KENGETALLEN EXPLOITATIEKOSTEN



Vergelijkbare documenten
College bouw ziekenhuisvoorzieningen

College bouw ziekenhuisvoorzieningen

De bij de beleidsregel behorende definities zijn opgenomen in de separate Beleidsregel definities geestelijke gezondheidszorg.

f. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel instandhoudingsinvesteringen'.

Gemiddelde kosten per plaats ten behoeve van mutaties van het budgetmaximum. Bedragen op prijspeil 2001.

f. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel instandhoudingsinvesteringen'.

f. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel instandhoudingsinvesteringen'.

BELEIDSREGEL CI-995/CA-180

College bouw ziekenhuisvoorzieningen

c. De onderstaande bedragen zijn gebaseerd op prijspeil 2008.

Berekeningsmethodiek NHC in de Care

c. De onderstaande bedragen zijn gebaseerd op prijspeil 2010.

c. De termijn waarvoor deze beleidsregel geldt: 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007.

De overige bij deze beleidsregel behorende definities zijn ondergebracht in de separate Beleidsregel definities geestelijke gezondheidszorg.

BELEIDSREGEL BR/CU Tarieven normatieve huisvestingscomponent (NHC) curatieve GGZ

BELEIDSREGEL BR/CU Tarieven normatieve huisvestingscomponent (NHC) curatieve GGZ

BELEIDSREGEL BR/FZ-0006

Loon- en materiële kosten intramurale geestelijke gezondheidszorg ZVW

BELEIDSREGEL BR/CU-5113

c. De onderstaande bedragen zijn gebaseerd op prijspeil d. De Beleidsregel kleinschalig wonen met nummer CA-336 wordt ingetrokken.

e. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel BTW-constructies'.

Allereerst een opsomming van alle doorgevoerde veranderingen ten opzichte van de rekenstaat 1998:

d. De Beleidsregel loon- en materiële kosten geestelijke gezondheidszorg met nummer CA-185 eindigt op 31 december 2007.

RAPPORT. PRESTATIE-EIS BEREKENINGSMETHODE INBRENGVERPLICHTING WTZi 1) Definitie

c. De Beleidsregel loon- en materiële kosten geestelijke gezondheidszorg met nummer CA-76 eindigt op 31 december 2006.

3. Definities Voor de omschrijvingen van de verschillende budgetparameters en doelgroepen wordt verwezen naar de Beleidsregel definities GGZ.

BELEIDSREGEL BR/CU Intramurale GGZ Zvw: loon- en materiële kosten

Loon- en materiële kosten intramurale geestelijke gezondheidszorg ZVW

Intramurale curatieve GGZ: loon- en materiële kosten

d. De onderstaande bedragen zijn gebaseerd op het loonkostenniveau ultimo 2002.

BELEIDSREGEL BR/CU-2051

BELEIDSREGEL BR/CU Extramurale curatieve GGZ

Notitie. Behavioural and Societal Sciences. Dutch Center for Health Assets Churchilllaan GV Utrecht T

BELEIDSREGEL BR/CU Extramurale zorg GGZ Zvw

BELEIDSREGEL BR/CU Extramurale GGZ Zvw

3. Definities Voor de omschrijvingen van de verschillende budgetparameters en doelgroepen wordt verwezen naar de Beleidsregel definities GGZ.

Investeringskosten per productieparameter

Invoering en tarieven normatieve huisvestingscomponent (NHC) en inventaris nieuwe zorgaanbieders

Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg universitaire medische centra

BELEIDSREGEL CA Tarieven normatieve huisvestingscomponent (NHC) bestaande zorgaanbieders. Bijlage 4 bij circulaire Care/AWBZ/11/12c

De wereld van de zorg en haar NHC s voor MKW. Bram Baselmans senior adviseur

c. De onderstaande bedragen zijn gebaseerd op het loonkostenniveau ultimo 2006.

c. De onderstaande bedragen zijn gebaseerd op het loonkostenniveau ultimo 2007.

Onderhoudskosten in de zorg

Toelichting aanvraag nieuwe toelating

f. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel loon- en materiële kosten'.

Toelichting aanvraag wijziging bestaande toelating

BELEIDSREGEL BR/CU-5119

BELEIDSREGEL BR/FZ-0003

BELEIDSREGEL BR/FZ-0007

Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk directie Zorgmarkten Care Care/AWBZ/11/10c 11D

De NHC-tarieven zijn gebaseerd op de definitieve index Het bedrag voor inventaris bevat de voorlopige gezondheidszorgindex 2014.

MFC Heerewaarden Investering en exploitatiekosten Datum: 27 mei 2014 Opdrachtgever: Gemeente Maasdriel Auteur: Wendie Hardeman en Edwin van de Voort

Verordening huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam

4.1 Forensische zorg Zorg als bedoeld in artikel 2 van het Interimbesluit forensische zorg. 1

Tarieven normatieve huisvestingscomponent (NHC) bestaande zorgaanbieders Kenmerk CA

Bepalen van de vergoeding van kapitaallasten voor zorgaanbieders.

Aangeboden aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Vastgesteld door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 9 april 2001

Deel II. De PM-posten

Kostenkengetallen. Ziekenhuizen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

c. De onderstaande bedragen zijn gebaseerd op het loonkostenniveau ultimo 2008.

Invoering normatieve huisvestingscomponent (NHC) curatieve GGZ

Notitie. Werkcommissie GGZ Commissie Bouw. Kostenconsequenties van vormkeuzes Projectenboek RGC s. 1. Inleiding

TARIEFBESCHIKKING ZZP s EN EXTRAMURALE PARAMETERS FZ

Psychiatrische ziekenhuizen

REGELING GG/NR

6. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel loon- en materiële kosten geestelijke gezondheidszorg'.

Nummer Datum ingang Datum vaststelling Datum verzending TB/FZ januari september 2014 n.v.t.

Tarieven normatieve huisvestingscomponent (NHC) bestaande zorgaanbieders Kenmerk CA

e. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel loon- en materiële kosten geestelijke gezondheidszorg'.

BELEIDSREGEL CA Volledig Pakket Thuis. Bijlage 12 bij circulaire CARE/AWBZ/13/05c

De bedragen zijn op prijspeil Het bedrag voor inventaris bevat de voorlopige gezondheidszorgindex 2013.

BELEIDSREGEL BR/CU-2066

De besturen van zorginstellingen (zie verzendlijst) Zorgkantoren en zorgverzekeraars. Geachte heer/mevrouw,

Het formulier 'Budget 2005 en voorlopige nacalculatie 2004' is vanaf heden te downloaden van onze website ( 1.

Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk Directie Zorgmarkten Care Care/AWBZ/11/12c 11D

H.C.J. Meijvis, 9710 IF Ke. Actualisatie huisvestingsplannen.

17 maart bouwprioriteitenprogramma

College bouw ziekenhuisvoorzieningen

c. De termijn waarvoor deze beleidsregel geldt: 1 januari 2009 t/m 31 december 2011

In de onderstaande tabel staan de verschillende (sub)sectoren die in deze beleidsregel worden onderscheiden.

Nota. 1. Inleiding. Rudi Bakker Sector SQS 11 Februari 2014

SGLVG som VP VG VV ZG aud ZG vis ZG ZZP

Handreiking kengetallen Benchmark zorgvastgoed Bouwkostennota 2014

g. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als 'Beleidsregel loon- en materiële kosten'.

BELEIDSREGEL CA Volledig Pakket Thuis. Bijlage 12 bij circulaire AWBZ/Care/12/07c

Bijlage B. Uitgaven en gebruik formele langdurige zorg en ondersteuning. Ab van der Torre. Pagina 1 van 22

DEELNORMEN SPECIFIEKE VOORZIENINGEN (Bouwmaatstaven astmacentrum, audiologisch centrum, epilepsiecentrum, klinisch-genetisch centrum)

Analyse quick scan productie 2016

Transitiemodel voor gebudgetteerde zorgaanbieders van gespecialiseerde curatieve ggz Kenmerk

Aan de besturen van - verzorgingshuizen - overige instellingen voor ouderenzorg en de zorgkantoren. Geachte heer/mevrouw

Transitiemodel voor gebudgetteerde zorgaanbieders van gespecialiseerde curatieve GGZ

Aan het bestuur en de medische staf in de academische ziekenhuizen (020) en de zorgverzekeraars. Geachte heer/mevrouw,

Huisvesting voor (zorgvragende) ouderen. Centrum Zorg en Bouw. Schillenmethode care. Drs. A.W. (Anne) Klein Mw. ir. J.

