Handleiding Profielwerkstuk VWO 5

Vergelijkbare documenten
Eisen en lay-out van het PWS

Programma van toetsing en afsluiting Schooljaar Vwo Lj. 6. Heerbeeck College

Academisch schrijven. Tips and tricks

HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK HAVO / VWO

HET PROFIELWERKSTUK. 5 HAVO en 6 VWO STELLA MARISCOLLEGE MEERSSEN

Het profielwerkstuk. 2. Eisen en voorwaarden Het profielwerkstuk moet aan een aantal eisen en voorwaarden voldoen:

Literatuurverwijzingen

HANDLEIDING: Zo maak ik een werkstuk.

WERKSTUK Taalexpert PRIMO

Als je de verwijzing tussen haakjes aan het einde van de zin zet gebruik je een & -teken. Wederom komt de punt pas na de verwijzing.

HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK Klas 5 SCHOOLJAAR

1 Omslag/voorblad/titelblad. 2 Titelblad

Het eindwerkstuk GGCA Schooljaar

Werkstuk of verslag. de vormvoorschriften

PROFIELWERKSTUK VWO

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

Handleiding profielwerkstuk. Mavo 4

Handleiding profielwerkstuk. Mavo 4

Het profielwerkstuk

Handleiding bij het maken van een profielwerkstuk. april 2012

Voorlichting 4-HAVO. Profielwerkstuk. 7 april 2016

Profielwerkstuk klas 10 Vmbo-t

Programma van toetsing en afsluiting Schooljaar Vwo Lj. 5. Heerbeeck College

Stap 4: Indeling maken

PROFIELWERKSTUK HAVO 5

Sectorwerkstuk klas 10 Vmbo-t

Overweeg om je profielwerkstuk de vorm van een wetenschappelijk artikel te geven. Hieronder vind je hiervoor aanwijzingen.

HANDLEIDING VOOR HET vmbotl PROFIELWERKSTUK (PWS)

Auteursrichtlijnen Cahiers Politiestudies 2014

PROFIELWERKSTUK VWO

Literatuurverwijzing in de tekst

Hoe maak ik een werkstuk? Dé werkstukkenwijzer voor het Scala College

Leerlingenhandleiding profielwerkstuk havo

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

Het eindwerkstuk GGCA Schooljaar

Hoe maak je een goede bronvermelding. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

informatie profielwerkstuk havo avondlyceum CAL handleiding H

Beknopte weergave van APA-regels voor verslaglegging en referenties schrijven 1

Verwijzingen in teksten volgens the American Psycological Assiciation (APA) Algemeen. Citeren

PROFIELWERKSTUK NAAM KLAS CURSUSJAAR

2017/18. Algemene gegevens. Naam:. Klas:. Sector: Werkt samen met: Begeleidend docent:

PWS Informatieboekje

Het profielwerkstuk wordt getoetst door middel van een mondeling college-examen. Het mondeling college-examen duurt 25 minuten.

HANDLEIDING VOOR HET vmbotl SECTORWERKSTUK

SECTORWERKSTUK

Profielwerkstuk. Kandinsky College. locatie Jorismavo

Handleiding. Het profielwerkstuk

PROFIELWERKSTUKDAG 4HAVO & 5VWO

Bronnen en bronvermelding

PROFIELWERKSTUKBOEKJE

Handleiding profielwerkstuk HAVO examen 2016

Voorpagina met titel

Profielwerkstukplus HAVO

SECTORWERKSTUK 4VMBO - T

De Schrijfregels. Christiaan Huygens College Rachmaninowlaan Talencluster

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

Word 2007 en APA bronvermelding. Nathalie van den Eerenbeemt december 2014

Hoofdstuk 1 Een probleemstelling formuleren

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * website * voorlezen

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.

ONDERZOEK DOEN HOE DOE IK DAT? WORKSHOP PLUSWEEK KLAS 1, 2, 3

PROFIELWERKSTUK HAVO 5

Amsterdam, november Aan de ouders/verzorgers van de vierde klas-leerlingen. Geachte ouders/verzorgers,

Informatiebrochure. Profielwerkstuk HAVO Colegio Arubano

VERWIJZEN NAAR BRONNEN

APA-richtlijnen voor literatuurverwijzingen

BOL OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

HALLO WERELD WERKSTUK

Jullie onderzoeksverslag bestaat uit 9 vaste onderdelen. 2. Een inhoudsopgave. Let op, op het voorblad staat geen paginanummer.

Richtlijnen schrijven (stage-of afstudeer)verslag

INTRODUCTIE. Elke leerling VMBO TL moet als onderdeel van zijn Schoolexamen (SE) een profielwerkstuk maken. Je mag kiezen uit twee varianten:

Verslagen maken. Feenstra & Houter. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

HANDLEIDING SECTORWERKSTUK. Naam: Klas: Begeleider: Sectorwerkstuk Pagina 1 1

Literatuurlijst en bronvermelding

Regels van bronvermelding. 1 e fase

Handleiding sectorwerkstuk

Informatie PROFIELWERKSTUK VWO schooljaar

Afdeling VAVO. Praktische opdracht VMBO. Handleiding

TOTAALBEOORDELING PROFIELWERKSTUK HAVO 5 + SNEL

Beknopte weergave van APA-regels voor verslaglegging en referenties schrijven 1

Gedocumenteerd schrijven Schrijfopdracht klas 2. Brainstorm maak hieronder je brainstorm inzichtelijk

Afdeling VAVO. Praktische opdracht HAVO/VWO. Handleiding

Verslagen. Het kunnen maken van een goed zakelijk document is een vaardigheid die zeer belangrijk is.

Beoordeling paper SAMENVATTING/CONCLUSIE/AANBEVELING

Hier vertel je wat je hebt gedaan om informatie te vinden. Wat en waar gezocht? Wie geïnterviewd, enz.

Het Profielwerkstuk HANDLEIDING I. Organisatie, tijdpad en andere belangrijke informatie. Een handleiding voor Havo en Vwo Mei 2011.

Handleiding sectorwerkstuk

Sectorwerkstuk. Kandinsky College. locatie Sint Jorisschool

SECTORPROJECT 4 VMBO - T

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren

Het Sectorwerkstuk. Naam leerling

Uitleg Werkwijzers Bovenbouw Dit zijn de beschrijvingen van alle presentaties die je moet doen en het werkstuk dat je maakt.

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën

Profielwerkstuk TL-GL

Toelichting bij de beoordelingslijsten

A person who never made a mistake never tried anything new.

