SOCIAAL BELEIDSKADER UNIVERSITEIT MAASTRICHT. Het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht, in dezen vertegenwoordigd door: drs. A.



Vergelijkbare documenten
SOCIAAL BELEIDSKADER UNIVERSITEIT MAASTRICHT 2015/2016

Sociaal Plan Hersenen/Psychiatrie

Addendum behorende bij het Sociaal Plan ten behoeve van de fusie en reorganisatie van de stichting Libertas Leiden en betrekking hebbend op de

Kenmerk HR/ /onderhandelaarsakkoord. SOCIAAL PLAN RoUTe 14 +

MOBILITEIT BEVORDERENDE MAATREGELEN; VRIJWILLIG Bijlage 3

In de Stichting blijft minimaal tot 1 januari 2007 ruimte voor 0,86 fte in de functiegroep Informatiespecialist.

FNV Bouw, gevestigd te Woerden, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer C. van der Veer;

CONCE. Sociaal Plan. Inhoud

22 REGELS BIJ REORGANISATIE

/RvB. Sociaal Plan UMCG DE ONDERGETEKENDEN

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling

Onderhandelaarsresultaat Cao-Onderzoekinstellingen 2017

Werknemer: degene met wie werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan en op wie een van de CAO s van AkzoNobel in Nederland van toepassing is

Nummer: Versie: 1.1. Vastgesteld door het DB d.d. Instemming OR RAV d.d.

H o o f d k a n t o o r

Sociale regeling in het kader van de Reorganisatie van Schouwburg Almere. December Sociale regeling. Versie 3 d.d. december 2011 Pagina 1 van 8

gelet op de bereikte overeenstemming in de commissie voor Georganiseerd Overleg;

FUSIE CONVENANT ADDENDUM BIJ DOORLOPEND SOCIAAL PLAN ORGANISATIEONTWIKKELING KWINTES. Inzake fusie Kwintes en Stichting Iks

(DEELTIJD)ONTSLAG CAO KUNSTEDUCATIE INFORMATIE OVER DE VAN TOEPASSING ZIJNDE REGELINGEN UIT DE CAO KUNSTEDUCATIE

Sociaal Plan Stichting Baanderij en Werkstad B.V. en Wedeka Bedrijven. Sociaal Plan. Ten behoeve van

95e Wijziging in de gemeentelijke Rechtspositieregeling

1. Op de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die wordt ontslagen wegens:

Regeling Generatiepact Noord-Hollands Archief

de directeur van de dienst als bedoeld in artikel 6 van het bestuurs- en beheersreglement Universiteit Twente 2014

Aan het door Nederland gedetacheerd personeel aan de Europese Scholen

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

4. Dit hoofdstuk is alleen van toepassing indien en voor zover er geen afwijkende bepaling uit hoofdstuk 9f van toepassing is.

Ondersteunende afdelingen

partijen zijn op de hoogte van de Richtlijn/Adviesregeling Arbeidsvoorwaarden Bestuurder kinderopvang van de NVTK (hierna: de Richtlijn).

1. de sportorganisatie/school/vereniging..., gevestigd te... overeenkomstig artikel... van haar statuten vertegenwoordigd door:

GEMEENTEBLAD. Nr Regeling generatiepact gemeente Veere 2019

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 49gg, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Bovenwettelijke Werkloosheidsregeling Universitair Medische Centra (BWUMC)

CONCEPT. Sociaal Plan Overdracht Algemeen Maatschappelijk Werk Zuidwest-Drenthe

Sociaal Plan DELTA Biovalue Nederland BV Augustus 2010

Doorlopend Sociaal Plan geldig tot 1 juli 2016

REGELING KEUZEMODEL ARBEIDSVOORWAARDEN UNIVERSITEIT MAASTRICHT

VASTSTELLINGSOVEREENKOMST

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

Concept Sociaal plan privatisering Zwembad t Baafje

RICHTLIJN HERPLAATSINGSBELEID EN BELEID TER VOORKOMING VAN WERKLOOSHEID UNIVERSITEIT MAASTRICHT

Jaar: 2007 Nummer: 57 Besluit: B&W 09 oktober 2007 Gemeenteblad WIJZIGING WWB W011 LOONKOSTENSUBSIDIE. Het college van burgemeester en wethouders,

Jeugdzorg Zie artikel 3.10 van de cao.

III. REGLEMENT AANVULLINGEN EN UITKERINGEN

Reglement Vakantiefonds

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

Flankerend beleid. 1 augustus 2011 tot 1 augustus Vastgesteld d.d. 18 april 2011 door het bestuur van stichting Wolderwijs

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul; nr. verordening en beleidsregel Kinderopvang,

SOCIAAL STATUUT MEDEWERKERS CENTRUM VOOR MUZIEK EN DANS WAALWIJK - HEUSDEN

HET NIEUWE ARBEIDS- EN ONTSLAGRECHT De 7 belangrijkste wijzigingen

CONCEPT SOCIAAL PLAN (onderhandelaar akkoord )

Onderhandelingsakkoord CAO CAOP (looptijd: t/m )

Regeling Begeleiding Van Werk Naar Werk bij reorganisaties

BIJLAGE 1, BEDOELD IN ARTIKEL B.8 VAN DE COLLECTIEVE AR- BEIDSVOORWAARDENREGELING PROVINCIES (Spelregels en flankerend beleid bij reorganisaties)

SOCIAAL PLAN. enerzijds en. namens. de Vereniging ABVAKABO / FNV, de heer P. Weijland. CNV Publieke Zaak, de heer F. Doedens.

Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Gist-Brocades. VUT Reglement

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

Het leerstuk van de kosten voor gemene rekening en risico

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A

HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN. 1. Werkingssfeer en doel. voortvloeiende reorganisatie.

Addendum. Algemeen Sociaal Plan

een faculteit of dienst. Bij een reorganisatie van de Universiteit Twente als geheel geldt de UT als eenheid.

HOOFDSTUK 10d VAN WERK NAAR WERK-AANPAK EN VOORZIENINGEN BIJ WERKLOOSHEID

Generatiepact voor de branche Woondiensten

13a. Reglement seniorenregeling in het hoveniersbedrijf 2019

SOCIAAL PLAN 24 februari september 2014

Beleidsregels kinderopvang gemeente Olst-Wijhe

Sociaal Plan Services Tilburg University. Het College van Bestuur van Tilburg University

Verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang Heemstede 2013

Gelet op artikel C.22 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

Kenmerk: CvB 2008/202. Sociaal Statuut TU/e

Van werk naar werk-aanpak en voorzieningen bij werkloosheid

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

MOBILITEIT BEVORDERENDE MAATREGELEN

CONCEPT 01 juni 2017 Generieke LVO-regeling. 1. Inleiding. 2. Begripsbepalingen

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

ABVAKABO FNV. Algemeen directeur XXXX

IKAP-Regeling rijkspersoneel

Addendum bij het doorlopend Sociaal Plan

Overgangsprotocol Essent Smits

Werkgevers: - Vierstroomzorgring B.V. (Vierstroomzorgring) - Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden (RDOG HM)

Sociaal Overdrachts Protocol. Overeenkomst tussen

Ontwerpbesluit van houdende voorwaarden waaronder de transitievergoeding niet verschuldigd is (Besluit overgangsrecht transitievergoeding)

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING

Uitvoeringsregels loonkostensubsidie PW 2017

3. - De ABVAKABO FNV gevestigd te Zoetermeer - De CNV Publieke Zaak gevestigd te s Gravenhage

Reglement Seniorenregeling Dierhouderij 2018

: aan medewerkers die 72 maanden of minder voor het behalen van hun AOW leeftijd zijn

JUS. Jaarurensystematiek. een inhoudelijke toelichting bij de invoering in de gehandicaptenzorg. JaarUrenSystematiek (JUS)

Onderhandelaarsakkoord 4 september2015 Sociaal Overdrachtsprotocol voor werknemers van MGG die overgaan naar MSNW

Sociaal Plan DELTA Biovalue Nederland BV

CVDR. Nr. CVDR122165_1. Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

B&W 20 december 2011 Gemeenteblad

CONCEPT SOCIAAL PLAN - Stichting Boog

2. de heer/ mevrouw WERKNEMER, wonende te te xxxx (adres: straatnaam, postcode en plaats), geboren op x-x-xxxx, hierna te noemen: Werknemer ;

Regeling nevenwerkzaamheden Tilburg University

Transcriptie:

, - * -,, :... 07.0150 SOCIAAL BELEIDSKADER UNIVERSITEIT MAASTRICHT Het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht, in dezen vertegenwoordigd door: drs. A. Postema en de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Lokaal Overleg Universiteit Maastricht: ABVAKABO FNV, FBZ, CNV PUBLIEKE ZAAK EN CMHF zijn het Sociaal Beleidskader Universiteit Maastricht als volgt overeengekomen. Deel 1: Algemene bepalingen 1.1 Algemeen Bij reorganisaties in de zin van hoofdstuk 9 van de CAO geldt het in de CAO opgenomen "Kader voor sociaal beleid bij reorganisaties" (hierna ook: CAO-kader). Met inachtneming hiervan wordt het voorliggende Sociaal Beleidskader UM vastgesteld. Bij reorganisaties in de zin van de CAO geldt het Sociaal Beleidskader UM aanvullend aan het CAO-kader. De in het Sociaal Beleidskader UM genoemde faciliteiten kunnen ook bij andere gelegenheden dan bij bedoelde reorganisaties van toepassing worden verklaard. In het Lokaal Overleg kunnen bij een concrete reorganisatie elementen uit dit Sociaal Beleidskader UM buiten toepassing worden verklaard en/of aanvullende afspraken worden gemaakt. Alsdan wordt een apart Sociaal Plan voor de desbetreffende reorganisatie afgesproken. Het Sociaal Beleidskader UM is erop gericht om gedwongen ontslagen en het beroep op (werkloosheids-)uitkeringen zoveel mogelijk te voorkomen door in het kader van een reorganisatie met ontslag bedreigde medewerkers te ondersteunen bij het verwerven van een passende functie binnen of buiten de UM. De in het Sociaal Beleidskader genoemde faciliteiten zijn erop gericht te bevorderen dat medewerkers (elders) in het arbeidsproces aan de slag kunnen. In de regel zal de UM als werkgever (de) faciliteiten gericht aan medewerkers aanbieden. Medewerkers van wie bij een reorganisatie is vastgesteld dat zij andere werkzaamheden moeten gaan verrichten, dat zij in elders in de UM moeten gaan werken, of dat ze met ontslag bedreigd worden, hebben recht op de geboden faciliteiten. Voorwaarde is dan wel dat met de gewenste faciliteit(en) een bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van problemen die rechtstreeks verband houden met de reorganisatie. Bij een dreigend ontslag wegens reorganisatie gelden de faciliteiten van het Sociaal Beleidskader zowel voor medewerkers die voor onbepaalde tijd als voor medewerkers die voor bepaalde tijd in dienst zijn, met dien verstande dat voor de voor bepaalde tijd aangestelde medewerker de kosten van de faciliteit(en) van het Sociaal Beleidskader redelijk moeten zijn in relatie tot de resterende duur van het dienstverband. De faciliteiten zijn niet bedoeld voor medewerkers die geheel uit eigen beweging een betrekking (elders) trachten te verwerven, zonder dat daartoe door de UM een noodzaak is aangewezen. Het belang van de organisatie moet gediend zijn bij het toepassen van de gewenste faciliteit(en). Het ligt niet voor de hand faciliteiten van het Sociaal Beleidskader UM toe te kennen in een situatie waarin sprake is van verwijtbaar gedrag van een medewerker of als de medewerker wil stoppen met werken, tenzij de desbetreffende faciliteit daarop is gericht. 1.2 Toepassingsbereik en aanwijzingscriteria Bij een verandering in de inrichting van de organisatie is het streven om die verandering zoveel mogelijk na overleg met de betrokken medewerker(s) te realiseren. Bij relatief kleine veranderingen gebeurt dit min of meer vanzelfsprekend. Bij meer ingrijpende en meer omvattende wijzigingen zal er veel meer sprake (moeten) zijn van een projectmatige aanpak, met formele betrokkenheid van medezeggenschapsorganen. De Reorganisatieleidraad UM (vastgesteld CvB op...) geeft hiervoor een routebeschrijving. Op enig moment in het veranderingsproces zullen de medewerkers voor wie de verandering rechtspositionele gevolgen heeft geïdentificeerd worden. Als regel gebeurt dit in het kader van het personeelsplan. Volgens Sociaal Beleidskader Universiteit Maastricht/vastgesteld CvB 1

de CAO moet in dat plan in ieder geval vermeld zijn van welke werknemers de organisatorische positie wijzigt en op welke wijze, welke werknemers met ontslag bedreigd zijn en voor welke werknemers de rechtspositie anderszins direct en ingrijpend wijzigt. Verder moet in het personeelsplan worden aangegeven op welke wijze met inachtneming van het "Kader voor sociaal beleid bij reorganisaties" en een eventueel Sociaal Plan, met de verwachte rechtspositionele gevolgen wordt omgegaan. De bemensing van de nieuwe organisatie (i.e. organisatie na reorganisatie) wordt primair ingegeven door inhoudelijke overwegingen: de ten aanzien van de medewerker te nemen beslissing is van belang voor het bij de verandering nagestreefde doel. Ze moet bij voorkeur zijn ingebed in beleidskeuzes voor de (middel)lange termijn en daarop geënte plannen over de opbouw van de personele formatie. In het kader hiervan kunnen bij voorbeeld bepaalde deskundigheden of competenties voor het realiseren van het doel vereist zijn, kan het noodzakelijk zijn om kennis en deskundigheden voor de organisatie te bewaren of de leeftijdsopbouw en de samenstelling van het personeelsbestand te wijzigen. Deel 2: Faciliteiten Sociaal Beleidskadel UM 2.1 Algemeen De hierna genoemde faciliteiten hebben ten doel gedwongen ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen en met ontslag bedreigde medewerkers ondersteuning te bieden bij het verwerven van ander werk. Over de toepassing van de faciliteiten wordt per geval beslist, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. Voor alle faciliteiten geldt dat over de toekenning ervan namens het College van Bestuur wordt beslist door de decaan, c.q. directeur die het aangaat. Alle bepalingen in dit plan zullen met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur worden toegepast. Beslissingen over het al dan niet toekennen van faciliteiten dienen naar behoren te worden gemotiveerd. Ze zijn volgens de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht vatbaar voor bezwaar en beroep. Combinatie van faciliteiten is mogelijk, tenzij anders aangegeven en met inachtneming van het volgende. De kosten van de faciliteiten komen met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid voor rekening van de werkgever 1. (Combinaties van)faciliteiten waarmee meer dan een bruto jaarsalaris is gemoeid zullen in de regel niet worden toegestaan. Voor de medewerkers die werkzaam zijn in de eenheid/eenheden c.q. discipline(s), waarvoor een reorganisatie is voorgenomen staan de geboden faciliteiten open vanaf het moment dat het Lokaal Overleg volgens de bepalingen van de CAO (art. 9.2) in kennis is gesteld van de voorgenomen reorganisatie. Toepassing van de faciliteiten vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in deel 1, paragraaf 2.1. en de bij de onderscheiden faciliteiten genoemde voorwaarden en bepalingen. Met het "Kader voor Sociaal Beleid bij reorganisaties" van de CAO en de in dit Sociaal Beleidskader genoemde faciliteiten stimuleert en faciliteert de UM een actieve opstelling van de medewerker. Een en ander laat onverlet dat de medewerker actief en aantoonbaar dient mee te werken aan de in het CAO-kader en het Sociaal Beleidskader UM opgenomen maatregelen. De medewerker die daaraan niet voldoet heeft geen aanspraak (meer) op de faciliteiten. Zijn dienstverband kan dan direct met inachtneming van de opzegtermijn worden beëindigd (artikel 9.14 lid 3 CAO). 2.2 Herplaatsingsbeleid Gedurende de periode van artikel 9.11 CAO tot het einde van het dienstverband, onderzoekt de werkgever zorgvuldig de mogelijkheden van herplaatsing in passende werkzaamheden binnen of buiten de UM. De voorwaarden en procedure die daarbij in acht worden genomen zijn beschreven in de "Richtlijn herplaatsingbeleid UM" (bijlage). In genoemde richtlijn zijn onder meer criteria opgenomen ter beoordeling van de passendheid van aangeboden werkzaamheden. De richtlijn geldt bij reorganisaties naast het hiervoor in de CAO gegeven kader onverkort, zodat hier volstaan wordt met een verwijzing naar die richtlijn. Onder werkgever in dit deel wordt verstaan de beheerseenheid waarbij de desbetreffende medewerker is aangesteld Sociaal Beleidskader Universiteit Maastricht/vastgesteld CvB.