Aan de besturen van - verzorgingshuizen - overige instellingen voor ouderenzorg en de zorgkantoren

BELEIDSREGEL CA Aanvaardbare kosten AWBZ 2012

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

In de onderstaande tabel staan de verschillende (sub)sectoren die in deze beleidsregel worden onderscheiden.

Beleidsregel bekostiging lokalen bewegingsonderwijs voor

Transcriptie:

uitvoeringstoets 486 KENGETALLEN EXPLOITATIEKOSTEN 2000

KENGETALLEN 2000 Uitgebracht aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Vastgesteld door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 2 oktober 2000 Voorbereid door de Commissie Bouw uitvoeringstoets 486

INHOUDSOPGAVE pagina 1. ALGEMEEN 1 2. VERPLEEGHUIZEN (VH) 4 3. INSTELLINGEN VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG (GGZ) 10 4. INSTELLINGEN VOOR GEHANDICAPTENZORG (GHZ) 19 5. ALGEMENE ZIEKENHUIZEN (ZH) 26 6. REVALIDATIECENTRA 31 uitvoeringstoets 486

1. ALGEMEEN Inleiding De kengetallen zijn gebaseerd op de "Ramingsmethodiek voor investerings- en exploitatiegevolgen van planning- en bouwbeslissingen" zoals die in 1992 door het College voor ziekenhuisvoorzieningen, thans College bouw ziekenhuisvoorzieningen (het Bouwcollege), is vastgesteld. 1 Jaarlijks worden door het Bouwcollege de geactualiseerde kengetallen uitgebracht. Hierin zijn zowel de beleidsmatige veranderingen als de aanpassing van het prijspeil opgenomen op basis van de meest recente Bouwkostennota van het Bouwcollege en de CTG-beleidsregels. Omdat de kengetallen voor verschillende doeleinden worden gehanteerd is een zekere differentiatie van de mate van gedetailleerdheid noodzakelijk. Zo is bij de individuele beoordeling behoefte aan een grotere mate van detaillering van de kengetallen dan op het macro-niveau, waar het juist gewenst en noodzakelijk is dat kengetallen een globaler karakter hebben. De onderhavige actualisatie 2000 bevat uitsluitend de kengetallen ten behoeve van het opstellen c.q. beoordelen van de individuele bouwinitiatieven. Voorheen werd dit aangeduid als het meso-niveau. Tevens is getracht de presentatie en leesbaarheid van de kengetallen verder te verbeteren. In verband met het Bouwbehoefte Onderzoek III dat in het jaar 2000 zal worden aangevangen, zullen de kengetallen voor de macro-ramingen thans niet worden geactualiseerd. Ten behoeve van het onderzoek is het noodzakelijk dat de grondslagen, op basis waarvan de hier gepresenteerde kengetallen kunnen worden omgezet naar het macro-niveau, worden herijkt. Ramingen De in deze actualisatie vermelde kengetallen bieden de mogelijkheid om de financiële gevolgen van individuele bouwinitiatieven te ramen. Door de mate van gedetailleerdheid is het mogelijk zorginhoudelijke beslissingen op hun merites te beoordelen. De bouwkostenkengetallen die in deze nota worden gehanteerd zijn gebaseerd op de Bouwkostennota 2000. In deze Bouwkostennota zijn de investeringskosten op de gebruikelijk wijze geïndexeerd op prijspeil 1 januari 2000. Daarnaast heeft voor de ziekenhuizen een extra verhoging plaatsgevonden van 0,6% op grond van de toetsing van de vergunningbedragen van de nieuwbouwprojecten aan de bouwkostenkengetallen. Voorts is voor alle sectoren sprake van een verhoging met 1,7% op grond van de goedgekeurde aanbestedingsresultaten ten opzichte van de vastgestelde investeringsbudgetten. Overigens geldt het laatste vooralsnog voor het jaar 2000. Als gevolg van ontwikkelingen in de markt zijn de maxima voor de grondverwerving voor de diverse sectoren substantieel verhoogd. 1) College voor ziekenhuisvoorzieningen, rapport nr. 345, september 1992 uitvoeringstoets 486 1

De financiële gevolgen van de besluitvorming inzake arbeidsvoorwaarden en specifieke prijsstijgingen zijn verwerkt in de CTG-beleidsregels en zijn aldus in de kengetallen opgenomen. Omdat bij de besluitvorming inzake planning en bouw rekening wordt gehouden met zowel de aanwezige zorgvoorzieningen als met de mogelijkheid van herspreiding van voorzieningen binnen een bepaalde regio, dient bij de financiële raming onderscheid te worden gemaakt naar enerzijds de exploitatiegevolgen van uitbreiding en anderzijds de exploitatiegevolgen van inkrimping. Vanwege het statische karakter van de vaste kosten zullen de mutaties in de exploitatiekosten in geval van inkrimping van een relatief beperkter omvang zijn dan in geval van uitbreiding met dezelfde capaciteit. Daarom is het noodzakelijk om een onderscheid te maken naar capaciteitsgebonden en produktiegebonden exploitatiekosten. De instandhouding van bestaande capaciteit kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd: door vervangende nieuwbouw (mogelijk gepaard gaande met herspreiding) of door renovatie, waarbij verschillende modaliteiten zijn te onderscheiden (opknapbeurt, aanpassingen, complete verbouwing). Afhankelijk van de inhoud en vormgeving van het bouwinitiatief kan dit via de vergunningplichtige procedure ex WZV of de meldingsregeling worden gerealiseerd. Uitgangspunten Afschrijvingspercentages De afschrijvingspercentages zijn gebaseerd op de afschrijvingspercentages volgens de CTG- beleidsregel "afschrijving". De in de kengetallen gehanteerde afschrijvingpercentages zijn een gewogen gemiddelde hiervan. Voor de weging zijn de investeringsnormen uit de Bouwkostennota 2000 van het Bouwcollege gehanteerd. Interestpercentage De rente wordt op basis van lineaire afschrijving berekend over het gehele investeringsbedrag, voor het eerste jaar na realisatie. In deze actualisatie is een rekenrente van 6,5% gehanteerd. Startkosten In de Kengetallen wordt voor startkosten met een gemiddeld percentage van maximaal 4% van de investeringskosten rekening gehouden. Dit gemiddelde is berekend op basis van ervaringsgegevens. Hierbij is een relatie gelegd tussen de hoogte van de bouwkosten en de maximale startkosten. Uit de adviespraktijk van het Bouwcollege blijkt dat de werkelijke startkosten aanzienlijke verschillen kunnen vertonen ten opzichte van het gemiddelde. Bezettingspercentage Omdat de kengetallen worden weergegeven in kosten per bed c.q. plaats, worden de CTG-normen per verpleegdag omgerekend naar jaarbasis. Het hierbij te hanteren bezettingspercentage verschilt per sector. Voor de berekening van het sectorspecifieke bezettingspercentage is gebruik gemaakt van de CTGbeleidsregels, het CTG Jaarverslag 1999 en/of de NZi Financiële Statistiek 1998. uitvoeringstoets 486 2