Literatuurverwijzing volgens Harvard of APA

Algemene Informatie Profielwerkstuk Landsexamen Aruba Mavo/Havo/Vwo

Transcriptie:

Handleiding Profielwerkstuk 2019 2020 VWO 5

Inhoudsopgave 1. Opmerkingen vooraf... 3 2. Tijdschema 2019-2020... 4 3. Handleiding profielwerkstuk... 5 3.1 Algemeen... 5 3.2 Beoordeling... 5 3.3 Het Stappenplan... 6 3.4 Onderwerp vinden... 7 3.5 Formuleren van hoofdvraag en deelvragen... 8 3.6 Plan van aanpak... 9 3.7 Informatie zoeken/informatie verwerken... 100 3.8 Praktische opdracht... 111 3.9 Onderzoeksverslag... 12 3.9.1 Titelpagina... 12 3.9.2 Inhoudsopgave... 12 3.9.3 Voorwoord... 12 3.9.4 Samenvatting... 12 3.9.5 Inleiding... 12 3.9.6 Hoofdtekst... 13 3.9.7 Conclusie... 13 3.9.8 Discussie... 13 3.9.9 Nawoord... 13 3.9.10 Bijlagen... 14 3.9.11 Tabellen, figuren en afbeeldingen... 14 3.9.12 Verwijzen naar literatuur volgens het APA-systeem... 14 3.9.13 Referentielijst... 15 4. Inleveren:... 15 4.1 Typografische verzorging... 15 4.2 Communicatie, samenwerken en overlegvaardigheden en bijhouden van het logboek... 17 4.3 Extra: Presentatie... 18 5. Bijlagen... 19 2

1. Opmerkingen vooraf Een Profielwerkstuk (PWS) maken kan een leuke, interessante en zinvolle bezigheid zijn. Dat is het alleen wanneer je het maken van je eigen PWS serieus neemt en je houdt aan afspraken en inleverdata. Het PWS is niet zo maar een werkstuk. Allereerst laat je op hoog niveau zien dat je kennis van zaken hebt van een bepaald onderwerp. Ten tweede maak je duidelijk dat je weet wat jouw profiel eigenlijk inhoudt. Het heet namelijk niet voor niks het PROFIELwerkstuk. Ten derde is PWS een goede voorbereiding op het HBO/WO onderwijs. Vandaar dat de eisen die wij aan het PWS stellen hoog zijn. Het PWS is een verslag van een onderzoek. Een PWS vraagt altijd naar het waarom of waardoor van iets. Een PWS opstellen is een lastige klus maar als je van het begin af aan goed begint, dan gaat de rest (redelijk) vanzelf. In deze handleiding staan allerlei tips en voorbeelden hoe je tot een dergelijk onderzoek kunt komen. Bij het maken van een PWS is niet alleen het product maar ook het proces van maken van een PWS van belang. Daarom is het belangrijk het logboek goed bij te houden. (zie blz. 22) en een reflectie te maken op het logboek. Bij het maken van een PWS is de communicatie tussen jou en je begeleider van groot belang. Zie Stap 3: Communicatie: Samenwerken en overlegvaardigheden. Op onze ELO is al het materiaal en meer terug te vinden. Tot slot: Lees deze handleiding zorgvuldig door en kijk er nog regelmatig in, zodat je goed op de hoogte bent van de gang van zaken. Veel succes namens de begeleiders. 3

2. Tijdschema 2019-2020 In het tijdschema kun je zien wanneer bepaalde zaken af of ingeleverd moeten zijn. Hier zullen we streng op toezien. Wanneer je te laat bent leidt dit telkens tot een aftrek van een half punt op je eindcijfer. Bovendien ga je vanaf dan elke lesdag tot 17.00 uur op school werken aan je profielwerkstuk totdat je weer op schema ligt. Week 41 Heerbeeckweek: alle leerlingen 5VWO (uitgezonderd Peru en M&O) krijgen deze handleiding uitgereikt en leveren aan het eind van de week op papier de eerste opzet in. In de eerste opzet staan minimaal: onderwerp, hoofdvraag, deelvragen, plan van aanpak en idee praktisch gedeelte. Week 47: uiterlijk.. november inleveren op de ELO eerste versie hoofdstuk 1. Week 7: uiterlijk.. februari inleveren op de ELO eerste versie praktijkgedeelte. Week 18: uiterlijk.. mei inleveren op de ELO eerste versie complete profielwerkstuk. Week 27: uiterlijk.. juli inleveren op de ELO en uitgeprint definitieve versie. Data volgen nog 4

3. Handleiding profielwerkstuk 3.1 Algemeen Het PWS is één van de onderdelen van je examendossier. Zowel de titel als de beoordeling zullen straks op je diploma terug te vinden zijn. Voor Vwo gelden de volgende eisen: - Het PWS is gekoppeld aan minimaal één vak dat de leerling volgt in de bovenbouw. Dit vak moet een zgn. groot vak zijn met een omvang van minimaal 400 uur. - De studiebelasting bedraagt 80 uur en de studielast vermeerdert evenredig als je met meer personen één profielwerkstuk maakt. - Bij het profielwerkstuk horen een aantal belangrijke algemene vaardigheden. Daaronder vallen: informatievaardigheden (het verzamelen en verwerken van informatie) onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden communicatieve en presentatievaardigheden vaardigheid in planning vaardigheid in samenwerken en overleg 3.2 Beoordeling Je profielwerkstuk wordt beoordeeld m.b.v. beoordelingsformulieren. Er zijn twee verschillende beoordelingsformulieren, nl. een voor CM en EM leerlingen en een voor NG en NT leerlingen. Het praktijkgedeelte telt voor de NG en NT leerlingen nl. zwaarder mee in de beoordeling dan voor de CM en EM leerlingen. Het cijfer voor je PWS wordt, afgerond op een geheel cijfer in een box gezet. In deze box komt ook het cijfer voor maatschappijleer. Het cijfer voor één van deze onderdelen mag niet lager dan een vier zijn. Het gemiddelde van deze twee cijfers vormt het combinatiecijfer, dat op de eindexamenlijst terug te vinden is. Het beoordelingsformulier krijg je los van deze handleiding. 5

3.3 Het Stappenplan Het Stappenplan bestaat uit drie grote stappen onderverdeeld in kleinere stapjes. Sommige stappen moeten eerst goedgekeurd worden door je begeleider voordat je verder kunt. Bijvoorbeeld onderwerpkeuze, hoofd- en deelvragen en opzet praktisch gedeelte of onderzoek moeten echt eerst in orde zijn voordat je verder kunt. Stap 1: Stap 2: Stap 3: Onderwerp vinden + inlezen; Hoofd- en Deelvragen formuleren; Plan van Aanpak opstellen; Informatie zoeken; Praktisch gedeelte of Onderzoek opzetten. Hoofdstuk 1 schrijven (=beantwoording deelvraag 1) en praktische gedeelte of onderzoek uitvoeren en uitwerken. Overige deelvragen beantwoorden en verslag schrijven. 6

3.4 Onderwerp vinden Bij het vinden van een geschikt onderwerp kun je het beste denken aan zaken waar je toch al tegenaan loopt en waar je interesse naar uitgaat of waar je later bijvoorbeeld in je studie mee te maken gaat krijgen. Het maken van het profielwerkstuk is dan een mooie gelegenheid om vragen die je toch al hebt, te beantwoorden. Denk er wel aan dat een belangrijk gedeelte van je profielwerkstuk bestaat uit het doen van een onderzoek. Neem dus een onderwerp waarbij dit mogelijk en dus uitvoerbaar is. Je kunt ook op een idee voor een onderwerp komen door op internet te gaan zoeken op bijvoorbeeld websites van de universiteiten. Deze hebben vaak een apart gedeelte over het profielwerkstuk. Ook is het slim om het HTO in te schakelen. Zij kunnen je tevens helpen om je praktisch gedeelte te organiseren. Kies voor een onderwerp: waarvan je mag aannemen dat het je ook voor langere tijd blijft boeien; dat niet te algemeen noch te breed is; waarover voldoende informatie te vinden is; dat niet te groot is; ( De Griekse geschiedenis is ECHT te groot) waarbij een goede onderzoeksvraag/hoofdvraag te formuleren is en waarbij een haalbaar onderzoek/praktijkgedeelte mogelijk is. De volgende methode kan je helpen bij het bepalen van een onderwerp. 1. Brainstormen. Schrijf met trefwoorden onderwerpen op waar je interesse voor hebt of waar je een eigen mening over hebt. Gebruik kranten, boeken, tijdschriften, internet en gesprekken met familie, vrienden of deskundigen om ideeën op te doen. Inventariseer van elk onderwerp de plus- en minpunten. 2. Streep onderwerpen/trefwoorden weg: die je toch minder interesseren; die niet passen binnen de eisen voor een profielwerkstuk; die zo breed zijn dat je er niet diep op in kunt gaan; waar moeilijk informatie over te vinden is; waarbij je geen uitvoerbaar praktijkgedeelte kunt bedenken. 7

