Quick scan gemeenteraden Rijk van Nijmegen inzake intergemeentelijke samenwerking 27 augustus 2013



Vergelijkbare documenten
De Burgemeester namens het college van B&W

Grip op Decentralisaties. Neerijnen 28 oktober 2014

Intergemeentelijke samenwerking:wat heeft de raad te zeggen?

Rekenkamer Nijmegen De Rekenkamer neemt een onafhankelijke positie in binnen de gemeente Nijmegen OPLEGNOTITIE. Grip krijgen op Veilig Thuis

Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 4 juli 2018 / 38/2018. Onderwerp Regionaal rekenkameronderzoek Grip krijgen op Veilig Thuis

Dienst Stadsontwikkeling In DT Nee. Ambtenaar Bas Kranenborg In college

Aanbevelingen Rekenkamer Breda in relatie tot nota Verbonden Partijen

Grip op Regionale Samenwerking in Twente. Rob de Greef en Roeland Stolk

Informatieprotocol. Gemeenschappelijke regelingen gemeente Heumen

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

Informatieprotocol MGR Rijk van Nijmegen

woensdag 25 november 2015 om uur in het Oude Raadhuis van de gemeente Etten-Leur, Markt 1 in Etten-Leur.

De opgave. Drie gelijkwaardige gemeenten Sterke lokale identiteit Bestuur dicht bij bevolking Bestaande samenwerkingsvormen

Onderzoek onder Raadsleden naar regionale samenwerking, gemeenschappelijke regelingen en herindeling

BEL Combinatie. De eerste geprivatiseerde gemeente van Nederland

Specifiek Kader voor de Verbonden Partij Waalfront BV

Gebieds- en Stedelijke Programma s. Leiding en Staf Stedelijke Programma s. Gemeente Vlaardingen RAADSVOORSTEL

Notitie functioneringsgesprekken

Regio Rijk van Nijmegen. Platformfunctie voor samenwerking en afstemming

OP ZOEK NAAR...NIEUWE GEMEENTEGRENZEN. EEN PRAATSTUK

Besluit vast te stellen de:

Gemeenschappelijke Regelingen

Het BEL-model: Uniek in Nederland

Memorie van antwoord. Convenant actieve informatieplicht

Evaluatie werkwijze gemeenteraad Bloemendaal Verslag & Uitslag Enquête

B. Discussie Oud voor nieuw beleid kan gekoppeld worden aan de beleidsevaluatie;

B&W-Aanbiedingsformulier

samenwerking regie verbonden partijen

Plan van aanpak Rekenkameronderzoek naar (be)sturing van Gemeenschappelijke Regelingen

Informatieprotocol van de Raad van Toezicht en het Bestuur

Ons kenmerk MO00/ Datum uw brief nvt

Advies: Bijgaande Raadsinformatiebrief betreffende een aantal items op de Lange Termijn Agenda (LTA)vaststellen en verzenden aan de raad

Geachte leden van de fractie van de Partij van de Arbeid,

(Zelf)vertrouwen in samenwerken Handreiking voor de gemeenteraad

Regionaal samenwerken

Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad,

17 november 2015 Corr.nr , FC Nummer 82/2015 Zaaknr

Betrokkenheid van de gemeenteraden bij de Sociale Dienst Drechtsteden

Toezicht in samenwerkingsrelaties

Omgevingswet: Van afstemmen, via samenwerking tot gezamenlijke besluiten

Aanpak voor een goede samenwerking tussen gemeenten en gemeenschappelijke regelingen. VNG-congres gemeentefinanciën 30 november 2015

: Voorstel inzake kaderstellende discussie Zorgloket

Betreft: resultaten tijdelijke werkgroep versterken rol raad binnen P&C cyclus. Van: De tijdelijke werkgroep versterken rol raad binnen P&C cyclus

NOTA AUDITCOMMISSIE GEMEENTE SIMPELVELD

Bijlage: 3 Bij welk oorspronkelijk stuk hoort de bijlage: 2009i00970 discussiememo p&c cyclus

Memo. openbaar lichaam.. hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Aan: Bas Nootenboom en Gert Logt. Betreft: Nieuwe Wgr

Onderzoeksplan 2017 REKENKAMERCOMMISSIE ALKMAAR

Notitie informatie- en verantwoordingsrelaties in de GR Drechtsteden

Ruimte voor beeld 21,6 x 8,7 cm. Decentralisaties sociaal domein; Betrokken en actieve raadsleden

Verordening op het Auditcomité

Directie Concern Ingekomen stuk D11 (PA 23 februari 2011) Begroten en Verantwoorden. Datum uw brief

Wat is het doel van een convenant?

gelet op het bepaalde in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 23 van de Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland;

Conform deze nieuwe nota zijn er richtlijnen voor de ontwerpbegroting 2017 opgesteld die ter vaststelling aan de raad worden voorgelegd.