2.3 Loopbaanadvies en -begeleiding De medewerker heeft er belang bij om te weten voor welke functies hij geschikt is en welke hij ambieert. Hij heeft aanspraak op hulp en begeleiding bij het verkrijgen van dat inzicht, alsmede op hulp en begeleiding bij het verwerven van ander werk. De medewerker kan daartoe primair een beroep doen op het Loopbaancentrum voor Medewerkers (LCM). De kosten van de door het LCM verzorgde loopbaanadviestraject en sollicitatietraining komen voor rekening van de werkgever. Indien externe loopbaanadvisering en -begeleiding met de leidinggevende is overeengekomen, komen de kosten hiervan voor rekening van de werkgever. Ook voor de werkgever kan het, bij voorbeeld in het kader van een herplaatsingonderzoek, van belang zijn om goed zicht te hebben op de mogelijkheden en ambities van de medewerker. Ook kan hij het gewenst achten dat de medewerker deskundig wordt gestimuleerd en begeleid bij het zoeken, vinden en aanvaarden van een andere baan. In voorkomende gevallen bespreekt hij dit met de medewerker alvorens hij het LCM of een derde verzoekt om ter zake actie te nemen. De medewerker is gehouden aan noodzakelijk geachte onderzoeken mee te werken. Artikel 9 14 lid 3 CAO is in voorkomende situaties van toepassing. Detachering, interimfunctievervulling, stages, scholing en outplacement kunnen worden ingepast in het loopbaanadvies en -begeleidingstraject. 2.4 Detachering, interimfunctievervulling, proefplaatsing en stage Zonder meer overstappen naar een andere werkeenheid binnen de UM of naar een andere organisatie is voor sommige medewerkers (nog) een te grote stap. Er kunnen over en weer twijfels zijn of men de nieuwe baan aankan. Een proefplaatsing of een detachering kan dan uitkomst bieden: de medewerker kan in de praktijk uitproberen hoe de andere baan bevalt, zonder dat hij daarvoor direct definitief moet kiezen. Hij behoudt immers gedurende de detachering de UM-aanstelling en valt daarop na afloop van de overeengekomen termijn terug, als hij althans voordien niet definitief de overstap heeft gemaakt naar een, c.q. de, andere organisatie. Ook de andere organisatie(-eenheid) kan zich een oordeel vormen voordat definitief over overplaatsing of indienstneming wordt besloten. Een bijzondere vorm van detachering is de interimfunctievervulling. De UM is aangesloten bij het LIFT (Limburgs Interimfunctievervullingstraject). LIFT-deelnemers kunnen (tijdelijke) functies openstellen voor medewerkers van andere deelnemende organisaties. Medewerkers kunnen van deze faciliteit gebruik maken en aldus, met behoud van hun aanstelling en rechtspositie bij de UM, tijdelijk in een andere organisatie werken. Ook aan deze vorm van detachering verleent de werkgever zijn medewerking als ze bijdraagt aan de oplossing van de ontstane situatie. Een vergelijkbare situatie kan zich voordoen als een UM-medewerker bij voorbeeld ter verheldering van zijn loopbaanideeën, een stage in een andere organisatie wil lopen. Als detachering, interimfunctievervulling, proefplaatsing of stage aan de orde is in het kader van het herplaatsingsonderzoek, dan vindt het dienaangaande in de "Richtlijn herplaatsingsbeleid UM" gestelde toepassing, naast het bepaalde in artikel 9.12 CAO. Artikel 9-12 CAO wijst erop dat herplaatsing kan geschieden in de vorm van een proefplaatsing van maximaal 12 maanden en dat de medewerker gedurende de periode van het herplaatsingsonderzoek met diens instemming buiten de UM kan worden gedetacheerd. Als een medewerker in het kader van de oplossing van een problematische situatie (reorganisatie of anderszins) in het kader van een detachering, interim functievervulling, proefplaatsing of stage langere tijd de 'eigen' organisatie verlaat, is terugkeer in de oorspronkelijke functie niet meer aan de orde, tenzij anders overeengekomen. Als het dienstverband al niet beëindigd is tegen het einde van de detacherings-, interimfunctie-, proefplaatsing- of stagetermijn, dan zal die beëindiging met inachtneming van de geldende procedures en termijnen per de (in het kader van de reorganisatie of anderszins) eerder vastgestelde ontslagdatum of op de kortst mogelijke termijn worden bewerkstelligd. De detachering, interimfunctievervulling en stage zullen in het algemeen nooit langer duren dan tot de overeengekomen einddatum van de aanstelling, c.q. de in het kader van de reorganisatie voorziene ontslagdatum. Het continueren van een (tijdelijke) aanstelling ten behoeve van detachering, interimfunctie-vervulling en stage, zal als regel alleen overwogen worden als daarmee een structurele oplossing wordt bewerkstelligd. Voortzetting van een tijdelijk Sociaal Beleidskader Universiteit Maastricht/vastgesteld CvB.

