administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Richtlijnen milieueffectrapportage Pluimveehouderij met stalruimte voor 59.000 stuks pluimvee te Rijkevorsel (De Kroon Destrooper N.V.) 17 december 2004 PRMER-0098-RL
1. Inleiding De exploitant-initiatiefnemer, baat momenteel een pluimveebedrijf N.V. De Kroon Destrooper uit, gelegen te Rijkevorsel. Het bedrijf beschikt over een vergunning - tot 18 april 2005 - voor het houden van 59.000 legkippen pluimvee. Verder is het bedrijf vergund voor 925 m 3 opslag van mest, elektromotoren met een gezamenlijk vermogen van 54,6kW en een grondwaterwinning met een debiet van 4745 m 3 /jaar. Deze laatste vergunning loopt tot 17 maart 2017. Met dit Mer wenst de initiatiefnemer de lopende vergunning (geldig tot 18 april 2005) te vernieuwen en tegelijk ook nog een aantal regularistaties doorvoeren: lozing van het huishoudelijk afvalwater afkomstig van de woning (na voorafgaandelijke behandeling in septische put (0,3m³/dag) 1200 l petroleumopslag 1200 l mazoutopslag 1 verdeelslang 48 kw vast opgestelde motoren uitbreiding van het vergunde grondwaterwinningsdebiet van 4745 m³/jaar tot 5745 m ³/jaar. In de toekomstige situatie zouden de legkippen ook in de reeds bestaande legkippenstal gehuisvest blijven. Deze is opgebouwd uit 6 rijen kooien met telkens 6 kooien boven elkaar. Er worden per hok (60 x 50 cm) 5 dieren gehuisvest. Iedere leghen beschikt zo dus over een nuttige oppervlakte van 600cm² waardoor voldaan wordt aan de Europese Richtlijn199/74/EG (550 cm 2 per dier). Deze activiteit is MER-plichtig volgens hoofdstuk 1, artikel 3, punt 8b van het mer-besluit zijnde een bedrijf met stalruimte voor pluimvee, hoenderachtigen, eendachtigen en gekweekte volièrevogels, ouder dan 3 weken, van meer dan 40.000 stuks wanneer het bedrijf gelegen is in een agrarisch gebied op minder dan 300 m van een woongebied of op minder dan 500 m van een drinkwaterwingebied. Het bdrijf in kwestie is gelegen op minder dan 300 m van een woongebied. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 15 oktober 2004. De terinzagelegging bij het gemeentebestuur van Rijkevorsel liep van 9 november 2004 tot 8 december 2004. Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd door aanplakking aan het gemeentehuis. Drie inwoners van Rijkevorsel reageerden op het kennisgevingsdossier. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Cel Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen). 2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Cel Mer: recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0061 2
aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen figuur en legende alle relevante straatnamen op kaart te situeren de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden (vb. topografische kaarten = NGI; meer info http://giraf.gisvlaanderen.be) een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen dat de inhoud van de paragraaf overeenkomt met de titel van die paragraaf in een inleiding tevens de benodigde vergunningen, inclusief een korte beschrijving van de procedure, en de rol van het MER in een dergelijk proces te schetsen. een duidelijk plan gebruiken van de huidige bedrijfssituatie en van de toekomstige bedrijfssituatie met een precieze ruimtelijke situering van o.a. mestopslag, brandstofverdeelinstallatie, terreinverhardingen, bovengrondse tanks, erfbeplanting, 3. Beschrijving van de huidige bedrijfstoestand Bij de beschrijving van de huidige bedrijfstoestand vraagt de Cel Mer tevens om: een weergave van de totale oppervlakte en de activiteiten van het bedrijf met hierbij een grondige beschrijving van de gebruikte batterijen met inbegrip van afmetingen, capaciteit, ; een weergave van de hoeveelheid mest en de verwerking van de mest; de beschrijving van de begroeiing op en rond het bedrijfsterrein; de textuur van de bodem; de hoeveelheid en samenstelling van het bedrijfsafvalwater dat opgevangen wordt en geloosd wordt; een overzicht van het waterverbruik voor de dieren en het reinigen van de stallen (grondwater, regenwater) een beschrijving van het gebruikte ventilatiesysteem en schoorsteentype in de stallen; de diepte van de vergunde grondwaterwinning en de vergunningstermijn te vermelden. 4. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7. 1,1, a en b Dit MER wordt opgesteld in het kader van de aanvraag tot hervergunning van een bestaand pluimveebedrijf. Het M.E.R. moet de verantwoording en de besluitvorming van het project beter onderbouwen. 5. Voorgenomen projecten en alternatieven art.4.3.7. 1,1,c, d en e Het voorgenomen project is de hervergunning van het legkippenbedrijf met 59.000 legkippen. De grondwaterwinning wordt hierbij uitgebreid en tevens zullen een aantal gangbare Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0061 3