Conclusies en aanbevelingen Samenwerkende Rekenkamers Onderzoek Veiligheidsregio Twente

EVALUATIE FUNCTIONEREN COMMISSIE SAMENLEVING 14 formulieren retour AGENDA. 1. Zijn de agenda's en stukken tijdig ontvangen?

Voorstel voor de Raad

verordening op het raadspresidium

Verordening Auditcommissie Wetterskip Fryslân

De rekenkamercommissie heeft voor het onderzoek offertes gevraagd aan 3 adviesbureaus en heeft de opdracht gegund aan Partners+Pröpper.

Zienswijzen Jaarstukken 2016 Avri

Initiatiefvoorstel klankbordgroepen

: 14 april 2014 : 12 mei : dhr. G.H.J. Weierink : Onderwerp: Synchronisatieproces Planning- & controlcyclus Montfoort en IJsselstein

REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR KINDERRIJK

Stijn Smeulders / september 2017

Implementatieplan. nieuwe werkwijze. gemeenschappelijke regelingen

Planning & Control Cyclus 2011 Gemeente Oostzaan

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Fryslân

Raadsvoorstel: Nummer: Onderwerp: Raadsbeleidskader verbonden partijen (geactualiseerde versie raad 19 april 2012)

Bijlage bij raadsvoorstel nr Nota verbonden partijen

Behandelend ambtenaar: J. van der Meer, (t.a.v. J. van der Meer)

REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR KINDERRIJK Inclusief bijlage stroomschema besluitvorming

Onderwerp: wijzigen van de Gemeenschappelijke Regeling Afvalschap IJmond Zaanstreek

REGIO RIJK VAN NIJMEGEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Reglement auditcommissie NSI N.V.

Gemeente eente fl Bergen op Zoom

Voor de Raad van State als adviseur en bestuursrechter is het van. belang zicht te hebben op wat er leeft in de werelden van recht,

Evaluatieonderzoek Holland Rijnland

themabijeenkomst Basismobiliteit 8 juni 2015

Advies aan Dagelijks Bestuur

- dhr. M.J. Bezuijen (DB) - dhr. R. Koster - dhr. A. Koster. - mw. D. Abbas - mw. E.A. Wensing-Weber

Ridderkerk dragen we samen!

Checklist. Informatievoorziening aan Raadsleden. bij. Verbonden Partijen

Voorstel : Planning en control kalender Vergadering Algemeen Bestuur d.d.: 19 maart Agendapunt : 5.a. Vertrouwelijk : Nee

Algemene conclusie per gemeente

Wet gemeenschappelijke regelingen

Onderwerp: Wijziging gemeenschappelijke regeling GGD Midden Nederland tot gemeenschappelijke regeling GGD regio Utrecht

Plan van Aanpak. Regionale Samenwerking. Wormerland

De 3 decentralisaties. een handreiking voor de 6 Dongemondraden

STARTNOTITIE. Ambtelijke samenwerking gemeenten Staphorst, Steenwijkerland en Zwartewaterland

Onderwerp Nota Verbonden Partijen en verplichte paragraaf Verbonden Partijen.

Convenant Almeerse Scholen Groep Gemeente Almere

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld R v T

Aan de raad van de gemeente Wormerland

Aan de gemeenteraad. Uw brief van: Uw kenmerk: Ons kenmerk: Datum: 26 november 2015

Zelfevaluatie Raad van Toezicht RvT

Nota Verbonden partijen 2008

Financieel risico Laag Gemiddeld Hoog Score

Transcriptie:

Quick scan gemeenteraden Rijk van Nijmegen inzake intergemeentelijke samenwerking 27 augustus 2013 Dirk Langedijk