3.5 Formuleren van hoofdvraag en deelvragen Voordat je een hoofdvraag formuleert moet je je inlezen in het onderwerp. Wie nog helemaal niets weet van zijn onderwerp kan geen goede onderzoeksvraag opstellen. Het inlezen doe je bij voorkeur met behulp van een artikel in een encyclopedie bv. Encarta en/of Wikipedia. Of je zoekt in boeken/tijdschriften van de schoolmediatheek of in de plaatselijke bibliotheek. Vraag eventueel je begeleider om een paar literatuursuggesties. TIP: Praat ook eens met anderen over je onderwerp. Even vooraf! Soorten vragen Beschrijvende vragen: er wordt naar feiten gevraagd, wat is er gebeurd, wie, welke, wanneer, waar, hoe leefde, et cetera? Verklarende vragen: er wordt gevraagd naar verbanden; redenen, oorzaken, gevolgen; waardoor, waarom, welke oorzaken leiden tot, hoe ontstond, hoe kwam het dat? Waarderende/evaluerende vragen: het gaat over jouw of andermans mening over een bepaald probleem, je geeft daarmee een (waarde)oordeel. Was iets meer of minder belangrijk, was iets goed of fout, juist of onjuist, voor welke interpretatie valt het meest te zeggen? De hoofdvraag dient: een verklarende of waarderende vraag te zijn, als startpunt voor onderzoek/praktijk, om het te onderzoeken gebied af te bakenen/te beperken, als sluitstuk van je onderzoek want in de conclusie beantwoord je de hoofdvraag immers! niet te veel omvattend te zijn, niet algemeen maar concreet te zijn. Deelvragen (Zorg voor minimaal drie deelvragen!) Deelvragen zijn vragen naar onderdelen van het onderwerp en door deze vragen word je gekozen onderwerp in overzichtelijke stukjes geknipt! Zodoende kun je beter bepalen of een gevonden stukje informatie binnen of buiten je onderzoek valt. Hoe verhouden deelvragen zich tot de hoofdvraag? Deelvragen zijn vaak beschrijvende vragen; er wordt gevraagd naar: wie, wat, waar, wanneer, hoe enz.( dus gebeurtenissen, feiten, ontwikkelingen) ( de 5 w-vragen). Deelvragen brengen structuur in je onderzoek. Met behulp van de deelvragen leer je bruikbare informatie te selecteren, dus niet teveel informatie te verzamelen. Op deze vaardigheid word je ook beoordeeld. In je definitieve presentatie krijgt elke deelvraag een eigen hoofdstuk. Dat maakt de structuur van je PWS al in grote lijnen duidelijk. 8

3.6 Plan van aanpak Je begint meteen met het opstellen van een Plan van Aanpak. Hierin geef je aan hoe je het profielwerkstuk wil gaan maken, wat je allemaal wil gaan doen en wanneer je dit gaat doen. Het Plan van Aanpak is een groeiend document, dat wil zeggen dat je het wekelijks bijstelt. Uiteindelijk geef je in het Plan van Aanpak antwoord op de volgende vragen: Wat ga ik precies doen om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden (bronnenonderzoek, interviews afnemen, verslag schrijven e.d.) Wat wordt mijn praktische opdracht? Wanneer ga ik wat doen? Hoeveel tijd schat ik dat elke activiteit kost? Eventueel: Hoe verdelen we de taken als in duo s of groepen wordt gewerkt? 9

3.7 Informatie zoeken/informatie verwerken In je onderzoeksverslag moet duidelijk aangegeven worden waar je de informatie hebt gevonden. Bij een goed onderzoek moet je meerdere soorten bronnen gebruiken. Er zijn verschillende soorten bronnen: Documenten (bijvoorbeeld: brieven, kaarten, testamenten, verdragen, foto s, karikaturen, gedenkboeken, dagboeken, tekeningen, schilderijen) Vakliteratuur (boeken en -tijdschriften) Media (kranten, tijdschriften, internet, radio- en tv-programma's, Cd-rom's) Personen (mensen die uit ervaring iets kunnen vertellen of die ergens deskundig over zijn) Databestanden (statistieken, volkstellingen, burgerlijke stand) Musea Internet. Zoeken op internet lijkt gemakkelijk. Je googelt wat en er komt wel iets. Maar er verschijnt vaak ook zoveel dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Hoe beter je je hoofdvraag en deelvragen formuleert hoe gerichter je kunt zoeken. Richtlijnen: Houd je bij het selecteren van informatiebronnen aan de volgende richtlijnen: Je zoekt per deelvraag naar verschillende informatiebronnen. Selecteer meerdere soorten bronnen per deelvraag, bijvoorbeeld boeken en afbeeldingen. Gebruik goede literatuur. Dus niet een Australië-reisgids met informatie over de geschiedenis van de Aboriginals maar wel een goed boek over de Aboriginals. Gebruik niet dezelfde informatiebronnen voor beantwoording van al je deelvragen. Zoeken op internet is niet altijd de meest efficiënte manier van zoeken vanwege de overvloed aan informatie. Zoek ook zeker in de mediatheek of plaatselijke bibliotheek naar boeken, naslagwerken en artikelen in een encyclopedie. Kijk eens in de catalogus van bibliotheek Eindhoven voor ideeën. Beschouw informatie die je op internet vindt als een aanvulling op eerder in de mediatheek gevonden informatiebronnen. En i.p.v. op google.com te zoeken kun je veel beter zoeken op http://scholar.google.com. Je krijgt dan veel meer bruikbare artikelen. Informatie verwerken Hoe verwerk je de informatie? Je verzamelt en ordent per deelvraag je informatie. Noteer zoveel mogelijk gegevens, want onbelangrijke details kunnen later weleens heel belangrijk zijn. 10