Meldingen De meldingsregeling heeft betrekking op bouwkundige aanpassingen van bestaande capaciteit. Door de wijze waarop deze regeling wordt uitgevoerd zijn de kengetallen niet van toepassing. Dit laat onverlet dat de kengetallen door de instellingen als referentiekader kunnen worden gebruikt bij het ontwikkelen van instandhoudingsinitiatieven. Inventariskosten Conform de Bouwkostennota 2000 zijn voor de Verpleeghuizen en de instellingen voor Gehandicaptenzorg in de exploitatiekosten-kengetallen de inventariskosten niet in de investeringskosten opgenomen. Dit vooruitlopend op een aanpassing van de CTG-beleidsregel investeringen in medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en -programmatuur waarbij de inventariskosten op normatieve wijze zijn bepaald. Voor de instellingen in de Geestelijke Gezondheidszorg wordt deze werkwijze al toegepast. Voor de overige instellingen geldt dat de investeringen in inventarissen zijn gebaseerd op de hiervoor geldende CTG-beleidsregels. In de Bouwkostennota van het Bouwcollege wordt de lijn gevolgd dat investeringen in inventarissen bij vervangende nieuwbouw, voor de bestaande capaciteit, in principe niet gehonoreerd worden. In combinatie met uitgestelde vervangingsinvesteringen en toekomstige vrijval van de investeringsruimte conform de CTG-beleidsregels, zullen voldoende middelen aanwezig zijn om de vervangende nieuwbouw in te richten. Indien de kengetallen worden gehanteerd ten behoeve van vervangende nieuwbouw zonder capaciteitswijziging dienen de investeringskosten te worden gekort met het bedrag voor de inventariskosten. Onderhoudskosten De onderhoudskosten vormen een onderdeel van de genormeerde personele en materiële kosten. Voor algemene ziekenhuizen geldt dat deze kosten een onderdeel vormen van de historisch bepaalde locatiegebonden kosten. Inbrengverplichting Bij de berekening van de kapitaallasten voortvloeiend uit de investeringskosten, is geen rekening gehouden met de inbrengverplichting. uitvoeringstoets 486 3

2. VERPLEEGHUIZEN (VH) In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de verpleeghuissector weergegeven. In aansluiting op de huidige adviespraktijk zijn ten opzichte van de Kengetallen 1999 de volgende veranderingen doorgevoerd. Verpleegunit Ingevolge een schrijven van het Ministerie van VWS d.d. 24 maart 2000 mag het in het op 19 april 1996 vastgestelde Beleidstoetsingskader voor de sector verpleeghuizen gestelde maximum aan investeringskosten per verpleegunitbed geïndexeerd worden vanaf prijspeil 1 januari 1996. Het maximum aan stichtingskosten (som van investeringskosten en over te nemen boekwaarde) stijgt met de geïndexeerde investeringskosten (indien reeds een vergunning is verleend zal bij de beoordeling van de eindkosten het in de vergunning genoemde bedrag en prijspeil als uitgangspunt worden genomen. Hierbij zal het investeringsbedrag vanaf het prijspeil van de vergunning worden geïndexeerd). Inventariskosten Conform de Bouwkostennota 2000 zijn in onderstaande Kengetallen de inventariskosten niet meegenomen in de investeringskosten (zie hoofdstuk 1). De uit de inventariskosten voortvloeiende kapitaallasten zijn wel meegenomen in de tabel 2.1 en bijlage 2.1.. Tabel 2.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Verpleeghuizen (per bed op jaarbasis; bedragen * ƒ 1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) Nieuw verpleeghuis Uitbreiding Investering Kapitaallasten Overige exploitatiekosten Totale exploitatiekosten - 150 bedden 255 26 91 117 Verpleegafdeling 135 15 91 106 Dagbehandeling - < 15 plaatsen 0 0,7 53 53.7-15 plaatsen 70 7 53 60 Verpleegunit 111 14 91 105 uitvoeringstoets 486 4

Tabel 2.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Verpleeghuizen (per bed op jaarbasis; bedragen * ƒ 1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) Vervanging Renovatie 50% Investering Kapitaallasten Investering Kapitaallasten verpleeghuis - 150 bedden 255 23 109 13 Verpleegafdeling 135 13 68 8 Dagbehandeling - < 15 plaatsen n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. - 15 plaatsen 70 6 30 3 Verpleegunit 111 13 n.v.t. n.v.t. Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerd budget per bed, verhoogd met de niet-genormeerde materiële kosten (energie, ozb en heffingen); - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productie-afspraken over verpleegdagen en dagbehandelingsplaatsen; - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijving. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG-afschrijvingsmethodiek gehanteerd. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 2.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten voor uitbreiding wordt verwezen naar bijlage 2.1. Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per bed gelijk aan de investeringskosten uit de CBZ-Bouwkostennota 2000 verhoogd met grond- en startkosten. Indien sprake is van vervangende nieuwbouw op de huidige locatie zijn grondkosten niet aan de orde. Bij renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten voor vervangende nieuwbouw, exclusief grond- en startkosten. 2 Bij uitbreidingsnieuwbouw zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet, zoals in de Kengetallen 1999, in de investeringskosten per plaats opgenomen, omdat de kosten van inventaris normatief zijn bepaald en in het budget zijn opgenomen. De kapitaallasten die met de 2) Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden, dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen. uitvoeringstoets 486 5

investering in inventaris samenhangen, zijn evenals in de Kengetallen 1999 in de exploitatiekosten (onderdeel kapitaallasten) verwerkt. Bij vervangende nieuwbouw blijven inventariskosten buiten beschouwing omdat de capaciteit ongewijzigd blijft. Aangenomen wordt dat een gedeelte van de aanwezige inventaris verhuisbaar is en dat in combinatie met uitgestelde vervangingsinvesteringen en toekomstige vrijval van de CTG-investeringsruimte (zie CTG-beleidsregel) voldoende middelen aanwezig zijn om de vervangende huisvesting in te richten. Bij renovatie van de verpleegafdeling staat het vergroten van de privacy centraal. Dit leidt tot een capaciteitsreductie binnen het bestaande oppervlak van de verpleegafdeling. Bij vervanging van de verpleegafdeling wordt de gereduceerde capaciteit bijgebouwd op de hoofdlocatie. De centrale voorzieningen behoeven geen uitbreiding. De investeringskosten voor een verpleegafdeling bij vervanging en renovatie zijn exclusief grond- en startkosten. Er wordt vanuit gegaan dat de grond reeds in bezit is, de startkosten worden gedragen vanuit de huidige organisatie en dat de capaciteit ongewijzigd blijft. Voor het toestaan van bouwkundige voorzieningen ten behoeve van dagbehandeling wordt in de Bouwmaatstaven dagbehandeling uitgegaan van een ondergrens van 15 plaatsen bij een gecombineerde dagbehandeling. Bij een categorale dagbehandeling is de ondergrens gesteld op 10 plaatsen. De toegestane investeringskosten voor een verpleegunit bedragen maximaal ƒ 50.000,-- per bed. Daarnaast is in veel gevallen sprake van een overname van boekwaarde. Ingevolge het voornoemd schrijven van het Ministerie van VWS d.d. 24 maart 2000 mag het maximum aan investeringskosten worden geïndexeerd vanaf prijspeil 1 januari 1996. Naast indexering aan de hand van de bouwkosten-indexcijfers voor de gezondheidszorg is, conform de Bouwkostennota 2000, op grond van de goedgekeurde aanbestedingsresultaten opzichte van de vastgestelde budgetten sprake van een voorlopige verhoging met 1,7%. 3 Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde rentepercentage is 6,5%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. De afschrijvingskosten zijn afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), de grond-, start- en inventariskosten. Voor deze categorieën bestaan verschillende afschrijvingspercentages. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) zijn gebaseerd op de in de Bouwkostennota gehanteerde opbouw van de achterliggende kosten, zoals bouwkundige voorzieningen en installaties, die in verschil 3) De som van investeringskosten en over te nemen boekwaarde mag niet meer dan ƒ 100.000,-- per verpleegunitbed bedragen.op prijspeil 1 januari 1996. De boekwaardecomponent in dit maximum wordt niet geïndexeerd. Op prijspeil 1 januari 2000 bedragen de toegestane investeringskosten maximaal ƒ 56.555,-- per bed. Aldus mag de som van investeringskosten en over te nemen boekwaarde op prijspeil 1 januari 2000 niet meer dan ƒ 106.555,-- per verpleegunitbed bedragen. Bovenop dit bedrag zijn startkosten van toepassing. uitvoeringstoets 486 6