doch tot op heden niet vergunde praktijken geregulariseerd worden. Deze staan eerder in dit document beschreven. De aanwezige systemen inzake stalopbouw, stalverluchting en mestopslag worden in het rapport beschrijven onder meer in functie van de waarderingspunten, zoals opgenomen in hoofdstuk 5.9 van Vlarem II. Het is in functie van deze waarderingspunten en het aantal dieren dat de afstandregels van toepassing zijn. Er kan ook nagegaan worden in hoeverre het mogelijk is het gebruik van grondwater al dan niet gedeeltelijk te vervangen door opvang van regenwater, bijvoorbeeld voor het reinigen van de stallen. De voor- en nadelen van de verschillende alternatieven worden beschreven en afgewogen. Op die manier kan een rangschikking bekomen worden van de verschillende alternatieven, waarbij ook het meest milieuvriendelijke alternatief naar voor komt. 6. Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7. 1,f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Zo is het onder meer nodig bij de bespreking van de gevoelige gebieden volgens Vlarem aan te geven of dergelijke gebieden (bijvoorbeeld bosreservaten) voorkomen in de buurt van de inrichting. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. 7. Bestaande toestand en milieueffecten 7.1. Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art.4.3.7. 1,1, g Als referentiesituatie dient het gebied met de omgeving (het relevante studiegebied) te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de beslissingen, die worden verwacht te zijn uitgevoerd, vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. Relevante ontwikkelingsscenario s dienen te worden uitgewerkt. Zoals in de kennisgeving vermeld wordt, zal in het rapport aangegeven worden hoe het bedrijf tegen 2012 kan voldoen aan de huisvestigingsnorm 750 cm 2 ruimte per leghen. Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0061 4
De kennisgeving beschrijft per milieuthema het af te bakenen studiegebied en van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande gegevens daarvoor zullen gebruikt worden en waar in het raam van het MER bijkomende inventarisatie noodzakelijk is. Bij de beschrijving van de residuen en emissies is het van belang aan te geven hoe de volgens de nutriëntenhalte maximale toegelaten productie van 40.165,59 kg N en 28.523,39 kg P 2 O 5 bekomen wordt, in verhouding met de forfaitaire hoeveelheden gebaseerd op 0,69 kg N per dier en 0,49 kg P 2 O 5 per dier. Aanvullend hierbij kan nog aangegeven worden dat: Met betrekking tot mens: eenduidigheid dient verschaft te worden over de meest nabijgelegen bewoonde woning Naast het voorgenomen project is het ook nodig informatie en kennis te vergaren over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving en die zo mogelijk samen met het voorgenomen project een cumulatief effect kunnen teweeg brengen. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r., meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie. 7.2. Milieueffecten en milderende maatregelen art.4.3.7. 1,2, a, b, c De kennisgeving geeft een beschrijving per milieuthema van de wijze waarop de effecten zullen onderzocht en beoordeeld worden en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet. De effectbespreking zal per milieuthema onderzocht worden. De Cel Mer kan zich vinden in deze werkwijze, mits per thema ook een duidelijke en verhelderende omslag gemaakt wordt naar de relevante milieudisciplines. Cumulatieve effecten dienen te worden onderzocht met name dient er nagegaan te worden in welke mate omliggende activiteiten gelijkaardige milieueffecten genereren. Aanvullend hierbij kan nog aangegeven worden dat: Met betrekking tot geurhinder : Bij de berekening van de geuremissies zal, voor zover mogelijk - de Vlaamse kentallen worden verwacht half 2004 - gebruik gemaakt worden van de Vlaamse kentallen, voor zowel de huidige als de toekomstige situatie Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0061 5