3.8 Praktische opdracht Een van de eisen voor het profielwerkstuk is dat je, naast het actief uitvoeren van het onderzoek en het maken van een onderzoeksverslag, ook een praktische opdracht of een technisch ontwerp uitvoert. Deze moeten in het verlengde liggen van je onderwerp of beter, zijn de kern van je onderzoek. Je literatuuronderzoek en je praktische opdracht beantwoorden de hoofdvraag van je pws. Je kunt denken aan het maken van een schilderij als je je profielwerkstuk over een schilder doet. Ook kun je een folder ontwerpen voor een museum (dat je natuurlijk hebt bezocht) dat met je onderwerp heeft te maken. Je kunt een fotoreportage maken, een poster enz. We gaan ervan uit dat je de activiteit in het komend schooljaar gaat doen, nadat je begeleider groen licht heeft gegeven voor jouw keuze van invulling. Wacht niet te lang met de invulling van de praktische opdracht, want een haastklus is zelden goed. Je moet misschien wel afspraken maken met andere mensen om iets te kunnen gaan bekijken, om iemand te kunnen interviewen of iets dergelijks en dat kost nu eenmaal tijd! NB. Voor de NG- en NT- leerling is het praktisch gedeelte of het technisch ontwerp meestal een natuurwetenschappelijk onderzoek. Dit onderzoek vormt de kern van het profielwerkstuk. De theorie is ondersteunend voor het praktijkgedeelte en komt in de deelvragen terecht. 11

3.9 Onderzoeksverslag Richtlijn voor de omvang van een schriftelijk verslag voor een individueel profielwerkstuk is ± 25 pagina s. Je onderzoeksverslag heeft een vaststaande structuur, namelijk titelpagina, inhoudsopgave, voorwoord, samenvatting, inleiding, hoofdtekst (behandeling deelvragen en onderzoek in verschillende hoofdstukken), eindconclusie, discussie, bronnenlijst, nawoord, bijlagen. Deze onderdelen worden nu achtereenvolgend behandeld: 3.9.1 Titelpagina De titel moet kort en krachtig de inhoud karakteriseren. Kort wil zeggen: minder dan tien woorden. Gebruik geen afkortingen in de titel. Zorg voor een titel die past bij je tekst. Probeer een pakkende titel te verzinnen. Dat daagt de lezers uit om te gaan lezen. Voeg eventueel een informatieve ondertitel toe aan de titel. Op de titelpagina staat achtereenvolgens vermeld: titel (eventueel met ondertitel); voorletter(s) en achternaam van de schrijver(s); profiel en vakken; school en klas; naam begeleiders; datum en plaats. 3.9.2 Inhoudsopgave De inhoudsopgave met titel en pagina-doorverwijzing. Vergeet niet bladzijden van je PWS te nummeren. 3.9.3 Voorwoord Het voorwoord is een persoonlijke vooruitblik op je profielwerkstuk. Hier schrijf je waarom en hoe je tot de keuze van het onderwerp en je praktijkgedeelte bent gekomen 3.9.4 Samenvatting In de samenvatting komt geen nieuwe informatie meer aan bod. De samenvatting is een korte, kernachtige weergave van de inhoud van de hoofdtekst en de hoofdconclusies van het onderzoek. Literatuurverwijzingen, citaten, tabellen en figuren horen niet in een samenvatting thuis. De samenvatting schrijf je pas als je profielwerkstuk helemaal klaar is. 3.9.5 Inleiding In de inleiding wordt de lezer geïnformeerd over: het onderwerp, de hoofdvraag en deelvragen, het praktijkgedeelte, de aanpak. 12

In de inleiding licht je de hoofdvraag toe. Het is ook gebruikelijk in de inleiding de opbouw van de tekst per hoofdstuk aan te geven. De definitieve versie van de inleiding kun je pas schrijven wanneer de indeling en de inhoud van het schriftelijke verslag vastligt. 3.9.6 Hoofdtekst In de hoofdtekst behandel je de verschillende deelvragen en het praktisch gedeelte van je onderzoek. Dit doe je in verschillende hoofdstukken. De hoofdtekst deel je in hoofdstukken, paragrafen en alinea s in. Hoofdstukken en paragrafen hebben een nummer en meestal een titel. De letteropmaak van de titels is consequent, bijvoorbeeld hoofdstuktitels in kapitalen (hoofdletters) en paragraaftitels vet en onderkast (kleine letters). Achter een titel staat nooit een punt of puntkomma. Begin elk hoofdstuk met een inleiding. In deze inleiding schrijf je welke deelvraag je gaat behandelen en hoe je dit hebt aangepakt. Na de inleiding volgen paragrafen waarin achtereenvolgend verschillende aspecten van het antwoord op de deelvraag worden behandeld. Eindig elk hoofdstuk met een deelconclusie. Hierin geef je in het kort het gevonden antwoord op de behandelde deelvraag. Als laatste kom je met een bronnenlijst. Hierin staan de voor dit hoofdstuk gebruikte bronnen. Houd de titels van de hoofdstukken en paragrafen kort en zorg ervoor dat de titel de essentie weergeeft van het betreffende hoofdstuk of de betreffende paragraaf. De titels zijn gelijk aan die in de inhoudsopgave! Begin elk hoofdstuk op een nieuwe pagina. 3.9.7 Eindconclusie Dit is een erg belangrijk gedeelte van je profielwerkstuk omdat je hier het antwoord op je hoofdvraag gaat formuleren. In hoeverre is het je gelukt om met je onderzoek een antwoord te vinden op je hoofdvraag. 3.9.8 Discussie De discussie is een kritische inhoudelijke terugblik op je onderzoek. Vragen als: Wat is er mis gegaan tijdens het onderzoek? Wat kon er beter? Waar ben je niet aan toegekomen? Wat is interessant voor een vervolgonderzoek? Etc. worden hier beantwoord. 3.9.9 Nawoord In het nawoord geef je een persoonlijke terugblik op de totstandkoming van je werkstuk. Hoe is het gegaan, hoe heb je gewerkt aan je PWS, welke keuzes heb je gemaakt en waarom, welke vaardigheden heb je gebruikt en/of geleerd, hoe zou je de volgende keer dingen anders doen, hoe stond het met je motivatie, was die goed of is die groter geworden tijdens het werken aan je PWS, hoe heb je gereageerd op teleurstellingen. En meer van dit soort vragen ga je hier beantwoorden. Verder is dit de plaats om eventueel personen of instellingen te bedanken voor de hulp die je hebt gekregen. 13