lende perioden worden afgeschreven. Het afschrijvingspercentage over de investeringskosten (sec) bedraagt gemiddeld circa 3,1%. Grondkosten worden niet afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven en inventariskosten in 10 of 5 (automatisering) jaar. Bij renovatie worden zowel de investeringskosten (sec) als de startkosten in 20 jaar afgeschreven. In het onderstaande staatje zijn de gemiddelde afschrijvingen op de investering inclusief start- en inventariskosten uitgedrukt als percentage van de investeringen inclusief start- en grondkosten (exclusief inventaris) weergegeven in de kolom uitbreiding. In de kolom vervanging is de verhouding weergegeven tussen de afschrijvingen op investeringen inclusief startkosten en de investeringen inclusief start- en grondkosten. Uitbreiding Vervanging - Verpleeghuis 3,7 % 2,7 % - Verpleegafdeling 4,7 % 3,1 % - Dagbehandeling 3,7 % 2,7 % b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. Bij het berekenen van deze kosten wordt uitgegaan van een particuliere instelling die is aangesloten bij een erkende centrale opleidingsschool dan wel het theoretische gedeelte van de opleiding tot ziekenverzorgende laat verzorgen door een extern opleidingsinstituut, waarvan de samenwerkingsovereenkomst tussen de instelling en het opleidingsinstituut is goedgekeurd door het Ministerie van VWS. Voorzieningencentra voor blijvend gehandicapten en Het Dorp zijn buiten beschouwing gelaten, evenals Kloosterbejaardenoorden. De capaciteitsgebonden kosten bestaan uit het genormeerde bedrag per bed/ per dagbehandelingsplaats en de niet-genormeerde materiële kosten (energiekosten, ozb en heffingen). Voor het genormeerde bedrag per bed/ per dagbehandelingsplaats wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels voor loon- en materiële kosten. Voor de personele kosten is de CTG-beleidsregel verhoogd met de laagste regiotoeslag in verband met arbeidsmarktomstandigheden (ƒ 363,30 per bed) Energiekosten (per bed) ƒ 1.606,-- (NZi-Financiële statistiek 1998, geïndexeerd) OZB Exploitatiekosten ƒ 10,-- per ƒ 3.000,-- investeringskosten de niet-genormeerde exploitatiekosten voor dagbehandeling zijn fictief gesteld op ƒ 38,91, waardoor de totale exploitatiekosten per dagbehandeling overeenkomen met het CTG-neventarief (ƒ 208,-- vanaf 1 januari 2000). uitvoeringstoets 486 7

Voor de berekening van de productiegebonden kosten wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels voor loon- en materiële kosten. Bij het berekenen van de productiegebonden kosten worden de volgende aannames gehanteerd: - de bezettingsgraad is 100% (inclusief flexibilisering). - het aantal dagbehandelingen bedraagt 255 per plaats per jaar. Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen. Daarnaast kunnen ze worden gebruikt om de investeringskosten van specifieke projecten te bepalen. Investeringskosten (per m 2 ) 4 (exclusief grond-, start-, en inventariskosten, volgens Bouwkostennota 2000, prijspeil 1 januari 2000) Grondkosten (volgens Bouwkostennota 2000) ƒ 3.323,-- bij 150 bedden ƒ 27.500,-- per bed ƒ 8.038,-- per dagbehandelingsplaats De grondkosten per dagbehandelingsplaats zijn ten opzichte van de grondkosten per bed conform de Bouwkostennota bepaald op basis van de ratio van de normatieve bruto vloeroppervlakte per plaats/bed. Startkosten Inventariskosten (volgens CTG-beleidsregels, prijspeil gemiddeld 1999) maximaal 4% van de investeringskosten (exclusief grond-, start-, en inventariskosten). Medische en overige inventaris: ƒ 12.865,-- per bed ƒ 13.615,-- per bed (in geval van een nieuwe instelling met 150 bedden) ƒ 3.859,-- per dagbehandelingsplaats ƒ 7.500,-- per verpleegunitbed 5 Automatisering: ƒ 992,-- per bed ƒ 298,-- per dagbehandelingsplaats 4) 5) Als gevolg van privacy-verbetering is, bij realisatie van alleen eenbedskamers, maximaal ƒ 3.000,-- per bed extra beschikbaar. Dit bedrag is een richtlijnbedrag en geen CTG-beleidsregel uitvoeringstoets 486 8

De investeringskosten zijn gebaseerd op de volgende bruto vloeroppervlakte per bed/plaats op basis van de vastgestelde bouwmaatstaven: verpleeghuis 150 bedden 65 m 2 verpleegafdeling 42 m 2 dagbehandeling 15 plaatsen 19 m 2 Bronnen 1. College bouw ziekenhuisvoorzieningen, Bouwkostennota 2000 2. CTG, Beleidsregels loonkosten en genormeerde materiële kosten voor verpleeghuizen (20 december 1999, II-357, II-358) 3. CTG, Beleidsregel investeringen in medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en programmatuur voor verpleeghuizen (31 mei 1999, II-334) 4. NZi, Financiële statistiek 1998 gecombineerde verpleeghuizen Bijlage 2.1 Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Verpleeghuizen (per plaats op jaarbasis; bedragen * ƒ 1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) Uitbreiding Rente Afschrijvingen Capaciteitsgebonden Productiegebonden Totaal Nieuw verpleeghuis - 150 bedden 18 8 54 37 117 Verpleegafdeling 10 5 54 37 106 Dagbehandeling - < 15 plaatsen 0.3 0.4 4 49 53.7-15 plaatsen 5 2 4 49 60 Verpleegunit 8 6 54 37 105 uitvoeringstoets 486 9

3. INSTELLINGEN VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG (GGZ) In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector geestelijke gezondheidszorg weergegeven. Ten opzichte van de Kengetallen 1999 is een aantal wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen luiden als volgt: De CTG-beleidsregels voor de forensische psychiatrie zijn gewijzigd. Energiekosten, belastingen en heffingen zijn zowel voor de psychiatrische ziekenhuizen als de RIBW en genormeerd aan de hand van hetzelfde normatieve vloeroppervlak, dat bij de bepaling van het jaarlijkse instandhoudingsbudget wordt gehanteerd. Inventariskosten zijn eveneens gekoppeld aan het normatieve vloeroppervlak. Daarnaast heeft het CTG beleidsregels ingevoerd voor Zorg op maat (ZOM). Algemene psychiatrische ziekenhuizen en RIBW en dienen 8,5% van het genormeerde budget te besteden aan Zorg op maat. Voor de categorale psychiatrische ziekenhuizen is deze eis niet van toepassing. Het CTG heeft voor dagactiviteitencentra, begeleid zelfstandig wonen en psychiatrische thuiszorg beleidsregels ontwikkeld. De productie-afspraken voor Zorg op maat zijn echter niet van invloed op de hoogte van het genormeerde budget. Een deel van het genormeerde budget wordt afgezonderd voor Zorg op maat. Indien het genormeerde budget dus ontoereikend is, zal capaciteitsuitbreiding moeten plaatsvinden waarna het gemiddelde budget per plaats wordt ingezet voor Zorg op maat. uitvoeringstoets 486 10

Tabel 3.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Geestelijke gezondheidszorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * ƒ 1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) APZ/RCG Uitbreiding Investering Kapitaallasten Overige exploitatiekosten Totale exploitatiekosten - klinisch (gemiddelde zorg) 254 25 96 121 - klinisch (kortdurende zorg) 254 25 115 140 - klinisch (langdurende zorg) 254 25 84 110 - woonvoorziening (gemid.) 147 15 96 111 - sociowoning (langd. zorg) 94 10 84 95 - v/h OVDB 1) 147 15 96 111 - woon/werkvz. autisten 271 26 127 153 - deeltijd 97 11 53 63 - polikliniek (1.000) 141 13 109 121 - Zorg op maat pm pm 96 96 Verslavingszorg - klinisch 287 28 105 133 - deeltijd 102 11 52 63 - polikliniek (1.000) 141 13 109 121 - Zorg op maat pm pm 102 102 Kinder- en jeugdpsychiatrie - klinisch 271 28 164 192 - ZIZ-plaats 271 28 277 305 - BOPZ-plaats 271 28 208 236 - deeltijd 133 15 82 97 - polikliniek (500) 160 14 113 127 - Zorg op maat pm pm 160 160 Forensische psychiatrie - klinisch FPK (<= 55) 497 50 259 309 - klinisch FPK (> 56) 497 50 239 289 - klinisch FPA 328 32 199 230 - deeltijd FPA 117 13 79 91 - polikliniek (1.000) 198 18 197 215 KIB - klinisch 409 40 288 328 RIBW - plaats 94 9 43 52 - Zorg op maat pm pm 40 40 1) OVDB is omgelabeld tot "structurerende deeltijdbehandeling met Bed op recept". uitvoeringstoets 486 11