Inleiding In juni en juli 2013 vond een consultatieronde plaats langs de gemeenteraden van het Rijk van Nijmegen. Inzet van deze gespreksronde was de vraag hoe intergemeentelijke samenwerking vorm moet worden gegeven en wat de positie van de gemeenteraden hierin is. Directe aanleiding waren de decentralisaties (de zogenaamde 3D), de eerste stappen die reeds gezet zijn om verder na te denken over de wijze van samenwerking (het initiatief van de voorzitters van de gemeenteraden) en de voorbereidingen van het regionale werkbedrijf (al dan niet in de vorm van een modulaire gemeenschappelijke regeling). De gesprekken werden gevoerd door drie burgemeesters uit het Rijk van Nijmegen die ieder een aantal gemeenteraden bezochten (niet hun eigen raad). Zij deden dat samen met een externe adviseur die naar aanleiding van de gesprekken deze notitie opstelde. U vindt in deze notitie achtereenvolgens een aantal algemene indrukken uit de consultatieronde (hoofdstuk 1), de opvattingen over de plaats van kaderstelling (hoofdstuk 2), wensen met betrekking tot informatie (hoofdstuk 3) en de ingrediënten voor het ideale samenwerkingsorgaan (hoofdstuk 4). 2

1. Algemeen De gesprekken met de negen gemeenteraden waren verschillend van karakter. In sommige gemeenten was bijna de volledige raad aanwezig, in anderen voerde een delegatie (meestal de fractievoorzitters) het gesprek. Het was dan ook aan de gemeenteraden zelf over gelaten wie zij aan het gesprek deel wilden laten nemen en of het gesprek in de openbaarheid plaats vond of niet. In een aantal gevallen was naast de bezoekende burgemeester ook de eigen burgemeester aanwezig. Ter voorbereiding van de consultatieronde werd er onderscheid gemaakt tussen de verschillende rollen van een gemeenteraadslid, en dan in het bijzonder de kaderstellende, volksvertegenwoordigende en controlerende rol. De vragen over rollen vormden de agenda van de bijeenkomst. Daarnaast werd gevraagd naar de wijze waarop gemeenteraden geïnformeerd wilden worden over de resultaten van regionale uitvoerders, naar de ideale samenwerkingsvorm en werd gevraagd om een mening te geven over een aantal bestaande samenwerkingsverbanden. In de praktijk was het moeilijk de gesprekken volgens deze agenda te voeren omdat de rollen in elkaar overlopen en het moeilijk is onderscheid te maken. De nadruk in de besprekingen lag op de kaderstellende rol. De volksvertegenwoordigende rol kwam summier aan de orde en de controlerende rol vooral in relatie tot informatievoorziening. Rode draad was de plaats waar de kaderstellende en de controlerende rol uitgeoefend dienen te worden. Is dat in de raad of zou dat in een bestuur van een gemeenschappelijk orgaan moeten plaats vinden (waarin dan wel een afvaardiging van de raad vertegenwoordigd moet zijn)? Tijdens de discussies zijn (in de ene raad meer dan in de andere) alternatieven voor een Gemeenschappelijke Regeling (GR) verkend. Uiteindelijk bleek de GR toch steeds het referentiekader voor het debat waarbij alleen de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling als reëel alternatief werd gezien. Hoewel getracht werd zo min mogelijk aan de hand van casuïstiek te discussiëren, kwam het gesprek vrijwel altijd op de GR Breed. Over de intergemeentelijke werkgroep die er voor moest zorgen dat er meer informatie vanuit Breed aan de raden verstrekt wordt, was men meestal (zeer) tevreden. Het enige andere samenwerkingsverband dat spontaan genoemd werd, is de Stadsregio. Het oordeel daarover wisselde van positief tot negatief. Over de samenwerkingsverbanden waarnaar (ook) specifiek gevraagd werd was men positief (GGD en DAR) waarbij men overigens meestal aan gaf dat dat kwam doordat er weinig speelt bij deze organen en dat de informatievoorziening adequaat is. Dat er samengewerkt moet worden stond eigenlijk nergens ter discussie. Ook in Nijmegen, een gemeente die wat betreft schaal in principe veel taken alleen zou kunnen uitvoeren, werd die noodzaak gevoeld. Wel was er discussie over de vraag met wie dat moet gebeuren. In een aantal gevallen werd de schaal van het Rijk van Nijmegen niet als de meest voor de hand liggende gezien (het zou ook een kleiner verband daar binnen kunnen zijn) en in een enkel geval werd ook gesproken over samenwerking over de grenzen van het Rijk van Nijmegen heen. Tenslotte moet opgemerkt worden dat er nauwelijks sprake was van vooringenomen standpunten. Vrijwel overal was de discussie gericht op het vormen van een mening en 3

kwam die mening pas geleidelijk tot stand. In het begin van elke discussie passeerden diverse standpunten, meningen en ideeën de revue. Tijdens de bijeenkomsten leidde het debat tot nieuwe inzichten die ook vaak gedeeld werden. Er was dan ook na afloop meestal sprake van consensus, details voorbehouden. 4

