Mijn huis, mijn thuis



Vergelijkbare documenten
Leesboekje het huis. Leesboekje Het Huis Pagina 1

Voor jou! Dit boek is voor jou. Het gaat over God. En over God en jou samen. Over Gods liefde voor jou.

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Lou en Lena in Ecuador

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

Thema In en om het huis.

Klaar, ik ben bruin en ik ben wit

Vollenhove Wonen op een havezate

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Alvast bedankt voor het invullen!

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

De Gloob-Fanfare. tweede leerjaar CORRECTIESLEUTEL - WATER

de keuken het huis de woonkamer de tuin de badkamer

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

= een rij struiken of planten die dichtbij elkaar staan. = een hoge lamp die langs de weg staat.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Wat staat er in dit boekje?

- je kan me wat - module 2. docere delectare movere. tekeningen -

Thema 1: Wie zijn wij?

Er vaart een boot op het grote meer

Cantueso Spanje Andalusië Periana

Eliathos Griekenland Kreta Arhanes

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

HUIZEN SURFEN. Een woning zoeken op internet. Doelgroep. Vakgebied. Lesbeschrijving STERKE SCHAKELS. 3 de graad BSO Deeltijds Onderwijs

Tornado. Maartje gaat voor het eerst logeren. s Nachts belandt ze met haar vriendinnetje Eva in een tornado en beleven ze een heel spannend avontuur.

Vastgoed Rijken TE HUUR. Verkoop verhuur beheer. Ruime woning met 4 slaapkamers in het centrum van Achel!

Adam en Eva eten van de boom

thema: Huis Opzegliedje: we bouwen een huis We bouwen een huis, een heel groot huis Deurtje open en deurtje toe; Kiekeboe!

ze terug in de la. Dan haalt ze de pannen van het fornuis en zet ze op de onderzetters. Thomas vouwt zijn handen en doet zijn ogen dicht.

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 1 Les 1

Wilt u advies van een specialist over een onderwerp? Vink dit dan aan in de laatste kolom.

Wie ben jij? HOOFDSTUK 1 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik... Paula. a heet b naam kom je vandaan? a Hoe b Waar

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

taal portfolio Taalportfolio 9+

Ontwerp je eigen prefabhuis

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Welkom in De Laurenburg!

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 1 Het huis

Nieuwsbrief CliëntAanZet

onen Wonen Wonen Wonen Won Wonen Wonen met een kind Wonen n Wonen Wonen Wonen Wonen W onen Wone onen Wonen Wo Wonen Wonen Wonen Wonen Wonen Wone

Vier op de tien slaapt slecht Bijlage

Roos Hensen Fijn wonen vragenlijst. Ben jij blij met je huis en de spullen die erin staan? Beantwoord de volgende vragen om daar achter te komen.

Auditieve oefeningen bij het thema: Mijn huis

Finca las Rosas - La Tanquera Spanje Tenerife Los Realejos

Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.

Luisteren: muziek (B1 nr. 2)

Is er iets kapot in uw huis of appartement? Bel naar de technische dienst.

Quinta dos Amigos Portugal Algarve Almancil

Oefentoets 1 - Leesvaardigheid A1

Registratiefiche multiscreening

Over:

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes?

De vrouw van vroeger (Die Frau von früher)

Verhaal- en kleurboek voor kinderen. Instituut voor Islamitische Studies en Publicaties

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor

Intensieve Zorgen aan pasgeborenen.

Checklist woningbezichtiging Onderhandelmakelaar

Appartement François Didier, Concept

Stolwijk Vastgoed. Tel Stadsweg 26 Mob PS Onderdendam

Gewoon meedoen!

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Les 3 Samenvatten Leestekst: Verhuizen. 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen welke vraag we onszelf moesten stellen om te kunnen samenvatten?

Herhalingsoefeningen. Thema 7 Wonen. 1 Woorden. 2 Woorden. Zet de objecten in de juiste kolom:

Ik weet dat mijn gegevens anoniem zullen worden toegevoegd aan een databestand dat voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt wordt.

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1

Dat kreeg ik van mijn opa. Ik werd toen negen jaar. Hij gaf het op mijn verjaardag. Ik lees in een sprookjesboek.

Mijn naam is:! Mijn Pietennaam is:

Lou en Lena: NEE tegen geweld!

OP ZOEK NAAR EEN STUDENTENKAMER

Ik heb een nieuw horloge, zegt papa. Kijk.