Tabel 3.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Geestelijke gezondheidszorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * ƒ 1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) Vervanging Renovatie 50% Investering Kapitaallasten Investering Kapitaallasten APZ/RCG - klinisch (gemiddelde zorg) 254 23 105 12 - klinisch (kortdurende zorg) 254 23 105 12 - klinisch (langdurende zorg) 254 23 105 12 - woonvoorziening (gemid.) 147 13 60 7 - sociowoning (langd. zorg) 94 8 37 4 - v/h OVDB 1) 147 13 60 7 - woon/werkvz. autisten 271 24 110 13 - deeltijd 97 9 39 5 - polikliniek (1.000) 141 13 37 7 - Zorg op maat pm pm pm pm Verslavingszorg - klinisch 287 26 121 14 - deeltijd 102 9 42 5 - polikliniek (1.000) 141 13 57 7 - Zorg op maat pm pm pm pm Kinder- en jeugdpsychiatrie - klinisch 271 25 113 13 - ZIZ-plaats 271 25 113 13 - BOPZ-plaats 271 25 113 13 - deeltijd 133 12 55 6 - polikliniek (500) 160 14 65 7 - Zorg op maat pm pm pm pm Forensische psychiatrie - klinisch FPK (<= 55) 497 45 213 25 - klinisch FPK (> 56) 497 45 213 25 - klinisch FPA 328 30 137 16 - deeltijdfpa 117 11 49 6 - polikliniek (1.000) 198 18 80 9 KIB - klinisch 409 37 173 20 RIBW - plaats 94 8 37 4 - Zorg op maat pm pm pm pm 1) OVDB is omgelabeld tot "structurerende deeltijdbehandeling met Bed op recept". uitvoeringstoets 486 12

Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerde budget per plaats, verhoogd met de kosten voor energie, ozb en heffingen; - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productie-afspraken over verpleegdagen, aantal eerste opnames, deeltijdbehandelingen en poliklinische verrichtingen. De berekeningen zijn gebaseerd op de gemiddelde bezettingsgraad (zie specificaties), zorgzwaarte en aantal eerste opnames; - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijvingskosten. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG-afschrijvingsmethodiek (zie CTG-beleidsregel) gehanteerd. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 3.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. De exploitatiekosten voor de polikliniek zijn gerelateerd aan het aantal verrichtingen en zijn niet langer in het bedrag per klinische plaats verdisconteerd. Voor een nadere uitsplitsing van de exploitatiekosten in rente en afschrijvingen enerzijds en capaciteitsen productiegebonden kosten anderzijds wordt verwezen naar bijlage 3.1. Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per plaats gelijk aan de investeringskosten uit de CBZ-Bouwkostennota 2000 verhoogd met grond- en startkosten. Indien sprake is van vervangende nieuwbouw op de huidige locatie is geen sprake van grondkosten. Bij renovatie zijn de investeringskosten gelijk aan 50% van de kosten van vervangende nieuwbouw (exclusief grond- en startkosten) 6. Bij uitbreidingsnieuwbouw zal in inventaris worden geïnvesteerd. Deze investeringen zijn echter niet in de investeringskosten per plaats opgenomen, omdat de kosten van inventaris normatief zijn bepaald en in het budget zijn opgenomen. De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen, zijn in de exploitatiekosten (onderdeel kapitaallasten) verwerkt. Bij vervangende nieuwbouw blijven inventariskosten buiten beschouwing, omdat de capaciteit ongewijzigd blijft. Aangenomen wordt dat een gedeelte van de aanwezige inventaris verhuisbaar is en dat in combinatie met uitgestelde vervangingsinvesteringen en toekomstige vrijval van de CTG-investeringsruimte (zie CTG-beleidsregel) voldoende middelen aanwezig zijn om de vervangende huisvesting in te richten. 6) Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen. uitvoeringstoets 486 13

Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde interestpercentage is 6,5%. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. Het afschrijvingspercentage is afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec), grond-, start- en inventariskosten. De afschrijvingen over de investeringskosten (sec) bedragen circa 3,0% en zijn gebaseerd op de onderliggende componenten (zoals bouwkundige voorzieningen), die in verschillende perioden worden afgeschreven. Grondkosten worden niet afgeschreven. Startkosten worden in 40 jaar afgeschreven en inventariskosten in 10 jaar. In het staatje zijn de gemiddelde afschrijvingen bij uitbreiding en bij vervanging weergegeven. afschrijvingspercentages klinische plaats APZ (totale nieuwbouw) 2,9% 2,6% (eerste kolom uitbreiding, Regionaal Centrum voor GGZ 2,8% 2,5% tweede kolom vervanging) APZ-woonvoorziening en WWA 3,0% 2,5% APZ-sociowoning en RIBW 3,0% 2,1% Verslavingszorg 2,9% 2,6% Kinder- en jeugdpsychiatrie 3,1% 2,6% Forensische psychiatrie 2,9% 3,0% Kliniek voor intensieve behandeling 2,9% 2,6% deeltijd 3,3% 2,5% polikliniek 2,5% 2,5% renovaties 5,0% b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. De capaciteitsgebonden kosten bestaan uit het genormeerde budget per plaats en de (genormeerde) kosten voor energiekosten, ozb en heffingen. De kosten voor energie, ozb en heffingen zijn genormeerd aan de hand van het normatieve vloeroppervlak dat wordt gehanteerd bij de bepaling van het jaarlijkse instandhoudingsbudget. De instellingen ontvangen ƒ 39,93 per normatieve m². Per type voorziening resulteert het onderstaande staatje: Energiekosten, ozb, heffingen APZ/RCG (inclusief FPA) ƒ 2.396,-- (per plaats, deeltijdplaats) Verslavingszorg ƒ 2.396,-- Kinder- en jeugdpsychiatrie ƒ 3.594,-- Forensische psychiatrie ƒ 5.590,-- Kliniek voor intensieve behandeling ƒ 3.394,-- RIBW ƒ 1.477,-- uitvoeringstoets 486 14

