Wat is sociaal kapitaal? SOCIAAL KAPITAAL IN HET MBO. Investeren in relaties en netwerken



Vergelijkbare documenten
Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten

De kwetsbaarheid van sociaal kapitaal Sociaal kapitaal is kwetsbaar. Het kan afbrokkelen, weinig werkzaam zijn of zich zelfs tegen je keren.

Familie Werkloosheid is de belangrijkste bron voor hulp en steun

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Een onderzoek naar de mogelijke motieven en hinderpalen voor allochtonen om een engagement op te nemen in een Nederlandstalige organisatie.

Frequentie en kwaliteit van sociale contacten

WERKVORMEN MAGAZIJN. Wat is netwerken? Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo

kinderen toch blijven ondersteunen. Het maakt niet uit wat (Surinaamse vader, 3 kinderen)

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.

Vrijwilligerswerk in de provincie Groningen stabiel

Weinig mensen sociaal aan de kant

Sociaal kapitaal in het mbo: slagboom of hefboom? Onderzoek onder mbo'ers en docenten van Esch, W.; Petit, R.; Neuvel, J.; Karsten, S.

Vakantiewerkonderzoek 2014 FNV Jong

Superdiversiteit. Implicaties voor de onderwijspraktijk. Prof. Maurice Crul VU Universiteit Amsterdam Erasmus Universiteit Rotterdam

Netwerken Sturen Op Informatieverspreiding. Pieter Baay

wie? Miriam Notten 2

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

B en W-nummer ; besluit d.d Onderwerp

In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie.

Zien en gezien worden als toekomstig werknemer. De rol van sociaal kapitaal in en rond het mbo

Opgave 2 Religie en integratie

De eerste baan is niet de beste

Achtergrondinformatie bij de opdrachtenserie netwerken. Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo

Rapport. Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren

Programma. Voorstelling project Waarom? Wat? Ambassadeurs gezocht! De Making of Ambassadeurs Dursun aan het woord Speeddating Invullen fiches

Test je kennis over de arbeidsmarkt in de regio Haaglanden. Lian de Bruijn Regionaal beleidsadviseur onderwijs arbeidsmarkt

LOB in het beroepsonderwijs drs. Metje Jantje Groeneveld

Informatie over de deelnemers

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD)

Wat is het effect van mentoring?

Studentopdracht INtheMC

Gebruik van kinderopvang

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum)

Project Vadercentra: 1. Probleemstelling.

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Factsheet persbericht. Helft allochtone stagiairs vermoedt discriminatie bij sollicitatie

Werken in een andere sector of branche: iets voor u?

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

WERKBLAD NETWERK IN BEELD (1a) Netwerk in beeld (persoonlijke gegevens) Adres. Begeleider. Maand/jaar. Interessen

FNV EN BEROEPSONDERWIJS

Digitale grenzen en mogelijkheden van laaggeletterden en laagopgeleiden

Uit huis gaan van jongeren

Vakantiewerk onderzoek 2015 FNV Jong. Hans de Jong & Leon Pouwels Juni 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

We merken dat migrantencliënten anders aankijken tegen een beperking. Hoe kunnen we daarmee omgaan?

Bedrijven kunnen de krapte op de arbeidsmarkt maar beter vóór zijn

An Economic Perspective on School Dropout Prevention using Microeconometric Techniques

Naar een betere Match. Inventarisatie knelpunten onderwijs arbeidsmarkt in Zorg en welzijn in Haaglanden Nieuwe Waterweg Noord

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

Percepties van jongeren over politieoptreden: ethnic profiling in België?

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Workshop 3 e nationaal congres Opvoedingsondersteuning. Opvoedingsondersteuning. Kenniswerkplaats Tienplus

Interculturele competenties? In de opleiding gezinswetenschappen

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER?