dienstverband ligt als regel niet in de rede. 2.5 Scholing Wanneer duidelijk is dat de door de medewerker genoten scholing ontoereikend is voor het door hem verwerven van een passende werkkring, en om-, her- of bijscholing de mogelijkheden voor herplaatsing en de kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk vergroot, zal de werkgever daaraan naar redelijkheid en billijkheid medewerking verlenen, onder meer in aanmerking nemend de duur van de scholing en kosten. Met de medewerker worden dan afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten, de tijdsbesteding van de scholing en de mogelijkheid om de scholing (deels) onder werktijd te volgen. De medewerker is gehouden mee te werken aan scholing die bijdraagt aan het voorkomen, c.q. opheffen van werkloosheid. 2.6 Outplacement Outplacement is een geheel van diensten en adviezen (meestal via externe gespecialiseerde bureaus) dat in opdracht van de werkgever ten dienste van de werknemers wordt gesteld om hen in staat te stellen op zo kort mogelijke termijn een nieuwe en passende werkkring (elders) te vinden. De medewerker moet zelf gebruik willen maken van outplacement. Indien deze faciliteit toepassing vindt zullen er met de medewerker afspraken gemaakt worden over de termijn waarop en de voorwaarden waaronder het lopende dienstverband met de UM zal worden beëindigd. De kosten van outplacement worden in beginsel door de werkgever gedragen indien outplacementbegeleiding tussen de UM en een medewerker is overeengekomen. De hoogte van de bijdrage in de kosten van het outplacementtraject kan door de werkgever worden gemaximeerd. 2.7 Salaris- en inkomensgarantie Bij een interne overplaatsing, die een ontslag moet voorkomen, geldt voor de medewerker de salarisschaalgarantie zoals opgenomen in de "Richtlijn herplaatsingbeleid UM". In het kader van het Sociaal Plan UM kan aan medewerkers die elders een functie aanvaarden, c.q. een eigen onderneming beginnen, een inkomensgarantie worden gegeven. Deze inkomensgarantie treedt in voorkomende gevallen in de plaats van een loonsuppletie in het kader van sociale zekerheidsregelingen, zoals de WW / BWNU. De medewerker die voldoet aan de voorwaarden voor loonsuppletie kan ervoor kiezen om óf een beroep te doen op die loonsuppletie, óf gebruik te maken van de salaris- en inkomensgarantie van het Sociaal Plan UM. 2 Voor de salaris- en inkomensgarantie gelden de volgende voorwaarden en bepalingen: a. beroep op de salaris- en inkomensgarantie is gedaan vóórdat de functie elders wordt aanvaard, c.q. de eigen onderneming wordt gestart; b. de medewerker heeft schriftelijk verklaard geen beroep te doen op een loonsuppletie in het kader van sociale zekerheidsregelingen. Als de medewerker alsnog een beroep doet op loonsuppletie dan dienen de in het kader van de salaris- en inkomensgarantie uitgekeerde bedragen teruggestort te worden; c. het salaris- of inkomensverschil tussen het UM-salaris en het salaris bij de nieuwe werkgever, c.q. inkomen uit onderneming, bedraagt ten minste 5%; d. de aanvulling wordt gedurende maximaal 24 maanden verstrekt en bedraagt ten hoogste 10% van het feitelijke brutosalaris; e. de hoogte van de aanvulling wordt een keer per jaar achteraf bepaald zoals geregeld onder punt f. Op verzoek van de medewerker wordt een maandelijks voorschot uitgekeerd; f. de salaris- en inkomensgarantie heeft betrekking op het onmiddellijk voor de beëindiging van het dienstverband voor de medewerker geldende feitelijke brutosalaris (incl. vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en vaste toeslagen), onderscheidelijk dat salaris bij de nieuwe werkgever. De hoogte van de aanvulling is in het eerste jaar het verschil tussen het feitelijke brutosalaris over de 12 maanden die direct vooraf gingen aan het ontslag en het brutosalaris in de 12 maanden volgende op de aanvaarding van 2 De loonsuppletie in het kader van de sociale zekerheidsregelingen kan zich over een aanmerkelijk langere periode uitstrekken dan de salaris- en inkomensgarantie. Ook de hoogte van de aanvulling en de overige voorwaarden kunnen verschillen. Sociaal Beleidskader Universiteit Maastricht/vastgesteld CvB,