Bij capaciteitsuitbreiding neemt het budget voor de jaarlijkse instandhouding toe. Gelet op het geringe bedrag per plaats (circa ƒ 160,-- bij een APZ-plaats) is hiervan geabstraheerd. Voor de berekening van de productiegebonden kosten wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels over de loon- en materiële kosten. Voor enkele categorieën zijn deze verduidelijkt: - Bij APZ'en wordt onderscheid gemaakt naar zorgzwaarte: gemiddeld, kortdurend en langdurend. - Bij de budgetberekening van "structurerende deeltijdbehandeling met Bed op recept" (OVDB) is uitgegaan van het budget van een te substitueren gemiddelde klinische plaats. - Het budget voor poliklinische verrichtingen is bepaald door de loon en materiële kosten per verrichting te wegen met productieafspraken 1999 uit het CTG-jaarverslag. - Bij Zorg op maat is uitgegaan van het (genormeerde) capaciteitsbedrag per plaats en de productiegebonden kosten bij de gemiddelde zorgzwaarte (inclusief eerste opnames). - De kosten per plaats in een in op te richten Multifunctioneel centrum, een voorziening op het snijvlak van kinder- en jeugdpsychiatrie en gehandicaptenzorg, is hoger dan gemiddeld en bedraagt circa ƒ 228.000,--, waarvan ƒ 210.000,-- aan personele en materiële kosten (inclusief energie etc.) en ƒ 18.000,-- aan kapitaallasten. Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen. Investeringskosten (per m²) klinische plaats APZ (totale nieuwbouw) ƒ 3.513,-- (exclusief grond-, start- en Regionaal Centrum voor GGZ ƒ 3.085,-- inventariskosten, volgens APZ-woonvoorziening en WWA ƒ 3.085,-- Bouwkostennota 2000) APZ-sociowoning ƒ 2.103,-- Verslavingszorg (totale nieuwbouw) ƒ 3.225,-- Kinder- en jeugdpsychiatrie (totale nieuwbouw) ƒ 3.436,-- FPK en KIB (totale nieuwbouw) ƒ 4.180,-- FPA, KIB (partiële nieuwbouw) ƒ 3.764,-- RIBW ƒ 2.103,-- Bij poliklinieken, OVDB en deeltijd is het bedrag in de betreffende categorie toegepast. In de praktijk kan hiervan worden afgeweken als de voorziening niet tegelijkertijd bij een kliniek wordt gebouwd. Bij RCG'en (inclusief ruimte voor de PAAZ) geldt het bedrag van de APZ-woonvoorziening als uitgangspunt. Hierop worden toeslagen voor separeervoorzieningen en bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld een lift) toegekend. Uiteindelijk resulteert een bedrag van circa ƒ 3.350,-- per m². Voor de RIBW-woningen en de APZ-sociowoning is in de tabel uitgegaan van eigendom. Ingeval van huur bedraagt de maandhuur in stedelijk gebied maximaal ƒ 355,-- per plaats per maand (circa ƒ 4.300,-- per jaar) en kunnen afhankelijk van de aard van het initiatief aanpassingskosten worden opgevoerd. Voorzieningen voor ZOM worden eveneens veelal gehuurd. Gelet op de verscheidenheid aan voorzieningen zijn hiervoor geen investeringskosten geraamd. uitvoeringstoets 486 15

Grondkosten (per plaats) APZ/RCG, Verslavingszorg, KJP ƒ 35.000,-- RIBW en sociowoningen ƒ 17.500,-- Bij woonvoorzieningen, poliklinieken, OVDB en deeltijd worden de grondkosten berekend naar rato van het bruto vloeroppervlak (bvo) van de voorziening ten opzichte van de bvo van de betreffende klinische plaats. Startkosten Inventariskosten maximaal 4% van de investeringskosten (exclusief grond-, start- en inventariskosten). Psychiatrische ziekenhuizen: 7 * ƒ 28,59 per normatieve m². RIBW: 7 * ƒ 26,98 per normatieve m² (eerste jaar). NB Niet in de investeringskosten opgenomen, wel in de kapitaallasten. De investeringskosten zijn gebaseerd op de volgende (maximale) bruto vloeroppervlakte per plaats op basis van de vastgestelde bouwmaatstaven: per (klinische) plaats klinische plaats in APZ (totale nieuwbouw)1) 60 m² Regionaal Centrum voor GGZ (RCG, incl. PAAZ) 59 m² APZ-woonvoorziening 39 m² APZ-sociowoning 35 m² "OVDB"2) 39 m² woon/werkvoorziening volw. autisten (WWA) 72 m² Verslavingszorg (totale nieuwbouw)3) 75 m² Kinder- en jeugdpsychiatrie (totale nieuwbw) 66 m² FPK en KIB (totale nieuwbouw)4) 102 m² FPA, KIB (partiële nieuwbouw) 73 m² RIBW 35 m² per deeltijdplaats APZ/RCG, Forensische psych., Verslavingszorg 26 m² Kinder- en jeugdpsychiatrie 32 m² polikliniek volwassenen en FPA (1.000 verrichtingen) 37,5 m² kinderen en jeugd (500 verrichtingen) 42 m² 1) Afhankelijk van de omvang van de instelling maximaal 63 m² 2) Structurerende deeltijdbehandeling met Bed Op Recept 3) Afhankelijk van de omvang van de instelling 67 tot 83 m² 4) Afhankelijk van de omvang van de instelling 97 tot 106 m² Overigens wordt erop gewezen dat bij (beperkte) capaciteitsuitbreiding rekening wordt gehouden met functies die in de bestaande huisvesting worden uitgeoefend, zodat niet het volledige aantal m²'s per plaats wordt toegekend. uitvoeringstoets 486 16

Bronnen 1. College bouw ziekenhuisvoorzieningen, Bouwkostennota 2000. 2. CTG, Beleidsregel loon en materiële kosten voor RIBW'en (16 december 1999, III-500) en voor psychiatrische ziekenhuizen (9 mei 2000, III-539). 3. CTG, Beleidsregel investeringen in inventarissen en in computerapparatuur en -programmatuur voor RIBW'en (9 mei 2000, III-545) en Beleidsregel investeringen in medische en overige inventarissen en in computerapparatuur en -programmatuur voor psychiatrische ziekenhuizen (9 mei 2000, III-544). 4. CTG, Mutatie budgetmaximum. Brief van 29 februari 2000 met kenmerk TY/yb/GGZ/00/02c. 5. CTG, Jaarverslag 1999. uitvoeringstoets 486 17

Bijlage 3.1 Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Geestelijke gezondheidszorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * ƒ 1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) Uitbreiding Rente Afschrijvingen Capaciteitsgebonden Productiegebonden Totaal APZ/RCG - klinisch (gemiddelde zorg) 17 8 37 59 121 - klinisch (kortdurende zorg) 17 8 37 79 140 - klinisch (langdurende zorg) 17 8 37 48 110 - woonvoorziening (gemid.) 10 5 37 59 111 - sociowoning (langd. zorg) 7 3 37 48 95 - v/h OVDB 1) 11 5 37 59 111 - woon/werkvz. autisten 18 8 37 90 153 - deeltijd 7 4 22 31 63 - polikliniek (1.000) 9 3 0 109 121 - Zorg op maat pm pm 37 59 96 Verslavingszorg - klinisch 19 9 39 65 133 - deeltijd 7 4 20 32 63 - polikliniek (1.000) 9 3 0 109 121 - Zorg op maat pm pm 37 65 102 Kinder- en jeugdpsychiatrie - klinisch 19 9 44 120 192 - ZIZ-plaats 19 9 100 178 305 - BOPZ-plaats 19 9 56 152 236 - deeltijd 10 5 24 58 97 - polikliniek (500) 10 4 0 113 127 - Zorg op maat pm pm 40 120 160 Forensische psychiatrie - klinisch FPK (<= 55) 34 16 75 185 309 - klinisch FPK (> 56) 34 16 54 185 289 - klinisch FPA 22 10 44 154 230 - deeltijdfpa 8 4 17 62 91 - polikliniek (1.000) 13 5 0 197 215 KIB - klinisch 28 12 97 191 328 RIBW - plaats 7 3 17 25 52 - Zorg op maat pm pm 15 25 40 1) OVDB is omgelabeld tot "structurerende deeltijdbehandeling met Bed op recept". uitvoeringstoets 486 18