2. Kaderstellende rol Zoals reeds aangegeven was in de meeste raden de plek waar kaderstelling plaats moet vinden bij regionale samenwerking, het voornaamste discussiepunt. Het palet aan mogelijkheden dat besproken werd laat zich terugbrengen tot de volgende mogelijkheden: 1. De gemeenteraad bepaalt de kaders; er is geen of nauwelijks sprake van regionaal beleid. Gemeenten brengen ieder hun eigen wensen in, en het samenwerkingsverband voert dat uit. Ook in de uitvoering is er ruimte voor gemeentelijk maatwerk. 2. Er wordt gezamenlijk regionaal beleid gemaakt op basis van het onderhandelingsproces binnen de raden. De portefeuillehouders voeren daarover de discussie in het bestuur van het samenwerkingsverband. De uitkomst kan zijn dat binnen het samenwerkingsverband het eigen gezicht bij de ene gemeente meer uit de verf komt dan bij de andere gemeente. Dit wordt veroorzaakt doordat er altijd een meerderheid voor een specifiek standpunt moet worden gevonden en dat de minderheid zich hierbij neer moet leggen. 3. Er is gezamenlijk beleid dat door (afvaardigingen van) raden vastgesteld wordt in een orgaan waarin deze afvaardigingen vertegenwoordigd zijn. Zij voeren de discussie en nemen besluiten gemandateerd door hun eigen raad. Ad 1 Geen of nauwelijks gezamenlijk beleid met ruimte voor maatwerk De overweging die in de gesprekken gegeven werd om voor een dergelijk model te kiezen is dat na de decentralisaties, in gemeenschappelijke organen de helft van de gemeentebegroting om gaat. De mate waarin een raad ruimte wil in zijn beleidskeuzes hangt daarbij wel af van het onderwerp. De huidige praktijk is dat veel beleid in samenwerkingsverbanden gemaakt wordt op gemeenschappelijk niveau. Sommigen raadsleden vinden dat te ondoorzichtig. Een andere overweging om te kiezen voor eigen gemeentelijk beleid binnen het samenwerkingsverband, is dat niet alle zaken die een oplossing vormen voor de ene gemeente, ook werken voor andere gemeenten, of daar nodig zijn. Een volgende genoemde overweging voor een eigen gemeentelijk beleid, is dat de wethouder (portefeuillehouder) altijd aanspreekbaar moet zijn, hij mag zich niet verschuilen achter het DB van een GR. Het debat moet zo veel mogelijk in de eigen gemeenteraad plaats vinden. De raad moet zelf kaders kunnen stellen, kunnen sturen en controleren. De consequentie van een dergelijk model is dat de uitvoeringsorganisatie (meer) beleidsruimte moet laten aan individuele gemeenten. Die uitvoeringsorganisatie hoeft geen publiekrechtelijk karakter te hebben. Zo werd ook een zelfstandig of verzelfstandigd (privaat) orgaan als mogelijkheid gezien. Op het gebied van de uitvoering wordt van een regionaal orgaan door een aantal gemeenteraden verwacht dat het een cafetaria is waarvan de menukaart (deels) door de raden zelf vooraf bepaald is. Daarmee wordt kleur gegeven aan de identiteit van de eigen gemeente. Als er verschillen tussen gemeenten zijn, moet dat erkend worden, vinden velen. In dat verband kan er gevarieerd worden met modules. Voorkomen moet worden, dat er een eenheidsworst ontstaat. Hier werd in een aantal gevallen nadrukkelijk de rol als volksvertegenwoordiger genoemd. Wel zullen de hoofdtaken dan 5