Verder is het aangewezen te onderzoeken in hoeverre de opslag van kippenkrengen voor geuroverlast kan zorgen en op welke manier deze eventuele hinder kan verminderen. Met betrekking tot water: dienen ook de effecten van verzuring te worden geëvalueerd de watertoets, cfr. bepalingen van het decreet integraal waterbeheer, moet uitgevoerd worden inzake uitbreiding van de gronwaterwinning Met betrekking tot de discipline mens: Bij de bespreking van de discipline Mens is het van belang na te gaan wat de oorzaak is van de vliegen die zorgen voor hinder bij de omwonenden. Tevens is het nodig hiervoor afdoende preventieve en indien nodig milderende maatregelen uit te werken die ervoor zorgen dat dergelijke problemen zich bij de verdere exploitatie van het bedrijf niet meer voordoen. Bijkomend kan eventueel een systeem uitgewerkt worden waarbij buurtbewoners de klachten direct kunnen melden. Met betrekking tot de discipline bodem moet bij de paragraaf verontreiniging bodem ook aangegeven worden welke maatregelen getroffen zijn ter preventie van de verontreiniging van bodem en grondwater door mestopslag. Ook moet uit het MER naar voor komen op welke manier aan de geldende Vlaremreglementering voldaan wordt. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie. 7.3. Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7. 1,2, e Voor het voorgenomen project dient de huidige situatie vergeleken te worden met de aangevraagde situatie en met de gewenste situatie in het kader van de Europese Richtlijn - tegen 2012. Het MER zal hierbij beroep doen op de BBT en het voorgenomen project hieraan toetsen. 8. Leemten in de kennis art.4.3.7. 1,4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0061 6
9. Monitoring en evaluatie art.4.3.7. 1,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of van uit leemten in de kennis. 10. Integratie en eindsynthese art.4.3.7. 1,2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. 11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art.4.3.7. 5,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is geweest zal in dit hoofdstuk tevens aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt. 12. Niet-technische samenvatting art.4.3.7. 1,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Relevante figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Deze niet-technische samenvatting wordt in het MER opgenomen en tevens in digitale vorm aangeleverd. 17 december 2004, ir. M. CHERRETTE Afdelingshoofd Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0061 7
Bijlagen Bijlage 1: Bekendmaking en terinzagelegging gemeente Rijkevorsel Bijlage 2: Lijst van inspraakreacties: drie Bijlage 3: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: Aminal, Afdeling Milieuvergunningen Antwerpen Gemeente Rijkevorsel Bijlage 4: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: Bijlage 5: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden en waarmee dus ook geen rekening werd gehouden in deze richtlijnen: AROHM, Afdeling ROHM Antwerpen, Cel Monumenten en Landschappen, Copernicusgebouw, Copernicuslaan 1 bus 6, 2018 Antwerpen AROHM, Afdeling ROHM Antwerpen, Cel Ruimtelijke Ordening, Copernicusgebouw, Copernicuslaan 1 bus 9, 2018 Antwerpen AMINAL, Afdeling Land, Alhambra-gebouw, E. Jacqmainlaan 20, bus 6, 1000 Brussel AMINAL, Afdeling Water, Copernicusgebouw, Copernicuslaan 1 bus 2, 2018 Antwerpen AMINAL, Afdeling Natuur, Copernicusgebouw, Copernicuslaan 1 bus 7, 2018 Antwerpen AMINAL, Afdeling Bos en Groen, Copernicusgebouw, Copernicuslaan 1 bus 7, 2018 Antwerpen VLM, Provinciale afdeling Herentals, Cardijnlaan 1, 2200 Herentals AMINAL, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Cel MER, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel De Gouverneur van de Provincie Antwerpen, Koningin Elisabethlei 22, 2000 Antwerpen Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER-0061 8