4. INSTELLINGEN VOOR GEHANDICAPTENZORG (GHZ) In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector gehandicaptenzorg weergegeven. Ten opzichte van de Kengetallen 1999 zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd. De kengetallen voor investeringskosten in de gehandicaptenzorg omvatten in tegenstelling tot 1999 niet meer de inventariskosten, zodat de wijze van samenstelling nu overeenkomt met die in de geestelijke gezondheidszorg. Deze verandering in berekeningswijze leidt voor de meeste investeringskostenkengetallen tot een daling ten opzichte van 1999 ondanks de volgens de Bouwkostennota 2000 verhoogde bovengrenzen voor grondaankoop en overige investeringen. De beleidsregel loonkosten van de zwakzinnigeninrichtingen en debieleninternaten van het CTG is uitgebreid met een toeslag voor plaatsen in zogenaamde multifunctionele centra voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen met psychiatrische stoornissen (MFC). Daarnaast heeft het CTG als vervolg op de Beleidsregel kleinschaligheid de Beleidsregel deconcentratie vastgesteld betreffende alle plaatsen van de hoofdlocatie welke in 1996 of later zijn vervangen door kleinschalige bouw buiten de hoofdlocatie. Per gedeconcentreerde plaats geldt een toeslag op de loonkosten van ƒ 2.500,--. Betreffende Zorg op maat heeft het CTG besloten de voor 1999 geldende beleidsregel in 2000 te continueren. Dit betekent dat intramurale instellingen voor verstandelijk gehandicapten uit de in het genormeerde budget opgenomen loon- en materiële kosten minimaal 7% dienen af te zonderen voor Zorg op maat, waarbij een groter aandeel eveneens mogelijk is. Hierover dienen in het plaatselijk overleg afspraken gemaakt te worden. Evenals in de geestelijke gezondheidszorg wordt hierdoor de hoogte van het genormeerde budget niet beïnvloed. Indien dit laatste ontoereikend is zal capaciteitsuitbreiding moeten plaatsvinden. Een onderschrijding van het 7%-aandeel als uitkomst van het plaatselijk overleg is onder bepaalde voorwaarden mogelijk maar wordt in haar geheel in het lopende jaar uit de aanvaardbare kosten verwijderd. Het bedrag van onderschrijding dient op een bestemmingsreserve geboekt en in het volgende jaar aanvullend voor Zorg op maat ingezet te worden. uitvoeringstoets 486 19

Tabel 4.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Gehandicaptenzorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * ƒ1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) Verstand. Gehandicapten Instelling (of dependance) Woonvoorziening Sociowoning Uitbreiding Investering Kapitaallasten Overige Exploitatiekosten 257 151 92 27 17 11 88 87 87 Totale Exploitatiekosten 115 104 98 toeslagen: - observatie - blinden/doven - SGLVG-behandel - SGLVG-verblijf - MFC 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 61 8 111 80 85 61 8 111 80 85 Licht verst. Gehandicapten Instelling Woonvoorziening Fasehuis/sociowoning 257 151 92 25 15 10 78 77 77 103 92 87 toeslagen: - gedragsgestoorden - achtervang - achtervang besloten opvang - MFC 0 0 0 0 0 0 0 0 30 63 85 86 30 63 85 86 Auditief gehandicapten Instelling (excl. dag-/amb.) Woonvoorziening 257 151 27 17 66 66 93 83 Visueel gehandicapten Instelling (excl. dag-/amb.) Sociowoning 257 92 26 11 74 72 100 83 uitvoeringstoets 486 20

Tabel 4.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Gehandicaptenzorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * ƒ 1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) Vervanging Renovatie 50% Investering Kapitaallasten Investering Kapitaallasten Verstand. Gehandicapten Instelling (of dependance) 257 23 107 12 Woonvoorziening 151 14 62 7 Sociowoning 92 8 37 4 Licht verst. Gehandicapten Instelling 257 23 107 12 Woonvoorziening 151 14 62 7 Fasehuis/sociowoning 92 8 37 4 Auditief gehandicapten Instelling 257 23 107 12 Woonvoorziening 151 14 62 7 Visueel gehandicapten Instelling 257 23 107 12 Sociowoning 92 8 37 4 Toelichting op de tabellen Exploitatiekosten De exploitatiekosten zijn opgebouwd uit: - capaciteitsgebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het capaciteitsgebonden genormeerd budget per plaats, verhoogd met de niet-genormeerde materiële kosten (energie, ozb en heffingen); - productiegebonden kosten (alleen bij uitbreiding): het gedeelte van het genormeerde budget dat is gebaseerd op de productie-afspraken over verpleegdagen; - kapitaallasten in het eerste jaar na realisatie: rente en afschrijving. Het rentepercentage is een theoretisch rentepercentage dat wordt gebruikt in het kader van de uniforme bouwplantoetsing. Voor de (lineair bepaalde) afschrijvingen wordt de CTG-afschrijvingsmethodiek (zie CTG-beleidsregel) gehanteerd. De capaciteits- en productiegebonden kosten zijn in tabel 4.1 samengevat onder de overige exploitatiekosten. Voor een nadere uitsplitsing van de totale exploitatiekosten bij uitbreiding wordt verwezen naar bijlage 4.1. Investeringskosten Bij uitbreidingsnieuwbouw en vervangende nieuwbouw zijn de investeringskosten per plaats gelijk aan de investeringskosten uit de CBZ-Bouwkostennota 2000 verhoogd met grond- en startkosten. Bij uitbreidingsnieuwbouw zal tevens in inventaris worden geïnvesteerd. Deze inventariskosten zijn echter niet, zoals in de Kengetallen 1999, in de investeringskosten per plaats opgenomen, omdat de kosten van inventaris normatief zijn bepaald en in het budget zijn opgenomen. De kapitaallasten die met de investering in inventaris samenhangen, zijn wel in de exploitatiekosten (onderdeel kapitaallasten) verwerkt, evenals in de Kengetallen 1999. uitvoeringstoets 486 21

Bij vervangende nieuwbouw blijven de wijziging in de kapitaallasten van inventaris buiten beschouwing, omdat de capaciteit ongewijzigd blijft. Aangenomen wordt dat een gedeelte van de aanwezige inventaris verhuisbaar is en dat in combinatie met uitgestelde vervangingsinvesteringen en toekomstige vrijval van de CTG-investeringsruimte (zie CTG-beleidsregel) voldoende middelen aanwezig zijn om de vervangende huisvesting in te richten. Indien sprake is van vervangende nieuwbouw op de huidige locatie is geen sprake van grondkosten. Voor de investeringskosten van renovatieprojecten wordt maximaal 50% van de kosten voor nieuwbouw exclusief grond-, start- en inventariskosten als uitgangspunt gehanteerd. 7 Overigens wordt bij de kosten woonvoorziening - conform de methodiek in 1999 - niet aangenomen dat bij bouw de grond reeds in bezit is en de startkosten gedragen worden vanuit de huidige organisatie. Specificatie exploitatiekosten a. Kapitaallasten Het gehanteerde interestpercentage is 6,5% evenals in 1999. Dit percentage wordt gehanteerd bij de bouwplanbeoordeling en de afboeking van het planning- en bouwkader. Bij individuele situaties kan het rentepercentage hiervan afwijken. De afschrijvingskosten zijn afhankelijk van de verhouding tussen de investeringskosten (sec 8 ), de grondstart- en inventariskosten. Voor deze categorieën bestaan verschillende afschrijvings-percentages. De afschrijvingen over de investeringen (sec) zijn gebaseerd op de opbouw van de achterliggende kostencomponenten, zoals bouwkundige voorzieningen en installaties, en verschillen per voorziening. Grondkosten worden niet afgeschreven, startkosten in 40 jaar en inventariskosten in 10 of 5 (automatisering) jaar. In de navolgende staat zijn in de kolom uitbreidingsnieuwbouw de gemiddelde afschrijvingen op de investering inclusief start- en inventariskosten weergegeven als percentage van het investeringsbedrag (inclusief start- en grondkosten en exclusief inventaris, zoals dit is weergegeven in de betreffende kolom in tabel 4.1 of in tabel 4.2 bij vervanging). In de kolom vervangende nieuwbouw zijn de afschrijvingen op investeringen inclusief startkosten weergegeven als percentage van de investeringen inclusief start- en grondkosten. Uitbreidingsnieuwbouw Vervangende nieuwbouw Renovatie Volledige instellingsplaats 3,37% 2,59% 5% Woonvoorziening 3,52% 2,30% 5% Sociowoning 5,33% 2,74% 5% 7) Vanzelfsprekend bestaat er een relatie tussen het niveau van renovatie, de ouderdom en de nog te verwachten levensduur van het gebouw. Voor renovatieprojecten is van belang dat een niveau van 65% van de kosten voor nieuwbouw niet wordt overschreden. Bij situaties waar dat kostenniveau dreigt te worden overschreden, dient vervangende nieuwbouw te worden overwogen. 8) d.w.z. investeringskosten voor de rubrieken 1,2,4,5 en 6 van de goedkeuringsformulieren IIA en IIB, conform de Elementenmethode 1991" van de Stichting Bouwkwaliteit. Zie Bouwkostennota 2000, hoofdstuk 4, inleiding. uitvoeringstoets 486 22