3.9.10 Bijlagen In een bijlage kan informatie worden opgenomen die voor de lezer de moeite waard is, maar te uitvoerig of gedetailleerd is om in de hoofdtekst op te nemen. Bijvoorbeeld een samenvatting van een interview, gebruikte vragenlijsten, uitgebreide tabellen of een verstuurde brief. In het algemeen geldt: beperk het aantal bijlagen. Vergeet niet in de hoofdtekst te verwijzen naar de bijlagen! 3.9.11 Tabellen, figuren en afbeeldingen zijn uitstekende middelen om overzichtelijk en compact een hoeveelheid informatie aan de lezer aan te bieden. Ze moeten worden voorzien van een volgnummer en een titel. Wanneer een tabel, figuur of afbeelding niet van jezelf afkomstig is, moet je de bron vermelden. In de tekst zelf verwijs je naar de figuur, tabel of afbeelding. 3.9.12 Verwijzen naar literatuur volgens het APA-systeem In de moderne wetenschap is het voortbouwen op het werk van anderen een normale zaak. Dit doe je b.v. als je uitgaat van theoretische gezichtspunten die door anderen ontwikkeld zijn, methodes van anderen gebruikt, eigen onderzoek plaatst in een bestaande lijn van onderzoek, kritiek levert op het werk van anderen. In al deze gevallen maak je gebruik van het werk van anderen en ben je verplicht door een literatuurverwijzing aan te geven dat je dit doet. Het verwijzen naar literatuur heeft verschillende functies: Je geeft anderen de eer die hen toekomt. Je geeft lezers een aanwijzing waar meer informatie over het besprokene te vinden is. Je geeft aan, dat datgene wat je naar voren brengt, al eerder gepubliceerd is, en hoewel dit volstrekt niet garandeert dat het daarom 'waar' of 'juist' is, geef je er wel mee aan dat het besprokene elders geloofwaardigheid bezit. Het is immers opgenomen in een wetenschappelijke publicatie, daarmee automatisch blootgesteld aan kritiek van anderen, en men kan nagaan of er inderdaad in de literatuur kritiek op geleverd is. Ook als dat laatste niet het geval is, hoeft dat natuurlijk niet te betekenen dat je beweringen of resultaten van onderzoek van anderen zonder meer overneemt. Je kunt er ook zelf kritiek op gaan uitoefenen. Je maakt je door het correct verwijzen naar literatuur controleerbaar: anderen kunnen in de aangehaalde literatuur nagaan of je de literatuurgegevens wel goed begrepen en weergegeven hebt. Een systeem van publicatievoorschriften dat veel in de wetenschappelijke literatuur gebruikt wordt, is dat van de American Psychological Association (APA). Dit systeem ga je ook gebruiken bij het maken van je profielwerkstuk. Hieronder en in bijlage 3 zullen de publicatievoorschriften van de APA m.b.t. het verwijzen naar literatuur besproken worden. In de publicatievoorschriften van de APA wordt de 'author/date' methode van verwijzen naar literatuur gebruikt. D.w.z. dat je overal in de tekst waar je gegevens uit de literatuur bespreekt, de auteur(s) en het jaartal vermeldt van de publicatie waaruit je put. In een aan het eind van de tekst opgenomen referentielijst neem je dan de bibliografische gegevens op van de publicaties die in de tekst genoemd worden. In deze lijst zijn de referenties alfabetisch gerangschikt op eerste auteur. Gegevens uit de literatuur kun je op twee manieren verwerken: Je parafraseert: geeft in eigen woorden weer wat je gelezen hebt. 14

Je citeert letterlijk. Dit moet je alleen in uitzonderingsgevallen doen, alleen dan als de letterlijke formulering essentieel is. Bij parafraseringen volsta je in het algemeen met het vermelden van auteur(s) en jaartal, bij letterlijke citaten moet je daarnaast ook de pagina(s) van het citaat vermelden. Voor de precieze regels zie verder bijlage 2 op blz. 19! 3.9.13 Referentielijst Op het eind van het werkstuk of de publicatie volgt de referentielijst. Hierin komen alle publicaties die in de tekst genoemd zijn, echter niet meer dan die. De referentielijst krijgt als kopje 'referentielijst' of 'referenties'. Zie voor de referentielijst verder bijlage 3 op blz. 23! 4. Inleveren Bij het inleveren gelden de volgende regels: De bladzijden hebben een uniforme bladspiegel met rondom de getypte tekst of geprinte tekst voldoende wit. De margebreedte is rondom ca. 2cm; De regelafstand bedraagt 1; Als een werkstuk geprint inleveren op A4-papier en ingebonden. (Niet in hoesjes!) Een digitale versie wordt ingeleverd op de ELO. Deze versie wordt gecontroleerd op plagiaat! 4.1 Typografische verzorging Lettertype: Arial / verdana / calibri / tahoma 11, regelafstand 1 Het verslag moet duidelijk leesbaar zijn. Let goed op je spelling en het gebruik van leestekens. Vaak zal de spellingscontrole in je tekstverwerkingsprogramma niet alle fouten eruit halen. Lees daarom je eigen teksten altijd nauwkeurig door en laat je tekst ook door iemand anders lezen voordat je deze definitief bij je docent inlevert. Je kunt met illustraties werken om je verhaal verder te onderbouwen of te verlevendigen: tabellen, grafieken, grafische kaarten, citaten, foto's, cartoons en dergelijke. Zorg ervoor dat de illustraties functioneel zijn en zorg voor een juiste bronvermelding. Tekst niet uitvullen maar links beginnen Woorden in principe niet afbreken Vreemde, d.w.z. buitenlandse woorden in de tekst cursief zetten 15

16

4.2 Communicatie, samenwerken en overlegvaardigheden en bijhouden van het logboek Dit is een zeer belangrijk onderdeel van het PWS. Het overleg met je begeleider is belangrijk. Samenwerken met een andere leerling kan zeer zinvol zijn. Op universiteit en/of hogeschool wordt er zeer vaak in groepen samengewerkt. Ook in het bedrijfsleven komen oplossingen vaak in teamverband tot stand. Dat hoeft absoluut niet moeilijker te zijn dan alleen werken. Tegenwoordig kun je trouwens ook zo makkelijk met elkaar communiceren dat je altijd wel gelegenheid kunt vinden. Bij de beoordeling moet echter wel duidelijk zijn wat ieder gedaan heeft. LOGBOEK: Het logboek heeft als functie inzicht te krijgen in het werkproces en de tijd die je besteedt aan het werk. Je houdt bij wat je gedaan hebt, wat goed of fout ging en waarom, wat je hebt geleerd en de volgende keer anders zou doen, welke afspraken er zijn gemaakt tussen jou en je begeleider en hoeveel tijd je in het profielwerkstuk stopt. Dit logboek is een groeiend document dat wil zeggen dat het elke keer weer wordt bijgehouden en aangevuld. (zie voor formulier logboek: bijlage 1 blz. 18) 17

4.3 Extra: Presentatie Het PWS is een samenhangend geheel van het verslag, de praktische opdracht en een presentatie. Dit laatste, het presenteren aan anderen, vinden we erg belangrijk. Als je je profielwerkstuk presenteert aan anderen, kun je maximaal 10 van de 100 punten verdienen voor het werkstuk. De presentatie moet je zelf organiseren. Je zou een presentatie kunnen houden voor een groep leerlingen (bijvoorbeeld je klas) of/en voor een groep ouders. Ook zou je een tentoonstelling over je profielwerkstuk kunnen maken in een gedeelte van de school. Overleg met je begeleider! 18

5. Bijlagen Bijlage 1: Formulier Logboek Naam/klas leerling Naam begeleider Datum Wat heb je gedaan? Hoeveel tijd heb je eraan besteed? Opmerkingen. 19