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

Studentopdracht INtheMC

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Literatuurverkenning netwerken voor je toekomst

Jeroen Groenewoud. Het rolmodellenproject

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Conclusie. Over de relatie tussen laaggeletterdheid en armoede. Ingrid Christoffels, Pieter Baay (ecbo) Ineke Bijlsma, Mark Levels (ROA)

Dichter bij elkaar. Strategie

Kwaliteit van gediplomeerde schoolverlaters van creatieve MBO-opleidingen

FNV Vakantiewerk onderzoek 2013

Datum 7 december 2015 Betreft Kamervragen van de leden Jadnanansing en Marcouch (beiden PvdA) over discriminatie

PUBLIEKE LEZING (in het Engels) π Woensdag 7 december 2011 π Universiteit Antwerpen π Hof van Liere VOLUNTEERING

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Mijn levensloop. Werknemers en werkgevers veranderen. Een introductie: Ardiënne Verhoeven. Arbeidsmarktveranderingen Twee ontwikkelingen

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University

nog nooit zo allochtoon gevoeld als op de universiteit.

Weinig goede, of veel slechte contacten? OVER HET SOCIAAL KAPITAAL VAN JONGEREN IN HET NEDERLANDSE MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS UNIVERSITEIT UTRECHT

Op weg naar een diverse en toegankelijke zorg!

De relatie tussen leerkrachten-tekort en de taal- en natuurkundekennis en -vaardigheden van 15 jarige leerlingen.

Taal verbindt mensen Wij verbinden mensen met taal Want Taal doet meer dan schrijven, spreken en lezen Het is de sleutel naar een nieuwe toekomst!

Workshop opleiding op leeftijd. Margreet Verbeek

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

Noot 12 Voorbeeldselectie van thema s en vragen voor zeven groepsgesprekken

Opvoeden na partner geweld Trees Pels Katinka Lunneman Jodi Mak Susanne Tan Meta Flikweert Marjolijn Distelbrin Majone Steketee

Tweede Kamer der Staten-Generaal

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LOOPBAANVAARDIGHEID LOOPBAANLEREN HOOFDSTUK 1

De EHBO-Z koffer. Eerste Hulp Bij Oriëntatie op Zorgberoepen

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Was de Mammoetwet succesvol, ook vanuit interna5onaal perspec5ef?

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Superdiversiteit, Identiteit en School. Prof. Maurice Crul VU Universiteit Amsterdam Erasmus Universiteit Rotterdam

WAT IS DE ROL VAN DISCRIMINATIE BIJ STAGES?

Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG..

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo tips voor werving van docenten uit de beroepspraktijk

Werkloosheid 50-plussers

Resultaten Wie zoekt Wie op het internet onderzoek April

Meerdere keren zonder werk

Sportdeelname van kinderen en jongeren in armoede

With a little help from my friends

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

Herziening MBO voor leerbedrijven. Versie 1.0 juli 2015

Divers bereik JEUGDHULP NAAR MIGRATIEACHTERGROND IN AMSTERDAM. Rob Gilsing Femke Stoutjesdijk Marjolijn Distelbrink Bas Tierolf

Transcriptie:

SOCIAAL KAPITAAL IN HET MBO Investeren in relaties en netwerken Auteurs Régina Petit & Wil van Esch, Expertisecentrum Beroepsonderwijs februari 2013 Ieder mens is via sociale relaties verbonden met de omgeving. Omdat sociale relaties belangrijk kunnen zijn voor het bereiken van doelen, kun je deze zien als een vorm van kapitaal. Dit wordt ook wel sociaal kapitaal genoemd. Opgroeien in een betere buurt, omringd door rolmodellen, kruiwagens en mensen die helpen als dat nodig is, het zet je gegarandeerd op voorsprong. Hoe sociaal kapitaal het verschil kan maken: tijdens de opleiding en erna, bij de overgang naar de arbeidsmarkt. Mensen die je kent, kunnen van nut zijn bij uiteenlopende zaken, of je nu je fietsband moet plakken of beroepskeuzeadvies nodig hebt. Sociaal kapitaal kun je zien als het kapitaal dat verborgen zit in relaties met anderen. In de loop van de tijd zijn er verschillende definities ontstaan. Bourdieu, een van de grondleggers van het begrip, hanteerde een sociologische invalshoek. Sociaal kapitaal zag hij als verklaring waarom de ene groep eerder toegang heeft tot hoge posities dan de andere. Lin (2001) bekijkt het begrip vanuit het persoonlijk nut: wat draagt sociaal kapitaal bij aan het bereiken van mijn doelen? Over dit laatste gaat dit artikel: het nut van sociaal kapitaal voor de opleiding van de mbo er en in de overgang naar de arbeidsmarkt. Wat is sociaal kapitaal? Een netwerk kan dichtbij zijn of meer veraf, meer horizontaal of juist meer verticaal. Op die basis kun je sociaal kapitaal als volgt indelen (Woolcock, 2001): Pagina 1 van 5