PEANUTS (NOCCIOLINE) Zomer 2001

De jeugd van je opa en oma

VERLENGEN KOPEN RUILEN BETALEN

Cas Contador Spanje Mallorca Algaida

Eetgewoonten van schoolkinderen Vragenlijst voor kinderen

WEEK MAANDAG WOENSDAG DINSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZONDAG ZATERDAG. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus.

Woon je op het platteland, in de stad of in een woonkern? Woon je er graag? Waarom of waarom niet? Wat vind je leuk en/of gezellig aan je woning?

Meneer Promes komt de keuken in schuifelen met een brief in zijn hand. Hij komt op het juiste tijdstip, want Kyra is net klaar met dweilen.

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

Rianne haalt haar hand door Jochems haar terwijl ze naar de kamer loopt. Kijk eens wie we daar hebben? roept ze als ze uit het raam kijkt.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Mr Dim Turkije Zuid-Egeïsche kust Göcek

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Ria Massy. De taart van Tamid

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

MAMA MIA! FLYNN IS AL GROOT. * 1. Flynn en zijn broers Gil en Kato Dit is Flynn. Hij is vier jaar.

Rotterdam Centrum. Leopoldstraat 13 C. altijd open op woonaccent.nl

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2

Dinie Ea van Oort Verhaalland Taalleerlijn

66 GZBwereld. groep 3/4/5 2015/ 2016

Transcriptie:

Les 5: Mijn huis, mijn thuis (A-klas) Mijn huis, mijn thuis 1. Mijn huis Mijn naam is Ik ben jaar oud. Ik woon in Ik woon samen met... mensen. Heb je een broer? JA / NEE Heb je een zus? JA / NEE Mijn huis telt kamers. Ik heb een eigen kamer. JA / NEE Mijn huis heeft een tuin. JA / NEE Mijn huis is KLEIN / GROOT. woon Nieuwe woorden: - telt infinitief: wonen infinitief: tellen stam: ik woon stam: ik tel samen - de kamer (de kamers) de mensen - de tuin (de tuinen) het huis (de huizen) - klein de broer (de broers) - groot de zus (de zussen)

2. Huizen over de hele wereld A) Duid aan op de kaart waar je vroeger woonde. B) Zijn de huizen daar hetzelfde als in België? JA / NEE Wat is er anders aan de huizen? Duid aan wat juist is: De ramen zijn anders in België de deuren zijn anders in België de huizen zijn groter België de huizen zijn kleiner in België Er zijn meer huizen in België er zijn minder huizen in België Nieuwe woorden anders - hetzelfde het raam (de ramen) - kleiner de deur (de deuren) - meer groter - minder

C) Welke mensen wonen in deze huizen? Combineer. A O Een Eskimo B O Een iglo C O D O D) Zet de letters op de juiste plaats op de kaart.

3. De indeling van een huis A) Vul de zin juist aan. Kijk naar de woorden. De woonkamer, de slaapkamer, de badkamer, de keuken, de eetkamer, de tuin a) In slapen de mensen. In deze kamer staat een groot bed. Nummer: b) In. maken de mensen eten. In deze kamer staat een oven, een fornuis en een koelkast. Nummer:. c) In.. wassen de mensen zich. In deze kamer staat een bad of een douche, een lavabo, een toilet en een spiegel. Nummer:.. d) In... eten de mensen. In deze kamer staat een tafel en stoelen. Nummer:.. e) In. zitten de mensen vaak. In deze kamer staat een zetel, een televisietoestel, een tafel. Nummer:.. f) In.. zitten de mensen als de zon schijnt. Nummer:...

Nieuwe woorden - De woonkamer ( de woonkamers) - het bad - De slaapkamer ( de slaapkamers) - de douche - De badkamer (de badkamers) - de lavabo (de lavabo s) - De keuken (de keukens) - de spiegel (de spiegels) - De eetkamer (de eetkamers) - eten - Het toilet (de toiletten) stam: ik eet - De tuin (de tuinen) - de tafel - Slapen - de stoel (de stoelen) stam: ik slaap - zitten - het bed (de bedden) stam: ik zit - maken - vaak stam: ik maak - de zetel (de zetels) - het eten - het televisietoestel - de oven (de ovens) - de zon - het fornuis (de fornuizen) - schijnen - de koelkast (de koelkasten) stam: ik schijn - zich wassen - het nummer stam: ik was me B) Verbind de toestellen met de juiste kamer. Het fornuis 0 0 De tuin Het televisietoestel 0 0 De badkamer De koelkast 0 0 De woonkamer Een bed 0 0 De keuken Een bad 0 0 De slaapkamer De zon 0 0 De keuken Tafel en stoelen 0 0 De woonkamer De zetel 0 0 De eetkamer C) Maak je eigen huis met: - een badkamer - een keuken - één of meer slaapkamers - een woonkamer