Bijlage 2: Regels verwijzen literatuur volgens APA-systeem Bron vermelden in de tekst Zoals reeds in de hoofdtekst van deze handleiding gezegd verwijs je in de tekst met auteursna(a)m(en) en jaartal. Daarbij de volgende tip: Verwijs zó dat direct bij het weergeven van informatie uit de literatuur, de bron vermeld wordt. Wacht daarmee bijvoorbeeld niet tot het einde van een alinea of paragraaf. Door de tekst handig te laten doorlopen, kan de bron vaak duidelijk gehouden worden zonder dat het nodig is deze steeds te herhalen. B.v. "Smith en Jones (1990) deden een onderzoek naar... Daarin werd de volgende methode gebruikt... De belangrijkste resultaten uit dit onderzoek waren...". Natuurlijk staat voorop dat de bron steeds duidelijk moet zijn als je literatuurgegevens verwerkt, maar door de tekst handig op te bouwen kun je daarbij toch zuinig zijn met het noeme van na(a)m(en) en jaartal(len). Hieronder volgen voorbeelden van de belangrijkste gevallen bij het bronvermelden in de tekst. Een publicatie met één auteur Het meest eenvoudige geval van bronvermelden betreft publicaties van één auteur. Verwijzingen hiernaar worden als volgt in de tekst opgenomen: Jones (1987) was een van de eerste onderzoekers die... In een recent onderzoek naar de benoeming van schooldirecteuren (Jones, 1987)... Tenslotte is het mogelijk naam en jaartal als volgt in de tekst op te nemen (dit gebeurt niet vaak): In 1987 onderzocht Jones... Herhaalde bronvermelding binnen één paragraaf Als je binnen één paragraaf meerdere keren naar eenzelfde publicatie verwijst, kun je ná de eerste keer het jaartal weglaten, mits dit niet tot verwarring leidt met een andere publicatie. Een publicatie met twee auteurs Beide namen moeten steeds ge noemd worden. Als de namen in de lopende tekst zijn opgenomen, staat er 'en' tussen, als ze tussen haakjes staan, moet er een ampersand ('&') tussen. Van Galen en Hogenaar (1994) formuleerden onlangs een advies... In een recent advies (Van Galen & Hogenaar, 1994)... Een publicatie met meer dan twee en minder dan zes auteurs Noem de eerste keer alle namen, de volgende keren alleen de eerste naam gevolgd door et al. (et zonder en al. met punt; deze afkorting staat voor et alii). Eerste keer: (Zimmerman, Brown, Evans, & Cohen, 1987). Volgende keren: (Zimmerman et al., 1987). Een publicatie met zes of meer auteurs Zowel in de eerste als in de volgende bronvermeldingen alleen de eerste naam gevolgd door et al. vermelden. Brown et al. (1985)... 20

Dit mag niet tot verwarring leiden met een andere bron. Als dat wel het geval is, dan zoveel namen noemen dat verwarring is uitgesloten. Een publicatie met een institutionele auteur Soms heeft een publicatie een organisatie als auteur. Deze vermeld je dan als auteur. In de eindrapportage (Raad van Advies voor het Wetenschapsbeleid, 1987)... Je mag ook bekende afkortingen van namen van organisaties gebruiken. De officiële regel daarbij is, dat deze afkorting bij de eerste bronvermelding verklaard wordt, en de volgende keren gewoon gebruikt mag worden. In de referentielijst wordt de volledige naam gebruikt. Eerste keer: Het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling [CITO] (1985) publiceerde... Volgende keren: (CITO, 1985) Een publicatie zonder persoonlijke of institutionele auteur Als er geen persoonlijke of institutionele auteur is, wordt verwezen met de eerste twee of drie woorden van de titel. Om de titels van artikelen worden aanhalingstekens gezet, de titels van boeken worden cursief of onderstreept weergegeven. ("Omgaan met informatie", 1987) (Webster's New Collegiate Dictionary, 1980). Meerdere verwijzingen tussen één paar haakjes Werken van dezelfde auteur(s) worden bij meerdere verwijzingen op één plaats chronologisch (van oud naar recent) vermeld. In verder onderzoek (Jones & Watson, 1979, 1983) werd aangetoond... Werken van verschillende auteurs worden bij meerdere verwijzingen op één plaats alfabetisch gerangschikt op eerste auteur: Enkele onderzoeken (Adams & Vries, 1987; Schmidt & Kobler, 1978, 1985; Zen et al., 1984)... Meerdere publicaties van dezelfde auteur(s) in hetzelfde jaar Als je verwijst naar meerdere publicaties van dezelfde auteur(s) uit hetzelfde jaar, zet je kleine letters (vanaf a: a, b, c etc.) achter het publicatiejaar. Dit doe je zowel in de tekst als in de presentielijst. (Watts & Freeman, 1986a) (Watts & Freeman, 1986b). Welke letters bij welke publicaties komen, wordt bepaald in de referentielijst. Daar worden deze referenties onderling alfabetisch op titel gerangschikt. Persoonlijke communicatie (brieven, interviews, (telefoon)gesprekken) Je vermeldt initialen en achternaam en een zo exact mogelijke datum. 21

(A.P. Lindstrom, persoonlijke communicatie, 25 mei, 1987) Er komt geen verwijzing in de referentielijst. Letterlijke citaten Bij letterlijke citaten wordt altijd een paginavermelding opgenomen. Bij korte letterlijke citaten worden aanhalingstekens gebruikt: Zij concludeerde: "Thus interventions focusing on the children's behavior only, ignoring maternal behavior, may prove unsuccessful" (Putallaz, 1987, p. 337). Putallaz (1987) concludeerde: "Thus interventions focusing on the children's behavior only, ignoring maternal behavior, may prove unsuccessful" (p. 337). Als je een letterlijk citaat hebt van meer dan 40 woorden, maak je er een blokcitaat van. Je gebruikt dan geen aanhalingstekens, en de tekst wordt vijf posities vanaf de linkermarge ingesprongen. De verwijzing aan het eind van het citaat komt na de punt. Teachers attributed positive characteristics such as higher self-esteem, more positive coping, and intrinsic motivation to children who rated themselves below the teacher standard when compared to children who were congruent with their teacher's evaluations. In effect, teachers said they prefer children who underrate their competence, but these children said they don't like themselves. (Connell & Ilardi, 1987, p. 1305) Een letterlijk citaat mag je niet vertalen en alleen de volgende veranderingen zijn toegestaan: de eerste letter van het eerste woord mag je veranderen in een hoofdletter of een kleine letter; je mag stukken weglaten door in plaats daarvan drie of vier punten te zetten. Drie bij een weglating in een zin, vier bij een weglating tussen zinnen; je mag om syntactische redenen leestekens aan het eind van een zin veranderen; je mag enkele aanhalingstekens veranderen in dubbele en omgekeerd; je mag tekst toevoegen mits je deze tussen vierkante haken plaatst. Andere veranderingen laat je duidelijk voor eigen rekening komen door een toelichting tussen vierkante haken. B.v. [onderstreping toegevoegd]. 22