Bonding: banden tussen mensen in gelijksoortige situaties, zoals directe familie en goede vrienden. Bridging: banden meer op afstand. Denk aan kennissen, collega s en buren. Linking (of scaling): banden met ongelijksoortige mensen in ongelijksoortige situaties, bijvoorbeeld met personen in machtsposities. Bonding is van belang voor het vormen van een gezamenlijke identiteit, bridging om groepsvorming op basis van bijvoorbeeld religie, etniciteit, sociaaleconomische status te overstijgen. Bridging-sociaal kapitaal geeft toegang tot andersoortige netwerken, die juist nuttig kunnen zijn om informatie te krijgen (Granovetter, 1983). Het hebben van voornamelijk bonding-sociaal kapitaal kent risico s, zoals groepsvorming waarbij het vertrouwen en de samenwerking zich beperken tot de eigen kring (denk aan jeugdbendes of de maffia). Een ander risico is dat het blikveld en ambitieniveau worden ingeperkt en jongeren bijvoorbeeld denken dat bepaalde soorten werk niet geschikt zijn voor mensen zoals zij (Van der Gaag, 2003; Gottfredson, 2003). Een groot en gevarieerd netwerk wordt dus gezien als beter dan een klein homogeen netwerk. Hoe je sociaal kapitaal ontwikkelt Sociaal kapitaal ontwikkelt zich in sociale verbanden waarin mensen opgroeien en verkeren, in de eerste plaats het gezin. De sociaaleconomische positie van dat gezin bepaalt voor een belangrijk deel in welke buurt je opgroeit als jongere, je opvoeding, schoolcarrière, vriendengroep en vrijetijdsbesteding (Junger-Tas, Steketee & Moll, 2008). Hoe hoger opgeleid, hoe meer mensen in de omgeving met hogere beroepen en dus met meer invloed om iets te kunnen betekenen. Naast het gezin kunnen ook andere familieleden, vrienden, kennissen, buren en collega s bronnen zijn van sociaal kapitaal. Dat geldt ook voor clubs en vrijwilligersorganisaties. (o.a. Völker & Flap, 2008; Putnam, 2000; Van Esch, Petit, Neuvel & Karsten, 2011). Zoals het gaat met gewoon, materieel kapitaal, zo werkt het vaak ook met sociaal kapitaal. Heb je het, dan groeit het gemakkelijk aan. Bezit je weinig of niets, dan blijft dat zo. Mensen hebben de neiging om contact te zoeken met mensen zoals zijzelf. Begrijpelijk misschien, maar de ongelijkheid in (de toegang tot) sociaal kapitaal blijft daardoor in stand (Tubbergen & Volker, 2011). Verder blijken vrouwen, jongeren en laagopgeleiden gemiddeld genomen minder sociaal kapitaal te hebben dan mannen, ouderen (volwassenen) en hoogopgeleiden (Lin, 2008; Tubbergen & Volker, 2011). Op het mbo is dit niet anders. Mbo-studenten op niveau 4 zijn (sociaal) kapitaalkrachtiger dan studenten op niveau 2, die vaak ook jonger zijn (Van Esch e.a., 2011). Maar ook andere factoren leggen gewicht in de schaal. Er zijn aanwijzingen dat etniciteit een rol speelt, al zal dit samenhangen met de gemiddeld lagere sociaaleconomische situatie. Autochtone mbo-deelnemers ervaren meer hulpbronnen bij de opleiding en de beroepskeuze dan mbo ers van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst (Van Esch, Petit, Neuvel & Karsten, 2011). In België hebben toetreders tot de arbeidsmarkt van Marokkaanse en Turkse afkomst minder contact met mensen uit witteboordenberoepen en verwachten zij minder steun te krijgen bij het vinden van een baan in vergelijking met de autochtonen uit dit onderzoek (Verhaeghe, 2011). Maar resultaten zijn niet altijd eenduidig. Tubergen en Völker (2011) bijvoorbeeld vonden een dergelijk resultaat niet bij respondenten van Turkse afkomst. Het belang voor het beroepsonderwijs Veel mbo-studenten kunnen voor hulp en advies terugvallen op een relevant netwerk binnen de familie, vriendenen kennissenkring. Jongeren, weten we, vinden vooral hun ouders belangrijk bij opleiding en beroepskeuze (Van Esch e.a., 2011). Helaas zijn er ook studenten die nauwelijks werkende mensen in de omgeving hebben en geen hulp van het thuisfront kunnen verwachten (Van Esch e.a., 2011). Sommige ouders vinden betrokkenheid moeilijk of vrijwel onmogelijk, bijvoorbeeld omdat zij zelf laag zijn opgeleid en geen beeld hebben van wat de opleiding inhoudt (Van Esch, Petit & Smit, 2011). Jongeren die over weinig sociaal kapitaal beschikken zullen meer aangewezen zijn op de school als er extra hulp nodig is. Pagina 2 van 5