voor alle gemeenten hetzelfde zijn en is er in de uitvoering meer differentiatie. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in een lokaal loket. Wanneer er sprake is van maatwerk of eigen gemeentelijke modules, moet dat ook zichtbaar gemaakt worden in een begroting en afrekening per gemeente voor die specifieke onderdelen. Overigens was er in de discussie soms moeilijk te duiden waar het verschil zit tussen beleid en uitvoering. Een belangrijke nuance die op een aantal plekken gemaakt werd: couleur locale is belangrijk maar het gaat ook om de kosten. In principe moet je boven de gemeenschappelijke basis een aantal zaken zelf kunnen inrichten zoals je dat zelf wilt, maar als de couleur locale veel duurder blijkt te zijn, zal de keuze al snel zijn om voor de gemeenschappelijkheid te gaan. Ad 2 Gezamenlijk regionaal beleid door bestuurders vastgesteld in het bestuur van het gemeenschappelijk orgaan In feite is een gezamenlijk regionaal beleid door bestuurders vastgesteld in het bestuur van het gemeenschappelijk orgaan, de huidige situatie bij veel gemeenschappelijke regelingen. Hiervan wordt door raadsleden gesteld dat er bij dit model, wanneer daarvoor gekozen wordt, aandacht moet zijn voor de wijze waarop de stem van de individuele gemeenten geldt: is het naar rato van inwonerstal, naar rato van gebruik of is het one man, one vote? Ad 3 Afvaardiging raden stelt beleid vast Op zich zouden raden dichter op het gemeenschappelijk orgaan willen zitten. Vrijwel overal vond de discussie plaats over het (weer) zitting nemen in algemene besturen. Vervolgens kwam deze discussie op de uitgangspunten van het dualisme: alleen collegeleden nemen zitting in het bestuur van een gemeenschappelijk orgaan; raadsleden blijven in het kader van het dualisme buiten de besturen. Verplaatsten van de raadsdiscussie naar een algemeen bestuur van een gemeenschappelijk orgaan werd dan ook uiteindelijk door vrijwel iedereen als ongewenst gezien: hoe kan een afvaardiging van een raad alle politieke kleuren binnen die raad vertegenwoordigen? En hoe kunnen zij door de andere raadsleden ter verantwoording geroepen worden? De discussie in het gemeenschappelijk orgaan wordt niet transparant en niet controleerbaar omdat niet alle raadsleden vertegenwoordigd zijn. Ook het model Drechtsteden wordt door velen niet als mogelijk model gezien in verband met (het gebrek aan) democratische legitimatie. Desondanks zoeken veel raadsleden naar een alternatief voor raadsleden in besturen van organen waarbij toch recht gedaan wordt aan het dualisme. De meeste (aanwezige) leden van de gemeenteraden voelden het meest voor model 1: het beleid wordt vastgesteld in de eigen raad en er is ruimte voor (gemeentelijk) maatwerk. Hoe groter de gemeente, hoe meer er gehecht werd aan de mogelijkheid om zelf beleid en uitvoering te kunnen kiezen. 6