Bijlage 3: Referentielijst De referenties worden in alfabetische volgorde in de lijst opgenomen. Let echter op: de volgorde van de namen binnen een referentie nooit veranderen! Enkele regels bij het sorteren van de referenties: als referenties dezelfde eerste auteur hebben, gaan referenties met één auteur vooraf aan referenties met meerdere auteurs. Kaufman, J. R. (1981). Kaufman, J. R., & Cochran, D. F. (1978). referenties met dezelfde eerste auteur en verschillende tweede of derde auteurs worden geordend op naam van de tweede of volgende auteurs. Kaufman, J. R., Jones, K., & Cochran, D. F. (1982). Kaufman, J. R., & Wong, D. F. (1978). referenties met exact dezelfde auteur(s) worden op jaar van publicatie (van oud naar recent) geordend. Kaufman, J. R., & Jones, K. (1977). Kaufman, J. R., & Jones, K. (1980). referenties met dezelfde auteur(s) en hetzelfde publicatiejaar worden alfabetisch op titel gezet (lidwoorden niet meegerekend). Er worden kleine letters (a, b, c etc.) achter het publicatiejaar gezet. Kaufman, J. R. (1980a). Control... Kaufman, J. R. (1980b). Roles of... referenties van auteurs met dezelfde achternaam en verschillende initialen worden op initialen gesorteerd. Eliot, A. L. (1983). Eliot, G. E. (1980). namen met voorvoegsels kun je het beste opnemen op de manier waarop dit in het land van de auteur gebruikelijk is. Vries, G. H. de. (1984). In de tekst gewoon de verwijzing (De Vries, 1984) gebruiken. Enkele algemene regels: begin een referentie bij de linkermarge maar laat de volgende regel(s) van een referentie drie posities naar rechts inspringen; gebruik in titels van boeken en artikelen alleen een hoofdletter voor het eerste woord van titel en subtitel. Gebruik in namen van periodieken (tijdschriften en seriewerken) hoofdletters bij alle woorden m.u.v. voegwoorden, voorzetsels en lidwoorden; Bij paginanummers in periodieken (tijdschriften en seriewerken) gebruik je niet de afkortingen "pp." of "p." vóór de paginanummers als er een volumenummer is. Gebruik daar alleen "pp." of "p." als een volumenummer ontbreekt. Bij paginaweergave bij boeken gebruik je wel deze afkortingen; Bepaalde delen van een referentie (bijv. titel van een boek, naam en volumenummer van een tijdschrift) worden cursief weergegeven. In plaats van cursivering kun je onderstreping gebruiken. Cursivering heeft de voorkeur; neem na elk leesteken een spatie, tenzij het leesteken gevolgd wordt door een ander leesteken. Een uitzondering hierop vormt het openingshaakje: na het openingshaakje geen spatie nemen, vóór het openingshaakje wel, zelfs als daar een leesteken staat. 23

Hieronder worden per publicatiesoort aanwijzingen en voorbeelden gegeven voor referenties. Let hierbij goed op interpunctie, cursivering, haakjes en gebruik hoofdletters. Al deze zaken zijn voorgeschreven. Artikelen in periodieken (tijdschriften en seriewerken) De algemene structuur van een verwijzing naar een tijdschriftartikel is als volgt: Vermeld achtereenvolgens: achterna(a)m(en), initialen publicatiejaar (tussen haakjes) titel van het artikel naam tijdschrift (cursief), volumenummer (cursief), en begin- en eindpagina van het artikel. Bij de tijdschriftnaam geen ondertitel weergeven (Dus niet Instructional Science: An International Journal of Learning and Cognition, maar Instructional Science. Bij de titels van de artikelen wel de subtitel vermelden. Met volumenummer wordt het nummer van de jaargang bedoeld. Meestal hebben tijdschriftartikelen daarnaast ook nog een nummer van de aflevering (issue) binnen het volume waarin ze verschenen zijn. Dit nummer van de aflevering hoef je in het algemeen niet te vermelden. Tijdschriftartikel van één auteur Wolters, F. J. M. (1986). Voorspellingen van uitgeverijen over de effecten van onderwijspakketten economie voor MAVO. Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 11, 293-300. Het nummer van de aflevering van een tijdschrift wordt alleen opgenomen als iedere aflevering opnieuw bij pagina 1 begint te nummeren: het komt dan tussen haakjes achter het volumenummer, b.v. 15(6), 2-12. Dit geval komt niet zoveel voor. In de meeste wetenschappelijke tijdschriften wordt doorgenummerd over de afleveringen van een volume heen. Tijdschriftartikel met twee auteurs Prophet, B., & Hodson, D. (1988). The science of common things: A case study in social control. History of Education, 17, 131-147. Tijdschriftartikel met meer dan twee auteurs Robertson, E. B., Ladewig, B. H., Strickland, M. P., & Boschung, M. D. (1987). Enhancement of self-esteem through the use of computer-assisted instruction. Journal of Educational Research, 80, 314-316. Tot en met zes auteurs alle auteurs vermelden in de referentielijst. Voor de zevende en verdere kun je et al. gebruiken (et alii). Magazine-artikel Posner, M. I. (1993, October 29). Seeing the mind. Science, 262, 673-674. Vermeld de datum zoals die op het magazine vermeld wordt. Bij maandelijkse magazines de maand vermelden, bij wekelijkse ook de dag. Een magazine is een apart soort tijdschrift: een populair blad met illustratie - en reclamepagina's, die de tekst onderbreken. De meeste wetenschappelijke tijdschriften zijn gewone tijdschriften (zie de voorbeelden hierboven), geen magazines. Nieuwsblad-artikel met auteur Freriks, P. (1988, 9 juli). Zadkine-museum als redding tegen het verval. De Volkskrant, p. 9. 24

Nieuwsblad-artikel zonder auteur Lokale omroep in Weesp lokt proefproces uit. (1988, 9 juli). NRC Handelsblad, p. 2. Volledige aflevering van een tijdschrift Glaser, R., & Bond, L. (Eds.). (1981). Testing : Concepts, policy, practice, and research [Special issue]. American Psychologist, 36(10). Artikel in een jaarlijks gepubliceerd seriewerk Marshall, J. F. (1984). Brain function: Neural adaptations and recovery from injury. Annual Review of Psychology, 35, 277-308. Jaarlijks gepubliceerde seriewerken als het Annual Review of Psychology die gespecificeerde, regelmatige publicatiedata hebben, behandel je als periodiek, niet als boek. Meer onregelmatig verschijnende series behandel je als boek. Naar bovenstaande zou je dan verwijzen als naar een artikel in een geredigeerd boek. Boeken en rapporten De algemene structuur van een verwijzing naar een boek is als volgt: Vermeld achtereenvolgens: achterna(a)m(en), initialen, jaar van publicatie (tussen haakjes) titel van het boek (cursief), editie als dit niet de eerste is (tussen haakjes) plaats van publicatie Als de stad niet algemeen bekend is, moet je deze bij Amerikaanse steden laten volgen door de afkorting van de naam van de staat, en bij niet-amerikaanse steden door het land; als er meerdere plaatsen van publicatie zijn, hoef je alleen de eerste te vermelden naam uitgever of uitgevende instantie Onbelangrijke woorden als Publishers, Inc., Ltd. worden weggelaten; de woorden Books en Press handhaven. Boek met één auteur Lewis, M. (1982). Clinical aspects of child development: An introductory synthesis of developmental concepts and clinical experience (2nd ed.). Philadelphia: Lea & Febiger. Boek met twee of meer auteurs Hermans, H. J. M., Hermans-Jansen, E., & Gilst, W. van. (1985). De grondmotieven van het menselijk bestaan: Hun expressie in het persoonlijk waarderingsleven. Lisse: Swets en Zeitlinger. Tot en met zes auteurs alle auteurs vermelden in de referentielijst. Voor de zevende en verdere kun je et al. gebruiken (et alii). Vertaald boek Cratty, B. J. (1978). Intelligentie in actie: Lichamelijke activiteit ter bevordering van de intelligentie (A. Wiegersma, Trans.). Amsterdam: Swets en Zeitlinger. (oorspronkelijk werk gepubliceerd in 1973) In de tekst komt de volgende verwijzing: (Cratty, 1973/1978). Boek met institutionele auteur, vijfde editie, uitgegeven door auteur American Psychological Association. (2001). Publication manual of the American Psychological Association (5th ed.). Washington, DC: Author. 25

