Gerlof van der Veen De punt op de i van de restauratie Op zoek naar historische eenheid in hedendaagse verscheidenheid Aan de markten in Zutphen vormen de afzonderlijke gevels met elkaar een beschermd stadsgezicht. Op hun beurt laten de gevels stuk voor stuk een samenspel zien van bouwkundige details die met elkaar een historische eenheid vormen. Aan de restauratie van een gevel gaat dan ook vaak een onderzoek vooraf naar die details. Zo ook bij het huis op Zaadmarkt 83, waarvan de restauratie in i998 gereed kwam. Over de zoektocht naar één zo'n detail gaat dit verhaal. In de vorige eeuw zijn in Zutphen vele tientallen panden in oude luister hersteld. Het Wijnhuisfonds nam daarvan het leeuwendeel voor zijn rekening, met de rehabilitatie van 80 panden. Maar ook de overheid, met inbegrip van de gemeente, bedrijven en particulieren leverden hun aandeel. Een grote verscheidenheid van restauraties, onder één gemeenschappelijke noemer: de zorgvuldigheid die in acht werd genomen, steeds naar de inzichten van dat moment, om de oorspronkelijke situatie zo dicht mogehijk te benaderen. Toch is er steeds één element aan de aandacht van de meeste restaurateurs ontsnapt. Om na te gaan wat dat is gaan we even terug naar de afronding van een restauratie. De metselaars, timmerlui en stukadoors zijn vertrokken, de schilder heeft zijn kwasten opgeborgen: het werk is voltooid. Of toch niet? Twee elementen worden dan nog aan de gevel toegevoegd: de naam van de bewoner, meestal op de deur, soms op een aparte plaat naast de deur. En dan, inderdaad, het huisnummer! Het onderdeel waar vrijwel geen architect, aannemer of foto 7 : Zaadmarkt 100 foto 2: Lange Hofstraat 10
foto 3: Ravenstraatje 3 monumentencommissie zich druk over maakt. Daar geldt vrijheid blijheid! Elke keuze is dus goed. Of kun je je toch door historische overwegingen laten leiden? Wat doet hier het Wijnhuisfonds, is dan bijna automatisch de eerste vraag. Dat werkt soms geheel in stijl met de hollandse nuchterheid, zoals foto 1 laat zien. Fraai zult ook u het niet vinden. In andere gevallen is de oplossing veel mooier, maar tegelijkertijd ook veel kostbaarder: zie foto 2. Foto 3 laat zien hoe een gerenommeerd architectenbureau het probleem omzeilt bij de Brandkas van Henny. Ook heel mooi, maar voor een doorsnee huiseigenaar niet weggelegd. En verder tref je in historisch Zutphen een grote verscheidenheid aan, van eenvoudig maar stijlvol, foto 4, tot stijlloos in de letterlijke betekenis van het woord, zoals foto 5 laat zien. Vanzelf dringt de vraag zich op hoe het eigenlijk zou moeten als je het in stijl wilt oplossen. Is er wel eenheid van stijl mogelijk in deze verscheidenheid? Waar moet je van uitgaan: cijfers uit de tijd van de stichting van het pand in de late middeleeuwen? Maar toen bestonden huisnummers nog niet. Kiezen voor de stijl die gangbaar is op het moment van restauratie? Moeilijk, want in de twintigste eeuw zijn kenmerkende stijlen ingeruild voor snel wisselende modes. Blijft over de stijl die
gevolgd werd op het moment dat huisnummers in Zutphen werden ingevoerd. Een keuze die vanuit restauratie-principes goed is te verdedigen. Op naar het archief dus! En daar wacht ons een verrassing, want onze huisnummers zijn helemaal niet zo oud als je zou denken. Het is daarmee als met zo veel dingen die je nooit anders hebt gekend, je neemt onbewust aan dat het er altijd al was. Maar onze tegenwoordige huisnummering is nog maar net een eeuw oud! Pas na vier verschillende nummeringen per wijk sinds 1842, is tussen 1896 en 1898 onze huidige nummering per straat ingevoerd. Wijk E nummer 354 werd in die jaren eerst Houtmarkt 83 en later Zaadmarkt 83. Toen zijn ook de nummerplaatjes aan de gevels gekomen zoals we ze nu nog steeds kennen. Dus wordt de vraag: "Hoe zagen de eerste cijfers en plaatjes eruit die vóór de straatgewijze nummering zijn gebruikt?". Er lijken op het eerste gezicht twee manieren om daar achter te komen. De eerste manier is op zoek te gaan naar de modellenboeken die ongetwijfeld zijn gebruikt door de makers van de nummerplaatjes of de sjablonen. Niet eenvoudig, want al zijn die boeken vermoedelijk wel terug te foto 4: Bernhardsteeg 4 3