Een aanzienlijk deel van de jongeren in het beroepsonderwijs gaat na de opleiding werken. Sociaal kapitaal blijkt een rol te kunnen spelen bij de toetreding tot de arbeidsmarkt en bij mobiliteit. Niet zo verwonderlijk eigenlijk, want veel arbeidsmarktinformatie wordt verspreid als bijproduct van andere sociale processen. De stage is in vergelijking met een sollicitatie een kansrijke manier om een organisatie binnen te komen. Ongeveer de helft van de bol-studenten komt bij het leerbedrijf te werken en bij de bbl-route geldt dit zelfs voor driekwart (ROA, 2012). Dat lijkt heel wat, maar of kansen voldoende worden benut, blijft de vraag. Mbo-studenten lijken zich weinig bewust van het belang van sociale contacten. Zij zijn vooral bezig met het afronden van hun opleiding en niet zozeer met de fase daarna. Tijdens de stage benutten studenten nog weinig de contacten die zij opdoen; een mogelijkheid zou bijvoorbeeld zijn te vragen of zij in aanmerking kunnen komen voor een baan. Ook docenten lijken meer gericht te zijn op het zoeken naar vacatures en het schrijven van een sollicitatiebrief dan op het leren benutten van contacten. Leerbedrijven daarentegen benutten de stage doorgaans wel om kennis te maken met toekomstig personeel, hen te beoordelen op geschiktheid en te werven (Petit, Kuijvenhoven, Van Esch & Karsten, 2010). Wat de school kan doen om sociaal kapitaal te versterken Op verschillende manieren kan de school studenten helpen hun sociaal kapitaal te versterken. Dat vergroot hun kansen tijdens de opleiding en later op de arbeidsmarkt. 1. Belang van sociaal kapitaal leren inzien Mbo-studenten zijn over het algemeen niet zo bezig met hun netwerk. De school zou het nut hiervan kunnen benadrukken. Nog sterker is het om dit te illustreren met voorbeelden van beroepsbeoefenaren die hun netwerk effectief hebben benut. Daarnaast is het van belang dat jongeren inzien dat sommige netwerken productiever zijn dan andere. Om dit te kunnen aanleren vraagt dit van docenten wel inzicht in de sociale leefwereld van jongeren (straattaal, kleding- en gedragscodes, digitale wereld), meent de Onderwijsraad (2005). 2. Opdrachten met contacten Docenten besteden weinig expliciet aandacht aan het netwerk van studenten (Van Esch e.a., 2011). Wel zijn er opdrachten, bijvoorbeeld in het kader van de stage of van loopbaanoriëntatie en begeleiding, waarbij contacten een rol spelen. Zo moeten de meeste studenten op enig moment contact leggen met een bedrijf om een stageplaats te vinden en is er aandacht voor goed overkomen tijdens een stage of werkbezoek. Minder vaak komt het voor dat studenten het eigen netwerk in kaart moeten brengen of digitale netwerken leren inzetten om hun professionele netwerk te vergroten. 3. Afstemming vraag en aanbod bij de bpv De beroepspraktijkvorming (bpv) vormt het uitgelezen moment voor jongeren om hun netwerk uit te breiden (Onderwijsraad, 2005; Petit e.a., 2010). Voor jongeren kan een stage zelfs een laagdrempelige manier zijn om aan een baan te komen. Alle reden voor de school om daar extra aandacht aan te geven. Te meer omdat studenten zich er vaak niet van bewust zijn dat de stage kan uitmonden in een baan. Wat kan de school concreet doen? In de eerste plaats: zorgen voor een stageplaats die goed matcht met behoeften/wensen van zowel student als leerbedrijf. Daar mankeert het nogal eens aan. Met als gevolg dat leerbedrijven die stages gebruiken om personeel te werven, soms studenten krijgen die willen doorleren. En studenten die aansluitend op hun opleiding willen gaan werken een stageplaats treffen zonder baanperspectief. Een tweede aanbeveling is om studenten beter voor te bereiden op de mogelijkheid een baan te vinden via stages. Door hen te leren selectief te zijn bij de keuze van een leerbedrijf. Wil ik hier werken? Zijn hier mogelijkheden? Ook is het zaak erop te letten hoe studenten overkomen als potentiële werknemer. Op die manier zullen zij beter in staat zijn om kansen op een baan te zien en te benutten (Petit e.a, 2010). 4. Bevorderen van maatschappelijke participatie Hoe meer maatschappelijke participatie, bijvoorbeeld in club- of verenigingsverband of (vrijwilligers)werk, Pagina 3 van 5