de nieuwe betrekking. In het tweede jaar is de aanvulling gelijk aan het verschil tussen het hiervoor genoemde feitelijke brutosalaris en het brutosalaris over de 13 e tot en met de 24 e maand volgende op aanvaarding van de nieuwe betrekking. Bij verschil in betrekkingsomvang geldt een en ander naar rato; g. de medewerker die een beroep doet op deze faciliteit dient een verklaring van de nieuwe werkgever te overleggen waaruit blijkt hoe hoog zijn brutosalaris zal zijn. Verder dient hij -mede gelet op het bepaalde onder g- gedurende de termijn dat de salarisgarantie geldt ten minste één maal per jaar en overigens desgevraagd inzicht te verschaffen in de hoogte van het feitelijk ontvangen brutosalaris. Als de medewerker na daarom te zijn verzocht dit nalaat, eindigt de loonsuppletie en worden uitbetaalde bedragen teruggevorderd; h. indien de medewerker werkzaam is in een eigen onderneming, c.q. een onderneming (mede) exploiteert, wordt de aanvulling bepaald zoals beschreven onder g, met dien verstande dat over het inkomen uit onderneming waaraan de salaris-/inkomensgarantie wordt gerelateerd aparte afspraken worden gemaakt. Tenzij anders overeengekomen wordt de uiteindelijke aanvulling vastgesteld op basis van een door de medewerker verstrekte accountantsverklaring over de inkomsten en uitgaven van de eigen onderneming; i. de medewerker doet geen beroep (meer) op een uitkering waarvan lasten voor rekening van de UM komen; j. de medewerker aan wie een aanvulling in het kader van de salaris- en inkomensgarantie wordt verstrekt dient schriftelijk te verklaren de hiervoor gestelde voorwaarden te kennen en te aanvaarden. 2.8 Starten eigen onderneming Aan de medewerker die overweegt een eigen onderneming te beginnen kan op zijn verzoek gericht hulp worden geboden. Die hulp kan bij voorbeeld bestaan uit het testen van de ondernemerscapaciteiten, hulp bij het opstellen van een ondernemersplan, een startpremie en stapsgewijze afbouw van het dienstverband bij de UM. In voorkomende gevallen worden hierover gerichte schriftelijke afspraken gemaakt met de medewerker. In de afspraken is vastgelegd in welke mate andere faciliteiten van het Sociaal Beleidskader UM van toepassing zijn. Tenzij anders overeengekomen gelden die faciliteiten, behoudens de salaris- en inkomensgarantie, niet. 2.9 Verhuiskostenvergoeding Bij aanvaarding van een functie elders waarbij sprake is van verhuisplicht of verhuizing in het kader van het werk redelijkerwijs geboden is, bestaat indien en voor zover er bij de nieuwe werkgever geen aanspraak op vergoeding kan worden gemaakt, het recht om van de UM een tegemoetkoming in de kosten van verhuizing te ontvangen volgens de regels en voorwaarden zoals die gelden voor UM - medewerkers. Kosten die door de nieuwe werkgever worden/zijn vergoed komen dus niet voor vergoeding door de UM in aanmerking. Voor zover de vergoeding die de nieuwe werkgever verstrekt meer dan 10% lager is dan de vergoeding die voor de UM - medewerker in dezelfde situatie geldt, vult de UM de vergoeding van die andere werkgever aan tot het bedrag waarop de UM - medewerker aanspraak heeft. Voorwaarden voor toekenning zijn: a. de toekenning geschiedt uitsluitend op basis van een declaratie van de medewerker en onder overlegging van een verklaring van de nieuwe werkgever waaruit blijkt in welke mate deze de gemaakte kosten vergoedt; b. de verhuizing dient binnen 24 maanden na de beëindigingsdatum van het dienstverband met de UM plaats te vinden. 2.10 Afkoopsom De in het kader van de reorganisatie concreet met ontslag bedreigde medewerker 3 aan wie op zijn verzoek ontslag wordt verleend en (daardoor) geen uitkering ontvangt die ten laste komt van de UM, noch op een pensioen of uitkering wegens vervroegde uittreding, kan in aanmerking komen voor een afkoopsom, in de vorm van een bedrag ineens. Als de medewerker na het verkrijgen van de afkoopsom een hiervoor bedoelde uitkering ontvangt is de afkoopsom onverschuldigd betaald en dient het bedrag van de afkoopsom te worden teruggestort. Of er een afkoopsom wordt toegekend wordt per geval bepaald, onder meer gelet op de financiële de individuele medewerker moet een brief van de werkgever hebben waaruit blijkt dat hij per een bepaalde datum wegens reorganisatie ontslagen wordt als herplaatsing voordien niet mogelijk is gebleken Sociaal Beleidskader Universiteit Maastricht/vastgesteld CvB 5