b. Overige exploitatiekosten De overige exploitatiekosten bestaan uit capaciteits- en productiegebonden kosten. Bij het berekenen van deze kosten is uitgegaan van een instelling voor verstandelijk gehandicapten met 200 plaatsen, voor licht verstandelijk gehandicapten met 60 plaatsen, voor auditief gehandicapten met 150 plaatsen en voor visueel gehandicapten met 100 plaatsen. De capaciteitsgebonden kosten bestaan uit het genormeerd bedrag per plaats en de niet-genormeerde materiële kosten (energie, ozb en heffingen). Voor het genormeerd bedrag per plaats wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels. Energiekosten (per verpleegdag): ƒ 5,06 Verstandelijk gehandicapten (gebaseerd op NZi, Financiële ƒ 4,21 Licht verstandelijk gehandicapten Statistieken 1998, geïndexeerd ƒ 4,41 Auditief gehandicapten met de CTG-prijsindex voor materiële kosten) ƒ 21,86 Visueel gehandicapten OZB ƒ 10,-- per ƒ 3.000,-- stichtingskosten Voor de berekening van de productiegebonden kosten wordt verwezen naar de CTG-beleidsregels over de loon- en materiële kosten. Bij de berekening zijn de volgende aannames gehanteerd: - Bezetting: 100 % Verstandelijk en licht verstand. gehandicapten 72 % Auditief gehandicapten 47 % Visueel gehandicapten De bezettingspercentages zijn afgeleid uit de tabellen voor samenstelling bewonersverdeling in bijlage V.5, pp. 271-275, jaarverslag CTG 1999, door de aantallen voor bezette plaatsen te delen door die van toegelaten capaciteit. Ten opzichte van 1998 is met name bij de instellingen voor auditief gehandicapten en in mindere mate bij de instellingen voor visueel gehandicapten een daling van de bezetting opgetreden. - De weging van de zorgzwaarte (per categorie van leeftijd en groepsgrootte) is afgeleid uit de tabellen voor samenstelling bewonersverdeling in bijlage V.5, pp. 271-275, jaarverslag CTG 1999. - Bij instellingen voor auditief gehandicapten en instellingen voor visueel gehandicapten is de vergoeding voor dag- en ambulante behandeling buiten beschouwing gebleven. Specificatie investeringskosten Onderstaande specificaties zijn gehanteerd om de investeringskosten te berekenen. Daarnaast kunnen ze worden gebruikt om de investeringskosten voor specifieke projecten te bepalen. Investeringskosten (per m 2 ) (exclusief grond-, start- en inventariskosten, volgens Bouwkostennota 2000) Instelling ƒ 3.383,-- Woonvoorziening ƒ 3.085,-- Sociowoning ƒ 2.043,-- uitvoeringstoets 486 23

Grondkosten (per plaats) bij 63 m²/plaats ƒ 35.000,-- bij 40 m²/plaats ƒ 22.222,-- bij 36 m²/plaats ƒ 17.500,-- Startkosten (per plaats): (als percentage van de investeringskosten exclusief grond- start- en inventariskosten) Instelling / woonvoorz. Maximaal 4% Sociowoning Maximaal 1% De investeringskosten zijn gebaseerd op de volgende bruto vloeroppervlakte per plaats op basis van de vastgestelde bouwmaatstaven: Instelling 63 m² Woonvoorziening 40 m² Sociowoning 36 m² Ter berekening van de kapitaallasten zijn in de kengetallen de onderstaande inventariskosten gehanteerd. Deze zijn door het CTG genormeerd, tenzij dit anders is aangegeven. per orgaan Per plaats Medische en overige inventaris (afschrijving in 10 jaar) ƒ 131.040 ƒ 16.653 AZI ƒ 138.919 ƒ 8.762 Debieleninternaat < 100 plaatsen ƒ 138.919 ƒ 12.918 Debieleninternaat > 100 plaatsen ƒ 131.040* ƒ 16.653* Instellingen voor auditief en voor visueel gehandicapten Automatiseringsapparatuur (afschrijving in 5 jaar) ƒ 1.532 ƒ 2.730 ƒ 1.392 AZI en Debieleninternaat Instelling auditief gehandicapten Instelling visueel gehandicapten Bronnen * niet door het CTG genormeerd. Deze bedragen zijn geschat. 1. CBZ, Bouwkostennota 2000 2. CTG, Beleidsregels per 1-1-2000 3. CTG, Jaarverslag 1999 4. NZi, Financiële statistiek 1998 Instellingen voor verstandelijk gehandicapten 5. NZi, Financiële statistiek 1998 Instellingen voor zintuiglijk gehandicapten uitvoeringstoets 486 24

Bijlage 4.1 Maximale exploitatiekosten bij uitbreiding Gehandicaptenzorg (per plaats op jaarbasis; bedragen * ƒ 1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) Uitbreiding Rente Afschrijvingen Capaciteitsgebonden Productiegebonden Totaal Verstand. Gehandicapten Instelling (of dependance) 18 9 35 53 115 Woonvoorziening 11 6 34 53 104 Sociowoning 7 4 34 53 98 toeslagen: - observatie 0 0 15 46 61 - blinden/doven 0 0 0 8 8 - SGLVG-behandel 0 0 35 76 111 - SGLVG-verblijf 0 0 24 56 80 - MFC 0 0 85 0 85 Licht verst. Gehandicapten Instelling 17 8 6 72 103 Woonvoorziening 10 5 5 72 92 Fasehuis/sociowoning 7 3 5 72 87 toeslagen: - gedragsgestoorden 0 0 0 30 30 - achtervang 0 0 0 63 63 - achtervang besloten opvang 0 0 6 79 85 - MFC 0 0 0 86 86 Auditief gehandicapten Instelling (excl. dag- / ambul.) 18 9 31 35 93 Woonvoorziening 11 6 30 36 83 Visueel gehandicapten Instelling (excl. dag- / ambul.) 17 9 50 24 100 Sociowoning 7 4 48 24 83 Noot: 1) afrondingen in tabel uitvoeringstoets 486 25

5. ALGEMENE ZIEKENHUIZEN (ZH) In dit hoofdstuk zijn de kengetallen voor de sector algemene ziekenhuizen weergegeven. Ten opzichte van de Kengetallen 1999 zijn geen inhoudelijke veranderingen doorgevoerd. Voor de sectoroverschrijdende wijzigingen wordt verwezen naar hoofdstuk 1. Conform de Kengetallen 1999 is geen aandacht besteed aan bijzondere medische voorzieningen, psychiatrische deeltijdbehandelingen en andere bijzondere voorzieningen. Tabel 5.1 Maximale investerings- en exploitatiekosten Algemene ziekenhuizen (per bed of functieeenheid op jaarbasis; bedragen * ƒ 1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) Uitbreiding/inkrimping Investering Kapitaallasten Overige exploitatiekosten Totale exploitatiekosten Uitbreiding Bed met functie-uitbreiding 613 67 31 98 Bed zonder functie-uitbreiding 613 67 109 176 Functie-eenheid: - interne specialismen - - 1.592 1.592 - heelkundige specialismen - - 1.429 1.429 - zenuw en zielsziekten - - 1.014 1.014 - overige specialismen - - 567 567 Inkrimping Bed - - 31 31 Functie-eenheid: - interne specialismen - - 1.592 1.592 - heelkundige specialismen - - 1.429 1.429 - zenuw en zielsziekten - - 1.014 1.014 - overige specialismen - - 567 567 Tabel 5.2 Maximale investerings- en exploitatiekosten Algemene ziekenhuizen (per bed of functieeenheid op jaarbasis; bedragen * ƒ 1.000,--; prijspeil 1 januari 2000) Vervanging Renovatie 50% Investering Kapitaallasten Investering Kapitaallasten Bed 487 46 226 26 Functie-eenheid: - interne specialismen - - - heelkundige specialismen - - - - - zenuw en zielsziekten - - - - - overige specialismen - - - - uitvoeringstoets 486 26