01-06-2007 05-06-2007 Jan Brouwer Vreelandseweg 42 1393 PG Nigtevecht 13 01-06-2007 05-06-2007 Ruud van Steeder Vreelandseweg 101 1393 PE Nigtevecht 14 01-06-2007 05-06-2007 Marijke van Steeder-Schultz Vreelandseweg 101 1393 PE Nigtevecht 15 01-06-2007 05-06-2007 Mevrouw J.E. van Rheenen Vreelandseweg 63 1393 PE Nigtevecht 16 01-06-2007 05-06-2007 Mevrouw L. Lipsius Vreelandseweg 55 1393 PD Nigtevecht 17 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw C.C. Vreelandseweg 51 1393 PD Nigtevecht Bemelman 18 01-06-2007 05-06-2007 J.H.M. en S. Bijleveld Vreelandseweg 57 1393 PD Nigtevecht 19 01-06-2007 05-06-2007 De heer R. Schoorl en Vreelandseweg 75 1393 PE Nigtevecht mevrouw M.A.E. Schoorlten Winkel 20 01-06-2007 05-06-2007 ZWOOSH B.V. Vreelandseweg 65 1393 PD Nigtevecht 21 01-06-2007 05-06-2007 Van t Klooster Vreelandseweg 65 1393 PD Nigtevecht Bedrijfspsychologie 22 01-06-2007 05-06-2007 De heer R. van Bekkum Vreelandseweg 65 1393 PD Nigtevecht 23 01-06-2007 05-06-2007 Mevrouw M. van t Klooster Vreelandseweg 65 1393 PD Nigtevecht 24 01-06-2007 05-06-2007 Mevrouw A.M. Millenaar Vreelandseweg 73 1393 PE Nigtevecht Afdeling vergunningverlening 17 Beschikking d.d 24 juli 2007

25 01-06-2007 05-06-2007 De heer C.P. de Groot Vreelandseweg 30 1393 PG Nigtevecht 26 01-06-2007 05-06-2007 Mevrouw M.E. Andriessen Vreelandseweg 30 1393 PG Nigtevecht 27 01-06-2007 05-06-2007 De heer H.A. Emmelot Vreelandseweg 38 1393 PG Nigtevecht 28 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw S.J. Stomp Vreelandseweg 32 1393 PG Nigtevecht 29 01-06-2007 05-06-2007 De heer G. Fransen Raadhuisstraat 22 1393 NW Nigtevecht 30 01-06-2007 05-06-2007 De heer P. Louter en Vreelandseweg 103 1393 PE Nigtevecht mevrouw M. Louter-Huijer 31 01-06-2007 05-06-2007 J. en D. Hulsinga Vreelandseweg 83 1393 PE Nigtevecht 32 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw D. Kroon Oostkanaaldijk 10 3632 GA Loenen aan 33 01-06-2007 05-06-2007 LTO, afd. Breukelen Oostkanaaldijk 12 3632 GA Loenen aan 34 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw J. Karens Oostkanaaldijk 10B 3632 GA Loenen aan 35 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw J. Castel Oostkanaaldijk 16 3632 GA Loenen aan 36 01-06-2007 05-06-2007 De heer en mevrouw Oostrom Oostkanaaldijk 15 3632 GA Loenen aan 37 01-06-2007 05-06-2007 E. van Drogenbroek en S. Wiegmans Oostkanaaldijk 11 3632 GA Loenen aan 38 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw J.H. Voogt Oostkanaaldijk 7 3632 GA Loenen aan 39 01-06-2007 05-06-2007 Mevrouw E.M.A.M. Korver Rijksstraatweg 189 3632 AC Loenen aan 40 01-06-2007 05-06-2007 Laura Korver Rijksstraatweg 189 3632 AC Loenen aan 41 01-06-2007 05-06-2007 Petra de Haan Rijksstraatweg 189 3632 AC Loenen aan 42 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw R.M. Versteeg Kerklaan 18 3632 AL Loenen aan 43 01-06-2007 05-06-2007 Mevrouw M.M.S. Schoenmakers Kerklaan 18 3632 AL Loenen aan 44 01-06-2007 05-06-2007 De heer M.R.M. Kerklaan 18 3632 AL Loenen aan Schoenmakers 45 01-06-2007 05-06-2007 De heer en mevouw Th. Buschman en M.P.G. Buschman-Brouwers Ludgerushof 3 3632 HA Loenen aan 46 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw A.A. de Kruijff Ludgerushof 1 3632 HA Loenen aan 47 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw K. de Boer Kerklaan 5 3632 AK Loenen aan 48 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw G.A.M. Roeleveld Kerklaan 32 3632 AL Loenen aan 49 01-06-2007 05-06-2007 Yoo-Sun Chung en Martijn de Kiewit Kerklaan 19 3632 AK Loenen aan 50 01-06-2007 05-06-2007 De heer N.P.A. Bos Kerklaan 13 3632 AK Loenen aan 51 01-06-2007 05-06-2007 Janny Toom Slootdijk 11 3632 AM Loenen aan 52 01-06-2007 05-06-2007 De heer G. Westveen De Werf 7C 3632 AE Loenen aan 53 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw E.A. Heemraadweg 637 1382 JG. Weesp Lukaszen 54 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw E. v.d. Oostkanaaldijk 13 3632 GA Loenen aan Afdeling vergunningverlening 18 Beschikking d.d 24 juli 2007

Rienstraat 55 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw A.L. Griffioen Oostkanaaldijk 12 3632 GA Loenen aan 56 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw J.W. de Bruijn Oostkanaaldijk 8 3632 GA Loenen aan 57 01-06-2007 05-06-2007 De heer D. Hulsinga en Vreelandseweg 79 1393 PE Nigtevecht mevrouw E. Hulsinga-Boele 58 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw N. Vreelandseweg 99 1393 PE Nigtevecht Gentenaar 59 01-06-2007 05-06-2007 Mevrouw B.M.L. Ros Vreelandseweg 69 1393 PD Nigtevecht 60 01-06-2007 05-06-2007 De heer en mevrouw Kremer Vreelandseweg 97 1393 PE Nigtevecht 61 01-06-2007 05-06-2007 Martin Kremer Consultancy Vreelandseweg 97 1393 PE Nigtevecht & Vastgoed BV 62 01-06-2007 05-06-2007 De heer B.G. Calvelage Oostkanaaldijk 14 3632 GA Loenen aan 63 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw T. Noordam Eilandseweg 29 1394 JG Nederhorst den Berg 64 01-06-2007 05-06-2007 Cilly Jansen Vreelandseweg 67 1393 PD Nigtevecht 65 01-06-2007 05-06-2007 Mevrouw C Cohen Nigtevechtseweg 3633 XX Vreeland Rodrigues-Koot 196 66 01-06-2007 05-06-2007 Mevrouw Q.H. van Arnhem Vreelandseweg 105 1393 PE Nigtevecht en mevrouw S.W. Maessen 67 01-06-2007 05-06-2007 De heer A. Beerendonk en mevrouw A. Wielinga Ludgerushof 5 3632 HA Loenen aan 68 01-06-2007 05-06-2007 De heer W.B.J. van Overbeek Ludgerushof 2 3632 HA Loenen aan 69 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw H.P.J. van Vreelandseweg 40 1393 PG Nigtevecht der Laan 70 01-06-2007 05-06-2007 Joost Willig Vreelandseweg 28 1393 PG Nigtevecht 71 01-06-2007 05-06-2007 MTS Veldhuisen de Hartog Vreelandseweg 44 1393 PG Nigtevecht 72 01-06-2007 05-06-2007 Maatschap van Zadelhoff Vreelandseweg 36 1393 PG Nigtevecht 73 01-06-2007 05-06-2007 Fam. van Zadelhoff Vreelandseweg 36 1393 PG Nigtevecht 74 01-06-2007 05-06-2007 De heer van der Hout Eilandseweg 32 1394 JG Nederhorst den Berg 75 01-06-2007 05-06-2007 De heer P. Wallenburg Eilandseweg 27A 1394 JG Nederhorst den Berg 76 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw P. van Ast Vreelandseweg 93 1393 PE Nigtevecht 77 01-06-2007 05-06-2007 De heer/mevrouw R.M. Hogenboom en Leonie Habes Eilandseweg 29A 11394 JG Nederhorst den Berg 78 04-06-2007 04-06-2007 De heer N.P.A. Bos Kerklaan 13 3632 AK Loenen aan 79 04-06-2007 05-06-2007 Veenemans Vastgoed Nic. Maesstraat 71a 1071 PR Amsterdam 80 03-06-2007 06-06-2007 Hanneke Hurkmans Vreelandseweg 41A 1393 PD Nigtevecht 81 03-06-2007 06-06-2007 De heer/mevrouw A.G. Vreelandseweg 47 1393 PD Nigtevecht Spängberg 82 03-06-2007 06-06-2007 Fam. Ruys Vreelandseweg 47 1393 PD Nigtevecht 83 03-06-2007 06-06-2007 De heer/mevrouw Spängberg Vreelandseweg 45 1393 PD Nigtevecht 84 03-06-2007 06-06-2007 M. Oldenhave en A. Lunshof Vreelandseweg 43A 1393 PD Nigtevecht 85 03-06-2007 06-06-2007 De heer R. Guldemond p/a Prinsengracht 1017 KZ Amsterdam 686 86 03-06-2007 06-06-2007 Mayke Jongsma en Vincent p/a Silodam 215 1013 AS Amsterdam Steijn 87 03-06-2007 06-06-2007 De heer N.P.A. Bos Kerklaan 13 3632 AK Loenen aan Afdeling vergunningverlening 19 Beschikking d.d 24 juli 2007