hoe beter. Als mbo er leer je zo nuttige mensen kennen. Mensen met beroepen, hogere beroepen ook, waar je wellicht ooit iets aan hebt. Anders gezegd: je vergroot het aantal beschikbare hulpbronnen (Van Esch e.a., 2011). Maatschappelijke participatie is niet voor alle jongeren vanzelfsprekend. Zo is bekend dat allochtonen minder deel uitmaken van sociale netwerken van werkgevers en slechts in geringe mate deelnemen aan bestuurs- en organisatiefuncties naast de opleiding (Van Gent, Hello e.a., 2006). De school zou kunnen bevorderen dat jongeren maatschappelijk actief zijn, door bijvoorbeeld schoolopdrachten te verbinden aan vrijwilligerswerk of samen te werken met het plaatselijke club/verenigingsleven. Ook in de sociale contacten van studenten onderling kan de school iets betekenen. De Onderwijsraad (2005) beveelt aan om voor didactische werkvormen te kiezen waarbij verschillende (etnische) groepen elkaar ontmoeten en met elkaar samenwerken. Ook het organiseren van feesten of sporttoernooien is een mogelijkheid. 5. Begeleiding buiten de opleiding Het thuisfront is van groot belang voor mbo-studenten. Scholen kunnen proberen ouders intensiever bij de opleiding van hun kind te betrekken en hen toe te rusten om effectief hulp te bieden. Maar de vraag is of dat in korte tijd (voor diplomering van hun kind) lukt. Extra begeleiding, ter compensatie van ontbrekende hulp thuis, zou een uitkomst kunnen bieden. De Onderwijsraad (2005) noemt peer coaching en mentorcoaching door volwassenen buiten de school als manieren om extra begeleiding te bieden en het sociaal kapitaal te vergroten. Maatwerk gevraagd Studenten op het mbo verschillen enorm van elkaar. Sommigen hebben een rijk sociaal leven en een groot en gevarieerd netwerk van beroepsbeoefenaren. Anderen daarentegen kunnen nergens terecht voor hulp of een goed gesprek. Juist die laatste categorie heeft een zetje nodig. Maar hoe bereik je die? Gemakkelijk te traceren is deze categorie jongeren bepaald niet. Je vindt ze in alle sectoren en bevolkingsgroepen, op alle niveaus, onder jongens en meisjes. Individuele aandacht is de sleutel. Heeft deze student extra ondersteuning nodig om het netwerk te versterken, het sociaal kapitaal te vergroten? Maatwerk dus. Uitmondend in gerichte maatregelen, gericht op opbouw en aanzuivering van tekorten. Wederom een nieuwe opgave voor docenten, maar wel een uitdagende. Deskundigen: Prof.dr. Sjoerd Karsten, bijzonder hoogleraar Beleid en Organisatie van het Beroepsonderwijs aan de Universiteit van Amsterdam. Miriam Notten, adviseur bij netwerkorganisatie La Red. Bronnen: Esch, W. van, Petit, R., Neuvel, J. & Karsten, S. (2011). Sociaal kapitaal in het mbo: slagboom of hefboom? s-hertogenbosch/utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Esch, W. van, Petit, R. & Smit, F. (2011b), Nabij op afstand: ouders en het mbo. s-hertogenbosch/utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Gaag, M. van der & Snijders, T.A.B. (2003). A comparison of measures for individual social capital. Groningen/Amsterdam: ICS/University of Groningen/Vrije Universiteit Amsterdam. Gent, M.J. van, Hello, E., Odé, A.W.M., Tromp, E. & Stouten, J. (2006). Hogeropgeleide allochtonen op weg naar werk: successen en belemmeringen. Amsterdam: Regioplan (in opdracht van Raad voor Werk en Inkomen). Gottfredson, L. (2003). The Challenge and Promise of Cognitive Career Assessment. Journal of Career Assessment, 11, pp. 115-135. Granovetter, M.S. (1983). The Strength of Weak Ties: A Network Theory Revisited. Sociological Theory, 1, 201-233. Junger-Tas, J., Steketee, M. & Moll, M. (2008). Achtergronden van jeugddelinquentie en middelengebruik. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Lin, N. (2001). Social capital: a theory of social structure and actions. Cambridge: Cambridge University Press. Pagina 4 van 5