consequenties voor de UM en de overige met de medewerker gemaakte afspraken. Als een afkoopsom wordt toegekend bedraagt die bruto -behoudens bijzondere gevallenmaximaal 50 % van het brutosalaris dat de UM zou moeten betalen tussen de datum van het vrijwillige ontslag en de datum waarop een ontslag wegens reorganisatie zou ingaan, met dien verstande dat het bedrag van de afkoopsom alsdan niet lager zal zijn dan het bedrag dat aan de medewerker als vertrekbonus op grond van 2.12 zou zijn toegekend als hij daarop een beroep zou hebben gedaan. Bij de beslissing over het al dan niet toekennen van een afkoopsom wordt rekening gehouden met overige van belang zijnde omstandigheden. In het geval van een afkoopsom zijn andere faciliteiten van het Sociaal Beleidskader UM, behoudens de salaris- en inkomensgarantie (2.7) en de ambtsjubileumgratificatie (2.13) niet van toepassing. De medewerker aan wie een afkoopsom wordt toegekend dient schriftelijk te verklaren de daartoe gestelde voorwaarden te aanvaarden en afstand te doen van alle overige faciliteiten van het Sociaal Beleidskader UM. 2.11 Remplac antenregeling Het Sociaal Beleidskader UM is gericht op het door (met ontslag bedreigde) medewerkers verwerven van een nieuwe betrekking en het vermijden van onvrijwillig ontslag. Medewerkers die door een ontslagname aantoonbaar bijdragen aan de herplaatsing van met ontslag bedreigde collega's kunnen in aanmerking komen voor de faciliteiten van het Sociaal Beleidskader UM, met dien verstande dat die faciliteiten niet in combinatie met een vertrekbonus kunnen worden verstrekt. Op de aanmelding als remplacant wordt per geval beslist rekening houdend met alle belangen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: a. de medewerker wordt op zijn verzoek ontslagen; b. de medewerker heeft en krijgt geen aanspraak op een uitkering die ten laste komt van de UM; c. het ontslag van de medewerker leidt tot intrekking van het voorgenomen ontslag of herplaatsing van een met ontslag bedreigde collega; d. eventuele vorderingen van de medewerker op de UM (bij voorbeeld wegens een tegoed aan vakantiedagen) worden verrekend; e. eventuele (terug-)betalingsverplichtingen van de medewerker jegens de UM (bij voorbeeld in verband met opleiding of verhuiskosten) worden verrekend; f. het belang van de instelling of het organisatieonderdeel moet zich niet tegen het ontslag van de remplacant verzetten; g. de medewerker die zich aanmeldt als remplacant wordt op deze voorwaarden gewezen. 2.12 Vertrekbonus De medewerker aan wie op zijn verzoek ontslag wordt verleend en die door zijn ontslag aantoonbaar bijdraagt aan de oplossing van de vastgestelde problemen, heeft aanspraak op een vertrekbonus. De hoogte van de vertrekbonus is gelijk aan een half maandsalaris voor ieder vol jaar dat de medewerker voorafgaand aan zijn ontslag bij de UM in dienst is. De bonus bedraagt ten hoogste 6 maanden salaris. Als berekeningsgrondslag voor de bonus wordt genomen het brutosalaris (incl. vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, toelage onregelmatige dienst en bereikbaarheidstoelage) van de medewerker in de maand voorafgaand aan de maand waarin de ontslagdatum is gelegen. Bij een deeltijdontslag geldt een en ander naar rato. Om voor de bonus in aanmerking te komen gelden verder de volgende voorwaarden: a. de medewerker heeft en krijgt geen aanspraak op een uitkering die ten laste komt van de UM, noch op een pensioen of uitkering wegens vervroegde uittreding. Als de medewerker na het verkrijgen van de vertrekbonus een hiervoor bedoelde uitkering ontvangt is de bonus onverschuldigd betaald en dient het bedrag van de bonus te worden teruggestort; b. eventuele vorderingen van de medewerker op de UM (bij voorbeeld wegens een tegoed aan vakantiedagen) worden verrekend; c. eventuele (terug-)betalingsverplichtingen van de medewerker jegens de UM (bij voorbeeld in verband met opleiding of verhuiskosten) worden verrekend; d. met het verstrekken van de bonus verlenen werkgever en werknemer elkaar finale kwijting ten aanzien van alle uit het dienstverband voortvloeiende verplichtingen; e. de medewerker, c.q. remplacant aan wie een vertrekbonus wordt toegekend doet afstand van de overige faciliteiten van het Sociaal Beleidskader UM, met dien verstande dat de vertrekbonus kan worden verhoogd met de gratificatie van 2.13; f. de medewerker aan wie de vertrekbonus wordt toegekend dient schriftelijk akkoord te Sociaal Beleidskader Universiteit Maastricht/vastgesteld CvB.