88 06-06-2007 07-06-2007 LTO Noord, afd. Gooi en Postbus 649 2003 RP Haarlem Vechtstreek 89 05-06-2007 07-06-2007 De heer/mevrouw J. Kanaaldijk West 6 1391 HT Abcoude Griffioen 0 04-06-2007 07-06-2007 AcvastVanderSlikke BV Markweg 9-d 6883 JL Velp namens Maatschap van Zadelhoff, Vreelandseweg 36 te Nigtevecht 91 05-06-2007 08-06-2007 Agrarische Natuur- en Gein Zuid 26 1391 JE Abcoude Landschapvereniging Vechtvallei 92 08-06-2007 08-06-2007 Vereniging Spaar het Gein Gein Noord 17 1391 GZ Abcoude V.A.1 Samenvatting zienswijze met cursief daarachter onze reactie Ad. 1 De Vechtplassencommissie merkt op dat er een grote impact zal zijn op de nieuwe locatie en noemt daarbij het aantal van 85 vrachtwagens per etmaal en de geluidbelasting aan de Vechtdijk te hoogte van de Vreelandseweg 42 en aan de Westkanaaldijk 6 die varieert van 34 db s nachts tot 46 db overdag. De commissie pleit voor een geschiktere locatie. Een aantal vrachtwagenbewegingen van 85 op een totaal aantal verkeersbewegingen van rond de 3000 (telling gemeente) over de Oostkanaaldijk achten wij aanvaardbaar. Voor wat betreft het geluid hebben wij reeds bij paragraaf IV.E.1 aangegeven dat uit het akoestisch rapport bij de aanvraag blijkt dat het referentieniveau niet wordt overschreden. Wij achten daarom de aangevraagde activiteiten vergunbaar. De keuze van de bewuste locatie is een aspect dat wij in deze procedure niet mogen beoordelen. Wij verklaren deze zienswijze ongegrond. Ad. 2 De zienswijze van mevrouw C.M. Groeneveld is geheel gelijkluidend aan de zienswijze van de heer D. Jannette Walen c.s.. Wij zullen deze zienswijze ad 4. behandelen. Ad. 3 De zienswijze van Belangenvereniging Chalet Parc oever is geheel gelijkluidend aan de zienswijze van de heer D. Jannette Walen c.s.. Wij zullen deze zienswijze ad. 4 behandelen. Ad. 4 De heer D. Jannette Walen heeft mede namens 75 indieners (de nummers 5 tot en met 77 uit bovenstaande lijst) een zienswijze ingediend. Tegen de oprichting van de inrichting hebben de ondertekenaars ernstige bezwaren waaraan ruimtelijke en milieuoverwegingen ten grondslag liggen. Zoals wij reeds onder paragraaf II C van dit besluit hebben aangegeven is het conform vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State niet toegestaan planologische aspecten te betrekken bij het al dan niet verstrekken van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Wij zullen dan ook op de ruimtelijke aspecten van deze zienswijze niet ingaan. Samengevat luiden de bezwaren tegen de milieueffecten als volgt: Lawaai gedurende een periode van 06.00 tot 23.00 uur, gedurende 6 dagen, inclusief zaterdag en de daarmee gepaarde verstoring van de rust in het gebied; Lozing van percolaatwater op oppervlaktewater veroorzaakt onaanvaardbare risico s voor dat oppervlaktewater; Stankoverlast voor bewoners en bezoekers van het gebied van compostering; Aanzienlijke toename van zwaar verkeer over de Oostkanaaldijk hetgeen veiligheidsrisico s oplevert voor bewoners, weggebruikers en fietsers. Afdeling vergunningverlening 20 Beschikking d.d 24 juli 2007