3. Informatievoorziening Tijdens de consultatieronde bleek dat er in het algemeen (grote) ontevredenheid bestaat over de wijze waarop raden geïnformeerd worden, de momenten van informeren en de aard van de informatie met betrekking tot gemeenschappelijke organen. Daarbij werd tijdens de discussies dikwijls de hand in eigen boezem gestoken: raden zouden zelf niet voldoende vragen stellen, zeker bij samenwerkingsverbanden waar nooit wat aan de hand is. De huidige informatie die over de uitvoering van gemeenschappelijke organen verstrekt wordt, wordt vaak als summier beschouwd en komt volgens de raadsleden dikwijls te laat. Dit leidt tot wantrouwen richting het gemeenschappelijk orgaan. Vrijwel in elke bijeenkomst werd het gesteld: raden willen weten waar, wanneer en door wie, wat wordt besproken en hoe ze dan kunnen controleren. De debatten over de uitvoering moeten volgens velen meer zichtbaar plaats vinden, dus agenda s en verslagen van bestuursvergaderingen moeten worden verstrekt aan raadsleden. Bij keuzemogelijkheden met betrekking tot de uitvoering moeten de organisaties ook de onmogelijkheden scherp in beeld brengen. Helder moet zijn wie aanspreekbaar is: het bestuur, de wethouder of de directie? Komt alle informatie wel tijdig en werkelijk bij de gemeenteraad terecht? Het andere uiterste is ook niet goed: nu ontvangt men in sommige gevallen van samenwerkingsverbanden uitgebreide boekwerken met informatie die moeilijk te doorgronden zijn en/of ontbreken er duidelijke doelstellingen en indicatoren op basis waarvan gerapporteerd wordt. Rapportages zouden in alle gevallen SMART moeten worden ingericht waarbij de indicatoren zijn afgeleid van het doel. De discussie over de wijze waarop raden geïnformeerd willen worden raakte aan een groot aantal elementen. Hieronder is gepoogd ze terug te brengen tot een aantal rubrieken. De onderwerpen zijn verschillend van karakter en zijn dan ook niet zoals in hoofdstuk 2 een glijdende schaal van keuzemogelijkheden. 1. Rapportage op basis van indicatoren 2. Informatievoorziening door samenwerkingsverband versus collegevertegenwoordiger. 3. Tijdigheid van de informatie, aansluiting op eigen cyclus en belang van goede informatie vooraf. 4. Bottom up versus top down. Ad 1 Rapportage op basis van indicatoren Het is belangrijk van tevoren goede kritische prestatieindicatoren (KPI s) te formuleren, niet alleen op het gebied van financiën maar nadrukkelijk ook op inhoudelijke resultaten. Daarbij gaat het om korte en bondige informatie, niet om dikke nota s. Er moet gelijkluidende informatie gaan naar alle gemeenteraden. Met betrekking tot het maatwerk (of menu) worden aparte KPI s vastgesteld waarin specifiek aandacht is voor de prestaties in de eigen gemeente. Ad 2 Informatievoorziening door samenwerkingsverband versus collegevertegenwoordiger Na discussie over de vraag of informatie moet worden verstrekt door de 7

portefeuillehouder of door het samenwerkingsverband was de uitkomst veelal dat de kaders worden meegegeven aan de eigen wethouder. Hij legt na afloop verantwoording af over zijn handelen in het bestuur. Dus hij is ook degene die de informatie verstrekt. Anderen vinden echter dat er een orgaan zou moeten zijn waarin informatie verstrekt wordt en waar afvaardigingen van alle raden zitting hebben die deze informatie terug kunnen koppelen aan de eigen raad. Dat moet zich echter wel verhouden met de informatieplicht van de eigen wethouder (zie de alinea hierboven). Dit orgaan heeft tevens als meerwaarde dat de raden onderling kunnen afstemmen. Specifiek in het geval van kleinere gemeenten werd gesteld: collegeleden moeten zorgen voor een adequate informatievoorziening maar dat is moeilijk voor bestuurders van kleinere gemeenten omdat zij dikwijls slechts in het AB zitten, en niet in het DB. Deze grotere afstand holt de positie van de raadsleden van kleinere gemeenten uit, vindt men. Ad 3 Tijdigheid van de informatie Hierover was men het vrijwel overal over eens. De voorjaarsnota en de najaarsnota zijn natuurlijke momenten voor informatieoverdracht. Er moet aandacht zijn voor het gegeven dat tijdens de begrotingscyclus (te) impliciet ook de ruimte voor de begrotingen van de gemeenschappelijke organen wordt vastgesteld. Dat is niet wenselijk. De raden moeten vooraf kaders geven op basis waarvan het samenwerkingsorgaan met begroting en plan komt en niet andersom. De frequentie van rapportages naar de raad kan vervolgens variëren en is afhankelijk van de zwaarte van het onderwerp. Bij continue voortgang van samenwerkingsverbanden is het voldoende dat het college de tussentijdse rapportages beoordeelt en de raad alleen informeert bij afwijkingen in financieel of inhoudelijk opzicht. Over jaarrekeningen en begrotingen van samenwerkingsverbanden informeert het college de raad standaard. Ad 4 Bottom up versus top down De raadswerkgroep interregionale samenwerking die naar aanleiding van de situatie bij Breed is ontstaan heeft in principe als taak om af te stemmen en elkaar te informeren zodat raadsleden weten wat er bij de andere raden speelt (zie ook onder punt 2). De werkgroep rond Breed werkt volgens veel raadsleden goed, door de goede afstemming. De raad wordt daardoor beter in stelling gebracht. Hierbij geldt dat de werkgroep er is voor informatie en afstemming, maar dat het debat plaats vindt in de raad. De werkgroep hoeft voor velen geen permanent karakter te hebben, maar zou vooral nuttig kunnen zijn bij de start van een gemeenschappelijk orgaan. Een uitwisseling met alle complete gemeenteraden is wat massaal, liever zien sommigen dat dat plaats vindt met vertegenwoordigers, fractiespecialisten. Als dat door herindeling met minder gemeenten zou zijn, zou dat de effectiviteit ten goede komen. Overigens wordt deze visie niet door alle raadsleden gedeeld. Er is ook kritiek op de raadswerkgroep: raden zouden hiermee (te) dicht op de directie zitten waardoor de directie te weinig aan de eigen taak toe komt, de bestuurlijke legitimatie ontbreekt en de werkwijze met moties die in alle raden aan de orde moet komen is omslachtig. Ook is het de vraag of de nu ontvangen informatie wel aansluit bij de behoefte van de raden. 8