Lin, N. & Ao D. (2008). The Invisible Hand of Social Capital: An Exploratory Study. In: Lin, N. & B.H. Erickson (2008). Social Capital: An International Research Program. Oxford: Oxford University Press. Onderwijsraad (2005). Sociale vorming en sociale netwerken in het onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Petit, R., Kuijvenhoven G., Esch W. van & Karsten, S. (2010). Zien en gezien worden als toekomstig werknemer. s-hertogenbosch/utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. Putnam, R.D.(2000). Bowling Alone. The Collapse and Revival of American Community. New York: Simon & Schuster. ROA (2012). Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2011. ROA-R-2012/2, Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt, Maastricht. Tubergen, F. van & Völker B. (2011). Determinants of Inequality in Social Capital in the Netherlands. Paper gepresenteerd bij AMCIS 3 maart 2011 (ongepubliceerd working paper). Verhaeghe, P. (2011). Ethnic inequalities in the access to social capital in Belgium. Concept. European Societies. In review. Völker, B. & Flap, H. (2008). Reproduction of Inequality in the Netherlands through the Creation of and Returns to Social Capital? Paper to be presented at the International Social Capital Conference Taipei (draft). Woolcock, M. (2001). The place of social capital in understanding social and economic outcomes, Isuma: Canadian Journal of Policy Research 2:1, pp. 1-17. Pagina 5 van 5