e een fabriek kwamen. Dat vraagt om een industriële productie en een landelijke distributie die toen nog niet bestonden. Ze zijn ongetwijfeld op bestelling gemaakt door een Zutphense huisschilder. Handwerk dus en als zodanig herkenbaar, vervaardigd aan de hand van modellenboeken, al dan niet met sjablonen. De drager zal een duurzaam metaal zijn geweest. Ijzer of blik zijn te gevoelig voor roesten. Koper of messing waren ongetwijfeld te duur. Lood is te zacht, aluminium was nog niet beschikbaar, zodat zink overblijft, ook toen al gebruikt voor dakgoten. We nemen aan dat de loodgieter foto 5: Laarstraat 48 vinden in archieven of bibliotheken, het is daarmee nog niet duidelijk welke in Zutphen zijn gebruikt. Een directere methode is het maken van een wandering door het Zutphen van de late negentiende eeuw, daarbij lettend op huisnummers die er oud uitzien. Het Stadsarchief is ons weer behulpzaam. Nu bij het vaststellen van de grenzen van de bebouwing in 1898. Om te weten waar we op moeten letten, moeten we even stilstaan bij de manier waarop die eerste plaatjes vermoedelijk -.- zijn gemaakt. We kunnen gevoeglijk aannemen dat ze nog niet, zoals vandaag, uit foto 7: Nieuwstad 63 1 j de zinken plaatjes leverde aan de schilder, die ze vervolgens voorzag van een witte achtergrond en zwarte cijfers. We zoeken dus naar plaatjes van een grijzig metaal, waar een magneet niet aan blijft foto 6: Norenburgerstraat 18 foto 8: Dieserstraal
foto 9: David Evekinkstraat kleven. Veel oorspronkelijke huisnummerplaatjes blijken in de loop van de twintigste eeuw te zijn vervangen door nieuwe. Ze zijn snel te herkennen als serieproducten. Daartussen vallen de oorspronkelijke plaatjes na verloop van tijd duidelijk op. Ze blijken altijd bevestigd met ijzeren spijkertjes, die een beetje zijn gaan roesten. Foto 6 is een typisch voorbeeld van een authentiek plaatje. Een magneet blijft er inderdaad niet aan kleven. Er bestaan nogal wat plaatjes die later zijn overgeschilderd. Die zijn voor ons onderzoek natuurlijk niet meer te gebruiken. Een Zutphense huisschilder uit de jaren vijftig vertelde dat zoiets wel gebeurde op verzoek van de eigenaar nadat het huis een schilderbeurt had gehad. Ze hadden daar overigens altijd het gevoel bij in overtreding te zijn, alsof het illegaal was wat ze deden. Dat zou op gemeentelijke regelgeving kunnen wijzen, die trouwens nu niet meer bestaat. Verder onderzoek daarnaar in het archief is de moeite waard. Ook bestudering van de geschiedenis van de typografie van cijfers kan houvast bieden. En tenslotte levert navraag bij gepensioneerde schilders, oud-leraren schilderen aan de technische school en dito ambtenaren van de gemeente missehien nog interessante gegevens op. En nu de hamvraag: is er in de verscheidenheid van cijfers eenheid in typografie te ontdekken? Het antwoord is ja, eenheid, maar geen uniformiteit. Er zijn duidelijk twee stijlen te herkennen. Het gaat het bestek van dit verhaal te buiten om dat verder uit te werken. Het was onze bedoeling om de restauratie van het pand aan de Zaadmarkt 83 af te ronden met een huisnummer in stijl. En dat is gelukt. Precies honderd jaar nadat het eerste huisnummer s~ecifiek voor de markten aan de gevel kwam, hangt er nu een nieuwe in authentieke stijl. Misschien zelfs wel een identieke, zij het niet gespijkerd maar geschroefd. Gereconstrueerd met behulp van de figuren 6 en 7, ondersteund door de foto's 8 en 9. Foto 10 laat het zien. Op een zinken plaatje, geleverd door een loodgieter in Zutphen, uit de hand geschilderd door een Zutphense schilder! foto 10: Zaadmarkt 83 5