4. De ideale samenwerking Ingrediënten Samenwerking moet plaatsvinden op basis van gelijkwaardigheid waarbij er sprake is van evenredige vertegenwoordiging. De grootte van Nijmegen versus de andere gemeenten, speelt daarbij een rol. Insteek moet zijn dat het gemeenschappelijk doel van de samenwerking door alle gemeenten onderschreven wordt, maar dat er maatwerk mogelijk is voor individuele gemeenten. Wanneer de gemeenschappelijkheid er als basis is, zal er meer vertrouwen ontstaan, juist ook op het punt dat er sprake is van gelijkwaardigheid. Dat voorkomt (voortijdig) uittreden waardoor de continuïteit van een gemeenschappelijk construct beter gewaarborgd kan worden. Een ideale samenwerkingsvorm zou die zijn waarbij verantwoording, inhoudelijke keuzes, en de keuze voor de samenwerkingspartner(s) en uitvoerders op het niveau van de raden geregeld is. De raad moet bij planvorming in een vroegtijdig stadium meegenomen worden. De beslismomenten voordat men aan samenwerking begint moeten helder, eenvoudig en transparant zijn en er moeten goed gedefinieerde uitgangspunten zijn. Er zou een goede presentatie moeten zijn van mogelijkheden en scenario s voordat voor een bepaald model wordt gekozen. Een toetsingskader moet uitwijzen dat samenwerking inderdaad leidt tot betere en goedkopere dienstverlening en dat de individuele gemeente dat blijkbaar niet zelf vorm kan geven. De vraag waarom de gemeente de taak niet alleen kan uitvoeren, moet vooraf beantwoord worden. De raad moet informatie krijgen over inhoud, aard en omvang van de taken zodat de keuze voor zelf doen of gemeenschappelijk doen, goed gemaakt kan worden. Die informatie moet van het college komen, niet van de (gemeenschappelijke) groep die voorbereid.. Sommige gemeenten werken hierbij reeds met een checklist die aan besluitvorming vooraf gaat. In een ideale situatie met betrekking tot samenwerking is het houden van grip op de uitvoering misschien nog wel belangrijker dan de inhoud. Dat vereist vooral inzicht in de vraag in hoeverre de uitvoering zich bezighoudt met datgene waarvoor ze in het leven is geroepen. Er is grote angst voor organisaties die op afstand staan en vervolgens uitdijen. Dit worden vaak koninkrijkjes. De vraag moet steeds gesteld worden waarvoor ze zijn opgericht. De organisatie kan nooit een doel op zichzelf worden. Uit alle discussies kon de conclusie worden getrokken dat informatie het begrip is waar een goede uitvoering om draait: Informatie voor men aan samenwerking begint: wat is het toetsingskader op basis waarvan we de keuze maken om tot samenwerking te komen, met wie we dat doen en in welke vorm. Prestatie- indicatoren op basis waarvan gerapporteerd wordt. Welke documenten krijgt de raad ter inzage c.q. waarover mag ze een zienswijze geven: behalve begrotingen en jaarverslagen ook de agenda s van de besturen? Wie rapporteert en verantwoordt zich waarover: in principe de eigen portefeuillehouder 9

Vorm Als aan bovenstaande ingrediënten wordt voldaan, is de vorm bijna ondergeschikt. Desondanks werd in vrijwel alle raden de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling als beste model genoemd. In één raad werd vooral de inkoop bij een zelfstandig orgaan genoemd. Daarnaast werd er ook een aantal keren gesproken over een kleinere schaal dan het Rijk van Nijmegen, over een taakverdeling tussen gemeenten of over de mogelijkheid over de grens van het Rijk van Nijmegen samen te werken. 10