Boek zonder auteur of redacteur SPSSx: User's guide. (1983). Chicago: SPSS. Geredigeerd boek in zijn geheel Rutman, L. (Ed.). (1984). Evaluation research methods: A basic guide (2nd ed.). Beverly Hills, CA: Sage. NB.: Normaal gesproken zul je zo specifiek mogelijk verwijzen, d.w.z. dat je in het algemeen liever naar een artikel in een geredigeerd boek verwijst dan naar het geredigeerde boek in zijn geheel. Ed. (meervoud Eds.) is de afkorting van editor (redacteur), ed. is de afkorting van edition. Artikelen in geredigeerde boeken Vermeld achtereenvolgens: achterna(a)m(en), initialen publicatiejaar (tussen haakjes) titel van het artikel (hoofdstuk) de redacteur(en) van het boek na het woordje In; achter de naam/namen komt (Ed.) of (Eds.); let op de positie van de initialen, hier is deze vóór de achternaam, normaal gesproken worden de initialen vermeld ná de achternaam titel van het boek (cursief) met tussen haakjes een aanduiding van de pagina's van het artikel. De cijfers worden voorafgegaan door pp. (bij meerdere pagina's) en p. (bij één pagina). Dit is afwijkend van andere paginavermeldingen in APA-normen, waar de pagina's in het algemeen zonder voorafgaande afkorting worden vermeld (zie de voorbeelden bij de tijdschriftartikelen) plaats van uitgave (zie 2.2: algemene structuur) uitgeverij of uitgevende instantie (zie 2.2: algemene structuur) Artikel in een geredigeerd boek Ostwald, P. F., & Murry, T. (1985). The communicative and diagnostic significance of infant sounds. In B. M. Lester & C. F. Z. Boukydis (Eds.), Infant crying: Theoretical and research perspectives (pp.139-158). New York: Plenum. NB: als je gebruik maakt van een geredigeerd boek met artikelen, verwijs je normaal gesproken zo specifiek mogelijk, d.w.z. naar de artikelen, niet naar het boek als geheel. in de tekst wordt als volgt naar bovenstaande publicatie verwezen: (Ostwald & Murry, 1985). Elektronische publicaties Voor het verwijzen naar elektronische publicaties hanteert de APA de volgende twee richtlijnen: verwijs lezers zo specifiek mogelijk naar de informatie: verwijs zoveel mogelijk naar specifieke documenten in plaats van naar home- en menupagina's geef adressen (meestal URL's) die werken Bepaalde elektronische informatie kun je beter niet in de referentielijst opnemen. Dit geldt voor e- mailberichten en berichten van bulletin boards en elektronische discussiegroepen. Vermeld die alleen in de tekst als persoonlijke communicatie (zie hierboven op p. 23). Als je naar een hele website verwijst, kun je ook volstaan met vermelding van het adres in de tekst, bijv. (http://www.heerbeeck.nl). 26

Een echte referentie naar een internetbron in de lijst moet in ieder geval een titel of omschrijving bevatten, een datum (als het kan een publicatiedatum, in ieder geval de datum van raadpleging) en een adres (meestal URL). Vermeld ook auteurs als dat mogelijk is. In de tekst verwijs je met auteur(s) en jaartal of met enkele woorden uit de titel en jaartal. Als er geen jaartal is, kun je in plaats daarvan (n.d.) gebruiken (no date). De algemene vorm voor het verwijzen naar een elektronisch artikel is als volgt: achterna(a)m(en), initialen van de auteurs publicatiejaar (tussen haakjes). Als er geen datum is: n.d. (tussen haakjes) titel van het artikel naam tijdschrift (cursief), volumenummer (cursief), en begin- en eindpagina van het artikel. Als er geen paginanummers zijn, een andere aanduiding van het artikel, bijv. Article 0001a Retrieved month day, year from source De algemene vorm voor het verwijzen naar een zelfstandig elektronisch document is als volgt: achterna(a)m(en), initialen van de auteurs publicatiejaar (tussen haakjes). Als er geen datum is: n.d. (tussen haakjes) titel van het werk (cursief) Retrieved month day, year from source Hieronder volgen enkele voorbeelden. Elektronische tijdschriftartikelen op het World Wide Web Veel elektronische tijdschriftartikelen zijn exacte kopieën van de gedrukte versie zonder dat er sprake is van wijzigingen in de lay-out of additionele informatie. In de toekomst verandert dat waarschijnlijk. Bij zo'n exacte kopie volstaat een gewone verwijzing naar het tijdschriftartikel met achter de titel toegevoegd tussen vierkante haken [Electronic version]. Zoals in onderstaand voorbeeld: I. A. Kimirei, I. Nagelkerken, M. Trommelen, P. Blankers, N. van Hoytema, D. Hoeijmakers, C. M. Huijbers, Y. D. Mgaya, and A. L. Rypel (2013). What Drives Ontogenetic Niche Shifts of Fishes in Coral Reef Ecosystems? [Electronic version]. Ecosystems, 16, 5, 783-796. Als je denkt dat het elektronische artikel geen exacte kopie is van het gedrukte, verwijs je als volgt: I. A. Kimirei, I. Nagelkerken, M. Trommelen, P. Blankers, N. van Hoytema, D. Hoeijmakers, C. M. Huijbers, Y. D. Mgaya, and A. L. Rypel (2013). What Drives Ontogenetic Niche Shifts of Fishes in Coral Reef Ecosystems? Ecosystems, 16, 5, 783-796. Retrieved September 30, 2014 from http://link.springer.com/article/10.1007/s10021-013-9645-4 Sommige artikelen verschijnen alleen maar op Internet. Hier een voorbeeld daarvan: Fredrickson, B. L. (2000, March 7). Cultivating positive emotions to optimize health and well-being. Prevention & Treatment, 3, Article 0001a. Retrieved June 15, 2001, from http://journals.apa.org/prevention/volume3/pre003001a.html Aparte elektronische publicaties op het World Wide Web Suler, J. (1999). The psychology of cyberspace. Retrieved January 7, 2000, from http://www.rider.edu/users/suler/psycyber/ psycyber.html Publicatie zonder auteur en jaartal: 27

GVU's 8th WWW user survey. (n.d.). Retrieved August 8, 2000, from http:/www.cc.gatech.edu/gvu/usersurveys/survey1997-10/ Publicatie beschikbaar op de website van een universiteit: Chou, L., McClintock, R., Moretti, F., & Nix, D. H. (1993). Technology and education: New wine in new bottles: Choosing pasts and imagining educational futures. Retrieved August 24, 2000, from Columbia University, Institute for Learning Web site: http://www.ilt.columbia.edu/publications/papers/newwine1.html Als een document opgenomen is op een complexe website, zoals die van een universiteit of ministerie, vermeld dan ook de organisatie en afdeling voordat je het URL vermeldt. Zet dan een dubbele punt vóór het URL. Als je binnen een URL naar een volgende regel wilt gaan, doe dat dan na een slash of vóór een punt. Gebruik geen streepje voor het afbreken en zorg er voor dat je tekstverwerker dat ook niet toevoegt. 28