gaan met de voorwaarden. 2.13 Ambtsjubileumgratificatie Medewerkers waarvan het dienstverband wordt beëindigd als gevolg van een reorganisatie hebben aanspraak op een deel van de hen toekomende ambtsjubileumgratificatie als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. het ambtsjubileum zou zijn bereikt binnen 5 jaar na de datum waarop het dienstverband met de UM wordt beëindigd; b. het dienstverband moet in de omvang waarvoor het geldt worden beëindigd (dus: geen deeltijdontslag); c. het dienstverband met de UM wordt beëindigd wegens reorganisatie, arbeidsongeschiktheid, pensioen voor het 65 e jaar of een beëindiging in het kader van de remplacantenregeling; d. de gratificatie bedraagt een naar diensttijd evenredig gedeelte van het bedrag waarop de medewerker bij het bereiken van het betreffende ambtsjubileum recht zou hebben. Eventuele fiscale consequenties van de uitkering komen voor rekening van de werkgever. 2.14 Hardheidsclausule Indien en voor zover mocht blijken dat zich door de toepassing van dit Sociaal Beleidskader onbillijk te achten (financiële) gevolgen voor de medewerker voordoen, zal het College van Bestuur in redelijkheid na overleg met betrokkenen van dit plan afwijken. 2.15 Inwerkingtreding en werkingsduur Het Sociaal Beleidskader UM treedt in werking op de datum dat het is vastgesteld. Vanaf de datum van inwerkingtreding van het Sociaal Beleidskader UM vervallen alle eerdere sociale plannen, met dien verstande dat op eerdere plannen gebaseerde toezeggingen aan medewerkers gestand worden gedaan. Het Sociaal Beleidskader UM geldt voor een periode van drie jaar na de datum waarop het is vastgesteld. Hierna wordt het Sociaal Beleidskader jaarlijks stilzwijgend verlengd tot 1 januari van het volgende kalenderjaar. Partijen kunnen in overleg met elkaar een eventuele beëindigingof het tussentijds openbreken van het Sociaal Beleidskader overeenkomen. Aldus overeengekomen op Sociaal Beleidskader Universiteit Maastricht/vastgesteld CvB,

vertrekbonus kan worden verhoogd met de gratificatie van 2.13; f. de medewerker aan wie de vertrekbonus wordt toegekend dient schriftelijk akkoord te gaan met de voorwaarden. 2.13 Ambtsjubileumgratificatie Medewerkers waarvan het dienstverband wordt beëindigd als gevolg van een reorganisatie hebben aanspraak op een deel van de hen toekomende ambtsjubileumgratificatie als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. het ambtsjubileum zou zijn bereikt binnen 5 jaar na de datum waarop het dienstverband met de UM wordt beëindigd; b. het dienstverband moet in de omvang waarvoor het geldt worden beëindigd (dus: geen deeltijdontslag); c. het dienstverband met de UM wordt beëindigd wegens reorganisatie, arbeidsongeschiktheid, pensioen voor het 65 e jaar of een beëindiging in het kader van de remplacantenregeling; d. de gratificatie bedraagt een naar diensttijd evenredig gedeelte van het bedrag waarop de medewerker bij het bereiken van het betreffende ambtsjubileum recht zou hebben. Eventuele fiscale consequenties van de uitkering komen voor rekening van de werkgever. 2.14 Hardheidsclausule Indien en voor zover mocht blijken dat zich door de toepassing van dit Sociaal Beleidskader onbillijk te achten (financiële) gevolgen voor de medewerker voordoen, zal het College van Bestuur in redelijkheid na overleg met betrokkenen van dit plan afwijken. 2.15 Inwerkingtreding en werkingsduur Het Sociaal Beleidskader UM treedt in werking op de datum dat het is vastgesteld. Vanaf de datum van inwerkingtreding van het Sociaal Beleidskader UM vervallen alle eerdere sociale plannen, met dien verstande dat op eerdere plannen gebaseerde toezeggingen aan medewerkers gestand worden gedaan. Het Sociaal Beleidskader UM geldt voor een periode van drie jaar na de datum waarop het is vastgesteld. Hierna wordt het Sociaal Beleidskader jaarlijks stilzwijgend verlengd tot 1 januari van het volgende kalenderjaar. Partijen kunnen in overleg met elkaar een eventuele beëindigingof het tussentijds openbreken van het Sociaal Beleidskader overeenkomen. Aldus overeengekomen op 20 december 2006. Namens het College van Bestuur Namens AbvaKabo FNV FBZ Sociaal Beleidskader Universiteit Maastricht/20 december 2006