4. Verschillende huizen A) In wat voor huis woon jij? Woon jij in een stad of in een dorp? Kruis het juiste antwoord aan. een huis een appartement een boot een caravan Ander In een stad In een dorp B) Teken in het vak jouw huis.

C) Lees het gesprek tussen Jan en Els. Goedemorgen, Els. Dag Jan! Woon je al in je nieuwe huis? Ja, ik woon een week in mijn huis. Het is leuk in het nieuwe huis. Woon je in een groot huis? Het huis is niet groot, maar het is heel mooi. Woon je in een stad of in een dorp? Ik woon in Turnhout. Ik woon dus in een stad. Hoeveel slaapkamers heeft je huis? Mijn huis heeft drie slaapkamers. Eén slaapkamer voor mijn ouders, één slaapkamer voor mij, en één slaapkamer voor mijn twee zussen. Slapen je zussen op dezelfde kamer? Ja, zij slapen in dezelfde kamer. Maar zij slapen wel in een ander bed. Er staan dus twee bedden op de slaapkamer. En heb je een grote keuken? Nee, de keuken is klein. Maar ik heb al lekker eten gemaakt in de keuken: spaghetti! Woon jij in een appartement? Ja, ik woon in Turnhout. Ik woon in een appartement. Zijn er veel appartementen in het gebouw? Ja, er zijn acht appartementen in het gebouw. Ken je de mensen die boven jou wonen? Nee, ik ken de mensen niet. De mensen die onder mij wonen ken ik wel. Ze hebben twee kinderen. Heb jij nog broers en zussen? Nee, ik woon alleen met mijn mama in het appartement. Hoeveel slaapkamers heeft het appartement? Het appartement heeft twee slaapkamers: een slaapkamer voor mijn moeder en een slaapkamer voor mij. Hebben jullie een eetkamer? Nee, wij eten in de keuken. In onze keuken staat een tafel. Waar woont je vader? Hij woont op een boot. Hij vaart op rivieren. Zijn boot is heel mooi.

Nieuwe woorden - Het appartement (de appartementen) - Hoeveel - De boot (de boten) - De ouders - De caravan - Dezelfde - Nieuw - Ander - Een week (de weken) - Lekker - Leuk - Spaghetti - Groot - Het gebouw (de gebouwen) - Mooi - Boven - De stad (de steden) - Onder - Het dorp (de dorpen) - Het kind (de kinderen) - De rivier (de rivieren) - Varen Stam: ik vaar D) Is het JUIST of FOUT? Duid het juiste antwoord aan. 1. Jan woont in een appartement. 2. Jan woont een week in het nieuwe huis. 3. Jan vindt het niet leuk in het nieuwe huis. 4. Jan woont in een klein huis. 5. Jan slaapt in dezelfde slaapkamer als zijn zussen. 6. De zussen van Jan slapen in hetzelfde bed. 7. Els woont in een caravan. JUIT / FOUT 8. Els heeft acht slaapkamers. 9. Els heeft twee kinderen. 10. Els woont met haar moeder in het appartement. 11. Het appartement waar Els woont heeft twee slaapkamers.

12. In het appartement is een grote eetkamer. 13. De vader van Els woont op een boot. 14. De vader van Els woont op het water. 15. De boot van de vader is niet mooi. E) Vul de zin juist aan. Kijk naar de woorden. appartement, bad, boot, bed, moeder, keuken, slaapkamers, onder, zussen, spaghetti 1. Els woont in een.. 2. Els woont samen met haar. 3. De vader van Els woont op een. 4. Jan heeft lekkere. gemaakt in de keuken. 5. De van Jan slapen op dezelfde slaapkamer. 6. Els en haar moeder eten in de 7. Een staat in een slaapkamer. 8. Een staat in de badkamer. 9. De mensen die. Els wonen hebben twee kinderen. 10. Er zijn drie. in het huis van Jan.